De Kortste Weg

Na een zeer succesvolle crowdfunding-actie opende Rechtstreex, de Zuid-Hollandse voedselcommunity, deze week een distributiecentrum in Den Haag. Tijd voor een gesprek met oprichter Maarten Bouten.

Wouter van Wijk

Maarten Bouten van Rechtstreex

Gefeliciteerd met de opening! Bij de crowdfunding haalden jullie supersnel, in een halve dag 100.000 euro op. Dat was gelijk het maximale bedrag. Het streefbedrag was 50.000. Wat hebben jullie nu extra gedaan?

Het verschil zit hem in de uitvoering van het distributiecentrum. Heel klein of echt goed. Met het minimale bedrag konden we heel klein beginnen en dat uitbouwen. Met dit succes hebben we het helemaal kunnen inrichten zoals we wilden. Zo kunnen we mensen nog beter bedienen.

Een vliegende start dus. Kunnen jullie hiermee beter concurreren met bijvoorbeeld supermarkten en maaltijdboxen?

Die concurrentie valt wel mee. Je hebt veel types consumenten. Sommigen gaan voor lage prijzen en komen bij de goedkope supermarkt terecht. Anderen kiezen voor gemak en bestellen een complete maaltijdbox met afgepaste hoeveelheden en een recept. Weer anderen vinden duurzaamheid, milieu en lokaal voedsel belangrijk. Dat zijn natuurlijk de mensen waar wij ons op richten.

Waar maken jullie het verschil?

Bij ons kun je vrij je boodschappen doen, net als bij anderen, maar dan met producten van boeren uit je eigen regio. Waarbij je kunt zien waar het gemaakt is en door wie. Dat vinden steeds meer mensen belangrijk. Daarbij is het niet alleen een distributiesysteem, maar ook een sociaal systeem. We hebben zo’n 1.000 producten. Die zijn niet anoniem zoals in de supermarkt, maar je kunt degene die het verbouwd of gemaakt heeft aanspreken en vragen stellen. Dat is nogal een verschil.

Zeker. En de andere kant? Wat doet Rechtstreex voor de producent?

We betalen een eerlijke prijs aan de boer. We knijpen ze niet uit, om het telkens weer een klein beetje goedkoper te krijgen. In de supermarkt gaat 4 tot 40 cent van iedere euro naar de producent of de boer, een beetje afhankelijk van het product. Bij ons is dat 56 cent, gemiddeld.

Dat is nogal een verschil. 

Jawel. Maar ik wil ook niet gelijk populistisch doen tegenover supermarkten. Dat is te gemakkelijk. Bij ons is het anders. We kopen niet in een keer een grote partij op. Niet per vrachtwagen, maar per kratje. Dat moet je als boer ook willen. Sommigen willen zoveel mogelijk produceren, anderen vinden het letterlijk leuker om met ons te werken. Dat kost ze wel meer werk, maar is ook meer waard. Als je als boer meer zelf doet, krijg je ook meer.

Heeft jullie initiatief ook invloed op supermarkten, denk je?

Ach, wij zijn natuurlijk een hele kleine speler. Ik kan me wel voorstellen dat we een voorbeeld kunnen zijn voor anderen, inspiratie bieden. Het voedselsysteem is natuurlijk enorm gecentraliseerd en grootschalig. Dat kan zeker veranderen. Wie weet duwen wij het een klein beetje in die richting. Ooit hadden we ook het idee om onze producten in de supermarkt te leggen, maar uiteindelijk hebben we gekozen voor één ambitie, deze. Dat werkt goed. Maar wie weet doen we ooit nog iets in die richting.

Met al dat succes rijst natuurlijk de vraag: wat brengt de toekomst voor Rechtstreex? Uitbreiden naar andere regio’s?

Dat willen we zeker wel, maar niet te overhaast. We groeien nu met dertig procent per jaar, dat is prachtig. Toen we begonnen wilde ik alles in de wereld even veranderen. Dat werkt natuurlijk niet. Nu zijn we doelgerichter geworden, realistische ook. We doen niet meer alles tegelijk, maar juist één voor één. Dat is al uitdaging genoeg!

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Lokaal eten is al lang niet uitsluitend bij de boerderijwinkel te halen. Naast de groentekraampjes langs de weg, kun je steeds vaker lokale producten ook in de schappen van supermarkten vinden. Dat blijkt uit het recent verschenen onderzoek ‘Korteketenproducten in Nederland’ van Wageningen Economic Research. Daarbij zijn er voor producenten nog veel kansen te benutten. 

Sebastiaan Grosscurt

De onderzoekers bekeken in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Provincie Gelderland de huidige staat van de verkoop van lokale producten. Het richt zich op de verschillende plekken waar lokale producten te verkrijgen zijn – zoals supermarkten, boerderijwinkels en horeca – en schat daarna het aandeel van deze producten. Anders dan bij bijvoorbeeld biologische producten, zijn er geen labels of certificaten die op lokale producten worden geplakt. Dit komt onder andere doordat de herkomst van producten dagelijks kan verschillen. In plaats daarvan gebruikt het onderzoeksteam interviews en expert-oordelen en komt uiteindelijk tot de conclusie 3 tot 4 procent van alle producten als lokaal kan worden bestempeld. 

De boerderijwinkel verkoopt ongeveer 12 procent van het totaal aantal lokale producten, 22 procent wordt op het terras of in het restaurant verkocht en veruit de meeste lokale producten, wel 59 procent, wordt gewoon in de supermarkt gehaald. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ziet het huidige aandeel positief in, zo stelt een woordvoerder: “Wij zijn blij dat we de vraag naar lokale producten zien stijgen, dat zorgt er uiteindelijk ook voor dat het voor de boer interessanter is om voor deze markt te produceren. Voor de consument heeft het ook voordelen want het zijn de lokale ondernemers die bijvoorbeeld (sport)verenigingen sponsoren en zo de omgeving vitaal en leefbaar houden.”  

Victor Immink

Lokaal en logistiek
Ook al zit het percentage lokale producten in de lift, laat het rapport zien dat en nog veel hordes moeten genomen. Een complete overgang naar lokale producten duurt nog 5 tot 10 jaar, maar Victor Immink, een van de onderzoekers zet vraagtekens bij de huidige situatie: “De consumenten zoeken lokale producten in de supermarkt, maar de vraag is of supermarkten passend zijn voor korte ketens.” Naast successen van meerdere lokale producten, waaronder Beemster en Opperdoezer, ziet Immink een mismatch tussen de op efficiëntie gerichte afnemer en de lokale producent. Die mismatch biedt ruimte. 

Het is een logistieke uitdaging en dus een kans. En die is voor Linda Duijndam, mede-eigenaar van het biologisch dynamische Hoeve Biesland, niet onoverkoombaar gebleken: “Supermarkten en horeca vinden het fijn om bij één club in te kopen.” Zij koopt dan ook regelmatig varkens- en kippenvlees bij vergelijkbare boerderijen, om dit vlees samen met hun eigen rund aan klanten te verkopen. Ook verwerkt Hoeve Biesland zelf het vlees om zo beter aan de wensen van afnemers te kunnen voldoen. Groenten bleken een lastiger verhaal. “We kunnen niet jaarrond dezelfde groenten leveren, dat verkopen we dus in onze eigen boerderijwinkel of aan Lekkernassuh”, aldus Duijndam. 

