De Kortste Weg

Dat er dit jaar een aanhanger werd gestolen en er ook nog eens werd ingebroken in de kas, doet het Naaldwijkse initiatief voor korte voedselketens, BoereGoed, het nogal … goed. De vrijwilligersorganisatie moest zelfs, wegens succes, verhuizen.

Kees Vermeer

BoereGoed werd vijf jaar geleden gestart om meer korte voedselketens te kunnen bouwen, in samenwerking met telers in de regio. Met daarbij als belangrijk speerpunt het bieden van nieuwe werkervaringsplaatsen en een mooie plek voor vrijwilligers en consumenten.

Centraal staat inmiddels de BuurtKas in Naaldwijk, met producten van BoereGoed en van telers uit het Westland en Midden-Delfland. “Bovendien bieden we voor zoveel mogelijk mensen een kans op zinvolle deelname aan arbeid en samenleving”, vertelt bedrijfsleider Fred Mattern. “We willen mensen uit verschillende lagen van de regionale bevolking via gezonde en lokale producten met elkaar in contact brengen.”

Vorig jaar stond in het teken van de verhuizing naar die kas. Daarmee heeft BoereGoed een flinke stap vooruit gemaakt. “De totale oppervlakte, de tuin, de verwerkingsruimte, loods, kantoor en kantine… In alles zijn we twee keer opgeschaald”, laat Mattern weten. “In onze kas telen we heel divers: van rabarber, koolraap en bloemkool tot komkommers, paprika, asperges en meloenen. Dat doen we onder andere om het werk leuk en afwisselend te houden voor onze medewerkers. Maar ook omdat we experience centre willen zijn en educatie willen geven: iedereen kan bij ons komen kijken hoe alles groeit. Door samenwerking met lokale telers van de verschillende producten is er altijd voldoende aanbod voor onze klanten. Producten kunnen overigens ook via de webshop op onze website worden besteld, en daarna op zaterdag worden afgehaald.”

Werkervaringsplaatsen
BoereGoed werd gestart door enkele enthousiaste mensen die ‘iets wilden doen’ voor de maatschappij. Dat is zeker gelukt: inmiddels werken er zo’n vijftig vrijwilligers, die zich in de hele breedte van de organisatie inzetten: van tuinders en schoffelaars tot inpakkers en chauffeurs. “Tevens bieden we plek aan mensen die in de maatschappij tussen wal en schip vallen. We zijn geen zorginstelling, maar we helpen deze mensen in de stap naar regulier werk. Zij lopen bij ons in het hele traject mee en kunnen zo wennen aan het werkritme, omgang met anderen en aan werkplezier. Het is al enkele keren gelukt om iemand te laten doorstromen naar deeltijdwerk of een volledige baan. Het is mooi om te zien dat iemand weer zonder onze begeleiding kan meedraaien in de samenleving en daar een plek vindt.”

Mooie wisselwerking
BoereGoed wil in de toekomst meer samenwerken met zorg- en woonpartijen. Er is al contact met het ouderinitiatief ‘Ons Buitenhuis’ in Maasdijk en woonlocatie De Nederhof in Honselersdijk. Mattern merkt dat BoereGoed kan rekenen op veel sympathie vanuit de maatschappij: “Zo staan veel bedrijven ervoor open om mensen met een beperking of achterstand een plek te geven. Dat past in deze tijdgeest en geeft een mooie wisselwerking. We leveren ook steeds meer werkfruit, oftewel fruit voor bedrijven. Voor ons betekent dat weer nieuwe werkervaring voor onze werknemers. Zo leveren bedrijven die bij ons fruit afnemen een bijdrage aan de werkverschaffing binnen BoereGoed.”

Voor alle positieve geluiden dit jaar, waren er ook twee tegenslagen. Enkele maanden geleden is de aanhanger gestolen die werd gebruikt bij de verkoop van producten. Daar bovenop werd vorige maand ook nog eens ingebroken in de kas. Waarbij geld is meegenomen, maar vooral veel ravage is aangericht. Flink balen, maar het heeft geleid tot mooie reacties uit de samenleving: “Veel mensen hebben iets voor ons gedaan. Via een clubactie hebben we bijvoorbeeld een mooie gift gekregen van medewerkers van de Rabobank. Vanuit allerlei hoeken en gaten kwam er steun en medeleven.”

Bedrijfsleider Fred Mattern (links) met een leverancier, boer Pait uit Maasdijk

Bewustzijn over groenten en fruit
BoereGoed kan terugkijken op succesvolle jaren. Zelfs dit ‘coronajaar’ draait de organisatie goed. Mattern: “Normaal gesproken doen we iedere twee weken iets voor het publiek, bijvoorbeeld een rondleiding of een plukdag. Dat draagt enorm bij aan het bewustzijn over groenten en fruit. Het is ontzettend leuk als bijvoorbeeld kinderen, die meestal met de ouders naar de supermarkt gaan voor de boodschappen, hier zien hoe bloemkool groeit en daar vragen over stellen.”

Vanwege corona zijn er nu minder activiteiten. Maar de vraag naar lokale producten is sterk gegroeid. En daarmee ook de naamsbekendheid van BoereGoed, zowel bij de bevolking als bedrijven. “Ik denk dat dit de toekomst is voor boerenbedrijven: meer regionale samenwerking met allerlei partijen”, besluit Mattern. “Je ziet op dat gebied allerlei initiatieven ontstaan. Boeren en telers werken steeds meer samen. En mensen realiseren zich steeds meer dat producten niet van ver weg te komen en eerst in plastic verpakt te worden. Je kunt ze net zo goed rechtstreeks vers bij de boer kopen.”

Het lokale voedsel in Nederland begint steeds meer zichtbaar te worden door allerlei initiatieven, zoals De Kortste Weg en Fietsen voor m’n eten. En door de vele boerderijkaarten, die in het begin van de coronatijd als champignons uit de grond zijn gestampt. Maar hoe werkt dat in het buitenland? Hoe maken ze daar de zuivel en het vlees bekend van de koeien die met van die grote bellen om door de bergweides lopen? De suikermaïs die daar vol op de akkers groeit? De courgettes, bloemkool, wortelen, aardappelen en noem maar op?

Marja van der Ende

Mijn vorige column over interregionaal koken lijkt een eeuwigheid geleden geschreven. Een volgende kampeertrip diende zich onlangs alweer aan. Dit keer zochten mijn partner en ik samen de wijde wereld van onze Europese buurlanden op. Natuurlijk ging mijn antenne om lokaal voedsel te speuren, direct aan. En de uitdaging om dit buiten de supermarkt te kopen, werd weer geprikkeld.

