De Kortste Weg

Wat is duurzamer? Een biologisch geteelde sinaasappel uit Argentinië of een regulier geteelde uit Spanje? Een tomaat van het land uit Frankrijk of eentje uit de kas van de boer om de hoek? En is een duurzaam product ook eerlijk gemaakt, met goede arbeidsvoorwaarden? En hoe goed is het product voor je gezondheid?

Kees Vermeer

Dat soort vragen staan centraal in het project Dichterbij Duurzaam Voedselpioniers, waar ze een manier bedenken om een totaalscore voor al die aspecten van duurzaamheid te berekenen. ‘Op basis van concrete vragen vanuit de korte keten gaan we samen met boeren, telers en consumenten een impact framework ontwikkelen. Daarmee willen we het begrip duurzaamheid zo compleet mogelijk in kaart brengen’, zegt projectleider Esther Audier. De initiatiefnemers werken toe naar een brede duurzaamheidsscore en een label of keurmerk voor producten.

Ook van korte keten initiatieven wordt vaak gezegd dat ze een ‘duurzamer’ alternatief bieden voor reguliere ketens. ‘Maar iedereen heeft daar een ander beeld bij’, vertelt Audier. ‘De een let vooral op voedselkilometers, CO2-uitstoot of energieverbruik, terwijl het voor de ander meer gaat over een eerlijke prijs, verspilling of dierenwelzijn. De vertaling van het begrip duurzaamheid naar een product is heel divers. Daardoor weten consumenten vaak niet precies wat ze kopen, zelfs als ze bewuste keuzes willen maken.’

Compleet beeld

Consumenten worden overladen met informatie, keurmerken en claims over duurzaamheid, terwijl dus lang niet altijd duidelijk is wat daarmee precies wordt bedoeld. Dat leidt tot scepsis bij de consument en een afzwakking van de term duurzaamheid. ‘Veel boeren, telers en aanbieders willen bovendien wel duurzame stappen zetten en daarover communiceren met het publiek’, zegt Audier. ‘Maar zij weten niet altijd hoe zij dat moeten aanpakken.’ 

Het impact framework, van initiatiefnemer Maarten Bouten (Rechtstreex), levert een breed beeld op van duurzaamheid met zoveel mogelijk relevante aspecten. Op basis daarvan kan een totaalscore op duurzaamheid worden gecommuniceerd bij producten die consumenten in de winkel, op een markt of in een webshop willen kopen. 

De voedselpioniers

Concreet betekent dit dat consumenten straks een icoontje met een duurzaamheidsscore bekijken op een product. Audier: ‘En omdat we het belangrijk vinden dat mensen kunnen zien hoe die score tot stand komt, willen we dat via een app, QR-code of op een website inzichtelijk maken. Zo kan men zien hoe een product qua duurzaamheid scoort op het niveau van productie, afzet en consumptie en op basis van welke aspecten. Hiermee onderscheidt het framework zich van veel andere richtlijnen en keurmerken. Die gaan vaak alleen over producenten en de manier waarop zij producten maken. Maar ook afzetpartijen en consumenten maken keuzes die kunnen bijdragen aan het verduurzamen van het voedselsysteem. Door alle drie de niveaus te betrekken in het impact framework proberen we van iedereen een actieve speler te maken.’

Praktijk is uitgangspunt

Bovendien wordt het impact framework, niet ‘vanachter de tekentafel’ ontworpen en daarna naar de praktijk gebracht, maar juist andersom: de ontwikkeling begint vanuit de praktijk. ‘Dat is ons uitgangspunt’, aldus Audier. ‘We vormen een netwerk met praktijkpartners die vaak letterlijk met de poten in de modder staan. We vragen hen welke aspecten van duurzaamheid relevant zijn en wat een zinvolle manier is om die te evalueren. Boeren, telers en aanbieders zijn er zo vanaf het begin bij betrokken. Voordeel van deze werkwijze is dat er meteen draagvlak voor het initiatief en dat we gevoeligheden, discussiepunten en tegenstrijdigheden in kaart kunnen brengen.’

