Op zaterdag 14 september is tijdens de jaarlijkse Prinsjesmarkt in Den Haag de campagne ‘De Kortste Weg’ van start gegaan. Met deze campagne worden consumenten uit Zuid-Holland opgeroepen om vaker te kiezen voor voedsel uit de regio. “Die keuze levert namelijk veel voordelen op”, zegt Alex Ouwehand, directeur van de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland en een van de initiatiefnemers. “De impact op het milieu is lager, het stimuleert duurzame landbouw, boeren en producenten ontvangen een eerlijke prijs en consumenten kunnen kiezen uit een gevarieerd aanbod van gezonde en verse producten.” Deze lokale producten zijn rechtstreeks bij boeren te koop maar ook te bestellen via de website dekortsteweg.nl. Het officiële startsein voor de campagne werd in Den Haag gegeven door Jan Duijndam (een van de deelnemende boeren) en de gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland, Adri Bom-Lemstra, die daar het eerste proefpakket in ontvangst nam.
“De grenzen van onze huidige voedselproductie komen in zicht”, zegt Ouwehand. “Het klimaat verandert, de bodem degradeert, insecten sterven uit, schoon water wordt schaars en boeren klagen over te lage prijzen voor hun producten. Daarom moeten we ons voedselsysteem radicaal veranderen. Een eerste stap in die voedseltransitie is om producten die zijn geproduceerd in een bepaalde regio, daar ook zoveel mogelijk te verhandelen.” Boer Duijndam: “Dit zorgt voor gelijkwaardiger relaties tussen boer en consument en creëert een gevoel van betrokkenheid. Dankzij de eerlijke prijs die wij hier voor onze producten ontvangen, krijgen we meer ruimte om met respect voor dieren, het landschap en biodiversiteit ons werk te doen.” Zo wordt duurzame landbouw gestimuleerd.
Ook gedeputeerde Bom-Lemstra is blij met het initiatief. “Ik steun dit project van harte. Het sluit aan bij de ambitie van de provincie: gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen. Het draagt uiteindelijk ook bij aan een mooier en gezonder landschap. Door De Kortste Weg te kiezen, en dus lokale producten te eten, draag je hieraan bij. Bovendien smaakt het nog fantastisch ook!” Wie via De Kortste Weg en deelnemende aanbieders producten koopt, draagt met elke aankoop bovendien bij aan meer natuur in Zuid-Holland.
We vinden het inmiddels de normaalste zaak van de wereld: appels komen uit Argentinië, de sperziebonen uit Marokko en kersen uit Turkije. Maar is dat wel zo normaal, als je bedenkt dat die groenten ook om de hoek gekweekt worden? Nee, vindt Drees Peter van den Bosch, voorzitter van de Taskforce Korte Ketens en onlangs benoemd tot nieuwe manager van voedselinnovatienetwerk Foodsquad.
,,Het huidige voedselsysteem is heel rigide. Duizenden boeren kunnen niet voor- en niet achteruit. Ze worden gedicteerd door anderen in die keten.” Van den Bosch doelt op de machtige supermarkten en tussenhandelaren. Om dat te doorbreken richtte hij tien jaar geleden Willem & Drees op, een bedrijf dat in Zuid Holland maaltijdboxen verkoopt met biologische waren van lokale boeren. Een voorbeeld van hoe het ook kan. ,,Belangrijkste element in een korte voedselketen is dat de spelers dichtbij elkaar staan en gelijkwaardig zijn. Zo kun je problemen samen oplossen en dingen aanpassen in die keten. Op die manier kun je een nieuw voedselsysteem het beste vormgeven.”
Via Foodsquad wil hij de manier waarop wij voedsel produceren en kopen veranderen, op grotere schaal. En dat is hard nodig, want het huidige systeem is niet meer beheersbaar en de nadelen voor de natuur zijn te groot geworden, vindt hij. Daar zijn steeds meer mensen het over eens. ,,Dat zie je bijvoorbeeld in de melkveehouderij. Tien jaar geleden zagen wij de negatieve kanten eigenlijk niet en werd deze sector als gezond en relatief duurzaam gezien.” Dat de melkproductie gepaard gaat met fosfaat, mest, uitstoot van methaan en andere schadelijke gassen, werd eigenlijk genegeerd. ,,Na de schaalvergroting van de afgelopen 10 jaar zitten boeren nu nog meer vast in het systeem terwijl de druk vanuit de maatschappij de komende jaren zal toenemen om in te krimpen of aan te passen,” denkt Van den Bosch..