Onderscheiden met kwaliteit en een verhaal
Iets wat voor veel boeren lastig is, lukte Hoeve Biesland dankzij haar biologische producten wel. Verkopen in de supermarkt is niet enkel een logistieke uitdaging, maar ook een kwestie van concurreren. Om de aandacht van consumenten te trekken, moet een lokaal product genoeg onderscheidend vermogen hebben. Dit kan met een bijzondere productiewijze of met een producten van hoge kwaliteit. Immink: “De consument is verwend, het gaat ook om smaak.” Volgens het onderzoek van kan een boer zich onderscheiden door een verhaal te vertellen. Meer transparantie, een gezicht achter een product en creatieve communicatie helpen een boer zich met lokale producten te onderscheiden.

Het onderzoek ziet ook kansen voor nieuw overheidsbeleid. Door milieueffecten, zoals de uitstoot bij het vervoeren of de vervuiling tijdens de teelt, in de prijs van eten te verwerken wordt het aanbod van eten zowel meer lokaal, als duurzamer. Immink stelt dat onderzoek naar de impact van producten hiervoor essentieel is: “Het moet wel duidelijk zijn waar de externaliteiten zitten.” Duijndam hoopt vooral dat de regelgeving en controle voor kleine (biologische) boeren makkelijker wordt: “Nu is er geen onderscheid tussen grote en kleine boeren, terwijl er veel werk in gaat zitten.”  

Nieuw platform
Een andere kans voor meer lokale producten het winkelmandje is samenwerking in de hele keten. Tussen overheid, afnemers en producenten, maar ook tussen producenten onderling. “Veel initiatieven proberen het wiel opnieuw uit te vinden”, stelt Immink, “maar je zou korte ketens een klap kunnen geven door te leren van degenen die al verder zijn”. De Wageningse onderzoeker ziet een platform voor zich, waar iedereen welkom is en waar boeren ervaringen kunnen delen en regionaal kunnen samenwerken om zo meer producten aan de lokale consument te kunnen aanbieden, “want de latente vraag is er wel degelijk.” 

Het Ministerie kan zich vinden in deze observatie, zegt de woordvoerder: “We zien ook dat er extra kennis en kunde nodig is om via een korte keten producten bij de consument te krijgen, denk bijvoorbeeld aan logistiek, marketing en het ontsluiten van netwerken en het delen van kennis. Daarom werkt LNV, samen met provincies en de Taskforce Korte Keten momenteel aan een strategie om korte ketens verder te ontwikkelen. Naar verwachting kunnen we in het najaar meer hierover delen.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Lokaal voedsel, uit de korte keten, zit in de lift. Dat bleek onlangs uit de monitor Korte Ketens van Wageningen University & Research. Die groei leidt tot bijzondere projecten in heel Nederland. Je ziet steeds meer projecten, allianties, coöperaties en andere initiatieven waarin boeren, afnemers, bedrijven en overheden samenwerken om streekproducten te verkopen en te promoten. Een overzicht.

Kees Vermeer

Volgens de monitor Korte Ketens is verkoop via korte ketens tussen 2017 en 2020 met 26% gestegen. De monitor is berekend tot april 2020, dus het volledige effect van Covid-19 is niet verwerkt. Op 1 april 2020 waren er in het hele land ruim 7.200 agrarische bedrijven die (een deel van) hun voedsel- en sierteeltproducten afzetten via een korte keten. De meeste van die bedrijven bevinden zich in de provincies Noord-Brabant, Gelderland en Zuid-Holland. Korte ketens zijn er vooral bij bedrijven met een biologische werkwijze (39%). Voor bedrijven met gangbare productiesystemen is dat 13%.

Volgens de definitie loopt verkoop in de korte keten via maximaal één tussenschakel, maar bijna de helft van de bedrijven verkoopt uitsluitend rechtstreeks aan de consument. De bedrijven met een afzet via de korte keten vertegenwoordigen 13,7 procent van alle agrarische bedrijven. Het aandeel korteketenbedrijven is het hoogst voor de melkveehouderij, fruitteelt en glastuinbouw. 

Dealmaker, alliantie en coöperaties

Overheden en andere organisaties proberen de korte keten steeds meer te promoten. Daarvoor heeft iedere organisatie zijn eigen insteek. De één richt een coöperatie op, de ander een alliantie. In de provincie Overijssel loopt zelfs een ‘dealmaker’ rond die lokaal voedsel promoot. Hij koppelt voedselproducenten aan gemeenten, bedrijven en instellingen om zo de korte keten te versterken. De doelstelling is om nog dit jaar twintig deals te sluiten tussen voedselproducenten en partijen als overheden, scholen en zorginstellingen. Zowel boeren als organisaties kunnen dealmaker Koen Olde Hanter benaderen en de eerste deals zijn zo goed als rond. 

Aanstreekelijk 

Olde Hanter is ook initiatiefnemer van Aanstreekelijk voor de promotie en verkoop van Twentse streekproducten. Korte ketens zijn een middel om tot duurzamere en eerlijkere landbouw te komen, vertelt hij in een interview op Nieuweoogst.nl. Dat hoeft volgens hem niet heel ingewikkeld te zijn: “Begin als gemeente of bedrijf eens met een schaal appels uit de streek bij de receptie. Met zulke kleine dingen geef je al een belangrijk signaal af. Het is onverkoopbaar als gemeenten producten van eigen bodem geen podium geven in het gemeentehuis of de kantine.”

Alliantie Flevoland

In Flevoland is in juni een regionale alliantie van start gegaan om Flevolanders meer voedsel van dichtbij te leveren. De alliantie bestaat uit Vereniging Flevofood, gemeente Almere, Rabobank Almere, Horizon Flevoland, Voedsel Verbindt en de provincie Flevoland. Samen gaan zij ondernemers ondersteunen bij het oprichten van een korte voedselketen.

Vereniging Flevofood kreeg vorig jaar vanwege de coronacrisis al een flinke impuls met de verkoop van de voedselbox Flevour Box. Al snel leverden ze enige honderden boxen per week bij consumenten af. Doel van de vereniging is om met partijen uit de hele voedselketen de regionale voedselafzet te stimuleren. Dat doet Flevofood ook door producten aan de stichting Boeren voor Buren te leveren, dat afgelopen jaar in de regio Amsterdam is opgezet om boeren te verbinden met ‘Amsterdammers met een kleine portemonnee’.

Andere initiatieven in Flevoland zijn Eetsmakelijk (ketensamenwerking tussen boeren en restaurants), Zonnespelt (producten van peulvruchten), Zonnegoed (ketensamenwerking voor veganistische groenten) en Studio Daagsch (ontwikkelt een regiomerk voor lokaal voedsel). Deze initiatieven werken sinds kort samen in het Ondernemersprogramma Versterking Korte Voedselketen Flevoland.

Zeker Zeeuws

In Zeeland bestaat sinds 2017 de Ondernemerscoöperatie Zeker Zeeuws, met boeren, vissers, telers en kwekers die Zeeuwse producten promoten en verkopen. Die producten hebben het streekkeurmerk Zeker Zeeuws Streekproduct. De Zeeuwse ondernemers, inmiddels zo’n veertig, werken volop samen. Zo maakt krokettenproducent Ambachterie kaaskroketten met restanten van kaasboerderij Schellach, en kroketten met lamsvlees van Vleesschouwer Verburg. Zeeuwse Pasta wordt gemaakt met eieren van Sturm Zeeuwse eieren, en tomatensap van Mary V met gedroogde zeekraal van Zeeuws Zilt. Ook in de logistiek wordt samengewerkt aan korte en efficiënte vervoersmogelijkheden.

Regio Deurne

In Noord-Brabant startten vier ondernemers in de regio Deurne in 2019 de Coöperatie Leegveld. Zij hebben alle vier een onderneming in het Leegveld, een gebied ten westen van de Deurnsche Peel. Producten worden verkocht bij onder andere Natuurpoort De Peel. Bijvoorbeeld cheesecake, yoghurt en kaas van een Deurns melkveebedrijf dat zelf een melktap heeft met verse koeienmelk. Een andere ondernemer is een fruit- en bomenteler met een tuin met eetbare planten en bessen. Van de bessen wordt bier gebrouwen en de teler heeft tevens het eerste Leegveldse bijenvolk waarvan hij honing verkoopt.