Voor het impact framework, dat wordt gefinancierd door Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland (tevens initiatiefnemer van De Kortste Weg), de EU en de provincie Zuid-Holland, werd begin vorig jaar met de eerste groep praktijkpartners de basis gelegd. Deze groep is inmiddels meer dan verdubbeld en vormt een netwerk van mensen die het idee toepassen en doorontwikkelen. ‘We proberen een mix te maken van jonge en wat meer ervaren boeren en telers uit verschillende sectoren’, zegt Audier. ‘Zij testen het framework op hun eigen producten en die van andere lokale boeren, telers en aanbieders. Met hun feedback en input ontwikkelen we het verder. Voor analyses en evaluaties zoeken we nu ook de samenwerking met hogescholen en universiteiten. Op dit moment zijn er bijvoorbeeld studenten bij het project betrokken van onder andere de Haagse Hogeschool en de HAS Den Bosch.’ 

Proefversie

Dat werk leidde tot een proefversie, die met boeren en telers verder wordt ontwikkeld en onderzocht. Daarnaast worden de resultaten ervan visueel gemaakt in onder andere de webshop van Rechtstreex en op de markt van Lekkernassûh, het initiatief voor een duurzaam lokaal voedselsysteem in en rondom Den Haag. De komende tijd worden de eerste analyses en evaluaties van producten verzameld en bekeken. Zo hoopt Audier dat komend jaar bij een aantal verkooppunten al de eerste resultaten van de duurzaamheidsscore te zien is.

Mooie contacten

Op basis van het impact framework kunnen boeren, telers en aanbieders met het publiek communiceren over hun visie en inspanningen op het gebied van duurzaamheid. ‘Voor alle partijen die duurzaamheid belangrijk vinden, wordt het zo duidelijker waar we het met elkaar over hebben’, besluit Audier. ‘We zien in de loop van het project mooie contacten en interessante gesprekken ontstaan, bijvoorbeeld tussen boeren en telers uit verschillende sectoren die gezamenlijk naar het begrip duurzaamheid kijken. We brengen in kaart over welke aspecten consensus bestaat en waar de meningen over verschillen. Alleen al het voeren van deze gesprekken is een waardevolle stap om verder te komen.’ 

Toevallig is de EU ook bezig met een duurzaamheidslabel. Dat zou maar zo in de wielen van het framework kunnen rijden? Audier vindt van niet: ,,We zien het als een teken dat de tijd rijp is om met dit onderwerp bezig te zijn, niet als een reden om ervan af te zien.” Eerder nog is het een extra stimulans, zegt ze: “Hoewel het vanwege de schaal waarop het uitgerold kan worden interessant is als er iets op Europees niveau wordt ontwikkeld, zijn er een belangrijke voordelen aan een lokaal, bottom-up initiatief. Door boeren en telers direct deel te laten uitmaken van het ontwikkelen van het framework, voorkomen we dat het idee dat er weer iets van ‘bovenaf wordt opgelegd’ voor een sector die toch al onder druk staat. En al helemaal als dat vanuit Europa / Brussel gebeurt.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Terwijl veel boeren protesteren om hun manier van werken zoveel mogelijk te behouden, vormen Mattias en Coriene Verhoef hun melkveebedrijf in Brandwijk juist om tot iets heel anders. Ze doen mee aan het ene na het andere onderzoeksproject om op een veel natuurlijkere manier te boeren.

Kees Vermeer

Het begon een paar jaar geleden met voorzichtige stapjes richting natuurlijker boeren: minder kunstmest en minder bestrijdingsmiddelen. Dat beviel. “Vroeger had ik er buikpijn van als ik onkruid aan het wegspuiten was. Dat heb ik nu niet meer.” Dus werd het doel biologisch boeren. Maar ook dat bleek niet genoeg. Inmiddels heeft het bedrijf vleermuizen die helpen insecten te bestrijden en een veel diversere begroeiing. Maar ze willen meer. Zo denken ze aan tiny houses voor gasten op het bedrijf en doen de Verhoefs mee aan een proeftuin om ammoniakuitstoot en bodemdaling te beteugelen, en een project om het grondwaterpeil te verhogen. Voor zichzelf heeft Mattias zo in ieder geval een ding al gewonnen: “Ik werk nu met veel meer plezier.”

