De Kortste Weg

De kaasboerderij van Freek en Nicole, een kleinschalig familiebedrijf van 200 jaar oud in het Groene Hart, maakt zich al jaren hard voor de natuur. Biologische producten. Natuurbeheer. Kleinschalig. Kruidenrijke graslanden. Boerenwinkel. Toch dreigt het bedrijf ten onder te gaan aan de stikstofplannen. Ze schreven een pamflet over het in duigen vallen van hun toekomsplannen, dat we hier herpubliceren.

Freek en Nicole van Leeuwen

Requiem voor een droom

Vooropgesteld: wij zijn niet zielig. Wij hoeven geen medelijden, medeleven of steunbetuigingen. We zijn gezond. We zijn ook vermogend. Op papier althans, met zoveel grond in eigendom. Een voedselbank is voor ons niet nodig en we wonen heerlijk vrij in de polder. We proberen dus te relativeren en niet te (veel te) klagen. Maar we hebben wel frustraties.

Boer worden

‘Wij’, dat zijn Freek en Nicole. Getrouwd, 44 en 43 jaar oud, twee kinderen. En we zijn boer. Ons bedrijf is een kleinschalige biologische kaasboerderij. In het Groene Hart.

Nadat we in 2004 allebei in Wageningen waren afgestudeerd gingen we aan het werk, zoals dat gaat. Nicole in het onderwijs, ik in de wereld van het ‘agrarisch natuurbeheer’. Een kantoorbaan. Met boeren en lokale natuurorganisaties zocht ik steeds naar de optimale combinatie van voedselproductie en zorg voor de natuur. Ik geloofde en geloof er vast in dat dat zeker mogelijk moet zijn en dat het totaal zelfs meer kan zijn dan de som der delen.

Intussen speelde de vraag: wat te doen met de boerderij van mijn ouders? De boerderij waar ik opgegroeid ben, en waar meer dan 200 jaar familiehistorie ligt. Het bedrijf was weliswaar gezond, maar volgens het Landbouw Economisch Instituut voor de toekomst eigenlijk veel te klein (ruim 40 koeien). Hoe zou je daar nu perspectief in moeten blazen voor een nieuwe generatie? Zonder sterk te groeien, want 200 koeien melken, dat zagen Nicole en ik niet zitten. Biologisch? Zeker, maar dan bleef het toch sappelen en kon het eigenlijk niet uit.

En wilden we eigenlijk wel boer worden? We zijn allebei universitair geschoold, hadden allebei een goede baan – het hoefde niet. Maar de gedachte bleef trekken, en we besloten er toch voor te gaan.

Emigratie werd een gedachte. Naar Frankrijk. Of naar Noorwegen, waar je met een klein bedrijf nog wel een goede boterham kunt verdienen. Op rondreis geweest. Met een makelaar gesproken. Maar ook grote twijfel: kunnen we dat wel?

Toen, rond 2006, maakte ik kennis met een nieuw fenomeen: particulier natuurbeheer. Het idee is daarbij dat grondeigenaren zelf natuur kunnen ontwikkelen. Ik had in Noord-Holland boeren gezien die dit gedaan hadden. Die hadden zich dus niet laten uitkopen voor natuurontwikkeling, maar deze zelf ontwikkeld. Ik had gezien dat natuurbeheer op deze manier ook een kans kon zijn.

Een droombeeld begon te ontstaan: een boerderij die samenwerkt met de natuur. Een boerderij waar de productie van topkwaliteit voedsel en de zorg voor natuur en landschap elkaar niet alleen verdragen, maar versterken. En waar mensen welkom zijn om van beide te genieten.

Eind 2006 heb ik een presentatie gehouden voor de Landinrichtingscommissie in ons gebied. Ik stelde voor om op onze grond een nieuw natuurgebied te ontwikkelen. Op dat moment was er nog maar 1 ander voorbeeld van particulier natuurbeheer in Zuid-Holland. De leden van de Landinrichtingscommissie, waaronder ook natuurorganisaties, waren aanvankelijk zeer terughoudend. Maar ruim 4 jaar later was het zo ver (ik sla nu heel veel stappen over) en werd ons nieuwe natuurgebiedje geopend door de gedeputeerde van de Provincie Zuid-Holland.

Onderdeel van de deal was dat onze buurman, die al langer weg wilde, vrijwillig ruimte maakte en zijn bedrijf aan ons verkocht. Na spannende gesprekken met de bank konden we dat net rondrekenen. Ook zijn landerijen betrokken we bij het nieuwe natuurgebied. En ik en Nicole gingen met ons pasgeboren dochtertje op zijn boerderij wonen, 700 meter van de boerderij waar ik opgegroeid ben.

De lokale kranten schreven erover. En ook de vakpers uiteraard. Pioniers, dat waren we. Een voorbeeldbedrijf. Vanuit het hele land kwamen boeren, natuurbeheerders en beleidsmakers bij ons kijken. Ik werd ook regelmatig uitgenodigd om een presentatie te geven over wat we gedaan hadden.

Ondertussen betekende dit alles wel dat onze keus gemaakt was: we gingen het bedrijf van mijn ouders overnemen. In 2008 stapte ik in de maatschap. In 2010 kwam de deal met de natuurontwikkeling en de koop van de boerderij van de buurman rond. In 2011 werden we biologisch.

En we troffen het. De markt zat mee. Nederland zat in een economische crisis, maar de animo voor biologisch, lokaal, diervriendelijk en natuurvriendelijk geproduceerd voedsel nam alleen maar toe.

Nieuwe stappen

We zaten niet stil. We volgden cursussen over kringlooplandbouw en deden mee aan projecten over natuurbeheer en lokale voedselketens. Langzaam groeiden we toe naar een nieuwe grote stap. Het werd tijd om te gaan denken aan een nieuw, toekomstbestendig stalgebouw dat paste bij onze nieuwe bedrijfsvisie. Een stal die past bij natuurbeheer. Die dus een goede kwaliteit, bodemverbeterende mest produceert. Die energieneutraal is. Die emissiearm is. Die optimaal welzijn voor de dieren biedt. Waar kalfjes bij de koe gehouden kunnen worden. En nog 100 wensen.

De Boerderij

Op 17 februari 2017 was het zo ver. Op de voormalige boerderij van de buurman werd onze nieuwe stal in gebruik genomen. Een feestelijke dag. Er was gebak en er waren veel mensen. Ook was er opnieuw veel vakpers aanwezig. Onze nieuwe stal was uitgerust met enkele innovaties die de aandacht hadden getrokken, waaronder een nieuw type emissiearme vloer en een speciaal en uniek uitmestsysteem dat de mest van de koeien verwerkte tot hoogwaardige vaste stromest.

De stal bood plek aan 60 koeien. Veel minder dan de combinatie van het bedrijf van mijn ouders (40 koeien) en het bedrijf van de vertrokken buurman (55 koeien) samen had. Maar voor ons genoeg en passend bij onze ambitie om extensief te werken en maximaal ruimte te bieden aan de natuur.

Niettemin mochten we al meteen de stal niet helemaal benutten. Er was gedoe rondom het fosfaatplafond en er werd een nieuw stelsel van fosfaatrechten ingevoerd dat keihard werd vastgepind op het aantal koeien dat je op 2 juli 2015 had. Voor ons betekende dat: 50 koeien, meer niet.

Dat was even slikken, maar we gingen door. En opnieuw zat de markt mee en ging het ons voor de wind.

En opnieuw werden we in alle vakbladen gepresenteerd als een voorbeeldbedrijf. Honderden boeren heb ik ontvangen. En ook ambtenaren, politici, waterschapsbestuurders, gedeputeerden, burgemeesters, onderzoekers, talloze studenten, de staatssecretaris en zelfs de bijna voltallige Raad van State (zonder de koning helaas). Allemaal geinteresseerd in deze landbouwpioniers met hun innovaties.

Natuurlijk was dat leuk. Tegelijk was het ook gewoon hard werken. Een zeer aanzienlijke hypotheek was inmiddels de harde realiteit, maar we zagen de toekomst zonnig in, en waren nog lang niet klaar met onze ambities.

Eind 2018 volgde de volgende grote stap: de overname. Dit was een heel spannend proces. Het was precair omdat wij natuurlijk nooit de werkelijke waarde van het bedrijf en alle bezittingen aan mijn ouders konden betalen en er dus een forse gunfactor bij kwam kijken. Maar we kregen het rond en per 1 januari 2019 waren Nicole en ik de eigenaren van de boerderij. En mijn ouders formeel met pensioen, hoewel ze nog volop (ook nu nog) bleven meehelpen. Het is ook hun levenswerk tenslotte.

Illegaal

Maar toen, eind mei 2019, kwam die inmiddels legendarische uitspraak van de Raad van State over de PAS – het ‘programma aanpak stikstof’. De Raad verklaarde deze PAS onverwijld naar de prullenbak. En dat veranderde alles voor ons, hoewel ik dat toen nog niet besefte.

De PAS was het stuk wetgeving dat had gegolden toen wij de vergunningen aanvroegen voor de bouw van onze nieuwe stal. Volgens de PAS moest je dan de gegevens van je nieuwe situatie invoeren in een rekenmodel (Aerius). Als de door dat model berekende extra uitstoot van stikstof hoger was dan een bepaalde waarde moest je vergunning aanvragen. Zat je daar onder, dan kon je volstaan met een melding.