Midden-Delfland

In Midden-Delfland in Zuid-Holland hebben boeren en telers zich verenigd in coöperatie Heerlijk van Dichtbij. De afgelopen maanden hebben zes nieuwe ondernemers zich bij de coöperatie aangesloten. De deelnemers boeren, telen en produceren duurzaam, lokaal en kleinschalig, met zorg en aandacht voor hun land, dieren, weidevogels en de natuur. De coöperatie haalde recent het nieuws door enkele streekproducten met een drone te vervoeren naar de binnenstad van Delft. De actie onderstreepte het belang van duurzame distributie van het platteland naar de stad. De coöperatie wil streekproducten voor iedereen beschikbaar maken via horeca en winkels in de buurt, en het aantal verkooplocaties in de stad uitbreiden. 

Lokale producten vinden

Veel mooie initiatieven dus in het hele land. Maar hoe vind je al die lokale producten en aanbieders? Gelukkig is ook daarvoor iets ontwikkeld: de website Lokaalwijzer.nl. Zoeken kan op product, categorie, plaats of provincie. De website laat zien welke producten worden aangeboden en geeft informatie over openingstijden en de aanbieders. En het is mogelijk om ervaringen te delen. 

Verdere groei

Gemma Tacken

Zitten de organisaties op de goede weg? Volgens onderzoeker Gemma Tacken (Wageningen Economic Research), die aan het rapport meeschreef, wel. Het is het vooral van belang dat leveranciers hun processen professionaliseren, denkt ze. “Boerderijwinkels zijn populair bij de bevolking. Maar die kosten boeren over het algemeen veel tijd. De vraag is dan wat het rendement is van zo’n winkel. Een volgende stap kan zijn om aan lokale horeca of supermarkten te gaan leveren. Maar de processen daaromheen zijn heel strak georganiseerd, met name bij supermarkten. Die stellen scherpe eisen aan leveranciers, waaraan ook korte keten leveranciers moeten voldoen.”

Veel belangstelling

Boeren moeten daar dus iets op bedenken. Bijvoorbeeld regionale samenwerking in boerschappen als tussenpartij tussen boeren en afnemers. “Daarmee kunnen lokale initiatieven op het professioneel niveau komen dat afnemers verwachten. Maar oplossingen verschillen per regio en per productgroep. Sommige producten zijn al vrijwel klaar voor verkoop aan consumenten, andere zoals vlees hebben eerst nog verwerking nodig.”

Volgens Tacken hebben zowel afnemers als leveranciers belangstelling voor meer korte ketens. “Veel boeren willen het, hebben er plezier in en zien nieuwe mogelijkheden. Als producten van een boer herkenbaar zijn in een supermarkt of restaurant, geeft dat veel ondernemers voldoening en biedt het kansen voor marktgroei. Het is een mooie manier om in contact te komen met consumenten, zoals vroeger heel normaal was.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Lokaal en gezond eten met een klein budget, is dat mogelijk? ‘Jazeker!’, zeggen ervaringsdeskundige Simone van Engelsdorp en Arike Mijnlieff van Voedselfamilie Krimpenerwaard. Van Engelsdorp weet met een minimuminkomen gezonde maaltijden op tafel te zetten met verse producten van plaatselijke producenten. Samen zetten de dames zich in om mensen met een lager inkomen te inspireren om voor lokale producten te kiezen.

Ilona de Ruijter

Van Engelsdorp en Mijnlieff willen laten zien dat je met een klein budget een groot verschil kan maken voor je eigen gezondheid én een gezondere samenleving. Dit kan, omdat ze mensen met een lager inkomen echt willen verbinden aan producenten van gezond en lokaal voedsel. Het voorlichtingsprogramma ‘Kies voor het Maximum met een Minimum’ bevindt zich nu in de startfase.

“De Voedselfamilie Krimpenerwaard werkt aan brede bewustwording van gezond, duurzaam en betaalbaar eten uit de regio. Dat is niet alleen belangrijk voor onze gezondheid, maar ook die van de bodem en de lokale economie. Zo blijft de natuur in de toekomst voor onze kinderen bewaard en kan zij hen blijven voeden”, vertelt initiatiefnemer en kwartiermaker van de Voedselfamilie Krimpenerwaard Mijnlieff.

Simone en Arike met lokale seizoensproducten bij een afhaalpunt van Rechtstreex

‘Dat kan ik niet betalen’
Helaas zijn lokale, biologische producten over het algemeen duurder dan die uit de supermarkt. “Als je tegen mensen met een laag inkomen zegt dat het beter is om biologisch te eten, is hun antwoord steevast: ‘Dat kan ik niet betalen’. Maar dat betekent niet dat het onmogelijk is. Met een klein budget maak je keuzes in eerste instantie met je portemonnee en zoek je de goedkoopste producten: vaak bewerkte en minder gezonde opties. 

Ik wil mensen laten zien dat het mogelijk is met een kleine beurs toch lokaal en gezond te eten”, licht Van Engelsdorp haar motivatie toe. 

“Bij Rechtstreex is de biologische variant soms goedkoper dan het gangbare product in de supermarkt”

Simone van Engelsdorp

Van Engelsdorp koopt haar groenten bij Rechtstreex. “Daar is de biologische variant soms goedkoper dan het gangbare product in de supermarkt. Bijvoorbeeld de uien en spitskool. Seizoensgroenten zijn sowieso een stuk betaalbaarder én beter voor het milieu. Ik vind dat mijn gezondheid dat waard is.” Maar ze wil het niet makkelijker laten lijken dan het is: haar minimumloon is niet toereikend om uitsluitend producten uit de korte keten te kopen. “Het hoeft ook niet perfect. Als je drie dagen per week gezonde en lokale producten eet, dan is dat al winst voor je gezondheid en het milieu.”

Eet alles op
Hoe Engelsdorp het betaalbaar en leuk maakt om met haar minimum inkomen lokale seizoensproducten te kopen? Door alles op te eten! Vanzelfsprekend gooit zij geen kliekjes weg. Maar ook van groenten kun je zoveel meer eten dan de meeste mensen weten. “Neem een bloemkool; over het algemeen worden alleen de roosjes gegeten. De stronk vinden veel mensen niet lekker, maar die smaakt goed in een gepureerde soep. En de bladeren zijn heerlijk als je ze frituurt, verrassend hè?”, straalt Van Engelsdorp.

Natuurlijk kost die lokaal geteelde bloemkool meer dan eentje uit de supermarkt. “Maar dan weet je dat je een onbespoten bloemkool eet waarmee je lokale ondernemers steunt. Door meerdere dagen elk deel van die bloemkool te eten, bespaar je uiteindelijk geld en ben je onderaan de streep niet per se meer geld kwijt. Ik ben een overzicht aan het maken van betaalbare seizoensgroenten en hoe je de verschillende delen van die groenten kan verwerken. Daarmee wil ik mensen handvaten geven.”

Mensen bereiken
Om zoveel mogelijk mensen met een kleine beurs in de Krimpenerwaard te bereiken is Mijnlieff in gesprek met een woningcorporatie in de regio. “Mensen met een klein inkomen wonen over het algemeen niet in de dorpen op het platteland, maar in een huurwoning in de steden. Met hulp van woningcorporaties kunnen we onze doelgroep dus in één klap bereiken.” 