Mattias Verhoef

Mattias is geboren en opgegroeid op de boerderij in Brandwijk en samen met Coriene nam hij deze in 2016 over van zijn ouders. Het bedrijf telt momenteel circa honderd koeien en zo’n vijftig hectare biologisch landgoed. Daarnaast hebben ze circa vijfendertig hectare natuurgrond van Staatsbosbeheer en het waterschap in beheer. Deze natuurgrond levert ook voeding voor de koeien, lekker dichtbij. 

Ze sloten zich aan bij Proeftuin Veenweiden, waarbinnen maatregelen worden onderzocht om ammoniakemissie en bodemdaling te verminderen en waterkwaliteit te verbeteren. “We werden ons meer bewust van de gevolgen van de traditionele manier van boeren. Als ik bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen gebruikte, realiseerde ik me dat ik ook insecten doodde. We vroegen ons af of het ook anders kan. Bijvoorbeeld door geen kunstmest te gebruiken of meer kruiden in het weiland te laten groeien. We gingen steeds meer de biologische kant op. Na een bijeenkomst met andere boeren die nog wel traditioneel werkten, realiseerde ik me dat ik dat niet meer wilde. Toen besloten we om helemaal biologisch te gaan werken.” In oktober 2019 was het zover en levert het bedrijf officieel biologische melk.

Meer erfbeplanting
Die omslag is sindsdien een voortdurend proces. Mattias en Coriene zijn inmiddels ook lid van Den Hâneker: de vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Ze nemen deel aan de projecten Boer zoekt Vleermuis en Agrarische Bedrijven in het Groen, vertelt Mattias. “De vereniging zet zich onder andere in voor meer erfbeplanting met inheemse bomen en struiken. We wilden al langer een boomgaard en bloeiende struiken en kruiden, want dat trekt bijen en insecten en vergroot de biodiversiteit. We wilden ook graag meer vleermuizen, die vliegen in de stal kunnen bestrijden. Zo werken we aan natuurlijke bestrijding in plaats van chemische. Dat past goed in onze keuze voor biologisch en helpt bij de omschakeling naar kringlooplandbouw. We hebben vleermuiskasten opgehangen en onderzoeken ook hoeveel en welke vleermuizen we op de boerderij hebben.”

Ook hebben Mattias en Coriene zich aangemeld voor Valuta voor Veen, een landelijk project van de natuur- en milieufederaties. Veengrond veroorzaakt jaarlijks circa 4 procent van de CO2-uitstoot in Nederland. Dat kan worden verminderd door verhoging van het grondwaterpeil, waardoor veen minder oxideert. Eigenaren van de veengrond kunnen deze vermindering van CO2-uitstoot in de vorm van CO2-certificaten verkopen aan bedrijven, overheden en burgers die vrijwillig hun CO2-uitstoot willen voorkomen. Agrariërs hebben via Valuta voor Veen dus extra inkomsten en dragen bij aan het halen van de klimaatdoelen. Positieve effecten zijn bovendien het tegengaan van bodemdaling, meer biodiversiteit en behoud van cultuurhistorisch veenweidegebied. 

Voor Mattias is deelname aan het project financieel gunstig, maar hij wil vooral graag meedoen vanwege de verwachte toename van biodiversiteit. “Zeker met een hoger waterpeil wordt dat makkelijk geborgd. Alles moet nog worden geregeld, maar van het waterschap heb ik begrepen dat een verhoging van twintig tot dertig centimeter mogelijk is. Ik denk dat de biodiversiteit daar veel baat bij heeft. Maar kunnen we het water op peil houden in droge zomers? Moeten we in de winter veel water opslaan? En hoe en wanneer start de bodem op na de winter? Dat zijn aspecten waar ik wel nieuwsgierig naar ben.”