Dat laatste gold voor ons, dus wij hebben netjes een melding gedaan. Onze extra uitstoot was vrijwel niks.

Maar doordat de PAS nu door de Raad van State werd afgekeurd, was ook onze melding plotseling niets meer waard. En waren we dus zomaar, buiten onze schuld, illegaal. Want nu vielen we terug op oudere wetgeving waarin een natuurvergunning vereist is. En die hebben we niet.

Feitelijk zijn we daardoor vogelvrij. Iedereen die dat wil kan om handhaving verzoeken bij de Provincie. Wie dat doet, en lang genoeg volhoudt, krijgt uiteindelijk gelijk, want wij zijn ontegenzeggelijk illegaal met ons bedrijf zonder natuurvergunning, en dan moet ons bedrijf dus stoppen. Daar komt nog bij dat het de mogelijke bezwaarmakers alvast gemakkelijk is gemaakt omdat, onder druk van WOB-verzoeken, onze adresgegevens als PAS-melder op de website van de overheid openbaar gepubliceerd zijn – wat behoorlijk bedreigend voelt, en ook als een aantasting van onze privacy. Terwijl we er dus niks aan konden doen, en we alles volgens de wet hebben gedaan.

Maar ook als er niemand om handhaving verzoekt, hebben we er nog last van. Veel banken financieren geen ‘PAS-melders’ meer. Gelukkig is onze trouwe Triodos vooralsnog wat soepeler, maar hoe lang nog?

In de eerste periode na de uitspraak van de Raad van State realiseerden wij ons deze gevolgen nog niet zo. De minister en alle politici spraken zich onmiddellijk uit voor legalisatie van de ‘PAS-melders’, dus aanvankelijk dachten wij: dat komt wel goed. Bovendien: waar praten we over? Onze extra uitstoot was vrijwel nul.

Maar vanaf halverwege 2021 werd dat gevoel anders. De minister heeft diverse keren geroepen dat ze de ‘PAS-melders’, zoals we nu dus heten (en we zijn met ca. 3.500) zo snel mogelijk gaat legaliseren. Maar de uitspraken van rechtbanken die alle stappen om dit te bereiken afkeuren stapelen zich inmiddels op, en het eind lijkt nog lang niet in zicht. Ik durf de stelling wel aan dat dit nog zeker 5 jaar gaat duren, en mogelijk nog veel langer.

Deze situatie duurt tot op de dag van vandaag voort. We hebben inmiddels diverse stappen gezet om tot legalisatie te komen. Maar dit verloopt zeer traag en dat heeft alles te maken met de totale impasse rond stikstof – er is simpelweg geen ruimte voor nieuwe vergunningen en dus ook niet voor ons.

Een kaartje

De jaren en de maanden verstrijken. De verkoop van onze biologische kaas bereikte in de coronatijd een piek. Zoals ik al zei: wij zijn niet zielig. De aantallen weidevogels in ons natuurgebiedje nemen elk jaar een klein beetje toe. Elk jaar zijn er meer kruiden te zien in de weilanden. Er broedt sinds 2019 elk jaar een paartje Steenuilen bij ons op de boerderij. En in 2020 werd ons bedrijf als één van 40 boerderijen in Nederland geselecteerd door Staatsbosbeheer als partnerboerderij, om samen met Staatsbosbeheer een nieuw soort pachtrelatie te gaan ontwikkelen.

Eind 2021 zijn we bovendien een nieuwe samenwerking aangegaan met een stel dat een zorgtak op onze boerderij is begonnen. Ze bieden dementerende ouderen een dagbesteding aan. Met hen onderhouden ze een groentetuin en kweken ze kruiden en zachtfruit. Daarmee gaat een oud ideaal in vervulling, namelijk om ons bedrijf ook een zekere sociale functie mee te geven.

In mei 2022 begon in de landelijke pers de spanning toe te nemen over de aanstaande plannen van de nieuwe minister van Stikstof en Natuur, Christianne van der Wal, voor het terugdringen van de stikstofuitstoot. Op vrijdag 10 juni kwam er de langverwachte ‘duidelijkheid’.

Een kaart.

Op die kaart kleuren. Nou ben ik kleurenblind. Paars en blauw, donkergroen of lichtgroen, ik kan het eigenlijk niet goed onderscheiden. Maar na inzoomen en vragen en nog eens kijken werd het duidelijk.

Onze boerderij, dat wil zeggen het erf, ligt in een gebied met een reductiedoelstelling van 47 %. Onze weilanden echter – het door onszelf ontwikkelde natuurgebied – hebben een reductiedoelstelling van 95 % meegekregen. En ja, inderdaad, ómdat het natuurgebied is.

Dit kan niet waar zijn, dat was de eerste gedachte. Als dit waar is, is het namelijk gewoon afgelopen met ons bedrijf. Een reductie van 95 % betekent gewoon: stoppen.

De tweede gedachte was: dat gaat echt niet gebeuren. Onze uitstoot is zo klein, en we werken biologisch, natuurvriendelijk, wat voor zin zou het hebben als wij moeten stoppen?

Plan B

Drie weken later hebben Nicole en ik echter besloten dat we een plan B gaan uitwerken. De minister heeft gezegd dat de kaart slechts een ‘praatstuk’ is. Maar de doelen blijven wel staan. Dat betekent concreet dat enerzijds de reductiepercentages nog helemaal niet vast staan. Anderzijds betekent het ook dit: als bij ons de reductiepercentages zouden zakken, zullen ze ergens anders moeten stijgen. En daar woont ook iemand die op het kaartje gekeken heeft. Daar komt dus een ‘beschaafde oorlog’ van, verwacht ik, waar wij liever niet op wachten.

Verder is er in de Tweede Kamer een motie aangenomen die zegt dat biologische bedrijven en ‘voorlopers’ zoveel mogelijk ontzien moeten worden. Maar dat was met de fosfaatrechten ook zo – meerdere keren zelfs. En dat heeft toen geen fluit geholpen. Een motie zegt niets. Er staat niet in hoe iets moet gebeuren – het is geen plan. Het is vooral een middel van politieke partijen om te laten zien waar ze voor staan.

Een plan B. Want zelfs als het ‘gebiedsproces’ mocht opleveren dat wij wel mogen blijven, hoe mogen we dan blijven? Mogen we dan nog wel mest uitrijden? Moeten we eerst vergunning aanvragen om de koeien nog buiten te mogen doen? Dat is namelijk serieus aan de orde. Mogen we dan 50 koeien houden en nooit meer? Heeft een generatie na ons nog wel ontwikkelingsmogelijkheden?

Bovendien heeft minister Staghouwer gezegd dat hij miljoenen beschikbaar heeft om boeren massaal te helpen ‘omschakelen’ naar een extensievere, natuurvriendelijkere bedrijfsvoering. Een omschakeling die wij in 15 jaar, zegmaar, op eigen kracht al hebben doorlopen. Ik begrijp dat allemaal wel, maar de vraag naar producten uit deze niche zal niet navenant groeien, en dus is de kans groot dat onze niche in feite verdwijnt. En daarmee ons verdienmodel.

Samenvattend: onze boerderij is een kleinschalig familiebedrijf, 200 jaar oud en nu inmiddels bewoond door de 6e en 7e generatie. In 2010 hebben we het bedrijf van de buurman gekocht en daarmee een kleine 40 koeien weggesaneerd. Plus jongvee. Op eigen kosten. We hebben een natuurgebied aangelegd van 32 hectare. Op onze eigen grond. We zijn omgeschakeld naar biologische landbouw. We leveren positieve natuurresultaten. We produceren hoogwaardige kwaliteitsproducten die vrijwel allemaal lokaal worden afgezet.

Tegelijk zijn we nu door overheidsfalen feitelijk illegaal en vogelvrij, en komen de stikstofplannen er op neer dat wij hier te veel zijn en dat ons verdienmodel verdwijnt. Als de plannen uitgevoerd worden zoals het nu op papier staat, moeten wij sluiten.

Plan B dus. Hoe en wat precies, daarvan hebben we nog geen idee. Maar wij willen handelen voordat het te laat is. Wij zijn namelijk niet zielig.

Intussen melkt Nicole nog steeds tweemaal daags de koeien. De kalfjes blijven inmiddels enkele weken bij de eigen moeder. Ik maak nog steeds 4 of 5 keer in de week kaas. Ook nemen wij nog deel aan diverse projecten over bijvoorbeeld biodiversiteit op de boerderij, duurzaam bodembeheer, en emissiebeperking. Maar daar twijfelen we steeds meer over. Wat heeft het eigenlijk nog voor zin?

Vier dagen in de week is ons winkeltje open. Met de klanten praat ik over stikstof, boerenprotesten (waar wij overigens nog nooit aan meegedaan hebben) en natuurbescherming.

Tot mijn verbazing blijkt vrijwel iedereen het logisch en vanzelfsprekend te vinden dat wij met ons bedrijf gewoon door zullen kunnen gaan. Ik leg uit dat dat allerminst zeker is. Ik grap niettemin dat kaas hamsteren voorlopig nog niet nodig is. Dit hele verhaal gaat nog jaren duren. Toch begrijpen de meesten die ik spreek het niet. Jullie bedrijf: biologisch, extensief, kringloop, natuurvriendelijk, sociaal, diervriendelijk. Hoezo zou dat weg moeten. Zo wilden we het toch?