Lokaal eten op het menu
Stalletjes langs de weg heb ik niet echt kunnen ontdekken in Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Luxemburg, de landen waar we één of meer nachten neerstreken met de caravan. Wel hebben we gefietst naar de mooiste ‘Schlossen’ en ‘Chateaux’, over valsplatte fietspaden door wouden en dalen en, uiteraard zonder ondersteuning, bergje op voor de overwinning op mezelf. En daar hebben we vooral de plaatselijke horeca gesteund, zodat ik toch aan de inmiddels onsterfelijke uitdaging voldeed om zoveel mogelijk lokaal eten tot me te nemen. Want wat mij het meeste opviel in deze landen, was dat er op iedere menukaart op de eerste pagina een overzicht te vinden was van de lokale voedselproducenten die de ingrediënten van de heerlijkste gerechten leverden. Dat doen ze daar toch een stukje beter dan hier. Uitzonderingen daargelaten natuurlijk…

Waarom lukt dat hier in Nederland meestal niet? Waarom werkt niet ieder restaurant met lokaal voedsel? Naar ik heb begrepen zijn de grote uitdagingen hier: de logistiek, de beschikbaarheid van de producten in relatie tot de gerechten op de kaart en de (eerlijke) prijs. Het schijnt hier ontzettend moeilijk te zijn om elke voedselproducent een rondje langs restaurants te laten rijden en elke locatie van een voorraad te voorzien. Dan maar liever bestellen bij de groothandel, waar je de herkomst van de producten in twijfel kunt trekken, net als bij de supermarkt. 

Wat de beschikbaarheid van de producten betreft, snap ik die chef-koks best wel. Je stelt een menukaart voor een aantal weken of maanden vooruit samen en hoe vervelend is het dan als je een gast moet vertellen dat het gerecht dat deze het liefst had willen eten, niet gemaakt kan worden? Natuurlijk is dit heel makkelijk op te lossen, door naast de kaart nog een extra seizoensmenu met lokale producten te serveren. Maar wie ben ik om met dat idee te komen…

Dan de prijs. Ik was een tijdje geleden in een lunchroom en bestelde een verse muntthee met honing. Er werd mij een supermarkt-knijpfles honing, die vrijwel zeker extra gesuikerd was, geserveerd. Meteen vroeg ik aan de eigenaresse van de lunchroom waarom zij geen honing uit de streek erbij gaf. “Te duur”, was het antwoord. Maar hoe duur is het eigenlijk, als ze daardoor gasten verliest die liever kiezen voor een leuk tentje waar wel oog voor het streekproduct is?    

Ik schrijf dit met een cynische toon, want zo kijk ik ernaar. Elke uitdaging is op te lossen. Kijk maar naar Hoeve Biesland die hun producten aan de horeca in de omgeving leveren, en naar Farm I See die levert aan de Hanos. Waarom lukt het hen wel en waarom lukt het blijkbaar in de ons omringende landen ook?

Internationaal lokaal koken
Natuurlijk gingen we tijdens onze kampeertrip niet elke dag uit eten. We hebben ook internationaal lokaal gekookt. Voor vlees zochten we in Duitsland en Oostenrijk de ‘metzgerei’ en in Frankrijk de ‘boucherie/traiteur’ op. De broodjes en croissantjes voor het ontbijt werden door de plaatselijke bakker aan de camping geleverd of kochten we bij de ‘bäckerei’ of ‘boulangerie’ in het dichtstbijzijnde dorpje. Groenten en fruit haalden we in Oostenrijk bij de ‘ländemarkt’, waar duidelijk vooral producten uit het land zelf te vinden waren. En die heerlijke Franse kazen waren te vinden bij de ‘crèmerie’ op het pleintje waar de kleine winkeliers nog hoogtij vieren, omdat er gelukkig in de verste verte geen grote supermarktketen te vinden is. 

Ik houd ervan om zo te eten en leven en hoop dat de trend om de kortste weg te kiezen, zich blijft doorzetten! Zodat er ook voor de horeca geen ontkomen meer aan is om met lokale producten te werken. Gewoon omdat de gast, die eigenlijk de macht in handen heeft, erom vraagt…

Boerderij Het Lansingerland in Bergschenhoek is eigenlijk al lang geen gewone boerderij meer. Het melkveebedrijf huisvest nu ook een kinderdagverblijf, een buitenschoolse opvang, horeca, zaalverhuur, een boerderijwinkel en een camping met farm safari. De uitbaters, Peter Gille en zijn vrouw Annigje, zijn nog lang niet klaar.

Kees Vermeer

Gille en zijn vrouw willen met name het zorgaspect gaan uitbouwen. Hij neemt daarom deel aan het landelijke initiatief Boerenversneller. “Binnen tien jaar hoop ik mijn bedrijf te kunnen omvormen tot een zorglandgoed.”

De Boerenversneller is een traject waarin boeren van verschillende pluimage worden begeleid in het zoeken naar innovatiemogelijkheden binnen hun bedrijf. Iedereen kan meedoen, van een oesterzwammenkweker of geitenhouder tot pluimveebedrijf of gemengde bedrijven. 

Peter Gille

Kansen en gereedschappen
“De versneller-methode wordt veel gebruikt bij startups in de technologie en ICT”, legt Gille uit. “Het programma komt dus niet uit de landbouw maar is daar nu wel voor opgezet. Het biedt kansen en gereedschappen om je agrarisch bedrijf verder te ontwikkelen binnen je eigen visie.”

Begeleiding gebeurt onder andere door coaches. Die komen veelal van buiten de agrarische sector. “Dat vind ik positief: doordat zij weinig weten van onze sector, kijken zij met een andere, frisse blik naar je bedrijf en de bedrijfsvoering. Ik denk dat veel veehouders en landbouwers in Nederland dat zouden kunnen gebruiken.”

Deelnemers bellen ook elkaar via een peer-to-peer systeem. Ook dat geeft nieuwe inzichten, vindt Gille. “Helaas is vanwege corona fysiek contact nu lastiger. Er stond recent bijvoorbeeld een gezamenlijke fietstocht gepland langs duurzame ondernemers rond Amsterdam, die bezig zijn met bijvoorbeeld stadslandbouw, innovatieve voedselproductie of het vermarkten van hun producten. Veel mensen zijn bezig met andere manieren van denken en werken. Dat geeft mij handvatten om het anders te gaan doen met mijn melkveebedrijf.”

Grote rol voor zorg
De Boerenversneller is een initiatief van Food Hub, gespecialiseerd in het begeleiden van innovatie- en veranderingstrajecten in de wereld van voedsel en landbouw. Daarbij worden koplopers en veranderaars ingezet uit alle schakels van de voedselketen, van boer tot beleidsmaker en van detailhandelaar tot ondernemer. Met als missie het aanjagen van de transitie naar een eerlijk, gezond en duurzaam voedselsysteem. In 2019 was de eerste ronde van de Boerenversneller, dit jaar startte de tweede ronde. Beide rondes tellen veertien deelnemers.

Gille heeft al voor ogen waar hij naartoe wil: een landbouwbedrijf dat past bij de omgeving, met respect voor de natuur en met maximale openheid over de manier van produceren. Vooral het zorgaspect speelt een grote rol in de plannen: “Wij willen plaats bieden aan mensen met een beperking en aan leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. Heel recent zijn we samenwerking aangegaan met een VSO-school. Een leraar van de school gaat op ons bedrijf een dag per week lesgeven aan drie leerlingen. Dit hopen we de komende jaren uit te breiden naar twee klaslokalen, waarbij een aantal leerlingen binnen het bedrijf aan het werk zijn. Zij krijgen les in groen, zorg en welzijn, horeca, facilitaire dienstverlening en techniek. Daarnaast zijn we bezig met een nieuw pand voor extra kinderopvang en ook dagbesteding voor ouderen met dementie. Het ‘spoorboekje’ voor de komende tien jaar hebben we al grotendeels in ons hoofd. De Boerenversneller helpt bij het verbeelden en uitwerken daarvan.”