Van Engelsdorp wil binnen de voorlichtingscampagne demonstraties en kookworkshops gaan organiseren om mensen met een klein budget kennis te laten maken met lokale seizoensproducten. “Als je je eenmaal bewust bent van de mogelijkheden, kan je er creatief mee omgaan. Ik maak bijvoorbeeld mijn eigen bouillon van groenteafsnijdsels en vleesbotjes. En aan het einde van de week maak ik van alle overgebleven groenten een Spaanse tortilla, pizza of soep. Dat wil ik anderen ook leren.”

En er zijn nog zoveel meer mogelijkheden om met een klein budget toch gezond en lokaal te eten. “Bijvoorbeeld eten uit de berm”, vertelt Mijnlieff, “Dat is zelfs gratis. Maar je moet wel weten wat je plukt.” Ook het project Fietsen voor m’n Eten is heel budgetvriendelijk. “Dan kan je bij tuinders verse groente en fruit kopen en soms zelf gratis ophalen. Dat is win-win voor je gezondheid: je bent in beweging én koopt gezond en lokaal voedsel.”

Uiteraard zal niet iedereen met een klein budget geïnteresseerd zijn: “Er zijn helaas mensen die gezonde voeding niet belangrijk vinden. Maar ik wil de mensen die wél geïnteresseerd zijn bij de hand nemen en ideeën aanreiken. Het raakt mij dat gezonde voeding zo ontoegankelijk lijkt, want uiteindelijk is een goede gezondheid je grootste rijkdom”, besluit Van Engelsdorp. 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het is woensdag 7 juli, de tractoren trekken weer naar het Malieveld. Ook in Den Bosch, Arnhem, Zwolle en Assen zijn demonstraties van boeren. Weer een poging om de beleidsmakers wakker te schudden en op andere gedachten te brengen. Aanleiding is een stikstofrapport, dat het stof drastisch heeft doen opwaaien. De veehouderij moet flink krimpen en de grootste uitstoters van stikstof in de landbouw moeten worden uitgekocht. Land dat vervolgens vermoedelijk vol gebouwd zal worden met zonnepanelen en woningen. 

Marja van der Ende

Wat doet dat met de productie van ons lokale voedsel? Kan ik straks niet meer dichtbij terecht voor het eten op mijn bord? Ik maak me er zorgen om. Als niet-agrariër snap ik weinig van wat er gebeurt. Boeren zien door de bomen het bos niet meer in het woud van stikstofquota. Zelfs biologische boeren en boeren die veel geïnvesteerd hebben in innovaties om stikstofuitstoot te reduceren, zouden in Brabant, Gelderland en Overijssel moeten verdwijnen om aan de ambitie van de regering te voldoen. 

Als fietsende consument maak ik me zorgen om het eten dat straks op mijn bord ligt. Komt dat nog wel van dichtbij? Als orthomoleculair geschoold therapeut en bewuste consument maak ik me zorgen om nog een ander aspect, wellicht nog veel belangrijker: de voedingswaarde van dat eten op mijn bord. Bevat dit nog wel voldoende vitamines en mineralen, als het niet meer van dichtbij komt?

Minder vitamines en mineralen

De eerste Schijf van Vijf, uit 1953

Toen ik in 2007 de opleiding orthomoleculaire voedingsleer volgde, leerden we dat het voedsel toen al veel minder vitamines en mineralen bevatte dan 20 jaar daarvoor, de tijd waarin de ‘Schijf van Vijf’ werd bepaald. Door massaproductie, kunstmest en pesticiden raakt de bodem waarop voedsel groeit, steeds verder verarmd. Het voedsel bevat daardoor minder stoffen die we zo hard nodig hebben om gezond te zijn en blijven. En meer stoffen die ons lichaam niet meer kan afbreken, waardoor ziektes ontstaan.

Toen ik in 2017 startte met fietsen voor m’n eten bij lokale voedselproducenten, merkte ik al gauw dat ik sneller verzadigd was van het lokale eten en dus minder eten nodig had. Dit is niet met wetenschappelijk onderzoek onderbouwd, maar het lijkt een gevolg van een hogere voedingswaarde, doordat lokaal voedsel verser is. Als een vrucht een lange weg aflegt, verandert de voedingswaarde. 

Het is zonneklaar dat een tomaat die diezelfde ochtend geplukt is, nog veel meer voedingsstoffen bevat dan een tomaat die uit Spanje vandaan is gereisd en een week later pas in de winkel te koop is. Dat de vrucht er hetzelfde uitziet en dezelfde hoeveelheid eiwitten, koolhydraten en vetten bevat als de lokaal geteelde vrucht, zegt nog niets over de hoeveelheid vitamine C, B6, D, B12, ijzer, magnesium, calcium, kalium en natrium in de vrucht. Daarnaast kennen we ook nog de term ‘levenskracht’ van voeding: die tomaat leeft nog steeds, ook al is hij eerder van zijn toestroom van levenssappen afgeplukt. Welk effect heeft die levenskracht op ons eigen lichaam als we die vers geplukte of die buitenlandse tomaat eten? 

Voedsel en voeding zijn dus twee verschillende zaken. Bij de term voedsel wordt gesproken over voedselproductie, voedselveiligheid en duurzaamheid. Het woord voeding gaat veel meer over de vraag hoe we gezond blijven door bepaalde producten, die op een bepaalde manier geproduceerd zijn, te eten. De manier waarop voedsel geproduceerd en vervoerd wordt, heeft dus wel invloed op de uiteindelijke voeding op ons bord. Wordt het voeding of vulling?

Voedingswaarde

Wat mij steeds opvalt als ik me in voedselproductie-netwerken begeef, is dat er weinig wordt stilgestaan bij de voedingswaarde en levenskracht van het voedsel. Om aan al die overheidsregels te voldoen en de gedane investeringen terug te verdienen, lijkt slechts één doel voor ogen: veel productie. En voor veel productie heb je veel land nodig. En laten we niet vergeten dat er veel voedsel geëxporteerd wordt naar het buitenland. De motor van onze landbouweconomie, maar uiteindelijk wellicht funest voor onze boeren in dit aangescherpte stikstofbeleid. Slechts een handjevol boeren durft in de natuurinclusieve landbouw of biodynamische teelt te stappen. Om vervolgens nu te horen dat ook zij uitgekocht dreigen te worden….

Tomaten op transport

Wat als al ons voedsel lokaal geproduceerd en lokaal verkocht wordt? Als we uitsluitend zelfvoorzienend worden, stoppen met importeren en exporteren en alles wat we dagelijks nodig hebben, gewoon uit Nederland komt? Hoeveel land hebben we dan nodig? Wat doet dit met onze economie? Met de bodem? Met de boeren en tuinders in Nederland? Met onze gezondheid?

De beweging richting 100% lokaal is een beweging die door de consument ingezet kan worden. De bewuste voedselproducent beweegt mee met de behoefte van die bewuste consument. Als de beleidsmakers vervolgens dichterbij kijken welke effecten dit heeft op de regionale stikstofuitstoot, is uitkopen wellicht niet nodig, maar anders inrichten de juiste weg. Misschien een weg met een lange adem, maar met één doel: behoud van de kortste weg naar de lokale boeren en telers. 

Utopie of nieuwe werkelijkheid? De toekomst zal het ons leren. 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het is maandag 12 oktober, vroeg in de ochtend. De avond ervoor ben ik neergestreken op een camping in Tienhoven aan de Lek. Het is koud en vochtig, de dauw staat op het gras als ik naar de ingang van de camping fiets om documentairemaker Rik en zijn compagnon Edwin, die de drone gaat besturen, te ontmoeten.