Tja, leg dat maar eens uit…

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

“Het probleem is niet dat je niet weet wat je moet doen, maar dat je niet doet wat je allang weet”. Deze uitspraak van #omdenken gebruikte ik op 11 juli tijdens de workshop ‘Lokaal eten: gezonder en goedkoper?’, georganiseerd door Vitis Welzijn bij Bibliotheek Westland. Ik vertelde over de inzichten die ik kreeg na vijf jaar wegblijven van bewerkte voeding en fietsen naar de lokale tuinder en boer om eten te kopen.

Marja van der Ende

Een workshop betekent actief aan het werk gaan. In groepjes ging men aan de slag met het vinden van lokale voedselproducenten en kleine winkels op de regiokaart van Fietsen voor m’n eten – Westland. Puzzelen waar de ingrediënten van courgettesoep, broccoli-ovenschotel, pesto van radijsjesblad en Pasta di Marja (eigen recept) óók te koop zijn. Waar ze rechtstreeks van het land of uit de kas zo op je bord belanden, zonder te veel tussenschakels. Verser dan vers omdat er een minimale transporttijd is. Het puzzelen bleek aanstekelijk te werken.

Nu denk je misschien: “Maar ik weet echt niet wat ik moet doen!” Mag ik je dan herinneren aan hoe het vroeger ging? Mijn opa was tuinder op volle grond. Hij deed toen al aan strokenteelt omdat dat gangbaar was en hij had naast de kas een rijtje aalbessenstruiken en ander lekkers. Het vlees dat het gezin at, kwam van het varken dat op de tuin liep en de schillen kreeg. Verder was er ruilhandel tussen tuinders en boeren en werd brood bij de plaatselijke bakker gekocht om de Schijf van Vijf voor het gezin compleet te maken. Er was eens… een tijd waarin alles biologisch geteeld was. Die goeie ouwe (gezonde) tijd….

Deze manier van leven zit nog steeds in ons DNA. We waren altijd al jager-verzamelaars met meer voedselschaarste dan overvloed. Er was een natuurlijke harmonie in wat de natuur gaf en nam. Kunnen we nog terug naar die leefstijl? Als je #omdenkt, is alles mogelijk! 

Omdenken in de kortste weg

De weg terug naar vroeger lijkt nu, met de boerenprotesten, verder weg dan ooit. Maar er zijn ook genoeg lichtpuntjes. De boeren die al jaren bezig zijn met het omvormen tot natuurinclusieve landbouwbedrijven, met respect voor de natuur, weidevogels en insecten. Boeren die aan strokenteelt doen om de bodem terug naar een natuurlijke balans te brengen. Biodynamische tuinders die de kringloop in hun bedrijf sluiten om verspilling en vervuiling te voorkomen. Er gaat al heel veel goed en gelukkig zie ik daarvoor ook aandacht in de media.

De afgelopen vijf jaar heb ik me, door te gaan fietsen voor mijn eten en om mijn nieuwsgierigheid te voeden, verdiept in de ontwikkelingen in de land- en tuinbouw. Maar ik heb nog maar het topje van de ijsberg aan informatie tot me kunnen nemen. Ik weet nog slechts minder dan de helft van wat er allemaal gaande is.

Wat ik wel weet, heb ik gedeeld met de bezoekers in de workshop. Dit was al zo een overlading aan informatie dat het duizelde in de ruimte. Voor een paar mensen die naderhand naar me toe kwamen, waren er puzzelstukjes op hun plek gevallen. Ze bedankten me voor de mate van verdieping die ik als leek inmiddels bereikt had in de materie. Ik hoop dat ze daardoor het zetje hebben gevonden om de kortste weg te vinden en zelf op onderzoek uit te gaan.

Missie

Ik had het geven van deze workshop zelf ook nodig om weer te voelen waar ik eigenlijk mee bezig ben met dat fietsen naar de korte keten. Om mijn missie nog sterker voor ogen te hebben: mensen bewegen kritischer naar het product te kijken, dat zij dagelijks in hun mond stoppen. 

Welke weg heeft het afgelegd voordat het op hun bord is beland? Hoe is het geteeld? Wie heeft het (door)verkocht? Tegen welke prijs is het verkocht? Is er verspilling opgetreden? Is de aarde slechts beroofd van grondstoffen of is er ook iets voor terug gegeven? Is er nog iets van voedingswaarde over zodra het gegeten wordt of is het slechts vulling? Hoeveel afval heeft het opgeleverd? Is het wel gezond voor mijn lijf?

Dit zijn serieuze vragen die we onszelf en de winkel waar we het kopen niet dagelijks stellen. Daarom moet er nog veel meer transparantie komen. Niet in de vorm van verwarrende nutri-scores en andere keurmerken, maar workshops om consumenten te prikkelen om vragen te stellen en een andere weg te (her)ontdekken. 

Een om(denk)weg terug naar onze natuur. Ik ben graag het verbindende (fiets)paadje….

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!


Het gaat goed met de korte keten. Heel goed zelfs, zegt Jan Willem van der Schans, expert en onderzoeker korte ketens. Supermarkten doen -schoorvoetend, dat wel- projecten met lokale bedrijven en bij consumenten en de overheid is er meer draagvlak. Daarbij is de korte keten eigenlijk veel groter dan de meeste mensen denken, zegt hij.

Wouter van Wijk

“Het gaat echt beter dan vijf jaar geleden. Er is in brede zin gewoon meer aandacht voor: de korte keten wordt vaker benoemd in de politiek en komt vaker voor in de media en in discussies. Het past ook in deze tijd. Het globale voedselsysteem heeft meer risico’s dan we dachten. Dat zie je nu duidelijk door de oorlog in Oekraïne. 

Daarbij zijn er een aantal iconische doorbraken bij supermarkten en grote cateraars. Supermarkten kopen meer rechtstreeks bij boeren in en binnen de overheid zie je ook initiatieven. Zo heeft Jumbo bijvoorbeeld de zuivelketen ‘Van dichtbij’. Ook Albert Heijn werkt met kortere ketens en communiceert hierover. 

Een ander mooi voorbeeld is Dienst Justitiële Inrichtingen, DJI, de overheidsdienst die gevangenissen beheert. Die heeft bij de aanbesteding van voedsel, een contract van een aantal miljoenen per jaar, de korte keten positief gediscrimineerd. Uiteindelijk hebben Vitam, Eurest  Sodexo het contract gekregen. Dat zijn op zich klassieke cateraars, maar ze werken nadrukkelijk samen met korte keten partijen zoals Boerschappen en Local2Local.

Uit onderzoeken blijkt dat de korte keten in omvang een miljardenomzet heeft, vergelijkbaar met biologische producten. Dat verwacht je misschien niet, maar het komt omdat de korte keten veel breder is dan je denkt. Het lijkt nu soms net alsof lokaal voedsel meteen een hip nieuw iets is, van foodies met ringbaardjes, maar dat is niet zo. Een  groot deel van de korte keten bestaat uit regionale voedsel netwerken, die al bestonden voor de globalisatie. Die hebben zich hebben weten te handhaven tegen de verdrukking in. Denk aan marktlui die al decennia producten uit de korte keten op markten verkopen. De klassieke dagmarkt is eigenlijk nooit volledig door supermarkten weggedrukt. Hier in Rotterdam op het Afrikaander Plein staan aardappeltelers uit Hoeksche Waard die al veertig jaar hun aardappelen verkopen direct aan de eindconsument. Denk ook aan handelaren die kaas, gemaakt door boeren uit de Krimpenerwaard, rechtstreeks of met een tussenschakel verkopen aan het Rotterdamse publiek. Dat is ook de korte keten.

Er is wel een probleem. In de middeleeuwen hadden de provincies en steden regels over voedselmarkten. Wat wel en niet kon. Die regels worden niet of nauwelijks nog gehandhaafd. Met als gevolg dat je nu ‘’lokaal’’ fruit koopt bij die leuke fruitstalletjes langs de weg, terwijl het gewoon uit Spanje komt. Of aardbeien uit Polen. Er wordt van alles geroepen. Met kaas zie je hetzelfde. Zo heb je De Rotterdamsche Oude. Zo’n naam impliceert dat de melk uit Zuid-Holland komt. Maar dat is helaas niet zo. Ze hebben een heel verhaal over smaak en authenticiteit, maar het waren gewoon een paar zakenmannen die in de skybox van Feyenoord bedachten dat er ook een stukje ‘Rotterdamse’ kaas bij het bier moest.

Het probleem van dergelijke, op halve waarheden gebaseerde oorsprong-claims, is dat het leidt tot oneerlijke concurrentie. Dan ligt in het schap een stuk kaas met melk uit de korte keten, van een boer die natuurvriendelijk werkt, naast een ‘Rotterdamse’ kaas die goedkoper is en ook heel vriendelijk lijkt. Het is een nieuwe taak voor de consumentenautoriteit, zou ik zeggen. Claims over de korte keten moeten ook gewoon kloppen. Pak dit landelijk aan of juist regionaal of lokaal, zoals vroeger.