In de bankschroef
Maar intussen moet het bedrijf wel blijven draaien. Dat vraagt soms keuzes die misschien niet helemaal ‘in het plaatje passen’. Dat komt vooral door relatief hoge financiering op dit moment. “De keuze voor natuurinclusief boeren betekent vrijwel altijd dat je rendement eerst daalt”, weet Gille. “Banken willen dat niet altijd. Bijvoorbeeld grond kopen om te extensiveren wordt vaak niet gefinancierd. Daar maak ik me wel zorgen over. Het min of meer gedwongen rendementsdenken staat verandering in de weg.” Door te ‘extensiveren’ gebruikt een boer meer grond per dier, wat beter is voor grond, dieren en milieu.

“Het rendementsdenken staat verandering in de weg.”

Peter Gille

Ondanks zijn wens om te extensiveren, is Gilles veestapel afgelopen jaar gegroeid van 100 naar 140 koeien. Dat is echter een bewuste keuze geweest om de transitie van zijn bedrijf mogelijk te maken: “Als je niet goed draait en er is geen geld, kun je ook niet veranderen. In de economie heet dat punt de valley of death. Daar moet je doorheen. Daarom wil ik eerst olie in de machine, om daarna verder te kunnen veranderen. En daarom is een langetermijnvisie nodig. Want dan kun je onderweg wijde bochten maken. Daarom gaan we nu maximaal melken, tot het moment dat we alles rond hebben en kunnen gaan schakelen.”

Op boerderij Het Lansingerland gebeurt dus veel. Toch voelt Gille zich bovenal boer. “Mijn boerenbedrijf maakt me wie ik ben. Het zorgt ervoor dat we ons verbonden voelen met de aarde, de seizoenen en het leven. We kijken in dankbaarheid naar wat de natuur ons brengt. En we zien met verwondering wat de natuur buiten onze bemoeienis om allemaal regelt. Die kennis en beleving willen we uitstralen met onze boerderij.”

Boeren met niet-boeren
Volgens Yvonne Faber van Food Hub ligt er, al dan niet terecht, veel maatschappelijke druk op de agrarische sector: “De wereld verandert snel. Daarom willen veel boeren hun bedrijfsvoering innoveren, maar soms weten zij nog niet hoe. De Boerenversneller is onderdeel van De Nieuwe Boerenfamilie, waarin wij boeren in contact brengen met bijvoorbeeld uitvinders, architecten, marketeers, chefkoks, bankiers of ontwerpers. Samen gaan we op zoek naar haalbare, logische en duurzame innovaties in het boerenbedrijf. Afhankelijk van de specifieke vraag van de boer, brengen we hem of haar in contact met experts, coaches en niet-boeren zodat zij samen slimmer kunnen gaan boeren. Het samenbrengen van boeren en niet-boeren leidt tot mooie resultaten en initiatieven.”

Over het aspect van financiering van boeren zegt Faber: “Dat kan een onderdeel zijn van de ondersteuning. We kunnen bijvoorbeeld zoeken naar alternatieve vormen van financiering. Dat kan een investeerder zijn of een model waarin de consument betrokken wordt. De mogelijkheden zijn er, soms moeten ze alleen nog wat meer vorm krijgen. Samen met de boeren willen we ontdekken waar hun mogelijkheden liggen en hen zoveel mogelijk op maat ‘versnellen’.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

De Dutch Food Week ziet er door corona anders uit dan normaal. De planning veranderde zelfs vorige week nog, door de aangescherpte coronamaatregelen. Daardoor zal er van 10 tot 17 oktober toch geen Rotterdamse markt zijn met kraampjes van de deelnemers. En de door het hele land verspreide activiteiten die doorgaan, vinden in aangepaste vorm plaats. 

Sammy Shawky

“We gaan heel veel activiteiten virtueel doen”, vertelt Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer. Zo wordt de week afgetrapt via een livestream en zullen er op de website filmpjes met interviews en demonstraties te zien zijn. Ondanks het schrappen van de grote markt, is er volgens de organisatie ook nog genoeg offline te beleven. Zo is er een kleine markt in De Bil en kun je bramen plukken in Drenthe of ‘loeren bij de boeren’ in Hedel. 

Voedsel weer waarderen
Het programma ziet er niet alleen door corona anders uit, ook de nieuwe voorzitter heeft een aantal wijzigingen doorgevoerd. Duijzer wil zich met de week meer gaan richten op de landbouw en de voedingssector in Nederland en op Nederlandse consumenten. “We willen mensen lekkere producten uit eigen land laten proeven, zodat ze zien dat eten gezond en gezellig kan zijn”, zegt hij. 

We willen mensen lekkere producten uit eigen land laten proeven”

Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer

“Vers voedsel is belangrijk, daar willen we mensen weer bewuster van maken.” Consumenten zijn dat volgens Duijzer tegenwoordig een beetje kwijtgeraakt, en betalen daardoor ook geen goede prijs voor voedsel. “Wij geven maar zo’n 10 procent van ons inkomen uit aan eten, terwijl dat in sommige landen wel 50 procent is. We moeten ons voedsel dus weer leren waarderen.” 

Voorzitter Dirk Duijzer

800 kilometer
Als het aan Duijzer ligt gaan we meer lokaal eten. “Hoe dichterbij je een product koopt, hoe betrouwbaarder het is en hoe beter je de duurzaamheid kunt waarborgen”, zegt hij. Daarom voert hij achter de schermen gesprekken met allerlei partijen, ook vanuit zijn rol als directeur van de topsector Agri&Food. “Soms zijn die gesprekken best spannend, want het raakt bedrijven echt. Maar het besef dat een kringloop belangrijk is neemt wel toe.” 

Duijzer erkent dat een korte kringloop niet voor alle producten is weggelegd. “Sommige producten verschepen we heel ver omdat ze hoogwaardig zijn, zoals babypoeder of zaaigoed.” Maar de meeste producten zou hij het liefst niet verder dan 800 kilometer verschepen. “Dat is de afstand die een vrachtwagen op een dag kan rijden.” Volgens hem zijn al veel boeren bezig met het maken van kortere kringlopen. “Iedereen die nadenkt over dat soort stapjes juich ik toe.” 

“Hoe dichterbij je een product koopt, hoe betrouwbaarder het is en hoe beter je de duurzaamheid kunt waarborgen”

Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer

Boerenprotesten
Kortere kringlopen kunnen volgens Duijzer niet alleen bijdragen aan meer duurzaamheid, ze zouden ook kunnen zorgen voor betere marges voor boeren. “Bij de boerenacties gaat het vaak over de marges in de keten, dat staat nu echt hoger op de agenda”, zegt Duijzer. “Als boeren bij hun productie ketens ertussenuit halen, dan kunnen er ook kosten tussenuit en stijgen de marges.” En daarbij hoeft niet gekozen te worden tussen kosten of duurzaamheid, want dat kan volgens de voorzitter hand in hand gaan. 