Marja van der Ende

Het wordt een prachtige dag om het landschap van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden op beeld vast te leggen. Het is een lappendeken van weilanden met koeien en schapen, fruitboomgaarden, slootjes en dijken en het water van de Lek, die het gebied scheidt van de Lopikerwaard en Krimpenerwaard. De zon komt langzaam op en op die Lekdijk maken we de meest wonderschone beelden. Ook mijn bezoeken aan de vele zuivelboerderijen en kleine boerderij- en fruitwinkels worden vastgelegd.

Ruim driekwart jaar later, op maandag 21 juni, is de documentaire ‘Het voedsel van hier’ van het Gebiedsplatform Alblasserwaard-Vijfheerenlanden in première gegaan. De versoepelingen lieten toe dat we elkaar weer konden ontmoeten, buiten op een inspirerende locatie: Avonturenboerderij Molenwaard. Daar weer te zijn, op een uurtje autorijden vanaf mijn vertrouwde Westland, doet het verlangen direct oplaaien om meer lokale voedselproducenten en hun winkeltjes te ontdekken. 

Deze documentaire leende zich het beste voor een persoonlijke première-setting en dat was het wachten meer dan waard. De aanloop naar de première was spannend. De glunderende gezichten van Marieke, Amber en Laura van KnowWhy even voordat de film getoond werd, spraken boekdelen en voerden de spanning bij mij nog verder op.

Marja ontvangt een cadeautje als dank voor het meedoen

De documentaire is een schitterend portret geworden van het gebied, van de geschiedenis van het land en water, en van verschillende boeren die vertellen over hun bedrijf. De boeren Kortleve, Kuiper, De Jong, Verhoef en Van de Water delen hun visie over de landbouw van nu en de toekomst. Vreemde ‘eend’ in het gebied is het duo Kiem & Salari die insecten kweken in een bij boer Kuiper gehuurde schuur. Het initiatief Lev Lokaal is de verbindende schakel voor het leveren van boodschappenpakketten met lokale producten aan de consument. 

Tussendoor fiets ik op beeld voorbij en vertel ik waarom ik als consument de macht heb om te bepalen wat ik in mijn mond stop en waar ik het koop: rechtstreeks bij de voedselproducent. En dat die stap om lokaal te kopen ook helpt het landschap in het gebied, in stand te houden. Die glunderende gezichten van de makers waren terecht. Precies de juiste beelden en woorden zijn gekozen om te verwerken in deze film, van alle geportretteerden.

Ik ben trots aan deze documentaire meegewerkt te hebben. Gevleid dat ik gevraagd ben en bevoorrecht met zo een gedreven team gewerkt te hebben. Wat in dit gebied nog ontbreekt, is een voorfietser voor Fietsen voor m’n eten, die de passie en sfeer van het gebied ook gaat uitstralen naar andere (fietsende) consumenten. Zowel naar de inwoners zelf als naar de toeristen, de lokale producten zijn het waard om ontdekt te worden. 

Zodat dit prachtige gebied niet verandert in een New Yorkse Central Park (quote van boer Jan Kuiper), maar vruchten kan blijven geven om de bevolking te voeden.

De documentaire is vanaf nu als een programma bij het Gebiedsplatform Alblasserwaard-Vijfheerenlanden te boeken via info@gebiedsplatform.nl. De makers komen dan mee om uitleg te geven. In het najaar zullen dialoogavonden georganiseerd worden met Het voedsel van hier als insteek voor de dialoog. De documentaire is mede gerealiseerd met steun van de Provincie Zuid-Holland.   

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Hoewel de provincie Zuid-Holland zich al vijf jaar inzet voor lokaal en duurzaam voedsel in haar eigen restaurants en catering, is het niet erg opgeschoten. Uit een recent onderzoek door Greendish blijkt dat slechts tien procent van de in het provinciehuis genuttigde voedingswaren inmiddels lokaal is geproduceerd. De provincie zelf hanteert een andere rekenmethode en houdt het aandeel van lokaal voedsel op 23,7 procent. De kortste weg is niet voor iedereen dezelfde.

Sebastiaan Grosscurt

Al sinds 2016 zet de provincie zich in voor een korte keten en gebruikt campagnes als ‘Zet je tanden in Zuid-Holland’ en de ‘80/20 challenge’ (tien dagen lang 80 procent van je eten uit Zuid-Holland halen) voor de publieke bewustwording van lokaal eten. Ook buiten het provinciehuis hingen deze grote posters in een campagne. Toch is het voor de provincie erg moeilijk om concreet de daad bij het woord te voegen: in haar eigen bedrijfsrestaurants wordt voornamelijk niet-lokaal eten aangeboden. 

Maar 10 procent lokaal

Uit de cijfers van Greendish blijkt de provincie in haar eigen restaurants en catering maar 21 procent in Nederland geproduceerd voedsel te serveren, waarvan 11 procent regionaal en 10 procent lokaal. Het gemiddelde aandeel van regionaal voedsel in Nederlandse overheidslocaties ligt hier met acht procent net onder. Andere locaties hebben wel een groter aandeel Nederlandse producten, namelijk 34 procent.

Lokaal voedsel neemt een steeds groter deel van ons dieet in, een trend die lokale boeren steunt en de milieu-impact van voedsel drastisch kan verlagen.

Promotie voor lokale producten op de gevel van het provinciehuis

Producten worden als lokaal beschouwd wanneer deze regionaal zijn en geleverd zijn met een ketenlengte van één schakel of korter, waarbij de producten dus direct geleverd worden door de producent, of in een korte keten met maximaal één tussenhandelaar. Regionaal betekent in dit geval niet uitsluitend Zuid-Holland. Het bestrijkt een gebied binnen een straal van 50 kilometer van het provinciehuis, waar Amsterdam en Utrecht net buiten vallen. 

Nog veel lange ketens

Wat betreft ketenlengte ligt de catering van provincie Zuid-Holland iets achter op andere overheden. Waar 15 procent van de producten met één of minder schakels in de voedselketen op het bord van de gemiddelde beleidsmedewerker valt, is dit 11 procent voor de medewerkers van provincie Zuid-Holland en geldt dit vooral voor graanproducten, aardappelen en snacks. 

Opvallend is wel het aandeel seizoensgroenten uit volle grond, producten waarin Zuid-Hollandse boeren natuurlijk uitblinken, wat met 61 procent drie maal hoger ligt dan het landelijk gemiddelde.

Daarbij weet de provincie van alle aangeboden producten of ze op het moment van aanbieden in seizoen zijn en heeft een goed beeld van de fruit- en groentekalender. Dit is belangrijk voor vergroening, omdat Nederlandse en regionale producten niet direct beter voor het milieu zijn, maar het seizoen en de teeltwijze ook een belangrijke rol spelen. 

Andere cijfers door meetverschillen

Willy de Zoete

Gedeputeerde Willy de Zoete bekijkt de cijfers uit het onderzoek met een iets ander oog. Ze ziet een wezenlijk verschil tussen het beleid rondom ‘Zet je tanden in Zuid-Holland’ en de rekenmethode van Greendish. “Dit gaat uit van de inkoopcijfers op basis van een volledige maand inkoop voor de keuken in het provinciehuis. Hierbij is een selectie gemaakt van honderd producten, niet het volledige gamma, met een hoge omzetsnelheid en bestelfrequentie. De rekenmethodiek en analyse van Greendish is bovendien enkele malen aangepast omdat het verzoek tot deelname viel in coronatijd en voor de provincie zodoende geen juiste afspiegeling konden vormen.” 