Niet eenvoudig
De stap naar biologisch boeren is niet eenvoudig, vindt Mattias. Het is wennen om helemaal op een andere manier te gaan werken. “Bijvoorbeeld de grasopbrengst is gedaald van circa veertien naar acht ton doordat we geen kunstmest meer gebruiken. Met kunstmest hoeft de bodem niet actief te zijn, en als je daar ineens mee stopt moeten de natuurlijke processen via de bodemorganismen weer op gang komen. Dat duurt een paar jaar. De opbrengst herstelt deels wel weer als de bodemvruchtbaarheid toeneemt, maar de periode daartussen moet je kunnen opvangen. We moesten bijvoorbeeld biologisch voer voor de koeien kopen en dat is vrij duur. Bovendien kunnen niet alle koeienrassen tegen zo’n plotselinge verandering.”

Mattias realiseert zich dat zijn aanpak tamelijk extreem is: “Wij doen veel tegelijk. Dat maakt het niet makkelijker, maar daardoor gaan wij wel sneller dan wanneer we het in stapjes zouden doen. Ik heb contact met andere bioboeren en we stimuleren elkaar met ideeën, tips en adviezen.”

Tiny houses op het erf
Voor de toekomst denken Mattias en Coriene aan bijvoorbeeld tiny houses op het erf waar mensen in kunnen verblijven. Dat draagt bij aan kortere ketens en versterkt het contact met andere mensen. “Maar voor nu willen we vooral verder met de lopende projecten. We willen toe naar een gesloten kringloop, waarin we bijvoorbeeld geen krachtvoer meer nodig hebben voor de koeien.”

Mattias is blij dat hij met Coriene de stap heeft gezet naar biologisch werken. Het heeft hen veel gebracht: “We zien hoe mooi de natuur in elkaar zit en we zijn ons veel meer bewust van onze omgeving. Ik werk nu met veel meer plezier.” “Het is heel bijzonder om in het veld te lopen terwijl de insecten om je heen vliegen. Ook de bodem is veel gezonder en beter doorlaatbaar. Veel problemen van vroeger zijn gewoon opgelost, terwijl je daar niets voor hoeft te doen. Sterker nog, het lukt juist doordat je minder doet. Er zijn helemaal geen kunstgrepen nodig om alles goed te laten gaan.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Omdat deze kerst wel heel anders wordt dan andere jaren, bedacht onze columnist Marja van den Ende een ludieke actie: fiets je hele kerstdiner bij elkaar. Leuk, behoorlijk coronaproof, en goed voor je conditie, de lokale ondernemer en het milieu.

De actie begon met een verkiezing voor een lokaal kerstdinermenu. De leden van Fietsen voor mijn Eten konden op 15 kandidaten stemmen. Laura Hagen kwam als winnaar uit de bus, met haar menu met bruschetta’s, zalmtaart en ribeye.

Marja stelde vervolgens twee routes samen, waar je al fietsend alle ingrediënten voor het menu lokaal kunt inkopen.

Kijk op de pagina van Kerstdinerfietsen voor meer informatie. En voor coupons die recht op korting geven bij een aantal van de 32 deelnemende bedrijven.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Boerderij Het Lansingerland in Bergschenhoek is eigenlijk al lang geen gewone boerderij meer. Het melkveebedrijf huisvest nu ook een kinderdagverblijf, een buitenschoolse opvang, horeca, zaalverhuur, een boerderijwinkel en een camping met farm safari. De uitbaters, Peter Gille en zijn vrouw Annigje, zijn nog lang niet klaar.

Kees Vermeer

Gille en zijn vrouw willen met name het zorgaspect gaan uitbouwen. Hij neemt daarom deel aan het landelijke initiatief Boerenversneller. “Binnen tien jaar hoop ik mijn bedrijf te kunnen omvormen tot een zorglandgoed.”

De Boerenversneller is een traject waarin boeren van verschillende pluimage worden begeleid in het zoeken naar innovatiemogelijkheden binnen hun bedrijf. Iedereen kan meedoen, van een oesterzwammenkweker of geitenhouder tot pluimveebedrijf of gemengde bedrijven. 

Peter Gille

Kansen en gereedschappen
“De versneller-methode wordt veel gebruikt bij startups in de technologie en ICT”, legt Gille uit. “Het programma komt dus niet uit de landbouw maar is daar nu wel voor opgezet. Het biedt kansen en gereedschappen om je agrarisch bedrijf verder te ontwikkelen binnen je eigen visie.”