Daarbij zie je ook problemen in de logistiek en de eisen van supermarkten. Zo verkoopt Landgoed Mariënwaerdt aardbeienjam van het landgoed. Maar de aardbeien komen vaak uit Polen! Ik zat tijdens een etentje ooit naast de kasteelvrouwe. Ze vertelde dat dat wel moest, want als je in de supermarkt wilt liggen, moet je jaarrond leveren. Waarom is dat? Waarom zeggen we niet: ‘s winters geen aardbeienjam? Mensen zeggen dan wel eens Jan Willem, je bent te idealistisch, je denkt dat supermarkten nog te veranderen zijn. Dat denk ik inderdaad. Ik wil graag de inkoop van supermarkten veranderen. Nu kunnen inkopers daar pas carrière maken als ze een lagere prijs hebben afgedwongen. Dat moet echt anders. We moeten toe naar inkopers die afspraken voor de lange termijn maken met boeren. Dat gebeurt veel te weinig. Het is niet zwart-wit kapitalisme versus idealisme. Het is slim inkopen versus dom inkopen.

Het gaat ook wel eens fout binnen bedrijven die zich richten op de korte keten. Een voorbeeld is de supermarktketen Agrimarkt. Deze keten was in handen van de boerencoöperatie CZAV. De Agrimarkt had korte lijntjes met boeren als toeleveranciers. Het liep als een tierelier, maar helaas is het door de boeren zelf om zeep geholpen. Verkocht aan de Jumbo. Terwijl je het als boer juist van dat soort bedrijven moet hebben. De Jumbo is ook veel minder gemotiveerd om het Zeeuwse en het Zuid-Hollandse landschap mee te nemen in hun beleid. Agrimarkt deed dat wel. 

Het is alleen maar duidelijker geworden dat je de regionaal opererende familiebedrijven moet koesteren, terwijl er steeds meer verdwijnen. Zo’n bedrijf is voor altijd weg. Dat is zó zonde, want je hebt echt de hele keten nodig om te kunnen functioneren. Dat zag  je ook bij de fruitveiling in Geldermalsen. Die heeft altijd tot doel gehad de kleine fruitteler te helpen aan afzet in een regionale markt. Totdat drie jaar geleden het bestuur besloot dat het anders moest. Men zette in op globalisering. Zonde!

Je moet ook verwerkende capaciteit hebben. Als die in handen is van een paar grote jongens, dan wordt het moeilijk. Als je een bier wilt maken van natuurinclusieve granen uit de korte keten, dan moet je bijvoorbeeld ook een mouterij hebben. Daar zijn er maar een stuk of vijf van in Nederland. De meesten zijn enorme, industriële bedrijven. Die kunnen niks met de opbrengst van een paar natuurinclusieve graan akkertjes. Dergelijke kleine hoeveelheden vermouten wordt veel te duur. Dat zag de provincie Zeeland ook. Om de korte keten te beschermen heeft de provincie aandelen genomen in mouterij De Swaen, in Kloosterzande. Om te voorkomen dat de mouterij weer in handen komt van een grote investeerder die niets met natuurinclusieve korte ketens heeft. Dat is heel slimme industriepolitiek. Daar hebben we meer van nodig. 

Ook is er te weinig transparantie in de opbouw van de kosten van voedsel. Dat moet veel beter. We moeten door de brei van bullshit heen als we de supermarkten en zuivelverwerkers willen veranderen. Dat is misschien moeilijk, maar het moet. En er moet echt melk uit Midden Delfland in de Rotterdamse kaas komen, dat is echt wel een wens van mij.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

CDA pleit voor minimumleeftijd voor fastfood”. Zomaar een recente krantenkop die mijn aandacht vangt. Het doet me mijmeren over vroeger, toen deze discussie helemaal niet nodig was.

Marja van der Ende

Ik ben grootgebracht met een Westlands prakkie: veel groenten en aardappelen en een stukje vlees of vis. Lekker door elkaar prakken en een flinke schep jus erover. Omdat mijn vader vrachtwagenchauffeur was bij een transportbedrijf voor groenten en fruit, kregen wij elke vrijdagmiddag een grote doos vol gezond lokaal lekkers. Op zaterdag maakte mijn moeder zelf macaroni of haalden we bij hoge uitzondering Chinees. Alleen op verjaardagen aten we patat met frikadellen en kroketten bij de plaatselijke snackbar vandaan. Dat was toen nog bijzonder.

Wat ons toen met de paplepel werd ingegoten, blijkt nu niet zo normaal meer. De voedingsindustrie heeft met haar pakjes en zakjes steeds meer terrein gewonnen en verse groenten en fruit vervangen. Dat er onlangs in een paar jaar tijd in mijn eigen woonplaats twee hamburgerrestaurants van die grote Amerikaanse ketens zijn gevestigd, baart me zorgen. Grote sappige gele paprika’s en courgettes vol vitamientjes groeien vlak naast die grote gele M. De gemeente faciliteert, de jeugd consumeert, en fast ook.

Het verbaast me ook steeds weer dat de kindermenu’s in de horeca nagenoeg altijd uit fastfood bestaan. Als volwassenen eten we meestal kwalitatief beter en culinair bereid voedsel als we gaan uit eten. Waarom doen we onze kinderen het dan aan om hen kipnuggets en industriepatat voor te laten schotelen?

Kroketten of aardbeien uit de muur?

De korte keten speelt gelukkig steeds handiger in op de wens om fast iets lekkers te halen. Zo hebben steeds meer boeren en kwekers een automaat om fruit, groente, zuivel en vlees te kunnen kopen. Zelfbediening en soms zelfs 24 uur per dag open, voorzien van contant betalen en draadloos pinnen. Als het zo snel en makkelijk gaat, haal jij dan nog kroketten uit de muur? Of fiets je samen met je kinderen richting de automaat om sappige snoeptomaatjes, kersen, aardbeien, een flesje rauwe melk of een stukje boerenkaas te verorberen?

Zo doet het pleidooi over de minimumleeftijd voor fastfood me de wenkbrauwen rijzen. Ook al lijkt het een goed idee, er is in mijn optiek iets anders nodig: betere voorlichting aan ouders en verzorgers. Die moeten bessen uit de muur trekken in plaats van een hamburger.

Al sinds ik rondloop in de wereld van gezondheid en de eerste opleidingen over voeding ging volgen, wordt het onderwerp ‘voorlichting vanuit de overheid’ bestempeld als betutteling en is het dus een no-go. De overheid mag zich vooral niet bezighouden met regels en verboden, we mogen toch zeker zelf weten wat we in onze mond stoppen?

Die vrijheid gaat echter samen met een eigen verantwoordelijkheid: dat we die keuze wel bewust kunnen maken. Weten wat we in onze mond stoppen, betekent ook weten wat de gevolgen zijn voor onze gezondheid. En daar schort de informatievoorziening vaak aan. We krijgen het niet meer met de paplepel ingegoten en veel informatie is in de huidige generatie van jonge ouders verloren gegaan.

Wat wel werkt

Ik ben een voorstander van duidelijkheid. Als uit onderzoek van artsen blijkt dat fastfood een groot gezondheidsprobleem in onze maatschappij veroorzaakt, dienen overheden te handelen naar hun adviezen. Dat betekent vestigingsvergunningen voor fastfoodrestaurants weigeren, faciliteren van gezonde voedselproductie, en voorlichtingscampagnes en leefstijlprogramma’s voor inwoners ondersteunen. Stoppen met fastfood faciliteren en juist wel aanmoedigen van voorlichting en stimulering van gezond eten (en bewegen), keert de wereld weer om.

Die voorlichting en stimulering kan prima bij lokale voedselproducenten plaatsvinden. Veel boeren, kwekers en aanverwante organisaties zijn al actief met schoolprogramma’s en zelfplukdagen, waarbij op een speelse manier aan kinderen geleerd wordt hoe het eten op hun bord groeit en waarom het zo gezond is. Hoe verser, hoe beter. Hopelijk leidt dit op de langere termijn weer tot herontwikkeling van smaak en bewustzijn van kinderen over wat gezond voor hen is. En motiveert het hen om lokaal eten te kopen als ze later groot zijn.

Weerstand tegen fastfood

Het zou mooi zijn als het spelenderwijs leren over gezonde voeding, ook leidt tot een natuurlijke weerstand tegen fastfood.  Sinds ik de kortste weg naar pure lokale producten heb ontdekt, heb ik geen voet meer in een Amerikaanse hamburgertent gezet. Het ultra-bewerkte eten daar is slechts vulling, geen voeding.

Door de bewerkingswijze die een broodje hamburger ondergaat, blijft er nagenoeg geen voedingswaarde meer over. Van fastfood weten we vaak helemaal niet waar het vandaan komt, hoe de ingrediënten geteeld zijn en hoe lang het al onderweg is naar het fastfoodrestaurant. Laat staan hoe het verder bereid wordt en gevuld wordt met toevoegingen om het langer houdbaar te maken en sneller te kunnen bereiden.

Dan kun je als boer nog zulk mooi graan, vlees en kaas hebben geleverd voor de broodjes, van waardevolle energie blijft niks meer over. Wellicht dat het blaadje sla nog wat waarde bevat, maar ook dat valt te betwijfelen door de lange weg die het heeft afgelegd. Want de vraag blijft of die ingrediënten wel uit Nederland komen. Het is onvoldoende duidelijk.

Ik kan de gedachte om een Mac of een Kingsize van zoiets levenloos in mijn mond te stoppen, niet verdragen. Mijn lichamelijke weerstand ertegen is een functionele drempel om dergelijke ketens nog langer te steunen. Ik gun iedereen die weerstand.