Foto Jeroen van der Wielen

“Ik hoop dat deze week bijdraagt aan het besef dat voedsel belangrijk is, en dat het iets kost”, zegt Duijzer. “In Nederland is er dichtbij veel goed eten te vinden en ik zou het leuk vinden als mensen en kinderen zich dat meer beseffen.” 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Lokale seizoensproducten die als kunstwerkjes eindigen op een bord in een brasserie of restaurant, zo’n gek idee is het niet. In de horeca wordt voedsel uit de buurt steeds geliefder, maar bij veel opleidingen voor koks lukt het nog niet zo. Al zijn er nieuwe initiatieven.

Tosca de Jong

Bij de koksopleiding van mboRijnland staat lokaal eten nog niet echt op de kaart. De school zegt er wel mee bezig te zijn, maar tot nu toe nog zonder resultaat. Marjolein Simons van Slow Food Groene Hart ontwerpt momenteel een lesmodule voor lokaal voedsel, maar dat staat nog in de kinderschoenen. Een van de toekomstplannen is om excursies te
organiseren in de regio.

Op het locatielijstje van die excursies staat Voedselbos Benthuizen. Volgens oprichtster Liesbeth van Bemmel is het Voedselbos een waar walhalla voor koks in opleiding. Op de 1,2 hectare vruchtbare grond vind je talloze onbekende groenten, bloemen en kruiden die allemaal eetbaar zijn. ,,Er valt hier veel te leren over wat je allemaal eten kunt. Zelfs ik leer nog bij”, vertelt Van Bemmel die pluk -en proefwandelingen in haar ‘bos’ organiseert. ,,De leerlingen zijn meer dan welkom. Het zou vooral interessant kunnen zijn voor leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond. Zij kunnen wellicht totaal nieuwe recepten bedenken met de producten die ze hier gaan tegenkomen.’’

Concreter gaat het op de Horeca Academie, een particuliere vakopleiding met vier locaties in Nederland. Daar weten ze eigenlijk al niet meer beter. De docenten die lesgeven aan leerlingen die een opleiding tot kok volgen integreren lokale producten in de lessen en dus ook in de maaltijden die bereid worden. ,,Wij zijn nu een jaar lid van Dutch Cuisine’’, vertelt docent Severine Meijer, werkzaam op de locatie in Den Haag. 

Werken vanuit het ‘Dutch Cuisine principe’ – een initiatief voor en vanuit de horeca – betekent dat je als restaurant lokaal inkoopt en rekening houdt met wat er te koop is in het seizoen. En dat je kookt via het ‘80/20 principe’. Dat wil zeggen; met 80 procent plantaardig en 20 procent dierlijke producten koken. ,,Wij geven de leerlingen hierover zoveel mogelijk mee. Natuurlijk verschijnt er wel eens een avocado in de keuken, maar het liefst werken we met producten uit de buurt, zoals uit het Westland. Of Hollandvis uit Scheveningen.’’ Ook koken de leerlingen seizoensgebonden. ,,Dan is de kans dat een product lokaal is ook veel groter. Je kunt in principe het hele jaar door tomaten kopen, maar we proberen ze tot september te gebruiken’’, legt Meijer uit. 

Boerende koks 
De docente neemt haar leerlingen – de leeftijd loopt uiteen van 17 tot 60 jaar, maar de meesten zijn rond de 20 en 30 jaar – regelmatig mee op excursies naar een boer of een moestuin, zodat zij zelf de producten zien groeien die ze later meenemen naar de keuken. ,,We zijn laatst naar Hoeve Biesland geweest in Delfgauw. Een biodynamisch bedrijf dat groenten, vlees, brood en rauwe melk produceert. Je kunt er alles krijgen wat je wil.’’ Meijer ziet hoe enthousiast haar leerlingen worden van zo’n uitje. ,,Je vak gaat een stap verder. Je bekijkt producten selectiever. Je kijkt vakkundig naar wat al oogstbaar is en wat niet. Vroeger waren we ‘kok’, nu kun je beter spreken over ‘boerende koks’.’’

De Dyck
Een van de plekken waar de leerlingen van de Horeca Academie hun lokale kookkunsten in de praktijk brengen is bij restaurant De Dyck in Woubrugge. ,,Het is een boer die een restaurant is begonnen.’’ De boerderij van de familie Kempenaar stamt uit 1930. Reinier Kempenaar bedacht het concept van het huidige restaurant waar gasten producten rechtstreeks vanuit de moestuin of één van de akkers geserveerd krijgen. ,,Chocolade gebruiken we niet meer. Ook geen citrusfruit en avocado’s, die horen hier niet.’’ Aan producten weggooien doen ze ook niet. ,,We fermenteren de groenten. Wat wel overblijft, gaat naar de varkens.’’ De gasten komen uit de hele regio, maar ook van daarbuiten. ,,Zoals mensen uit Tiel die even bij ons komen lunchen. Dan doen we toch iets goed.’’

Boer Kempenaar is blij met de enthousiaste leerlingen van de academie, maar is zich er ook van bewust dat lang niet alle Nederlandse koksopleidingen zich richten op het (leren) koken met lokale seizoensproducten. ,,De mbo-opleidingen zijn helaas nog niet zo ver. Ik hoorde ooit van een leerling van mboRijnland dat ze ratatouille gingen maken in januari, terwijl dat een typisch zomergerecht is. De beginnende koks zien bij ons de producten letterlijk groeien als ze een rondje door de moestuin lopen. Dat vinden ze fantastisch.’’

Dat sommige opleidingen achterlopen heeft volgens Kempenaar te maken met de gewenning dat altijd alles verkrijgbaar is in de supermarkten. ,,Al is het biologisch, dan nog komt het vaak uit een ander land. Er zou meer aandacht moeten komen voor het lokale. Vroeger kreeg je nog wel eens advies van de groenteboer, maar tegenwoordig weten veel mensen niet wat ze nu eigenlijk eten.’’

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het nieuwe mestbeleid dat minister Schouten dinsdag presenteerde, krijgt bij boerenorganisaties de handen niet bepaald op elkaar. Ze verwachten dat het onhaalbaar is en te duur. Volgens boer Jan Duijndam kan het wel degelijk anders, hij doet met zijn Hoeve Biesland in Delfgauw al twee decennia mee aan het landelijke project Boeren voor Natuur. “Mijn mest brengt geld op,” zegt hij.

Kees Vermeer

Landbouw en natuur staan niet los van elkaar, maar zijn met elkaar verweven. Dat is het uitgangspunt van Duijndam. “Een gezond bedrijfssysteem leidt van nature tot meer weidevogels, meer biodiversiteit, kringlooplandbouw en korte ketens.”

Boeren voor Natuur startte aan het begin van deze eeuw, op initiatief van Alterra, het kennisinstituut van Wageningen Universiteit, dat zich bezighoudt met zaken als natuur, milieu, bodem, biodiversiteit en duurzaam ruimtegebruik. Behalve Hoeve Biesland doen er drie bedrijven in Overijssel aan mee. Toen Alterra praktijkbedrijven zocht voor het project, was Duijndam al volop bezig met de integratie van landbouw en natuur.