Begeleiding gebeurt onder andere door coaches. Die komen veelal van buiten de agrarische sector. “Dat vind ik positief: doordat zij weinig weten van onze sector, kijken zij met een andere, frisse blik naar je bedrijf en de bedrijfsvoering. Ik denk dat veel veehouders en landbouwers in Nederland dat zouden kunnen gebruiken.”

Deelnemers bellen ook elkaar via een peer-to-peer systeem. Ook dat geeft nieuwe inzichten, vindt Gille. “Helaas is vanwege corona fysiek contact nu lastiger. Er stond recent bijvoorbeeld een gezamenlijke fietstocht gepland langs duurzame ondernemers rond Amsterdam, die bezig zijn met bijvoorbeeld stadslandbouw, innovatieve voedselproductie of het vermarkten van hun producten. Veel mensen zijn bezig met andere manieren van denken en werken. Dat geeft mij handvatten om het anders te gaan doen met mijn melkveebedrijf.”

Grote rol voor zorg
De Boerenversneller is een initiatief van Food Hub, gespecialiseerd in het begeleiden van innovatie- en veranderingstrajecten in de wereld van voedsel en landbouw. Daarbij worden koplopers en veranderaars ingezet uit alle schakels van de voedselketen, van boer tot beleidsmaker en van detailhandelaar tot ondernemer. Met als missie het aanjagen van de transitie naar een eerlijk, gezond en duurzaam voedselsysteem. In 2019 was de eerste ronde van de Boerenversneller, dit jaar startte de tweede ronde. Beide rondes tellen veertien deelnemers.

Gille heeft al voor ogen waar hij naartoe wil: een landbouwbedrijf dat past bij de omgeving, met respect voor de natuur en met maximale openheid over de manier van produceren. Vooral het zorgaspect speelt een grote rol in de plannen: “Wij willen plaats bieden aan mensen met een beperking en aan leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. Heel recent zijn we samenwerking aangegaan met een VSO-school. Een leraar van de school gaat op ons bedrijf een dag per week lesgeven aan drie leerlingen. Dit hopen we de komende jaren uit te breiden naar twee klaslokalen, waarbij een aantal leerlingen binnen het bedrijf aan het werk zijn. Zij krijgen les in groen, zorg en welzijn, horeca, facilitaire dienstverlening en techniek. Daarnaast zijn we bezig met een nieuw pand voor extra kinderopvang en ook dagbesteding voor ouderen met dementie. Het ‘spoorboekje’ voor de komende tien jaar hebben we al grotendeels in ons hoofd. De Boerenversneller helpt bij het verbeelden en uitwerken daarvan.”

In de bankschroef
Maar intussen moet het bedrijf wel blijven draaien. Dat vraagt soms keuzes die misschien niet helemaal ‘in het plaatje passen’. Dat komt vooral door relatief hoge financiering op dit moment. “De keuze voor natuurinclusief boeren betekent vrijwel altijd dat je rendement eerst daalt”, weet Gille. “Banken willen dat niet altijd. Bijvoorbeeld grond kopen om te extensiveren wordt vaak niet gefinancierd. Daar maak ik me wel zorgen over. Het min of meer gedwongen rendementsdenken staat verandering in de weg.” Door te ‘extensiveren’ gebruikt een boer meer grond per dier, wat beter is voor grond, dieren en milieu.

“Het rendementsdenken staat verandering in de weg.”

Peter Gille

Ondanks zijn wens om te extensiveren, is Gilles veestapel afgelopen jaar gegroeid van 100 naar 140 koeien. Dat is echter een bewuste keuze geweest om de transitie van zijn bedrijf mogelijk te maken: “Als je niet goed draait en er is geen geld, kun je ook niet veranderen. In de economie heet dat punt de valley of death. Daar moet je doorheen. Daarom wil ik eerst olie in de machine, om daarna verder te kunnen veranderen. En daarom is een langetermijnvisie nodig. Want dan kun je onderweg wijde bochten maken. Daarom gaan we nu maximaal melken, tot het moment dat we alles rond hebben en kunnen gaan schakelen.”