Hoewel Greendish 13.000 producten verspreid over 17 overheidslocaties traceerde, meent De Zoete meent dat de bevindingen niet vergelijkbaar zijn met werkelijke aandeel van lokaal voedsel. Dat schat de provincie zelf op 23,7 procent. Het verschil met de 10 procent lokale producten dat Greendish becijferde wordt ook gezocht in niet meegerekende evenementen, waaronder bedrijfslunches, kerstmarkten en online bestellingen, die buiten het dagelijkse aanbod vallen en worden gefaciliteerd door lokale leveranciers. 

Een lange weg voor korte ketens

Hoe en of het verschil in aangeboden lokaal voedsel enkel kan worden uitgelegd door deze meetverschillen, is onduidelijk. Vermoedelijk is er ook een verschil in definitie van wat nou lokaal voedsel is en wat niet. Aangezien het aandeel lokaal voedsel het bedrijfsrestaurant op 10 procent steekt, lijkt het dat er voor een transparante korte keten nog een lange weg bewandeld moet worden.

Nog een initiatief

De provincie heeft zich met dat doel ook aangesloten bij de het landelijke initiatief Green Deal Catering Overheidslocaties en zegde toe zich verder in te spannen voor de inkoop van meer duurzaam en lokaal voedsel. Het onderzoek van Greendish was een nulmeting voor die Green Deal.

Als de provincie zelf echt haar tanden in Zuid-Holland wil zetten, is er meer inzicht nodig in de grotendeels onbekende keten. In samenwerking met de groothandel en lokale aanbieders is het mogelijk om meer lokale producten op de kaart te zetten om zo lokale boeren en vissers te ondersteunen en de kennis over de Zuid-Hollandse voedselketen te vergroten. 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Boeren in een officieel natuurgebied, kan dat zonder de natuur in problemen te brengen? De stichting Zuid-Hollands Landschap denkt van wel en werkt in de Krimpenerwaard steeds inniger samen met boeren om het antwoord op die vraag te vinden. Wat blijkt? Het kan, maar het heeft tijd nodig.

Ilona de Ruijter

De stichting verpacht – onder strenge voorwaarden –  stukken natuurgebied aan boeren voor agrarisch medegebruik. “Dat betekent dat er natuur gerealiseerd wordt én er op een natuurvriendelijke manier geboerd wordt”, legt Sietse Kleinjan, Boswachter Uitvoering bij het Zuid-Hollands Landschap uit. “Kritische percelen met bijzonder hoge natuurwaarden beheren wij zelf, maar het grootste deel van de percelen verpachten we aan boeren. Het is een financiële win-win situatie; de boeren pachten relatief goedkoop land waar zij gras van kunnen oogsten en wij krijgen er geld voor.” Daarnaast wordt het natuurnetwerk er robuuster door: “De natuur wordt gedragen door de omgeving.” 

Dat is goed te zien bij twee Krimpense boerenbedrijven: de Veerstalhoeve en de Beijersche Schuur, die beiden steeds natuurlijker werken. Voor de boeren was het pachten van de natuurgronden naast een financieel aantrekkelijke samenwerking ook de enige mogelijkheid om hun bedrijf op een natuurlijke manier te kunnen draaien. 

Boerderijwinkel De Veerstalhoeve

Voor de ontwikkeling van het natuurnetwerk heeft de Provincie namelijk land onteigend van andere boeren. “Het was een kwestie van stoppen met ons bedrijf, verhuizen, of meegaan in de plannen”, vertelt Henk van Drunen, eigenaar van paardenpension en boerderijwinkel de Veerstalhoeve. En om mee te gaan in die plannen heeft de boer meer land nodig. Datzelfde geldt voor de Beijersche Schuur. De omslag naar natuurlijk werken is een enorme klus, maar omdat bij beide bedrijven de kinderen het bedrijf voortzetten, konden de families de uitdaging aan.

Natuurbeheer als meerwaarde 

“Het werken met natuurland past bij ons bedrijf; het minder voedingsrijke grovere gras is ideaal voor de paarden en de ossen mogen het land in kleine groepjes beweiden.”, legt van Drunen uit. “Het vlees van de ossen kunnen we daardoor als grasgevoerd natuurvlees verkopen. Het duurt langer voordat de ossen slachtrijp zijn, maar ze hebben een relaxter buitenleven en het vlees smaakt zoals vijftig jaar geleden.”

“Het voelt goed om bij te kunnen dragen aan de natuurdoelstellingen; het geeft een extra dimensie aan ons bedrijf. Er komen veel klanten uit Gouda speciaal voor hun vlees en kaas.” zegt hij trots.

“Het vlees smaakt zoals vijftig jaar geleden”

Boer Van Drunen

Ook bij Jan en Yfke Boer van de Beijersche Schuur past het pachten van de natuurgronden bij het bedrijf: “We hadden extra land nodig om ons vee minstens zes maanden per jaar 24 uur per dag te laten weiden. En onze Blaarkop en Witrug koeien kunnen prima grover gras eten, dat is voor hun gezondheid zelfs beter. We willen hier op de boerderij zuivel met meerwaarde produceren en verkopen.”

Natuurnetwerk

De vernieuwing in de Krimpenerwaard staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een groter geheel. De provincie Zuid Holland bouwt al sinds een pilot in 2013 samen met natuurorganisaties en agrariërs aan het Natuurnetwerk Nederland, dat natuurgebieden wil versterken door ze aan elkaar te verbinden. Want grote gebieden zijn beter bestand tegen negatieve invloeden zoals verdroging of overstromingen. Omdat de Krimpenerwaard onderdeel is van dat netwerk, worden er delen ‘vernat’ en verschraald om de bodem geschikt te maken voor bijzondere plantensoorten en weidevogels.

Dat laatste is voor de boeren een flinke uitdaging. “Als de grond erg nat is, kunnen onze machines er niet op. Ook kunnen de koeien moeilijker uit de sloot drinken door de zachte kanten; ze zakken weg in de modder. Maar ik begrijp dat het nodig is voor de weidevogels”, vertelt Yfke Boer.

Yfke Boer in de kaasmakerij

Kleinjan: “Om het land in de Krimpenerwaard geschikt te maken voor weidevogels is vernatting nodig, dus wordt het waterpeil omhoog gebracht. Daardoor groeit het gras langzamer en komen er meer bloemen. Die trekken insecten aan die een goede voedselbron vormen voor de kuikens van weidevogels.” 

Onkruid, mest en maaien

Maar dat is niet de enige uitdaging. Ook onkruid is een probleem, omdat het niet geschikt is voor het hooi en het de gewenste botanische soorten al snel overwoekert. Met de hand wieden is erg veel werk, dus is bij de Veerstalhoeve gebruikt in overleg met de boswachter sinds vorig jaar een onkruidknipmachine. Die snijdt enkel de dikke, harde stengels van het onkruid weg en laat grassen staan. Zo wordt gezamenlijk naar oplossingen gezocht. 

Ook met mest moet de boer heel anders omgaan. Zo mag op slechts een klein deel van de gronden ruige mest worden gebruikt, zijn er afgesproken maaitijden en zijn chemicaliën uit den boze. Dat zorgt voor extra werk voor de boeren. “Omdat het natuurland niet bemest wordt kunnen we bijvoorbeeld veel minder hooi oogsten per hectare land. Voor dezelfde oogst moeten we drie keer zoveel oppervlak bewerken”, vertelt Van Drunen. 

Ook voor de familie Boer is het omschakelen: “We gebruikten altijd al ruige mest, maar aangevuld met kunstmest. Kunstmest gebruiken kan nu niet meer; de bodem moet verschralen. Het is best puzzelen om natuurbeheer, boeren en een redelijk inkomen samen te brengen, maar het geeft voldoening.”