,,Als al die melkveehouders in een korte keten hadden gezeten, was hun weerbaarheid groter geweest. Dan kun je relatief snel oplossingen verzinnen als je veestapel verkleinen, groenten gaan telen, een gemengd bedrijfsmodel bedenken. Nu zit iedereen in die keten vast in een systeem met financiers en een grote coöperatie. We moeten de komende jaren heel veel veranderingen in ons voedselsysteem doorvoeren, inspelen op de markt, niet rigide vastzitten in een systeem waar je niet uitkomt. Boeren moeten sneller kunnen innoveren en de maatschappij moet ze daarbij ondersteunen.”
Om dat laatste voor elkaar te krijgen, moet het systeem anders: ,,Als jij nu 250 koeien hebt, levert aan FrieslandCampina en 31 cent voor je liter melk krijgt, zit je dus vast in een systeem. Je moet heel veel produceren om een goed inkomen te hebben. Dan is het heel lastig om dingen aan te passen op je bedrijf. Kleine stapjes voorwaarts leveren jou dan helemaal geen geld op. En ze kosten je productiviteit.”
De oplossing? De boer moet weer, meer aan het roer komen te staan van zijn eigen afzet. In een zogenaamde korte keten. ,,Als jij als boer in zo rechtstreeks aan consumenten levert, dan is innovatie veel makkelijker. Je kunt zelf je prijs bepalen. Je maakt bijvoorbeeld een ander soort kaas. De toegevoegde waarde voor het landschap, of de smaak, of het dierenwelzijn kun jij zelf doorvertalen in de prijs. Je moet er natuurlijk wel een goed verhaal bij hebben.”
Dat kan uiteraard niet van de een op de andere dag: ,,Het is veel meer een denkwijze dan een kant- en klare oplossing. De korte keten is niet altijd duurzamer, altijd beter voor de natuur. Soms wel, maar het is vooral een manier om het anders en in de toekomst beter te kunnen doen. Je kunt ook in de korte keten een megastal bouwen en het vlees zelf aan consumenten verkopen. Maar we willen een transitie naar een nieuw voedselsysteem bewerkstelligen. Als jij meer weidevogels wilt, dan is dat in de korte keten veel sneller gerealiseerd,” zegt Van den Bosch.
,,Veel mensen denken bij een korte keten vaak aan het vervoer, aan minder kilometers. Of aan maar één tussenschakel tussen boer en bord. Feitelijk zijn groenten en fruit uit Nederland die in de supermarkt verkocht worden, ook uit de korte keten omdat er maar één schakel tussen zit. Het grote verschil daar is: er is één overheersende partij die alles bepaalt. We moeten toe naar een goede verdeling van de verantwoordelijkheid, van de macht. Die is er nu niet in de supermarkt. Die kan bepalen dat een boer morgen een heel ander product moet leveren tegen een heel andere prijs omdat hij er anders uit ligt.”
Praktisch gezien hoeft er helemaal niet zo veel te veranderen. ,,Wij hebben altijd gezegd, je moet in de korte keten aansluiten op de logistiek van de supermarkt. In hun distributiecentra komt alles samen. Maar het is heel centraal ingericht, niet op de korte keten.”
,,Ze hebben bijvoorbeeld één code voor een trostomaat die in negenhonderd winkels tegelijk wordt gebruikt. Dat is niet geschikt om verschillende boeren aan verschillende supermarkten te laten leveren. Met de technologie van vandaag is het niet moeilijk om lokale boeren toegang te geven tot een stuk of vijftig winkels in hun regio. Willem & Drees deed al iets vergelijkbaars. Supermarkten kunnen dat natuurlijk ook, waarbij het niet eens duurder wordt. De minister zou dit in kunnen brengen in haar gesprekken met de supermarkten.”