Jan Duijndam

“De trend was destijds: we moeten steeds groter en steeds efficiënter worden. Maar dat wilde ik niet, en op deze plek kan dat helemaal niet. Landbouwminister Gerrit Braks zei al in 1983 dat er te veel mest was in Nederland. Dat was tien jaar voordat dit bedrijf is gebouwd. Ik wil geen mestprobleem hebben. Want dat belemmert altijd je bedrijfsvoering. Daarom vond ik dat het anders moest. Nu brengt mijn mest geld op, want ik verkoop het aan particulieren en ook aan de glastuinbouw. Die profiteert zo van mijn bedrijfssysteem en doet mee aan de biologische kringloop.”

Inmiddels werkt Duijndam samen met partijen als Provincie Zuid-Holland, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de Weidevogelvereniging, de Vogelbescherming en Waterschap Delfland. Hoeve Biesland is tevens een erkende zorgboerderij met dagbesteding, stageplaatsen en vrijwilligerswerk voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, psychische problemen, en voor nieuwkomers in Nederland.

Holistische landbouw
Landschapsbeheer is een belangrijk element in het werk van Duijndam. Op de website staat te lezen: ‘We bieden mens, dier en natuur de mogelijkheid om zich te ontwikkelen door rust en ruimte te creëren en zijn hierin afhankelijk van de natuur. Telkens zoeken we naar innovatieve manieren om het produceren van voedsel en het houden van vee zo duurzaam en sociaal verantwoord mogelijk te maken.’ Duijndam noemt dit multifunctionele landbouw, of ook wel holistische landbouw. “Er wordt nu teveel gedacht in hokjes. Ik hoor bijvoorbeeld veel over kringlooplandbouw. Dat is in mijn ogen niet dé oplossing, maar een schakel in de keten. Hetzelfde geldt voor biodiversiteit. Dat moet geen doel op zich zijn. Biodiversiteit ontstaat niet door meer inzaaien van zaden en kruiden, maar is een natuurlijk gevolg van goed bezig zijn met bodem, planten, dieren, mineralen, CO2, enzovoort.”

Draagvlak
Een andere belangrijke schakel in de keten, zeker in deze tijd, is maatschappelijk draagvlak. Burgers laten immers duidelijk horen wat ze van iets vinden. “Ze kijken over je schouder mee”, aldus Duijndam. “Maar dat kan helemaal geen kwaad. Want dat kan een goede PR-machine zijn voor je bedrijf. Burgers zijn ook een klankbordgroep voor waar je mee bezig bent. Als mensen tevreden zijn en dat doorvertellen, is het gevolg dat meer mensen naar je toe komen om hier hun producten te kopen. Dat is de formule van de korte keten. Het is dus belangrijk om met alle schakels tegelijk bezig te zijn. Boeren voor Natuur is een totaalconcept. Maar er zijn nog niet veel partijen die het hele palet overzien. Mijn ervaring is dat de meeste beleidsmensen vooral kijken naar hun eigen vakgebied.”

“Kringlooplandbouw is niet dé oplossing, maar een schakel in de keten”

Jan Duijndam

Veranderingen hebben tijd nodig. Duijndam is nu een kwart eeuw bezig ‘en ik ben er nog lang niet’. Alleen worden subsidies voor slechts enkele jaren uitgegeven en beleidsmakers willen vaak binnen enkele jaren resultaat. “Maar zo werkt het niet. Grote veranderingen moet je minimaal een generatie de tijd geven. Iedere tien jaar moet je evalueren hoe het gaat en of je processen moet bijsturen. Daar moet je zéker ook burgers bij betrekken. Je moet doorgaan en de mogelijkheden blijven zien. En als bedrijf in the picture blijven voor de mensen.”

Dat laatste lukt Duijndam zeker: Hoeve Biesland maakt een levendige indruk. Ondanks de vrij afgelegen ligging weten mensen de boerderij te vinden om groenten, fruit, zuivel, vlees en streekproducten te kopen. 

Waterstof
Duijndam blijft zijn bedrijf ontwikkelen. Hij denkt al een tijdje na over een waterstofcentrale, waarbij hij waterstof maakt met energie die hij zelf opwekt met zonne- en windenergie. “Ik wil de kringlopen van voedsel en energie sluiten. Bijvoorbeeld met zonnepanelen, waarvoor op een boerderij genoeg ruimte is. Waterstof is nu nog niet efficiënt, maar ik denk dat dat zal verbeteren. Dan kan waterstof een concurrerende energiebron worden. Maar ook dit moet geen doel op zich worden. Een boer is in eerste instantie bezig om binnen een gesloten kringloop zijn bedrijf te laten draaien en zo veel mogelijk voedsel te produceren. Hij is niet primair bezig met stikstofuitstoot, of minder maaien, of weidevogels. Niet de boer, maar het bedrijfssysteem zorgt voor biodiversiteit, minder uitstoot en een gezonde bodem. De boer houdt zich bezig met waarvoor hij is opgeleid. Al het andere is uitvloeisel van een goed bedrijfssysteem. Dat is precies waar we naar toe moeten. Dat is Boeren voor Natuur.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Bloemkool ‘Van Roalter Grond’ uit Salland, ‘van alles wat’-jam uit Groningen, witlof uit West-Friesland en via champignons uit Brabant weer terug naar de echte Westlandse druiven. Dit is een kleine greep uit de lokale producten die ik de afgelopen maand heb gegeten. 

Marja van der Ende

Ik maakte een rondreis door Nederland voor Fietsen voor m’n eten. Ons platform groeit snel naar landelijke dekking met regionale kracht, met lokale voorfietsers in elke streek. En omdat de coronamaatregelen er in de eerste maanden voor zorgden dat ik de nieuwe voorfietsers die actief waren geworden alleen online kon ontmoeten, was het nu tijd om hen en hun regio’s te bezoeken en deze eigen-aardige streken te ontdekken. Mijn simpele kookkunsten onderweg met de pure lokale producten heb ik interregionaal koken gedoopt.

Iedere regio heeft inderdaad zo zijn eigen aard. Producten waar ze om bekend staan en alledaagse groenten en fruit die er ook gewoon geteeld worden. Ik heb er natuurlijk van genoten, van de volle smaken en verrassende vormen en kleuren. Zo had ik in Groningen een siamese courgette meegenomen in een stalletje, waarschijnlijk bedoeld als twee, maar vergroeid tot één. Hij deed het goed in de courgettesoep die ik bijna twee weken later in West-Brabant maakte. En ik genoot thuis in mijn eigenste Westland nog twee keer na van de paarse sperzieboontjes die ik in Noordoost-Brabant van een grote tafel langs de weg plukte, uiteraard netjes na betaling in het geldkistje. Ze waren ruim anderhalve week later nog vers. En ze kleurden gewoon groen toen ik ze kocht, wat er ook op een briefje bij vermeld stond.

