Er zit te veel broeikasgas in de lucht, dus de landbouw moet verduurzamen. Het lijkt een kant-en-klaar antwoord op de klimaatdiscussie. Maar er staat niet voor niets ‘lijkt’, want het is een ingewikkeld dossier. Duurzaam boeren betekent namelijk investeren, en geld om dat te doen is er vaak niet.
Mirte van Eysden
Veel boeren hebben hart voor de natuur en zien de voordelen van duurzame landbouw. Ze willen dus wel verduurzamen, maar het lukt vaak niet. Oude leningen, oud overheidsbeleid, een oude manier van landbouw bedrijven en pachtconstructies zitten in de weg.
Hoe zit dat precies? Hoewel er natuurlijk veel meer factoren mee kunnen spelen, lijken er twee dingen belangrijk. Eén: het geld dat je nodig hebt om te verduurzamen, moet je hebben liggen of moet je kunnen lenen. En twee: de grond waar je het geld in gaat stoppen is bij voorkeur van jou en niet van iemand anders. Dat lijkt een open deur, maar dat is het niet.
Melkquotum
In de jaren ’80 werd in heel Europa het melkquotum ingevoerd: een maximum aan het aantal liters melk dat een boer mocht produceren. Tot die tijd werd er namelijk meer melk geproduceerd dan er verbruikt werd. In 2015 werd dit quotum afgeschaft. “In Nederland heeft dit geleid tot een paar goede jaren voor melkveehouders met onder andere een uitbreiding van de melkveestapel”, legt Huib Silvis uit, onderzoeker bij Wageningen Economic Research. Silvis houdt zich met name bezig met nationaal en Europees landbouwbeleid en de markt van landbouwgrond. “Maar toen ging men bepaalde milieugrenzen over. In eerste instantie speelde er dus een economisch belang om uit te breiden en te intensiveren. In tweede instantie werden ze teruggefloten door milieuwetgeving. Men moest als sector weer beneden het fosfaatplafond uitkomen.”
Stikstofcrisis
En nu komt, na de problemen met fosfaat, de stikstofcrisis om de hoek kijken. Onder andere door de veehouderij, het verkeer en de industrie heeft Nederland een teveel aan stikstof in de grond. Dat is slecht voor de biodiversiteit. De veehouderij kan een steentje bijdragen aan de oplossing van deze crisis door minder intensief te boeren, met minder dieren per hectare. Stikstof komt namelijk via de ontlasting van vee in de natuur.
Om deze omslag naar duurzame landbouw te maken moet een bedrijf dus óf een kleinere veestapel hebben, óf meer grond. Voor dat laatste moet een bedrijf nieuwe leningen afsluiten. “Maar dat is niet aantrekkelijk voor banken”, aldus Silvis. “Banken investeren liever in technologie of machines met een korte omloopsnelheid. Dat verdient zich sneller terug.” Duurzame investeringen verdienen zich alleen niet altijd terug in geld, maar bijvoorbeeld in een toename aan biodiversiteit of een verrijking van landbouwgrond.
“Banken investeren liever in technologie of machines met een korte omloopsnelheid. Dat verdient zich sneller terug.”
Huib Silvis uit, onderzoeker bij Wageningen Economic Research
Financieel is het ook niet altijd een optie voor de boer om minder vee te houden. Dat probleem herkent Dirk Gravesteyn, biologisch melkveehouder. “Als je niks naast je melkbedrijf doet, ben je puur afhankelijk van de melk voor je inkomsten”, legt Gravesteyn uit. Hij runt samen met zijn vrouw een biologische melkveehouderij in Pijnacker. Sinds 2016 werken zij biologisch. Met ongeveer vijftig koeien en vijfentwintig stuks jongvee hebben ze bijna een koe en een kalf per hectare land. “Dat is heel weinig”, vertelt Gravesteyn. “De meeste gangbare boeren hebben ongeveer tweeënhalve koe per hectare.”