De vraag is wel of consumenten in het woud van mogelijkheden nog wel iets te kiezen hebben. Fair Trade? Vegetarisch of zelfs veganistisch? Een biologisch ei, scharrel of vrije uitloop? Of juist regionaal? Van den Bosch: ,,Biologisch is echt prima, maar niet het enige evangelie dat leidt naar de hemel. Er zijn binnen de gangbare landbouw ook hele goede producenten die zorg dragen voor de natuur, op een goede manier produceren. De grote uitdagingen waar we nu voor staan zijn klimaatverandering, biodiversiteit en bodemgesteldheid. Dan is plantaardig eten en minder vlees een grote omslag die we moeten maken. Die transitie gaat niet komen van alleen biologisch. Op productniveau is het prima, maar de directe verbinding tussen consument en producent is het allerbelangrijkst in de transitie, die moet echt gelijkwaardiger!”
Boodschappen doen is an sich al een aardige puzzel, en als je rekening wilt houden met een betere wereld al helemaal. In de supermarkt ligt een biologische appel uit Zuid-Amerika naast een paar niet-biologische uit Frankrijk en Nederland. Wat is beter voor het milieu? Voor mij? Betaalbaar? Wat helpt tegen de klimaatopwarming? De onbespoten Argentijnse, maar met het bijbehorende deeltje stookolie om het de oceaan over te krijgen, of de niet-bio? Of toch die van de boer om de hoek?
Wouter van Wijk
Maar is een paprika uit een Nederlandse kas beter of slechter voor het milieu dan eentje die in Frankrijk zonder kas groeit? En waarom zit een paprika met milieukeur eigenlijk in een plastic hoesje? Had ik niet een keer gelezen dat paprika’s nauwelijks meer bespoten worden dan biologische? Bomen en bos. Het beste is natuurlijk om het direct bij de boer zelf te kopen, het idee waar De Kortste Weg om draait.
Al voordat De Kortste Weg werd gelanceerd koos ik onbewust vaak voor lokale producten. Mooi voor de Nederlandse boer. Dacht ik. Maar helaas, ook dat ligt ingewikkeld. Een Nederlandse paprika kopen, helpt de Nederlandse boer nauwelijks. De macht van supermarkten en hun distributeurs is zo groot dat ze boeren tegen elkaar uit kunnen spelen om de aller-allerlaagste prijs te krijgen. Ze spelen zelfs Nederlandse boeren uit tegen Franse, Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse. Zo gaat dat in de markteconomie, zou je zeggen. Maar deze markt is helemaal niet eerlijk. Europese boeren kunnen alleen met flinke subsidies uit de EU overleven. Hoezo markteconomie?
Daar had ik het van de week over met Martin de Ruiter, boer in de Hoeksche Waard. Hij stelt dat die subsidies uiteindelijk vooral ten goede komen aan multinationals en grootwinkelbedrijven. Daar heeft hij een punt. Door de subsidies is de prijs van groenten kunstmatig laag. Waar vooral supermarkten van profiteren. Die betalen geregeld maar tien cent voor een kilo aardappelen die voor een euro in de winkel ligt. Met vijf cent verpakkingskosten en nog wat voor het vervoer eraf houd je per kilo een flinke marge over als supermarkt. Terwijl de boer het meeste werk doet en risico loopt. De boeren kunnen alleen voor zo’n lage prijs leveren door die subsidies.
Daar komt volgens de Ruiter nog iets bij: zodra je voor tarwe een normale prijs zou krijgen als boer, gaan boeren die bieten telen ook weer tarwe neerzetten. Met als gevolg dat de prijs van bieten ook omhoog gaat. Waar de aandeelhouders van Coca Cola, grootverbruiker van suikerbieten weer niet blij van worden. Er valt vast wat op af te nuanceren, maar er zit wat in die redenatie.
Dus heb ik een heel goed voornemen deze herfst: minder puzzelen in de super en vaker naar de boer en de streekmarkt. Laat maar komen die verandering!