Op boerderij Het Lansingerland gebeurt dus veel. Toch voelt Gille zich bovenal boer. “Mijn boerenbedrijf maakt me wie ik ben. Het zorgt ervoor dat we ons verbonden voelen met de aarde, de seizoenen en het leven. We kijken in dankbaarheid naar wat de natuur ons brengt. En we zien met verwondering wat de natuur buiten onze bemoeienis om allemaal regelt. Die kennis en beleving willen we uitstralen met onze boerderij.”

Boeren met niet-boeren
Volgens Yvonne Faber van Food Hub ligt er, al dan niet terecht, veel maatschappelijke druk op de agrarische sector: “De wereld verandert snel. Daarom willen veel boeren hun bedrijfsvoering innoveren, maar soms weten zij nog niet hoe. De Boerenversneller is onderdeel van De Nieuwe Boerenfamilie, waarin wij boeren in contact brengen met bijvoorbeeld uitvinders, architecten, marketeers, chefkoks, bankiers of ontwerpers. Samen gaan we op zoek naar haalbare, logische en duurzame innovaties in het boerenbedrijf. Afhankelijk van de specifieke vraag van de boer, brengen we hem of haar in contact met experts, coaches en niet-boeren zodat zij samen slimmer kunnen gaan boeren. Het samenbrengen van boeren en niet-boeren leidt tot mooie resultaten en initiatieven.”

Over het aspect van financiering van boeren zegt Faber: “Dat kan een onderdeel zijn van de ondersteuning. We kunnen bijvoorbeeld zoeken naar alternatieve vormen van financiering. Dat kan een investeerder zijn of een model waarin de consument betrokken wordt. De mogelijkheden zijn er, soms moeten ze alleen nog wat meer vorm krijgen. Samen met de boeren willen we ontdekken waar hun mogelijkheden liggen en hen zoveel mogelijk op maat ‘versnellen’.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

De Dutch Food Week ziet er door corona anders uit dan normaal. De planning veranderde zelfs vorige week nog, door de aangescherpte coronamaatregelen. Daardoor zal er van 10 tot 17 oktober toch geen Rotterdamse markt zijn met kraampjes van de deelnemers. En de door het hele land verspreide activiteiten die doorgaan, vinden in aangepaste vorm plaats. 

Sammy Shawky

“We gaan heel veel activiteiten virtueel doen”, vertelt Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer. Zo wordt de week afgetrapt via een livestream en zullen er op de website filmpjes met interviews en demonstraties te zien zijn. Ondanks het schrappen van de grote markt, is er volgens de organisatie ook nog genoeg offline te beleven. Zo is er een kleine markt in De Bil en kun je bramen plukken in Drenthe of ‘loeren bij de boeren’ in Hedel. 

Voedsel weer waarderen
Het programma ziet er niet alleen door corona anders uit, ook de nieuwe voorzitter heeft een aantal wijzigingen doorgevoerd. Duijzer wil zich met de week meer gaan richten op de landbouw en de voedingssector in Nederland en op Nederlandse consumenten. “We willen mensen lekkere producten uit eigen land laten proeven, zodat ze zien dat eten gezond en gezellig kan zijn”, zegt hij. 

We willen mensen lekkere producten uit eigen land laten proeven”

Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer

“Vers voedsel is belangrijk, daar willen we mensen weer bewuster van maken.” Consumenten zijn dat volgens Duijzer tegenwoordig een beetje kwijtgeraakt, en betalen daardoor ook geen goede prijs voor voedsel. “Wij geven maar zo’n 10 procent van ons inkomen uit aan eten, terwijl dat in sommige landen wel 50 procent is. We moeten ons voedsel dus weer leren waarderen.” 

Voorzitter Dirk Duijzer

800 kilometer
Als het aan Duijzer ligt gaan we meer lokaal eten. “Hoe dichterbij je een product koopt, hoe betrouwbaarder het is en hoe beter je de duurzaamheid kunt waarborgen”, zegt hij. Daarom voert hij achter de schermen gesprekken met allerlei partijen, ook vanuit zijn rol als directeur van de topsector Agri&Food. “Soms zijn die gesprekken best spannend, want het raakt bedrijven echt. Maar het besef dat een kringloop belangrijk is neemt wel toe.” 