Gravesteyn en zijn vrouw doen daarom nog veel buiten hun veebedrijf om. Zo legt Gravesteyn tuinen aan voor particulieren en werkt zijn vrouw bij een autobedrijf. Daarnaast werken er met regelmaat vrijwilligers mee op het bedrijf. “Ik denk dat het alleen maar meer gaat worden. Je moet er je eigen draai aangeven, want je hebt te maken met een laag renderend vermogen en laag betaalde arbeid.”
Pacht
Als de veestapel verkleinen geen optie is, is grond aantrekken dan een oplossing? Niet altijd, want naast dat het lastig om aan het geld te komen voor extra grond, is een deel van de landbouwgrond vervolgens niet van de boer zelf. In Zuid-Holland wordt namelijk ongeveer 27 procent van de landbouwgrond gepacht. Pacht is een soort huur. Er bestaan verschillende soorten pacht, maar sinds 2007 is de geliberaliseerde kortlopende pacht de belangrijkste groeier. Dergelijke contracten lopen maximaal zes jaar. De prijzen bij geliberaliseerde pacht zijn vrij, waardoor die flink kunnen oplopen.
“Bij reguliere pacht zijn er dus veel rechten voor de pachter”, legt Silvis uit. “Geliberaliseerde pacht heeft te maken met de belangen van de verpachter.” De meeste boeren kiezen niet voor óf kopen óf pachten. “In de regel is het zo dat boeren een deel van hun grond zelf bezitten en een deel pachten om uit te kunnen breiden.”
Als boeren in zo’n kort pachtcontract zitten, is het goed voor te stellen dat ze liever geen investeringen in landbouwgrond doen als het niet zeker is of ze de grond over zes jaar nog bewerken. Zes jaar is immers niet altijd lang genoeg om investeringen te doen en weer in geld terug te verdienen.
Ook dat probleem herkent Gravesteyn. “Ik probeer het los te laten, maar ja, het is wel een onzekerheid”, aldus Gravesteyn. De korte pachtcontracten, de hoge pachtprijzen en de krappe financiën maken het dus lastig. “Het probleem voor een boer die een duurzame slag wil maken, is dat je zo weinig zekerheden krijgt”, aldus Gravesteyn.
Cultuuromslag
Hoe moet het dan? Volgens Jessica Zwartjes, tuinder van de ecologische tuinderij Het Zoete Land in Leiden, is er een omslag in denken nodig. “Wij boeren alsof we het land voor eeuwig in gebruik mogen nemen”, legt Zwartjes uit. “Mijn instelling is: ik wil de wereld mooier achterlaten dan ik hem heb aangetroffen. We weten dat het altijd afgelopen kan zijn, maar ik zou het toch niet anders willen doen.” Het terugverdienen van investeringen ziet Zwartjes ook anders. “De investeringen die je doet betalen zich namelijk wel terug”, benadrukt ze.
“De bodem wordt ieder jaar rijker en kan vocht beter vasthouden. Hier profiteren de planten van en de opbrengsten worden hoger. Het risico wanneer je van je land af moet, is dat de bodem niet zo goed verzorgd wordt door degene die na jou komt. Toch willen we dat de bodem goed is en dat we niet belastend bezig zijn voor het klimaat en voor de biodiversiteit.”
Ze snapt dat het lastig is voor boeren die nu nog vastzitten in oude werkwijzen. De overheid wil dat boeren stoppen, maar wat gaat er dan met dat land gebeuren? “Ga dan over naar agro-ecologisch boeren”, adviseert ze. Bij biologisch of agro-ecologisch boeren krijgt de boer bovendien meer voor zijn product, volgens Zwartjes. “Voor de overbrugging zou dan steun moeten komen.”
Zelf ervaart ze geen nadelen van agro-ecologisch boeren. “Ik heb nooit gedacht: had ik nu maar kunstmest of mocht ik nu maar spuiten”, vertelt Zwartjes. “Het wordt gewoon alsmaar mooier. Je ziet de biodiversiteit alleen maar toenemen met allerlei vlinders en libellen. Ik zou niet anders willen en kunnen.” En de consument kan ook anders naar voeding kijken, volgens Zwartjes. “In onze zelfoogsttuin kunnen we alles uitleggen. Als er een hapje uit een blad is genomen, zijn er koolwitjes. De groenten zijn nog steeds even lekker en gezond.”