Zo romantisch als het boerenleven in Boer zoekt Vrouw ook lijkt, zo hard kan het soms in het echt zijn. De zoektocht naar de liefde is voor veel boeren niet het grootste probleem, het juk van de markt wel. Veel boeren voelen zich uitgeknepen door machtige supermarkten en tussenhandelaren.
Wouter van Wijk
Zo krijgt een boer voor een kilo sperziebonen die voor twee euro in de winkel ligt, in een slecht jaar tien cent of zelfs minder. En als een Nederlandse boer daar niet akkoord mee gaat, dan een boer in Marokko of Egypte wel. Er is dus meer dan genoeg aanbod. Dat geeft een hoop problemen. Dit drukt de prijzen naar beneden. Er is te weinig geld voor de boer zelf, voor een diervriendelijk bedrijf en een gezonde natuur. Een nieuw platform, De Kortste Weg wil daar verandering in brengen.
,,In theorie is wereldhandel prachtig, want wij krijgen lekkere port uit Portugal en de Ijslanders krijgen onze lekkere tomaten. Maar die wereldmarkt kent ook veel verliezers.” zegt Jan-Willem van der Schans, specialist voedselketens aan de universiteit van Wageningen, ,,Het gaat alleen nog maar om de prijs.”
Martin de Ruiter, boer in de Hoeksche Waard kan daarover meepraten. ,,Sperziebonen teel ik al vier jaar niet meer,” zegt hij. ,,Het levert niks op. Supermarkten kiezen liever voor Marokkaanse boontjes.”
Het is een duidelijk voorbeeld van de overvloed van voedsel die er soms is en de macht van de supermarkten, die individuele aanbieders tegen elkaar uit kunnen spelen. Het enige dat lijkt te tellen is de winst. Hoewel de boer het leeuwendeel van het werk verzet om een pak melk, een pak meel of een kilo sperziebonen in de winkel te krijgen, komt het grootste deel van de opbrengst terecht bij de supermarkt en distributeurs. De Ruiter: ,,In 2017 hadden we een heel goede aardappeloogst. Als boer ben je daar ontzettend trots op. Een grote aardappel, waar ze mooie lange friet van kunnen snijden, dat is prachtig.” Minder fraai is de gekke consequentie van die goede oogst: een slechte oogst levert meer op. ,,Omdat de markt overvol was, kreeg ik drie cent per kilo. Drie cent! En dan zie je ze bij Albert Heijn liggen voor een euro. Dat terwijl die bedrijven geen enkel risico lopen. Wij kampen met droogte of juist wateroverlast. Zij gaan naar een ander als jij problemen hebt.”
Van der Schans denkt dat het anders kan. En moet: ,,We leggen ons te snel neer bij de zogenaamd harde wetten van de markt, de wereldeconomie. In mijn optiek is economie een sociale wetenschap. Wij hebben die internationale economische wetten zelf gemaakt. Het is niet de zwaartekracht!”
Een actie van De Ruiter kreeg in 2014 landelijke bekendheid. Hij gaf 60.000 kilo sperziebonen weg via een bericht op Facebook. ,,Je mag het gratis komen halen, zonde om het onder te ploegen,” schreef hij. Waarom deed hij dat? ,,Omdat het op de markt toch niets opbracht.” Voordat hij er erg in had was zijn bericht op Facebook 2300 keer gedeeld en parkeerden honderden mensen hun auto op de dijk in Strijen om zelf groente te komen plukken.
Gratis sperziebonen was leuk natuurlijk een leuk cadeautje voor de zelfplukkers. Maar er was meer. Ze gaven nog iets essentieels aan: ze vonden het fijn dat ze op deze manier meewerkten aan het voorkomen van verspilling. Tientallen ouders brachten hun kroost mee en bedankten De Ruiter voor het feit dat ze aan hun kinderen konden laten zien hoe het eten groeit. Het zette hem aan het denken. ,,We worden als sector in de media vaak naar neergezet. We spuiten maar raak. We hangen aan de subsidiekraan, dat soort dingen. Er is gelukkig een andere kant, dat wil ik uitleggen aan de burger.” Hij startte het jaarlijks terugkerende evenement ‘Eet het en beleef het’, waar mensen langs kunnen komen om zelf te rooien. ,,Het is fantastisch om te zien hoe ze kijken als ze voor het eerst een aardappel uit de grond trekken. Fantastisch. En kinderen zijn de consumenten van morgen, dus je leidt ze ook nog een beetje op.” Het valt gaat goed. ,,Vorig jaar hadden we tegen de 10.000 bezoekers. Op de actie in 2015 kwamen er zo’n 1.500 af.”