Duijzer erkent dat een korte kringloop niet voor alle producten is weggelegd. “Sommige producten verschepen we heel ver omdat ze hoogwaardig zijn, zoals babypoeder of zaaigoed.” Maar de meeste producten zou hij het liefst niet verder dan 800 kilometer verschepen. “Dat is de afstand die een vrachtwagen op een dag kan rijden.” Volgens hem zijn al veel boeren bezig met het maken van kortere kringlopen. “Iedereen die nadenkt over dat soort stapjes juich ik toe.” 

“Hoe dichterbij je een product koopt, hoe betrouwbaarder het is en hoe beter je de duurzaamheid kunt waarborgen”

Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer

Boerenprotesten
Kortere kringlopen kunnen volgens Duijzer niet alleen bijdragen aan meer duurzaamheid, ze zouden ook kunnen zorgen voor betere marges voor boeren. “Bij de boerenacties gaat het vaak over de marges in de keten, dat staat nu echt hoger op de agenda”, zegt Duijzer. “Als boeren bij hun productie ketens ertussenuit halen, dan kunnen er ook kosten tussenuit en stijgen de marges.” En daarbij hoeft niet gekozen te worden tussen kosten of duurzaamheid, want dat kan volgens de voorzitter hand in hand gaan. 

Foto Jeroen van der Wielen

“Ik hoop dat deze week bijdraagt aan het besef dat voedsel belangrijk is, en dat het iets kost”, zegt Duijzer. “In Nederland is er dichtbij veel goed eten te vinden en ik zou het leuk vinden als mensen en kinderen zich dat meer beseffen.” 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het nieuwe mestbeleid dat minister Schouten dinsdag presenteerde, krijgt bij boerenorganisaties de handen niet bepaald op elkaar. Ze verwachten dat het onhaalbaar is en te duur. Volgens boer Jan Duijndam kan het wel degelijk anders, hij doet met zijn Hoeve Biesland in Delfgauw al twee decennia mee aan het landelijke project Boeren voor Natuur. “Mijn mest brengt geld op,” zegt hij.

Kees Vermeer

Landbouw en natuur staan niet los van elkaar, maar zijn met elkaar verweven. Dat is het uitgangspunt van Duijndam. “Een gezond bedrijfssysteem leidt van nature tot meer weidevogels, meer biodiversiteit, kringlooplandbouw en korte ketens.”

Boeren voor Natuur startte aan het begin van deze eeuw, op initiatief van Alterra, het kennisinstituut van Wageningen Universiteit, dat zich bezighoudt met zaken als natuur, milieu, bodem, biodiversiteit en duurzaam ruimtegebruik. Behalve Hoeve Biesland doen er drie bedrijven in Overijssel aan mee. Toen Alterra praktijkbedrijven zocht voor het project, was Duijndam al volop bezig met de integratie van landbouw en natuur.

Jan Duijndam

“De trend was destijds: we moeten steeds groter en steeds efficiënter worden. Maar dat wilde ik niet, en op deze plek kan dat helemaal niet. Landbouwminister Gerrit Braks zei al in 1983 dat er te veel mest was in Nederland. Dat was tien jaar voordat dit bedrijf is gebouwd. Ik wil geen mestprobleem hebben. Want dat belemmert altijd je bedrijfsvoering. Daarom vond ik dat het anders moest. Nu brengt mijn mest geld op, want ik verkoop het aan particulieren en ook aan de glastuinbouw. Die profiteert zo van mijn bedrijfssysteem en doet mee aan de biologische kringloop.”

Inmiddels werkt Duijndam samen met partijen als Provincie Zuid-Holland, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de Weidevogelvereniging, de Vogelbescherming en Waterschap Delfland. Hoeve Biesland is tevens een erkende zorgboerderij met dagbesteding, stageplaatsen en vrijwilligerswerk voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, psychische problemen, en voor nieuwkomers in Nederland.