Ondanks de beperkingen en regels zijn de boeren tevreden over de samenwerking en geven aan dat alles in goed overleg met boswachter Sietse verloopt. Dat beaamt de boswachter: “Het geeft energie om samen met Van Drunen en Boer aan de natuur en de polder te bouwen. En natuurlijk zijn er wel eens problemen, maar iedereen heeft begrip voor elkaars situatie.”

Meer tijd

Het duurt nog wel even voordat we de gewenste plant- en vogelsoorten in de polder terugzien. Eerst moeten de basiscondities in het gebied in orde zijn; op dit moment is de grond te rijp en te droog. “Maar we zien hier en daar al wat botanische soorten terugkomen. We staan nog aan het begin van het proces en daarom wordt het gebied door de Provincie ook ingericht voor het natuurnetwerk”, licht Kleinjan toe. Het terugkomen van soorten gaat niet over één nacht ijs: “Als een perceel in agrarisch gebruik is geweest, en je zou optimaal maaien, het gewas afvoeren en geen mest rijden, dan zal de vegetatie na zo’n tien jaar in goede conditie zijn. Voordat je echt resultaat ziet ben je wel twintig jaar verder.” 

Maar kijkende naar de successen in andere gebieden mogen we ook in de Krimpenerwaard mooie resultaten verwachten: “In Polder de Nesse is een groot deel van het natuurgebied ingericht en daar zien we twee keer zoveel grutto’s, drie keer zoveel tureluurs en vier keer zoveel kieviten. Daarnaast komen er nu veel zeldzame trekvogels. Daar blijkt dat goed natuurbeheer effect heeft.” 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Van een kleinschalig initiatief groeide Fietsen voor m’n Eten in nog geen vier jaar uit tot een succesvolle vrijwilligersorganisatie, waarin mensen fietstochten met elkaar delen met locaties van boerderijen, tuinders en streekwinkels. Het initiatief van Van der Ende is niet onopgemerkt gebleven: onlangs nam ze de publieksprijs in ontvangst van de Vrijwilligersprijs WestlandHart. Met de prijs is een bedrag van € 2.500,- gemoeid, maar Van der Ende is vooral blij met deze erkenning vanuit het publiek. “Ik wil toe naar landelijke dekking, met 130 regio’s.”

Kees Vermeer

Van der Ende, die ook op deze website, De Kortste Weg, regelmatig in columns haar ervaringen deelt, heeft de afgelopen jaren tientallen enthousiaste vrijwilligers bij elkaar gebracht. Er zijn mensen die bijvoorbeeld de facebookgroep coördineren, meehelpen op beurzen en streekmarkten, de website beheren en bijwerken, fietsverslagen schrijven, recepten delen of als ‘voorfietser’ mensen in hun regio motiveren om de fiets te pakken voor hun dagelijkse eten. Dat gebeurt inmiddels al in 17 regio’s.

Helemaal tot rust

Het idee ontstond tijdens een vakantie in Zeeland in 2017. “Ik fietste daar rond en kwam een vleesboerderij tegen. En stalletjes langs de weg, kwekerijen… Zo fietste ik mijn eten bij elkaar terwijl ik tegelijk de streek verkende. Dat heb ik drie weken gedaan en vond het heerlijk. Ik kwam helemaal tot rust!”

Uitreiking van de Westlandhart publieksprijs

“Eenmaal weer thuis wilde ik dat ook doen in het Westland. Ik maakte een website, maar ik kende toen nog maar twee locaties voor verse groenten en fruit. Daarom maakte ik een facebookgroep, voegde vrienden uit de regio toe en heb iedereen gewoon gevraagd naar adressen van boerderijen, kwekerijen en kleine winkeliers. Dat liep meteen enorm snel! Na drie dagen had de groep vijfhonderd leden. En door een artikel in de krant werden dat er al snel duizend.”

16.000 leden

Van der Ende kreeg veel publiciteit. Zo benoemde de Fietsersbond haar tot Fietsburgemeester van het Westland en was ze te zien op TV West. Maar de aanwas ging vooral snel in de eerste corona-lockdown: in drie weken steeg het aantal leden van de facebookgroep naar negenduizend. “Het groeide zo snel dat ik er een besloten groep van moest maken. Helaas kan ik dat nu niet meer terugzetten naar een openbare groep.”

Momenteel telt de groep 16.000 leden, die al zo’n driehonderd locaties deelden. De website heeft nu onder andere een sponsor-knop. “Daarmee zamelen we geld in voor activiteiten en om de website te verbeteren. Ook het bedrag van de vrijwilligersprijs steken we daarin. De nieuwe website is begin deze maand online gegaan. De facebookgroep is er vooral voor actuele tips, berichten en fietsverslagen.”

Oneerlijke prijsstelling

Hoewel Fietsen voor m’n Eten dus eigenlijk bij toeval ontstond, zit er wel degelijk een diepere motivatie onder bij Van der Ende: “Ik zie hoeveel moeite lokale voedselproducenten hebben om hun producten te laten zien. In supermarkten hebben ze te maken met oneerlijke prijsstelling. Dat gaat me aan het hart, mede omdat ik zelf ondernemer ben. Daarnaast zijn producten bij de boer niet voorverpakt in plastic. En gaan we verspilling tegen omdat we langs de weg ook producten met een plekje kopen, die in de supermarkt altijd blijven liggen.”

Sinds twee jaar organiseert Van der Ende ook groepsfietstochten. Aan de hand van een gerecht voor een lekkere soep gaat zij met een groep op pad om de ingrediënten bij elkaar te fietsen. Na afloop wordt de soep met de groep gemaakt en gegeten. “Elke rit is weer anders. En onderweg krijgen we ook een kijkje bij een kweker of in een boerenschuur. Helaas lag dit vanwege corona de afgelopen tijd stil. Ik hoop dat we dit nu weer kunnen oppakken.”

Marja en haar ijzeren ros

Band met boeren

Naast haar drukke activiteiten voor Fietsen voor m’n Eten heeft Van der Ende een praktijk voor massagetherapie en leefstijladviezen over bijvoorbeeld voeding en bewegen. Dat kan zij goed combineren en de werkzaamheden sluiten zelfs mooi bij elkaar aan. Bovendien geeft zij boeren en telers een platform om verhalen achter hun werk en hun producten te delen.

“Ik vind het leuk dat ik een goede band heb opgebouwd met de aanbieders in de groep. Ze zijn ook onderdeel van enkele fietsroutes die ik heb uitgestippeld. Dat wordt erg gewaardeerd, onder andere met sponsoring. De boeren en telers zien de meerwaarde van Fietsen voor m’n Eten. We zetten letterlijk de kleine aanbieders op de kaart.”

Landelijke ambitie

Klaar met Fietsen is Van der Ende nog lang niet, plannen genoeg. Ze wil bijvoorbeeld de website koppelen aan een fietsrouteplanner. Daarvoor gaat ze onderzoeken of er al apps zijn die ze kan koppelen, of dat ze zelf iets moet ontwikkelen. Verder heeft ze de ambitie om landelijke dekking te bereiken, met een groei van de huidige 17 naar 130 actieve regio’s met voorfietsers die hun eigen regio in beweging brengen. 

“Dus we hebben nog lekker veel te doen de komende tijd”, lacht ze. “Ik sta altijd open voor samenwerking, ook met vergelijkbare initiatieven, en zie wel wat er gebeurt. Ik wil in ieder geval geen platform dat door geld wordt gestuurd. Dit is iets vanuit de maatschappij. Een echt consumentenplatform, met ook een belangrijke stem voor de aanbieders.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het aantal mensen dat investeert in lokale voedselinitiatieven en natuurvriendelijk boeren stijgt enorm. Niet alleen om rendement te halen, maar vooral ook voor een betere wereld. Het ene project is nog niet afgerond, of het andere staat alweer op. De Herenboeren floreren als nooit tevoren, terwijl de inleg 2.000 euro is. Land van Ons doet het enorm goed. En ook het Rotterdamse Rechtstreex haalde met crowdfunding in zeer korte tijd het dubbele van het streefbedrag op en het initiatief Aardpeer haalde in enkele weken 7 miljoen (!) euro binnen om duurzaam boeren te stimuleren.