Eet ik dan helemaal nooit burgers? Natuurlijk wel! Maar dan liever zelfgemaakt of bij een lokaal restaurant waarvan ik weet dat de kok met passie de gerechten bereidt en graan, vlees, kaas en sla uit Nederland komen. Dat is gewoon een kwestie van jezelf informeren. Dan maak je andere keuzes voor je eigen gezondheid. En uiteindelijk doe je dat ook voor de ander, voor een gezonde maatschappij. Zodat de overheid ook geen minimumleeftijden hoeft op te leggen. Gezond voedsel heeft tenslotte geen minimumleeftijd.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Sinds enkele maanden heeft iedereen te maken met forse prijsstijgingen. In april bleek dat prijzen van dagelijkse boodschappen de afgelopen tijd ruim tien procent waren gestegen en de Europese Commisie verwacht dat het nog niet over is. Hoe gaan producenten, telers en verkopers van voedselboxen om met prijsstijgingen van soms wel 20 tot 30 procent?

Kees Vermeer

Arike Mijnlieff van de Voedselfamilie Krimpenerwaard heeft geen specifieke informatie over producenten in de Krimpenerwaard, maar ziet wel een keten van kostenverhogingen. “Dat gaat van zaadteelt en voedsel voor de dieren tot voedselproductie en de energierekening. Ik denk dat nu meer mensen nadenken over duurzame energie zoals zonnepanelen om energiekosten te besparen. Maar boeren en producenten deinen allemaal mee in het grote geheel. Niemand ontkomt aan hogere prijzen. We merken wel dat supermarkten meer geïnteresseerd raken in streekproducten, hoewel dat wellicht een trend is die al langer gaande is.”

Gedwongen

Het familiebedrijf De Veerstalhoeve in Gouderak is een boerderijwinkel met producten van het boerenland. Eigenaar Henk van Drunen ziet ook dat alle productie- en inkoopprijzen omhoog gaan. “Je moet daarin meegaan, je bent gedwongen om het door te berekenen in de producten in de winkel. Maar je kunt prijzen niet in één keer te veel verhogen. Dat is wel een knelpunt. Klanten begrijpen het over het algemeen wel, want ook elders betalen zij meer voor de boodschappen. Prijzen stijgen immers momenteel overal. Ik weet niet of er nu meer of minder mensen in onze winkel komen dan voorheen. Tijdens corona waren boerderijwinkels erg populair, en nu stabiliseert het aantal bezoekers. Maar wat daarvan de reden is, is moeilijk te zeggen. Ik merk wel dat mensen veelal op de fiets komen, of meer tegelijk meenemen zodat ze minder vaak hoeven te komen. Iedereen moet creatief met de situatie omgaan.”

Streekwinkel

De Streekwinkel Krimpenerwaard in Schoonhoven heeft medio 2021 de Krimpenerwaardbox (de lokale boodschappenbox met streekproducten) onder zijn hoede genomen. “Ook wij zien bij veel leveranciers aanzienlijke prijsstijgingen, soms wel 25 of 30 procent”, zegt Corine de Haij van de Streekwinkel. “Wij zijn pas bijna een jaar bezig met de Streekwinkel Krimpenerwaard. We denken dat er nu wat terughoudendheid is om streekproducten te kopen, omdat die vaak toch wat duurder zijn. Maar we hebben daar geen onderzoek naar gedaan. Dat gaan we wel doen: binnenkort zetten we een enquête uit onder de huidige klanten en gaan we ook over de prijzen iets vragen.”

“Wij zien bij veel leveranciers aanzienlijke prijsstijgingen, soms wel 25 of 30 procent”

Corine de Haij, Streekwinkel Krimpenerwaard

Zoeken naar speling

Volgens inkoper Kirsten Reininga van Rechtstreex, online aanbieder van lokale producten, werken de hoge prijzen bij leveranciers door in alle aspecten van de bedrijfsvoering, zoals transport, verpakking en arbeid. “Zij ontkomen er niet aan om de prijsstijgingen door te berekenen aan ons. Ik ga wel met hen in gesprek, zodat we samen kunnen zoeken waar speling mogelijk is. Het kan bijvoorbeeld gunstig zijn om de prijs toch wat lager te houden, omdat er bij een grote prijsstijging misschien niets meer wordt verkocht. Die keuze ligt bij de leverancier.”

Maarten Bouten van Rechtstreex ziet de afgelopen tijd iets minder bestellingen in de webshop. Maar dat kan meerdere oorzaken hebben: “De coronabeperkingen zijn voorbij, er zijn verschillende vakantieperiodes geweest en nu zijn er de hogere prijzen. Dat is allemaal van invloed op hoe en waar mensen hun boodschappen doen.”

Andere kant

De hoge prijzen zorgen overal voor hoofdbrekens bij consumenten en producenten. Maar is er ook een andere kant? Arike Mijnlieff denkt van wel: “We hebben de indruk dat steeds meer consumenten naar de boer in de buurt gaan voor hun boodschappen. En dan liever op de fiets dan met de auto. Dat vind ik positief. Er komt meer bewustzijn over bijvoorbeeld energie en warmte: het is niet vanzelfsprekend dat dat altijd overal goedkoop beschikbaar is. We worden met ons allen nu met de neus op de feiten gedrukt.”

Maarten Bouten ziet dat ook: “Wij hebben geen vaste prijsafspraken met leveranciers. Zij bepalen de prijs zodat zij een eerlijke prijs krijgen voor hun producten. Onze klanten betalen nog steeds de werkelijke kosten voor producten, alleen zijn die nu hoger geworden. Voedsel was tot nu toe over het algemeen laag geprijsd. Nu moeten we wennen aan realistische prijzen. Als het bewustzijn daarover groeit, zijn de huidige prijsstijgingen misschien niet alleen maar negatief.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het gaat goed met Kievitamines, de Zuid-Hollandse leverancier van lokale biologische voedselpakketten. Zeer goed zelfs. Maar de 3.500 abonnees die de dienst nu heeft, is voor oprichter Sebastiaan Bos niet genoeg: “we gaan het overdragen”.

Wouter van Wijk

Bos begon allemaal 25 jaar geleden. “Toen ik klaar was met de tuinbouwschool, dacht ik: ik heb nu een diploma, hoe kom ik in godsnaam aan een plek? Toen vroeg een vriend van me, Maarten, of ik kon helpen bij zijn teeltbedrijfje. We zaten in een omgebouwde caravan met een stuk grond in Dwingeloo, in Drenthe. Het was koud en de eerste vijf jaar hadden we gewoon schrijnende armoede. We zaten op bijstandsniveau, maar wel 80 uur per week aan het werk!” 

Sebastiaan Bos

Ze hadden groenten over. Bos besloot een advertentie te zetten in Leiden, waar hij woonde. ‘Biologische groenten van eigen tuinderij, aan huis bezorgd, vraag de folder aan.’ Bos: “Dat speelde in 1996. Echt een andere tijd. Nog geen internet en bijna niemand kon verse biologische groenten thuisbezorgen.” Toch was de behoefte er zeker: “Veel meer mensen belden dan we verwacht hadden. We konden de vraag bijna niet aan!” Kievitamines was geboren.

Het was voor Bos ook een soort persoonlijke strijd: “Op de middelbare school had ik wel moeite om in het systeem aan te sluiten, ik onderpresteerde behoorlijk.” Wat hem op school in de weg zat, kwam juist van pas bij Kievitamines. “Laat mij mijn eigen systeem maar bouwen. Dat is een manier van werken die mij ligt.”

Bos deed het anders, en doet dat nog steeds: “Veel bedrijven werken nog steeds vanuit het land. Dan zie je vaak pakketten die mensen niet altijd willen. Ik ben begonnen met de klantenkring, daarna kwam het land pas. We denken veel meer vanuit een concept. We zijn niet zomaar het volgende voedsel-abonnement-bedrijf”

Despecialiseren

Zo wil Bos zich per se niet specialiseren: “We zijn een generalistisch bedrijf. We telen van alles. Vrijwel alle boerenbedrijven zijn tegenwoordig specialisten. Ze telen heel veel van hetzelfde. We staan daarom wel echt ver van de gemiddelde boer af. Ons concept zal ook weinig boeren aanspreken, die zijn meestal enorm gemechaniseerd en kunnen niet doen wat wij doen.” 

Juist het gebrek aan mechanisatie is voor hem een voordeel: “We zijn ontzettend lief voor de grond. Het bewerken doen we vooral met de hand. Met de grelinette bijvoorbeeld.” Dat is een soort hooivork waarmee je de grond diep kunt beluchten, zonder het leven onder de grond, zoals de wortels en wormen, te beschadigen.

Grondbewerken met de grelinette

“Bij ons zit er veel leven in de bodem, veel meer dan wanneer je er met een grote trekker over rijdt en zo alles plat stampt. Dat zie je ook aan de grond en de groenten en het komt terug in de resultaten van de bemonstering. Er zit veel meer leven in, veel meer micro-organismen dan in de meeste landbouwgrond. Daar heeft een bodem dan wel vulling, maar geen voeding. Wij kopen voor 1.000 euro aan gesteentemeel. Dat verdeel ik over het land. Met als resultaat meer mineralen in de grond en dus in de groente.”