Opgefleurde automaten
Naast de volle smaken en verse producten, viel me nog iets op. De creativiteit van de verschillende aanbieders is ontzettend inspirerend. Koele automaten in mooi opgefleurde huisjes, een rustpunt met picknickbank om het huisgemaakte boerenijsje te verorberen, een tafeltje met geblokt kleed, aardappelrecepten op de muur gekrijt, dat megagrote ei langs de weg, de oude tractor op een paal of in het gras (compleet met twee tenten van onderbroeken aan de waslijn). Alles wordt uit de kast getrokken om de aandacht te trekken van de potentiële klant. Bij mij prikkelt dat mijn snuffel- en koopzenuw. Nu bij al die andere klanten nog die de supermarkten meer en meer zat worden en ook gaan kiezen voor de kortste weg…. Ik kan het je van harte aanbevelen!

Een ijsje onderweg

De regionale voorfietsers van de Fietsen voor m’n eten-groepen in de regio’s die ik heb bezocht, hebben hun uiterste best gedaan om mij te vermaken met het fietsen naar de lekkerste lokale teelt. En dat is gelukt, ze hebben me overtuigd van het mooie van hun streek! Iedere voorfietser heeft zo zijn of haar eigen reden om een groep in hun regio te starten. Stacy van Westfriesland is voorfietser als hobby voor zichzelf en omdat ze de lokale ondernemers wil steunen. Sytse van Noordoost-Groningen omdat hij bij een welzijnsorganisatie werkt als maatschappelijk aanjager, die mensen letterlijk en figuurlijk in beweging wil brengen naar gezonder eten.

Team Noaberhaptrap
Petra van West-Brabant omdat ze kinderen en hun ouders wil leren waar ons eten vandaan komt en mooie fietsroutes uitgestippeld heeft samen met de VVV Moerdijk en ZLTO Moerdijk. Miranda van Noordoost-Brabant heeft net als ik een gezondheidspraktijk van waaruit ze leefstijlprogramma’s ontwikkelt en aanbiedt. En Salland heeft sinds een paar weken een heus Team Noaberhaptrap (de Sallandse benaming voor het fietsen van boer naar buur voor je eten) met Ria, Martijn, Katja en Fanny, mensen met verschillende beweegredenen in dezelfde lijn als de anderen. Al deze aspecten (en meer) krijgen regionaal invulling in hun eigen vorm, door de fietswielen in beweging te brengen en de online informatiestroom op gang te brengen.

‘Van alles wat’-jam uit Groningen

Zo’n werkvakantie als deze ga ik mijzelf elk jaar gunnen. En met het aantal nieuwe regio’s dat sinds een week ook alweer actief is geworden voor ons consumentenplatform, wordt dat misschien wel twee keer per jaar een paar weken de caravan van plek naar plek verplaatsen en al fietsend op ontdekkingsreis door de streek. Bovenal wordt dat weer genieten van de interregionale gerechten die ik mezelf dan voorschotel. Ook zonder voorfietser die mij aan mijn handje op anderhalve meter afstand meeneemt door de streek, gaat dit lukken. Want zij vullen de regiokaarten met informatie, zodat ook jij het interregionale koken kunt ontdekken. Zodat ook jij die verscholen stalletjes langs de weg en kleine boerderijwinkeltjes kunt ontdekken. Zodat ook jij tijdens je vakantie kunt kiezen voor de kortste weg: rechtstreeks bij de voedselproducent. 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Consumenten die boeren een handje willen helpen, kunnen producten lokaal kopen, bij de boer zelf. Wie nog een stapje verder wil gaan, kan zelfs een ‘oogstaandeel’ kopen, een stukje van de toekomstige oogst. Ze zijn te koop bij boerderijen, moes- of stadstuinen.

Tosca de Jong

De term ‘oogstaandeel’ vindt Margriet Knospe, eigenaresse van stadstuinderij BuitenLeeft in Delft, wel wat afstandelijk klinken. ,,Je deelt als oogster mee in de oogst, dat klinkt beter.’’ Het concept van het zelfoogsten, of dus een oogstaandeel is heel simpel: je betaalt aan het begin van het teeltseizoen een bedrag, waarmee je wekelijks je zelf geteelde groenten kunt komen ophalen. En niet alleen ophalen, het is meestal ook de bedoeling dat je de verse waar ook zelf van het land haalt. Bij de zelfoogsttuin van Knospe betaal je 325 euro per seizoen, dat loopt van april tot november. Dat komt neer op 25 keer oogsten. Exclusief kunstmest en bestrijdingsmiddelen, want alle groenten worden op een ecologisch verantwoorde manier verbouwd. 

Zelfoogster Lin is blij met de opbrengst

Slakje
,,Het is logisch dat boeren bestrijdingsmiddelen gebruiken, op die manier kun je voor minder geld meer produceren. Sneller is goedkoper, maar ook slopend voor de bodem. Wij doen dit niet, wij houden de aarde vruchtbaar.’’ De oogsters in Delft zien een tuin die niet helemaal strak op orde is. Wildkruid dat tussen de sla groeit. Een broccoli waarvan een stukje is aangevreten door een slak. En dat is precies zoals het hoort. ,,Een enkeling vindt zo’n slakje vies. Maar ik zie ook hoe blij mensen worden als ze een wortel uit de grond zien komen.’’

Zo’n tweehonderd oogsters gaan wekelijks met een krat vol groenten naar huis. Je neemt mee wat het seizoen schaft, maar genoeg aanbod is er altijd. ,,Het lukt al zes jaar op rij om een goede oogst aan mensen mee te geven.’’

Margriet Knospe

Naar buiten
De gezonde grond is één van de redenen om oogster te worden. ,,Bewuster omgaan met wat je eet speelt een grote rol.’’ Maar ‘buiten zijn’ misschien nog wel meer. Volgens Knospe is er onder mensen een grote behoefte om naar buiten te gaan. Zeker nu in de coronatijd. 

Margriet Castelijn – een andere ‘Margriet’ in dit verhaal – was iemand die vanwege haar werk veel binnen zat en steeds meer de behoefte kreeg om buiten ‘iets te doen’. ,,Ik fietste op een dag langs de stadstuin en besloot om er een kijkje te nemen. Ik was gelijk verknocht aan de mooie tuin en kon gelijk aan het werk als vrijwilligster.’’ Castelijn – zelf inmiddels een ervaren oogster – helpt andere oogsters bij het plukken en rapen.  

Castelijn ziet niet alleen de groenten maar ook de mensen groeien. ,,Ik zie oogsters ademloos kijken als ik uitleg hoe iets groeit. Sommigen hebben totaal geen idee hoelang het duurt voordat een courgette geplukt kan worden. Of hoeveel iets weegt. Een pondje bonen pakken is niet voor iedereen vanzelfsprekend.’’ Gaandeweg worden de oogsters handiger en wijzer. ,,Mensen zijn zeer geïnteresseerd. Vooral kinderen, die doen graag mee.’’

Tuincoördinator Frans de Vries van Pluk! Den Haag krijgt vooral gezinnen bij hem in de zelfoogsttuin en werkt graag met kinderen. ,,Ik leg ze uit hoe iets groeit en wat je wel en niet kan plukken. 