Dat van die subsidie klopt overigens wel, geeft De Ruiter toe, hij ontvangt ieder jaar een flinke premie uit Brussel. Maar hij heeft het liever niet. ,,Met de huidige voedselprijzen, kan geen boer op zichzelf overleven. De graanprijs wordt kunstmatig laag gehouden. Vroeger kreeg je 54 cent, in guldens, voor een kilo graan. Nu nog maar 13 eurocent. Door de subsidies kan dat. Ik wil liever een kostendekkende prijs, zonder subsidie. Maar daar zijn multinationals tegen. Als graan duurder wordt, stappen boeren daar op over, en worden bieten ook duurder. Dat vindt Coca Cola niet leuk, vanwege de suiker.”
Omdat hij wat voor die subsidie wilde terugdoen, investeerde hij in bloemrijke akkerranden en zag hoe de kikkers en salamanders terugkwamen op zijn land en de sloten weer vol met leven zaten. Later liet hij bijenkasten plaatsen in zijn akkerranden en maakt hij honing van de vele bloemsoorten. Sinds de komst van al die bloemen hoeft hij niet meer te spuiten tegen luis.
Een mooi resultaat, maar tamelijk inefficiënt dat het via Brussel moet lopen. ,,De manier waarop het landschapsonderhoud nu geregeld is via Brussel maakt het nodeloos ingewikkeld. Het landschap is iets wat ons allemaal aangaat,” zegt onderzoeker Van der Schans. Daarom is lokale productie ook belangrijk voor hem: ,,Het boeit me als Rotterdammer veel minder hoe het landschap in Toscane eruit ziet, maar wél welk uitzicht ik heb als ik met de trein naar mijn werk in Den Haag rijd. Als ik net een dure biefstuk bij een boer in Midden Delfland heb gekocht en ik zie dat hij niet goed met zijn koeien omgaat, dan krijgt hij dat van mij te horen. Daar voel ik me bij betrokken. Of ik zeg tegen die boer: ‘ik wil best jouw kaas eten, maar wees jij dan goed voor de weidevogels. Dat is de deal.”
Van der Schans weet uit ervaring dat de praktijk en theorie soms wat uit elkaar lopen: ,,De supermarkt is super efficiënt, het is heerlijk om met een karretje door de gangen te lopen met een boodschappenlijstje. In mijn gezin is het best wel ingewikkeld om een online bestelling te doen bij een rechtstreekse leverancier. We moeten dan vandaag bedenken met hoeveel mensen we volgende week dinsdag aan tafel zitten. Dat krijg ik niet voor elkaar. Maar het zijn juist mijn kinderen voor wie het gemak van online aankopen vanzelfsprekend is, en zij hebben als echte millennials op een of andere manier geleerd op een respectabele manier met boeren om te gaan.”
Korte ketens hebben nog een extra voordeel: er komt ruimte voor creativiteit, denkt Van der Schans: ,,Grote spelers als FrieslandCampina en Unilever zetten een laboratorium neer in Wageningen en gaan innoveren. Maar boeren die direct aan consumenten leveren, bedenken bijvoorbeeld dat je kaasfondue kunt gaan maken van de reststukken kaas die de consument niet meer wil hebben. Je krijgt in korte ketens een ander type innovatie. Daarnaast vind ik dat we de negatieve aspecten van globalisering onvoldoende hebben doordacht, hoe dat neerslaat bij gewone mensen. Bij volledige globalisering hebben mensen geen binding meer met hun regio, dit voelt unheimisch. Dat heeft veel effect. De korte keten heeft daar een oplossing voor. Het gaat over lokale economie, ook over solidariteit.”