Onafhankelijk

Kievitamines is ook niet afhankelijk van andere partijen. Erg belangrijk volgens Bos: “We telen niet voor de veiling, maar direct voor de consument. Dat merk je. Boerenkool wordt bijvoorbeeld meestal als hele grote plant geteeld. Dat past niet in ons pakket. Dus dat doen we niet.” Het voordeel is groot: “Bij ons duurt het maximaal twee dagen van land naar klant. Bij de normale logistiek duurt het zo een week.”

Kievitamines voedselpakket

De onafhankelijkheid biedt meer voordelen: “We hebben nu met een brandstofcrisis tot en met. Daar hebben wij weinig last van, we hebben het vanuit ons DNA op orde, want we zitten altijd tegen de bebouwde kom aan. We kiezen bewust dat onze klantenkring niet meer dan 25 kilometer om ons heen zit. Ik ken ook lokale bedrijven die landelijk willen werken. Dat willen wij niet.”

Toekomst

“We zijn wel iets aan het neerzetten dat je ook kunt overdragen. Dat wil ik op termijn ook. Het resultaat is nu al veel beter dan ik ooit heb gedacht!” Om Kievitamines echt uit te breiden, wil hij wel anders werken: “In de toekomst willen we klanten uitnodigen om te investeren. Dan krijg je een heel andere financiële kracht.” Hij hoopt op die manier het concept op veel meer plaatsen te kunnen uitvouwen. De tijd is er wel rijp voor. Crowd-funding is populair, zeker ook in de biologische teelt en de korte keten. “Ik wil echt een alternatief bieden voor al die verkokerde teeltvormen.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

In 2019 was ik aanwezig bij de afstudeerrede van dr. Patrick Huntjens bij Hogeschool InHolland in Rotterdam. Eén onderwerp in zijn rede is me het meest bijgebleven: de voedseltransitie op basis van het Lancet dieet. Wanneer in Zuid-Holland dit eetpatroon wordt geïntroduceerd, kan tachtig procent van het eten en drinken van de inwoners in 2050 op eigen bodem geproduceerd kan worden. Dat is nog eens een mooi voornemen! Maar waarom zouden we wachten tot 2050?

Marja van der Ende

Huidige productie

Het Lancet-dieet is een door wetenschappers uitgebalanceerd eetpatroon, waarbij niet alleen rekening gehouden is met het eten van voldoende voedingsstoffen, maar ook gekeken is naar de effecten van de voedselproductie op onze aardbol. Zo wordt bijvoorbeeld een kleinere hoeveelheid dierlijk voedsel geadviseerd dan in de huidige Schijf van Vijf, maar voldoende om aan de aanbevolen benodigde vitamines en mineralen te komen. Het doel is om dit gezonde en duurzame menu voor het jaar 2050 in te voeren en in de aanloopperiode de daarvoor benodigde verschuivingen in gang te zetten. Een positieve ontwikkeling lijkt mij als korte keten en ‘geen pillen maar paprika’ liefhebber. 

Vanwege de oorlog in Oekraïne zou het echter zomaar kunnen dat dit in een stroomversnelling komt. Zo las ik op 8 maart in dit artikel in RTL Nieuws dat boeren in Nederland meer graan zaaien, omdat de wereldhandelsprijs met vijftig procent is gestegen. 

Toekomstige verdeling

Nu is de prijs van graan de motivator om ineens weer dat gewas te produceren. Maar wat als het straks noodgedwongen moet? Omdat de structuur van ons import-exportbeleid als een kaartenhuis ineen stort door opgelegde sancties? Deze sancties hebben natuurlijk niet alleen invloed op Rusland, ook onze economie heeft eronder te lijden door de vele bedrijven die naar Rusland exporteren.

‘Eigen voedsel eerst’
De coronacrisis en oorlogssituatie dichtbij huis maken ons meer en meer bewust van het feit dat we teveel afhankelijk zijn van de import van producten die ook hier prima geproduceerd kunnen worden. En dat we teveel afhankelijk zijn van de export van onze (kwalitatief beste) producten. Zodra buitenlandse handel om welke reden dan ook stopt, redden producenten en handelaren het financieel niet meer. 

Het gevolg is dat de mens voedselstress krijgt. Het leeg hamsteren van de supermarkten tijdens de eerste corona-lockdown is een goed voorbeeld van die vorm van stress. Als hamsters die hun wangetjes vullen met noten en zaden om de winter door te komen, gooiden we de winkelkarretjes vol met … toiletpapier en bewerkte zooi in blikken en potten. 

Die voedselstress kan voorkomen worden, wanneer we zien hoeveel voedsel er in onze spreekwoordelijke achtertuin geproduceerd wordt en nog meer en anders geproduceerd kan worden. De ideeën zijn er en worden al meer en meer tot uitvoering gebracht: stadstuinderijen, natuurinclusieve landbouw, kringlooplandbouw, korte ketenverkoop. 

Terug naar vroeger
Hoewel het sterk gegroeide aantal inwoners in ons land vraagt om een grotere productie op minder grond, kunnen we toch grotendeels terug gaan naar hoe het ooit was. Diversiteit in strokenteelt, wilde bloemen ertussen voor de bijen en insecten, biologische gewasbescherming, misschien zelfs een huisvarken op de tuin of boerderij die de schillen opeet en voor het scharrelvlees zorgt. Zoals mijn opa vroeger had. Kleinere hoeveelheden eten, zoals er vroeger ook minder beschikbaar was. Terug naar seizoensproducten door de natuur het werk te laten doen. Daar besparen we ook nog een hoop energiekosten mee.

Als bewuste consument en initiatiefnemer van Fietsen voor m’n eten heb ik de afgelopen jaren veel informatie opgevangen van mensen die er meer verstand van hebben, over hoe zij vinden dat de voedseltransitie eruit moet zien. De publicatie van dr. Patrick Huntjens, die hij voor zijn lectorale rede samenstelde, is daarbij een waardevol naslagwerk. 

Tijdens een reis naar Bali in 2018 zag ik daarbij ook hoe overheidsbeleid alle verschil maakt. Een toeristisch gids die ons rondleidde over diverse Balinese organische kwekerijen vertelde ons dat slechts minimaal voedsel uit het buitenland wordt geïmporteerd. Er wordt wel geëxporteerd, maar pas nadat de eigen bevolking eerst voldoende voedsel van de beste kwaliteit heeft kunnen genieten. Eigen voedsel eerst dus.

Fruit op Bali

Beperken van afhankelijkheden
Om als maatschappij te kunnen blijven voortbestaan, kan ik mijn favoriete advies geven: beperk je afhankelijkheden. Sta zoveel mogelijk op eigen benen, of in het geval van voedselproductie, eigen bodem. En aangezien het even duurt voordat de natuur ons de vruchten van de zaden geeft, kunnen we daar het beste nu al mee beginnen zoals de boeren die nu graan zaaien.

Ik hoop daarom dat ook tot overheden doordringt, dat het nu al anders kan. Voordat het anders móet en we te laat zijn. Zou de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen, waarbij in veel gemeenten de lokale partijen gewonnen hebben, een signaal zijn dat de inwoners ander beleid willen?

Ik voorzie een toekomst zonder voedselstress, waarbij er voldoende van eigen bodem komt en via de kortste weg op ons bord terecht komt. Kijk je ook mee vooruit en zet je nu de stappen voor een versnelde voedseltransitie? Waarom wachten tot 2050?

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Sinds een paar jaar lijkt de nostalgie naar het ‘oude Nederland’ op social media en in de politiek te groeien, ook op het platteland. Nu de Milieufederatie Zuid-Holland op 19 april 50 jaar bestaat roept het de vraag op hoe het boerenbedrijf de laatste halve eeuw eigenlijk is veranderd.

Kees Vermeer

De milieufederatie ontstond begin jaren zeventig. Toevallig of niet in de tijd dat boerenbedrijven grote veranderingen doormaakten. Die werden vooral veroorzaakt door een moderniseringsgolf op het platteland. Daarbij was de zogenaamde ruilverkaveling leidend, een grondruil om te zorgen dat boerenbedrijven efficiënter konden werken. Het resultaat was inderdaad een efficiëntere boer, maar het zorgde ook voor grote beroering. In Nederland uitte het boerenprotest zich vooral in het Twentse Tubbergen. Daar stonden de boeren op tegen de ruilverkavelingswet in maart 1971. Later die maand betoogden honderdduizenden boeren uit zes landen in Brussel tegen de hervormingsplannen van de Europese landbouw. Landbouwcommissaris Sicco Mansholt wilde daarmee een eind maken aan de enorme productieoverschotten. Tegelijk wilde hij meer mechanisatie, modernere boerenbedrijven en grotere stallen. En er waren volgens hem veel te veel boeren: van de tien miljoen boeren in de toenmalige EEG moest de helft verdwijnen. Ondanks de protesten werden zijn plannen werkelijkheid. Veel bedrijven stopten of fuseerden.

Kleine bedrijven stopten
Ook Zuid-Holland ontkwam niet aan de modernisering en de ruilverkaveling. Zo herinnert de 84-jarige Jan Zevenbergen uit Numansdorp zich de grote verandering in zijn werk nog goed. Hij was destijds fruitteler, met name van appels en peren. “Kleine bedrijven zoals gezinsbedrijven waren niet langer levensvatbaar. Daarom stopten die ermee. Bedrijven die konden en wilden doorgaan werden groter door de ruilverkaveling. Feitelijk is in de jaren ’70 de basis gelegd voor de precisielandbouw. In de akkerbouw, veehouderij, tuinbouw: overal werd gemechaniseerd.”