Kees Vermeer

Maarten Bouten van Rechtstreex

‘Uhm, we zijn een beetje overdonderd’, was de reactie van Maarten Bouten van Rechtstreex toen hij het resultaat zag van de crowdfunding actie. Geen gekke reactie: al voordat de campagne goed en wel was gestart, werd het maximale doel al bereikt: 100.000 euro. Binnen een halve dag! “We hadden al goede ervaringen met crowdfunding, maar nu ging het echt ongelofelijk snel. Het is ontroerend en indrukwekkend om de betrokkenheid van mensen te zien bij wat wij doen.”

Met de opbrengst kan Rechtstreex, het initiatief om lokaal eten zo toegankelijk mogelijk te maken, uitbreiden naar de regio Haaglanden. “We hebben daar al tien verkooppunten, maar willen de stap maken naar een zelfstandige regio met een eigen assortiment en een zelfstandig verzamelpunt en distributiecentrum. Zo’n nieuwe locatie vraagt natuurlijk een investering, vandaar deze actie.”

Heel snel aan de slag

Rechtstreex bouwt sinds 2013 aan een duurzame en lokale voedselketen. Er zijn in de webshop al meer dan tweeduizend bestellingen per week. Kennelijk zien inwoners van Haaglanden het initiatief ook zitten, want 51 mensen investeerden gemiddeld maar liefst 1.960 euro. ‘We vinden het te gek dat hiermee eerlijk, lokaal eten naar de stad wordt gebracht’, was het bericht van iemand die 10.000 euro inbracht. Medio mei is het nieuwe verzamelpunt in Den Haag opengegaan. “Door de opbrengst van de actie konden we heel snel aan de slag”, zegt Bouten. 

Geld is natuurlijk belangrijk om nieuwe stappen te maken, maar er is meer nodig: “We hopen dat steeds meer mensen lokaal kopen als het nieuwe normaal gaan zien. En inzien dat de duurzaamheid van de voedselketen wordt bepaald door de manier waarop je boodschappen doet. In de supermarkt heb je daar geen idee van en heb je er ook geen invloed op. Door lokaal te kopen ben je onderdeel van een duurzaam systeem. Je kunt kiezen voor boeren die produceren op de manier die jou aanspreekt. Zo heb je veel invloed met iets wat je dagelijks doet.”

Zorgen voor de volgende generatie

Maar waarom investeren mensen eigenlijk? Dat kan Margreet Verhaar uit Leidschendam wel uitleggen. Ze bestelt sinds ruim een jaar boodschappen bij Rechtstreex en deed met een flink bedrag mee aan de crowdfunding actie. “Het geeft me een goed gevoel om boodschappen te doen bij lokale ondernemers. Wat ik koop is niet eerst over de hele wereld vervoerd. Als we met ons voedsel doorgaan zoals nu, dan gaat het niet goed. Met de feestdagen eet ik echt nog wel eens iets wat niet uit de buurt komt, maar ik probeer dat wel te beperken. Veel producten van Rechtstreex zijn bovendien biologisch, en ook dat vind ik belangrijk. Ik probeer ook meer seizoensgroenten te eten. We moeten gewoon goed zorgen voor de volgende generatie. Dat is mijn motivatie.”

Krijn Triep, eveneens uit Leidschendam, deed ook mee vanwege zijn enthousiasme voor Rechtstreex. “Ik ben lid van een weidevogelclub en hoorde er op een clubavond over. Ik vond het meteen een prachtig initiatief. Ik kocht ooit ergens biologische aardappels maar die bleken uit Peru te komen. Ik vind het niet zo biologisch om die helemaal hierheen te transporteren. Rechtstreex staat voor korte lijnen en transparantie. Je weet precies waar de producten vandaan komen.”

Triep las over de crowdfundingactie en wilde er eerst een nachtje over slapen. Maar toen hij zag dat het heel snel ging, is hij meteen gaan meedoen. Hij hoopt dat het bewustzijn over duurzaamheid en korte lijnen in de toekomst bij meer mensen zal doordringen. “Want we moeten onze voedselproductie echt op een andere manier gaan organiseren.”

Studenten en jonge gezinnen

Kees van Biert, van Aardpeer

Kees van Biert, mede-initiatiefnemer van Aardpeer, is ook in zijn nopjes met de enorme investering vanuit crowdfunding: “Dit is een succes voor de aarde.” Aardpeer streeft naar natuurvriendelijke landbouw en geeft informatie, advies en ondersteuning. Bijvoorbeeld rondom kruidenrijk grasland of gezondere bodems met meer biodiversiteit. Vanaf eind januari konden particulieren en bedrijven voor 500 euro per stuk ‘Samen voor grond’-obligaties aankopen. Dat leverde 7 miljoen euro op, waarmee nieuwe grond wordt verworven en beschikbaar gesteld aan natuurvriendelijke boeren. 

“We willen boeren in staat stellen om de aarde beter achter te laten dan dat ze die gekregen hebben”, legt Van Biert uit. “Dat doen we met een pachtcontract waarin staat dat er geen gif en rommel wordt gebruikt. De boer kan dan pachten tegen een lage prijs. Triodos, eveneens onderdeel van Aardpeer, verleende een voorfinanciering zodat we alvast objecten konden kopen. Daarna hebben we particulieren en bedrijven gevraagd om ons te helpen door de obligaties te kopen. We hebben nu 650 beleggers, waarvan de helft studenten en jonge gezinnen. Zij vinden het dus belangrijk wat wij doen.”

Onmogelijk mogelijk

Dat het initiatief zo breed wordt ondersteund is voor Van Biert een kans om nog meer te doen dan vooraf gedacht. Met de opbrengst kunnen boeren natuurvriendelijk aan de slag die dat voorheen niet hadden gekund. “Met de huidige prijs van boerenland en een lening van een bank komen boeren er gewoon niet uit. Dus we moeten ergens een draai maken. Ik denk dat we dat nu kunnen doen. We hadden al 550 hectare grond, dus we waren al flink groot. Maar door onze beleggers kunnen we nu dingen doen waarvan we dachten dat ze onmogelijk waren. Kennelijk hebben we een instrument gevonden wat bij deze tijd past. De nieuwe generatie beleggers kijkt bewust naar de impact van hun belegging.”

Deelnemers van Aardpeer

Zeventig miljoen

Voor boeren die anders willen gaan werken, is de hoge grondprijs een groot knelpunt. Begin dit jaar werd bekend dat steeds minder boeren de sprong wagen naar biologische landbouw. Maar de boeren zijn het probleem niet, betoogt Van Biert. “Zij willen wel, maar kunnen gewoon geen kant op. Bij de start van Aardpeer meldden zich binnen drie weken 74 boeren. En allemaal hadden zij een plan om beter en gezonder te gaan werken. Een van hen, een jonge boer, zei tegen ons: ‘Ik ben mijn grond en de natuur aan het verwoesten, maar ik kan niet anders’. Met onze hulp heeft deze boer nu een volledig biologisch en circulair bedrijf. Daarom geloof ik in onze methode: boeren helpen om tegen een goede prijs grond te kopen om stappen te kunnen maken. We gaan ons nu inzetten om niet zeven maar zeventig miljoen binnen te halen. We hebben laten zien dat het kan, en nu gaan we de volgende stap zetten.”