Je ziet dat ouders het belangrijk vinden dat hun kind begrijpt dat een prei niet in de supermarkt groeit’’, vertelt Frans die op woensdag, vrijdag en zaterdag zorgt voor de nodige educatie. Bij de zelfoogsttuin van Pluk – waar mensen sinds vorig jaar wekelijks minimaal vijf soorten groenten mogen plukken – is er inmiddels meer interesse dan plek. ,,Vanwege corona moesten we het aantal plekken indammen naar 35. Ik hoop volgend jaar 45 tot 50 plekken aan te kunnen bieden.’’ Dat het zelfoogsten zo populair (aan het worden) is, begrijpt Frans wel: ,,Het concept werkt gewoon heel goed. Je ziet dat mensen er blij van worden. Je bent naast het buiten zijn ook erg sociaal bezig.’’

Frans de Vries van Pluk! Den Haag

Rust
Is het zelfoogsten eigenlijk ook geschikt voor mensen met een drukke baan of een krappe portemonnee? Beide Margrieten vinden van wel. ,,Juist als je de hele week druk bent en weinig rustmomenten hebt, is dit dé plek om tot rust te komen. Ik hoor oogsters letterlijk zeggen dat ze ineens de rust over hen heen voelen komen als ze hier even gaan zitten en niks doen’’, vertelt Castelijn. ,,En het gezellig samenzijn met anderen, daar knap je ook van op.’’

Dat het bedrag voor een teeltseizoen best een schep geld voor sommige mensen is, begrijpt Knospe heel goed. Maar ze benadrukt wel dat het eten dat we gewend zijn te kopen in een supermarkt eigenlijk veel te goedkoop is. ,,Een tros bananen voor twee euro, dat klopt niet. Die komen van duizenden kilometers en zouden dus veel duurder moeten zijn. Natuurlijk zijn er wel eens mensen die afhaken, omdat ze bijvoorbeeld niet tevreden zijn met het aanbod. Maar de mensen waar het echt bij past, die blijven.’’ 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Onlangs bezocht ik de evaluatiebijeenkomst van De Proefschuur, waarover Kees Vermeer het artikel ‘De Proefschuur sluit na twee jaar de deuren’ schreef. Tijdens een kampeertrip en fietstochtje op Voorne-Putten in 2018 leerde ik de mensen achter De Proefschuur kennen, toen zij toevallig bij Vers van Voorne een overleg hadden en ik daar mijn lokale eten bij elkaar sprokkelde.

Marja van den Ende

Door de gedrevenheid die ik toen in hen herkende, voelt het extra zuur dat de energie die in het initiatief gestoken is om lokale producten bij de supermarkt te leveren niet de gewenste resultaten heeft. De redenen zijn overduidelijk: het supermarktbeleid past niet bij de behoeften die de lokale telers en boeren hebben. Een oneerlijke prijsstelling, jaarrond kunnen leveren en onderdeel worden van een geautomatiseerd systeem van algoritmes vanuit hoofdkantoren, dat lukt niet bij deze prachtige streek- en seizoensproducten van kwaliteit.

Trots
Een van de vragen die Proefschuur-voorzitter Arnout den Ouden zichzelf in het artikel stelt, is de hamvraag waar mijn column nu over gaat: “In supermarkten zie ik vaak producten waar ik niet trots op zou zijn. Ik vraag me ook af of consumenten dit zo willen…”

Daar ben ik het hartgrondig mee eens. Als consument zeg ik: “Dit wil ik niet!” Inmiddels zeg ik dit al bijna drie jaar, sinds de start van Fietsen voor m’n eten – Westland. Ik ben daarom dus al drie jaar niet meer in een supermarkt geweest. Ik kies bewust voor ongemak, door wat meer moeite te doen om mijn boodschappenlijstje bij elkaar te fietsen. Ik kies ook bewust voor een betere kwaliteit, want het is alleen díe kwaliteit die ik in mijn mond wil stoppen. Omdat mijn lijf en gezondheid dat verdient. En opvallend genoeg is mijn boodschappenbudget hetzelfde, slechts anders besteed. Minder vlees, maar vlees van kwaliteit. Meer groenten met een eerlijke prijs voor de voedselproducent. Nagenoeg geen bewerkte producten meer, maar zelf soepen en sauzen maken van verse producten uit de buurt. Is nog veel lekkerder ook.

Terug naar De Proefschuur. Ik heb me sinds de ontmoeting in 2018 steeds (en tijdens de bijeenkomst openlijk) afgevraagd of het verschil had gemaakt als er een ‘Fietsen voor m’n eten – Voorne-Putten’ was geweest, waarin vanuit consumentenoogpunt de brug werd geslagen tussen de lokale consument en de locaties waar de producten van De Proefschuur te koop waren. Supermarkt of elders maakt in deze niet veel uit voor de fietsende bewuste consument, mits duidelijk is dat de voedselproducent eerlijk betaald wordt. Want als er voldoende vraag naar lokale en juist seizoensproducten (alleen in het seizoen waarin het groeit) is vanuit de consument, zou theoretisch gezien de supermarkt deze vraag moeten volgen. Dit betekent dat de consument een keuze én de macht heeft en erom moet durven vragen. Blijkt het nu een illusie om te verwachten dat het zo werkt? Zijn wij door de doorgeslagen efficiëntie in de supermarkt buitenspel gezet, zowel consument als producent?

De toekomst van lokaal
Ligt de toekomst van de verkoop van lokale producten aan lokale consumenten dan toch meer in het aantrekken van consumenten naar de boer en teler zelf met eigen stalletjes, automaten en kleine winkeltjes bij de kwekerij of boerderij? En voor de consument die kiest voor gemak: de bezorg- en afhaaldiensten van boxen vol lekkernijen uit de streek? Natuurlijk vraagt dat ook om een grondige voorbereiding en organisatie. Die grote hoeveelheid uren die De Proefschuur in onderzoek, opstarten en uitvoeren van de weg naar de supermarkt heeft gestoken, zal wellicht dan wederom in de richting van de rechtstreekse weg gestoken moeten worden. En met inachtneming van de ontwikkelingen van de afname van het aantal bestellingen van boxen sinds de coronamaatregelen zijn versoepeld, zal een grote groep consumenten gewoon die producten van inferieure kwaliteit uit het buitenland vanuit gemak in de supermarkt kopen. Omdat ze onwetend zijn dat het inferieure producten zijn, of omdat het ze niet kan schelen wat ze in hun mond stoppen. Of is het simpelweg geld?

De weg van bewustwording van de consument is een lange weg. Een fietspad met steile dijken en diepe afritten, waar je voldoende versnellingen of een grote accu in je e-bike voor nodig hebt, om maar even metaforisch te spreken. Maar als je eenmaal geraakt bent door het boerderijwinkeltjesvirus, wil je niet meer terug. Daar steek ik mijn vrije uren in om dat aan anderen te laten zien. Zodat ze het zelf gaan beleven. En meer en meer mensen willen het zelf beleven en voor anderen het fietsende voorbeeld zijn. De afgelopen maanden heeft de groei in aantal actieve regio’s in Nederland voor Fietsen voor m’n eten dit wel laten zien: sinds maart van vier naar negen. En er staan er nog zeker twee klaar om geactiveerd te worden als de voorfietsers daarvoor binnenkort in de startblokken gaan staan. Daarover meer in mijn volgende column, waarin ik de ervaringen uit mijn roadtrip door Nederland zal beschrijven.