Jan Zevenbergen, ruim dertig jaar geleden

Het bedrijf van Zevenbergen was niet groter dan wat minimaal nodig was om een boterham te kunnen verdienen. Dat gold destijds voor vrijwel alle bedrijven. Het melken van koeien gebeurde nog handmatig, en de limiet voor het aantal koeien was wat de boer plus boerenknecht en eventueel ‘boerenmeid’ konden melken. “Boeren hadden ongeveer veertig koeien. Dat is nu veel te weinig om van te bestaan. Efficiëntie en mechanisatie hebben geleid tot veel minder agrarische bedrijven. Ik denk dat het aantal vanaf toen met driekwart is gedaald.”

Een bijkomende factor was dat veel arbeidskrachten uit de agrarische wereld vertrokken naar de havens of industrie. Aanvankelijk werd personeel vanuit bijvoorbeeld Brabant aangetrokken, maar daar voltrokken zich dezelfde veranderingen. Dus mechanisatie was onontkoombaar. “Vroeger gingen we met een ladder de bomen in, maar dat is veel te arbeidsintensief. Het ging steeds meer om efficiëntie en maximale opbrengst. Wij waren tevreden met veertig ton peren of appelen per hectare. Nu is dat ongeveer het dubbele.”

Piet Duijndam

Varkens tussen de koeien
Ook het melkveebedrijf van Piet Duijndam in Delft telde aanvankelijk zo’n 45 koeien. Het bedrijf lag halverwege Delft en Rotterdam, pal naast de snelweg A13. Na het overlijden van zijn vader zette Duijndam als 17-jarige jongen het bedrijf voort. Eerst met zijn moeder en later met zijn broer. Er was dertig hectare land en de broers hadden uiteindelijk zo’n 65 koeien. “En ook een aantal varkens. Dat was toen heel gebruikelijk op een boerderij.”

Nadat in de jaren zeventig de ligbox-stal opkwam, bouwde Duijndam er in 1983 een op zijn erf. De stal maakte het werk efficiënter, terwijl de koeien vrij konden rondlopen en eten wanneer ze dat willen. Een jaar later werd er tot zijn schrik de zogenaamde ‘superheffing’ ingevoerd. Die had te maken met de melkquota die destijds zijn ingevoerd omdat in de Europese Unie veel meer melk werd geproduceerd dan geconsumeerd. Daardoor ontstonden de zogeheten melkplas en boterberg. De superheffing was een heffing over de melk die boven het quotum werd geproduceerd. Gelukkig liep het voor Duijndam met een sisser af: “We zagen daar flink tegenop maar het heeft uiteindelijk goed uitgepakt. We kregen een betere melkprijs en die bleef ook constant vanwege de superheffing. Maar later kwam er een fosfaatheffing en nu is er de stikstofproblematiek, dus het werk is er niet makkelijker op geworden.”

Ook veranderde het transport de melk flink. De melkbussen maakten zo’n vijftig jaar geleden langzaam plaats voor koeltank en melktankwagens. De zeer beperkte houdbaarheid van melk was altijd een zwak punt. De niet-gekoelde melk moest nog dezelfde dag op de fabriek zijn. In streken ver van steden werd melk daarom vrijwel altijd tot kaas verwerkt op de boerderij. In de jaren ’60 kwam het machinaal melken op en daarna de melkkoeltank. Rauwe melk kon daardoor ineens over langere afstanden worden vervoerd, waardoor boeren flexibeler werden en er minder melk verloren ging. 

Als grootste verschil met een halve eeuw geleden noemt Duijndam vooral de grootte van boerenbedrijven. Hijzelf kon met zijn broer goed draaien met 65 koeien. “Nu heb je 80 tot 90 koeien per man nodig. Veel gaat automatisch en boeren moeten hoge kosten maken. Ook uitbreiden kost heel veel geld. Voor iedere koe die je meer wilt melken, moet je duizenden euro’s fosfaatrechten betalen. Dat kan financiële zorgen geven. In mijn tijd was het geen probleem om er bijvoorbeeld tien koeien bij te nemen. Maar wij waren niet zo bezig met groei van het bedrijf. We konden er goed van leven en dat was wel prima zo.”

De melkkoeien van Duijndam op een oude foto

Nauwelijks directe verkoop
Verkoop aan lokale bedrijven of particulieren gebeurde nog nauwelijks, vertelt Duijndam. Hij verkocht soms wel wat melk aan mensen van bijvoorbeeld Turkse komaf. “En voor biest hadden we een aantal Surinaamse klanten. Veel Surinamers hadden een boerenafkomst en zij hielden erg van biest. Dus als een koe had gekalfd, hadden we altijd wel een paar mensen die we konden bellen. Maar winkeltjes bij boerderijen waren er nog niet.” Melk ging vrijwel direct naar een coöperatieve zuivelfabriek, zoals Graafstroom in Bleskensgraaf (later Melk-Unie Holland en tegenwoordig Campina). Directe verkoop zou een andere bedrijfsvoering vragen, en dat was voor boeren niet haalbaar. Bovendien moest melk worden gepasteuriseerd, dus het mócht zelfs niet direct naar de consument.

Fruitteler Jan Zevenbergen herkent dat beeld. Hij verkocht zijn producten via een coöperatieve Groente- en Fruitveiling. Rechtstreekse verkoop aan consumenten gebeurde volgens hem nauwelijks. “Een enkeling deed dat, maar dat vroeg aanpassingen voor koeling en opslag.” 

Boerderijkaas werd eveneens niet direct aan consumenten of de detailhandel geleverd. Kaasboeren hebben in het verleden wel gestreden voor een betere positie ten opzichte van handelaren. Al sinds 1915 bestaat de Coöperatieve Producenten Handelsvereniging ‘de Producent’ in Gouda, met vanaf de jaren ’60 boerenkaas als belangrijkste sector. In 1975 was de introductie van plastic kaascoating en een koelinstallatie, waardoor de kaaskwaliteit aanzienlijk verbeterde. De Producent bestaat nog steeds en heeft sinds enkele jaren een duurzaam pakhuis in Moordrecht.

Kwaliteit en natuur
Alle veranderingen mochten niet ten koste gaan van de kwaliteit. Dat gold voor zowel producten, van melk en fruit tot aardappelen en suikerbieten, als voor bijvoorbeeld de bewerking van de bodem. Producenten werden volgens fruitteler Zevenbergen afgerekend op kwaliteit. “Dat stimuleerde hen om het góed te doen. Via ruilverkaveling probeerden velen om percelen te krijgen die pasten bij hun bedrijf.” 

Er waren in die tijd al veel regels vanuit de overheid voor agrarische bedrijven. Bijvoorbeeld over gewasbescherming. Maar sommigen namen de regels niet zo nauw, vertelt hij. “Soms werd iets meer gespoten om insecten weg te krijgen uit de bomen of de kassen. En kunstmest kwam wel eens in het oppervlaktewater, maar niemand zei daar iets van. De waterkwaliteit in de poldersloten was toen veel minder dan nu.” Als reactie daarop, en op andere milieuproblemen, ontstonden toen de eerste milieugroepen.

Maar veel boeren zagen dat ook, zegt Zevenbergen: “Er kwam wel meer bewustzijn over het milieu en werkomstandigheden, met name bij de jongere boeren en telers. Je moet zorgen voor producten die veilig genoeg zijn om zelf aan je kinderen te kunnen geven.” 

Ook voor Duijndam is het eigenlijk alleen maar logisch om bezig te zijn met duurzaamheid en het milieu. Dat was voor hem niet meer dan vanzelfsprekend: “Je werkte met de natuur mee. Er kwam op een gegeven moment subsidie voor bijvoorbeeld het knotten van bomen, maar dat deden wij al vanuit onszelf. We letten ook op weidevogels en biodiversiteit. We hadden toen overigens nog geen last van ganzen in de weilanden. Die zijn nu een plaag, waar te weinig aan wordt gedaan. Al die ganzen zijn voor de weidevogels niet gunstig.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Nieuwe regels die het vertrouwen in biologische producten moeten versterken, leiden tot meer plastic verpakkingen in de supermarkt. Winkels moesten zich per 1 maart laten certificeren om nog onverpakte biologische groenten en fruit te mogen verkopen, maar de grote supermarktketens weigeren dat en overtreden daarmee momenteel bewust de regels. Op ééntje na.

Wouter van Wijk

De ketens vinden die regels te omslachtig en hebben tot nu toe geweigerd zich te certificeren, terwijl het al meer dan een jaar duidelijk is wat er moet gebeuren. Het gevolg is dat veel biologische producten die eerst onverpakt werden verkocht, binnenkort weer verpakt in de winkel liggen. Veelal in plastic.

In plastic verpakte biologische komkommers bij Albert Heijn

De supermarktketens wijzen direct naar de nieuwe normen. “Het controleren en certificeren van ieder verkooppunt zorgt voor onnodig hoge lasten”, zegt het CBL, de overkoepelende organisatie van supermarktketens. Daarbij wijst de organisatie op de nogal rigide uitvoering van de regels. Een bandje om een courgette, een stickertje op een tros bananen, of een laserprint op een pompoen of andere zogenoemde ‘natural branding’, gelden niet als een verpakking en mogen dus niet door niet gecertificeerde winkels worden gebruikt. 