Krijgt De Proefschuur een vervolg?
Volgens Den Ouden zit een doorstart er momenteel niet in, hoewel hij wel denkt dat het concept levensvatbaar is. Ik hoop dat die doorstart er komt. Het doel ‘de supermarkt’ wordt dan vervangen door ‘de kleine winkelier’ (bij de teler zelf of via andere zelfstandige winkeliers) en daar is een heel ander soort ondernemer met ander beleid en daarachter een ander soort consumentengroep te vinden, die beiden wel passen bij de behoeften van de lokale boeren en telers. Ik denk vanuit mijn veelzijdige achtergrond en praktijkervaring graag mee over het aanleggen van die (fiets)brug tussen consument en aanbieder. Mail me maar op info@fietsenvoormijneten.nl

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Voor veel bio-boeren wordt het steeds lastiger om hun dieren op een biologisch gecertificeerde manier te laten slachten. Veel kleine, biologische slachthuizen sluiten door hoge kosten de deuren, dus moeten boeren steeds verder rijden voor een goede slachterij. De boeren kunnen niet snel bij andere bedrijven terecht, want om van biologische dieren biologisch vlees te maken moet ook de slachterij gecertificeerd zijn.

Sammy Shawky

“Het aantal slachthuizen in het Westen in drastisch verminderd”, vertelt Jeroen van der Kooij die op zijn boerderij Hoeve Rust-hoff in Maasland biologische ossen houdt. “Vroeger zat er een in Woerden maar die is twee jaar geleden gestopt. Nu laten we de koeien slachten in Veenendaal, maar dat is dik een uur rijden.” Dat is niet alleen voor de boer vervelend, zeker ook voor de dieren.

Volgens Van der Kooij is een van de redenen dat veel slachters stoppen de ingewikkelde regelgeving: “Je moet aan allerlei voorwaarden voldoen, zoals een NVWA-arts en hoge keuringskosten.” Van der Kooij vertelt dat een biologische slachterij het gangbare en het biologische vlees apart moet houden. “Dat is te doen maar kost veel tijd en organisatie en voor een kleine slachter is dat moeilijk.”

Vleespakket Hoever Rust-Hoff
Vleespakket Hoever Rust-Hoff

Veel regels en hoge kosten
Jan Duijndam van de biologisch-dynamische boerderij Hoeve Biesland in Delfgauw ziet veel biologische slachterijen verdwijnen. “De een na de ander gaat dicht.” Hij laat zijn dieren nu slachten in Kerkdriel, zo’n 100 kilometer rijden. De hoge kosten zorgen er volgens hem voor dat veel biologische slachters stoppen. “Je moet een Skål certificaat hebben én een EEG-nummer, anders mag je niet werken. Dat maakt het voor veel kleine slachterijen te duur”, zegt hij.

“De een na de ander gaat dicht.”

Jan Duijndam, Hoeve Biesland

Biologisch gecertificeerd slachten
Skål is de organisatie die slachthuizen certificeert die biologisch vee mogen slachten. Zij controleren alle biologische productie in Nederland, van landbouwbedrijven tot importeurs en levensmiddelenfabrikanten. Voor biologisch vlees wordt niet anders geslacht, maar het mag niet in contact komen met gangbaar vlees, vertelt woordvoerder Katinka van Roij: “Wij letten vooral op de scheiding tussen gangbaar en biologisch, die moet 100 procent gewaarborgd zijn.”

Ze vertelt dat gemengde slachterijen vaak beginnen met het biologische vlees om vermenging te voorkomen. Ook moeten de dieren qua voer en stallen precies zo behandeld worden als bij een biologische boer. Om te bewijzen dat een slachthuis aan alle eisen voldoet is er veel administratie nodig. Daarnaast zijn er ook kosten aan het Skål certificaat verbonden, zoals een jaarlijkse bijdrage van 600 euro en kosten voor inspecties.

Slachterij

Cijfers lastig te vinden
Of Nederland écht steeds minder slachterijen met een biologisch certificaat telt kan Skål niet zeggen, ze brengen daarover geen cijfers naar buiten. “Ik kan alleen zeggen dat er elk jaar slachthuizen bijkomen en verdwijnen”, zegt Van Roij. Wel is op hun website te zien dat er momenteel in ons land zo’n dertig bedrijven zijn die biologisch gecertificeerd mogen slachten.

Overigens heeft niet iedereen last van een tekort aan slachters. “Wij laten al langere tijd ossen en lammeren slachten bij slachterij Henk Jonkers in Est, die zit voor ons wel redelijk in de buurt”, zegt Anja Slob van boerderij De Drie Wedden in Noordeloos. Ze vertelt dat ze wel even gezocht heeft, maar uiteindelijk voor die slachterij heeft gekozen vanwege de kwaliteit en kleinschaligheid.

Uitstervend beroep
Maar het is een ‘uitstervend beroep’ zegt Gerrit van Gessel van slachterij Henk Jonkers in Est. “Door de wet- en regelgeving wordt het er niet makkelijk op, dus laten veel kleine slachterijen het slachten nu over aan grotere bedrijven.” Hij begrijpt dat, maar zou er zelf niet voor kiezen. “Ik ben een grote dierenvriend en vind het belangrijk om de dieren zelf te slachten.” Hun slachterij verwerkt zowel biologisch als regulier vlees.

Hoewel zijn zaak goed draait zijn in zijn buurt veel andere kleine slachterijen gestopt, vertelt Van Gessel. “Dat komt door alle regels, maar ook door de leeftijd. Het is niet makkelijk om jonge slachters die vinden die nog kunnen slachten, uitbenen en verwerken.” In Est doen ze het allemaal nog zelf. “Het komt levend binnen en gaat er voor de meeste biologische boeren vacuümverpakt en winkelklaar weer uit.”

Zelfslachtende Slagerij Henk Jonkers
Zelfslachtende Slagerij Henk Jonkers

“Ik ben een grote dierenvriend en vind het belangrijk om de dieren zelf te slachten.”

Gerrit van Gessel van slachterij Henk Jonkers

Lastiger te slachten
Bij het biologisch slachten komt heel wat kijken. Zo zijn biologische varkens vaak lastiger dan reguliere varkens, vertelt van Gessel: “Door het vele buiten lopen hebben ze meer vet op hun rug en zijn hun haren stugger, dus is het iets meer werk.” En als ze het vlees verwerken tot worst, dan moeten ook die kruiden biologisch gecertificeerd zijn.

“We zijn jaarlijks een bedrag kwijt aan het certificaat van Skål en besteden veel tijd aan administratie. Elk stukje vlees moet gewogen worden en soms moeten we achter boeren aanbellen voor de juiste gegevens. Daar ben ik elke week zo’n vier uur mee bezig”, zegt van Gessel. En die extra tijd en geld berekenen ze deels door aan de klant. “Voor het Skål certificaat ben je voor een rund zo’n dertig euro extra kwijt, voor een varken komt het neer op ongeveer een tientje”, vertelt hij.

Toch weerhoudt dat hun klanten er niet van om speciaal naar hen toe te komen. “Est is een klein dorpje onder de rook van Geldermalsen maar een van onze klanten komt zelfs helemaal uit Zeeland”, zegt Van Gessel. “Ons rayon is groot en het wordt zeker niet kleiner.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!