CBL: “Dat is een enorme tegenvaller. Natural branding kan namelijk goed ingezet worden om een biologisch product te onderscheiden van een conventioneel product. Door deze innovatie niet als mogelijkheid mee te nemen, wordt voorbijgegaan aan het doel om een betrouwbare keten te borgen. De enige optie die dan overblijft, wanneer gekozen wordt om niet te certificeren, is om biologische producten te verpakken. Dit staat haaks op de doelstellingen binnen onder andere het Plastic Pact en de Europese Green Deal.”

Verschuilen achter regels

Dat nieuwe regels voor bio-producten leiden tot meer plastic-gebruik is op z’n minst opmerkelijk te noemen. De winkeliers wijzen daarom op de regels, maar dat is te gemakkelijk, zegt Roosmarijn Saat, voorzitter van de landelijke vereniging voor bio-winkels. “De certificering is begrijpelijk. Als boeren, groothandels en tussenhandelaren allemaal gecertificeerd zijn, is het vreemd om de cirkel niet rond te maken en de winkels buiten schot te laten.” Saat: “Nu verschuilen de grote retailers zich achter de wetgeving, maar dat is de omgekeerde wereld. Het is de winkelier die plastic gaat gebruiken. Ze verduurzamen gewoon niet.” Wel is ze het eens met de kritiek dat de regels erg omslachtig zijn. Saat, ook eigenaar van de Rotterdamse bio-supermarkt Gimsel, ging het proces door: “Het is voor een zelfstandige winkelier een flinke inspanning.”

Dat kan Celine Brugman van bio-winkel Gouda beamen: “Skal is buitengewoon theoretisch. Dit is de regel en zo gaan we het doen. Maar hoe je die regel in de praktijk moet vormgeven is een heel andere zaak. Heel lastig, of onmogelijk soms zelfs. En onnodig. Zo moeten we certificaten van leveranciers uploaden naar Skal, die Skal zelf al lang heeft. Waarom?” Daarbij komen nog de kosten, zegt Brugman: “Het eerste jaar was ik alleen al aan Skal 1.000 euro kwijt.” Over alle uren die Brugman en haar personeel in de certificering staken, denkt ze liever niet na. 

Brandbrief

Ook politiek rommelt het. Door de problemen stuurde de biologische sector vorig jaar vlak voor de zomer een brandbrief naar Skal en het ministerie. Tweede Kamerleden maakten zich zorgen en dienden moties en vragen in. In november vorig jaar kwam voormalig minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, met antwoorden waaruit bleek dat de gesprekken vast zaten. Ze riep eind vorig jaar de supermarkten en Skal op om samen een oplossing te vinden. Dat is tot nu toe nog steeds niet gelukt.

De biologische pompoenen liggen bij de AH nog zonder verpakking in de winkel

Ondertussen liggen bij de Albert Heijn de bio-pompoenen gewoon nog los in het vak, zonder verpakking. Biologische courgettes hebben een klein bandje en de bananen een sticker. Tegen de regels dus. De grootgrutter wil inhoudelijk niet reageren op onze vragen, net als Jumbo. Skal zegt vanaf 1 maart toezicht te gaan houden, maar pas boetes uit te delen vanaf 1 juni.

Lidl laat zien dat de klachten van de supermarktbranche weinig hout snijden. Een woordvoerder meldt: “Al onze 438 filialen zijn gecertificeerd en voldoen aan de geldende wetgeving om onverpakte biologische producten te mogen verkopen.” Voorlopig als enige grote niet puur-biologische supermarktketen.

Aanscherping

De Europese Unie scherpte de regels aan om fraude met biologische producten tegen te gaan. Biologisch voedsel is veel duurder, terwijl het zonder laboratorium nauwelijks van niet-biologisch te onderscheiden is. Een appeltje is snel verwisseld. Daarom zijn er strenge controles in de keten van de boer tot de winkel. Alleen werden de winkels tot nu toe zelf nog niet op dezelfde manier gecontroleerd.

De regels gelden eigenlijk al sinds 1 januari 2021, omdat toen nieuwe regels van de Europese Unie ingingen, maar controleorganisatie Skal nam 2021 als tussenjaar om zo de winkels te kunnen certificeren. Terwijl dat tussenjaar over is, zijn de supermarkten, op Lidl na, nog steeds niet gecertificeerd. Skal heeft inmiddels alleen certificaten uitgereikt aan Lidl en kleinere (bio)winkels en de bio-ketens Odin en Ekoplaza.

Voedseldeskundige en oud-voorzitter van Skal, Suzanne van der Pijll, zette vorig jaar al haar vraagtekens bij de nieuwe regels. “We willen én meer biologisch voedsel, én minder verpakkingen. Dat is lastig met deze regels.” Ze kijkt ook naar de rol van Skal en het ministerie van Landbouw: “De Europese regelgeving gaat om de hoofdlijnen. Skal interpreteert het vrij strak. Misschien dat het in bijvoorbeeld Frankrijk minder strak geregeld is.” Ze snapt de regels van de EU wel: “Een consument moet er natuurlijk wel zeker van zijn dat een biologisch product ook echt biologisch is. Aan de andere kant denk ik dat er in grote supermarkten nauwelijks gefraudeerd wordt. Er zal heus een keer een foutje gemaakt worden, daar niet van.” Ze denkt dat supermarkten te veel te verliezen hebben om te sjoemelen.

[Update 23 april: Artikel bijgewerkt met antwoord van Lidl “Al onze 438 filialen zijn gecertificeerd en voldoen aan de geldende wetgeving om onverpakte biologische producten te mogen verkopen.”]

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Terwijl op dit moment van schrijven regen en wind me nog om de oren vliegen, mijmer ik over de lente. Ik kan niet wachten tot de eerste groentestalletjes weer verschijnen en ik mijn fietstochten kan verrijken met stops langs verscholen laantjes voor verse waar, rechtstreeks van de producent.

Marja van der Ende

Met de opkomende lente komen ook de lentegroenten op. Asperges, courgettes, aubergines… De laatste boerenkool verdwijnt in de stamppot en de eerste paprika’s verschijnen in de salade. De laatste winterpeen wordt vervangen door bospeen en de eerste komkommers groeien fris en fruitig aan de plant. We gaan weer van winterbiet naar zomerbiet.

Want die lokale groenten en fruit van de lente hebben zo veel voordelen!

Krootjes
Als diëtist adviseer ik cliënten met spijsverteringsklachten vaak om bietjes te eten. Zo kunnen ze checken of ze niet onbewust obstipatie hebben. Ons lichaam kan de kleurstof in bietjes namelijk niet afbreken. Kleurt de ontlasting de volgende dag ‘zo rood als een kroot’, dan is er geen opstopping. Duurt het langer dan een dag, dan doet het lichaam er (te) lang over om het te verwerken. Dan kun je nog steeds elke dag ontlasting hebben, maar toch obstipatie. Een simpel en gezond trucje om je lijf te onderzoeken.

Wit goud
Met asperges kun je ziektes vermijden vanwege de aanwezigheid van glutathion, een antioxidant die het lichaam kan beschermen tegen DNA-schade. Ruik je een aparte stinkende urine geur bij het plassen nadat je asperges hebt gegeten? Dan mis je bepaalde enzymen om asparagusinezuur in asperges af te breken. En heb je teveel witte wijntjes gedronken bij je asperges? Dan helpen de asperges ook nog tegen een kater. Asperges en wijn, een fijne combinatie dus… 😉 

Courgettes
Ik kan niet wachten om weer een paar courgettesoep-fietstochten te organiseren! Hoewel courgettes zelf niet veel smaak bevatten, zijn ze uitermate geschikt als vervanging voor koolhydraatrijke voedingsmiddelen, zoals aardappel en pasta. Van courgette kun je van alles maken, zelfs cake en spaghettislierten. En je wordt er niet dik van! De groene zijn het meest bekend, de gele zijn aan hun opmars bezig. 

Laat de schil van de courgette maar gewoon zitten als je ze verwerkt. Deze zit namelijk vol met antioxidanten, die je beschermen tegen schadelijke invloeden van licht. Ook courgettes bevatten veel vitamine C en ijzer, en belangrijke B-vitamines en mineralen. In grote mate in een soep gestopt, zit je zo aan je ADH-waarde (Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid), die je minimaal nodig hebt om niet ziek te worden. 

Uitdagingen
Het lokale land geeft ons de komende tijd weer wat we nodig hebben om gezond te blijven. Vezelrijk voedsel voor bijvoorbeeld een goede darmwerking. Vitamines en mineralen uit de bodem voor een optimale weerstand. 

Maar er heersen allerlei gevaren. Naast plagen zoals vogelgriep en ongewenste beestjes en virussen op de planten, is ook onteigening van boeren om de grond af te staan voor woningbouw gaande. En de hoge prijzen van gas in de kas is een uitdaging voor tuinders, waardoor groenten uit gestookte teelt nu langer op zich laten wachten. Het dwingt de voedselproducenten creatief met de bodem, energie en CO2 uitstoot om te gaan.

Als fietsende en lokaal kopende consument houd ik mijn hart wel een beetje vast. Komen de vruchten op mijn bord straks nog wel uit mijn directe omgeving? Ik blijf zolang het kan, kiezen voor de kortste weg. Voor het bestaansrecht van de lokale producent en voor een gezonde leefomgeving en lokale economie. Doe jij dat ook? 

Geniet van de lente(kost)!