Holistische landbouw
Landschapsbeheer is een belangrijk element in het werk van Duijndam. Op de website staat te lezen: ‘We bieden mens, dier en natuur de mogelijkheid om zich te ontwikkelen door rust en ruimte te creëren en zijn hierin afhankelijk van de natuur. Telkens zoeken we naar innovatieve manieren om het produceren van voedsel en het houden van vee zo duurzaam en sociaal verantwoord mogelijk te maken.’ Duijndam noemt dit multifunctionele landbouw, of ook wel holistische landbouw. “Er wordt nu teveel gedacht in hokjes. Ik hoor bijvoorbeeld veel over kringlooplandbouw. Dat is in mijn ogen niet dé oplossing, maar een schakel in de keten. Hetzelfde geldt voor biodiversiteit. Dat moet geen doel op zich zijn. Biodiversiteit ontstaat niet door meer inzaaien van zaden en kruiden, maar is een natuurlijk gevolg van goed bezig zijn met bodem, planten, dieren, mineralen, CO2, enzovoort.”

Draagvlak
Een andere belangrijke schakel in de keten, zeker in deze tijd, is maatschappelijk draagvlak. Burgers laten immers duidelijk horen wat ze van iets vinden. “Ze kijken over je schouder mee”, aldus Duijndam. “Maar dat kan helemaal geen kwaad. Want dat kan een goede PR-machine zijn voor je bedrijf. Burgers zijn ook een klankbordgroep voor waar je mee bezig bent. Als mensen tevreden zijn en dat doorvertellen, is het gevolg dat meer mensen naar je toe komen om hier hun producten te kopen. Dat is de formule van de korte keten. Het is dus belangrijk om met alle schakels tegelijk bezig te zijn. Boeren voor Natuur is een totaalconcept. Maar er zijn nog niet veel partijen die het hele palet overzien. Mijn ervaring is dat de meeste beleidsmensen vooral kijken naar hun eigen vakgebied.”

“Kringlooplandbouw is niet dé oplossing, maar een schakel in de keten”

Jan Duijndam

Veranderingen hebben tijd nodig. Duijndam is nu een kwart eeuw bezig ‘en ik ben er nog lang niet’. Alleen worden subsidies voor slechts enkele jaren uitgegeven en beleidsmakers willen vaak binnen enkele jaren resultaat. “Maar zo werkt het niet. Grote veranderingen moet je minimaal een generatie de tijd geven. Iedere tien jaar moet je evalueren hoe het gaat en of je processen moet bijsturen. Daar moet je zéker ook burgers bij betrekken. Je moet doorgaan en de mogelijkheden blijven zien. En als bedrijf in the picture blijven voor de mensen.”

Dat laatste lukt Duijndam zeker: Hoeve Biesland maakt een levendige indruk. Ondanks de vrij afgelegen ligging weten mensen de boerderij te vinden om groenten, fruit, zuivel, vlees en streekproducten te kopen. 

Waterstof
Duijndam blijft zijn bedrijf ontwikkelen. Hij denkt al een tijdje na over een waterstofcentrale, waarbij hij waterstof maakt met energie die hij zelf opwekt met zonne- en windenergie. “Ik wil de kringlopen van voedsel en energie sluiten. Bijvoorbeeld met zonnepanelen, waarvoor op een boerderij genoeg ruimte is. Waterstof is nu nog niet efficiënt, maar ik denk dat dat zal verbeteren. Dan kan waterstof een concurrerende energiebron worden. Maar ook dit moet geen doel op zich worden. Een boer is in eerste instantie bezig om binnen een gesloten kringloop zijn bedrijf te laten draaien en zo veel mogelijk voedsel te produceren. Hij is niet primair bezig met stikstofuitstoot, of minder maaien, of weidevogels. Niet de boer, maar het bedrijfssysteem zorgt voor biodiversiteit, minder uitstoot en een gezonde bodem. De boer houdt zich bezig met waarvoor hij is opgeleid. Al het andere is uitvloeisel van een goed bedrijfssysteem. Dat is precies waar we naar toe moeten. Dat is Boeren voor Natuur.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Bloemkool ‘Van Roalter Grond’ uit Salland, ‘van alles wat’-jam uit Groningen, witlof uit West-Friesland en via champignons uit Brabant weer terug naar de echte Westlandse druiven. Dit is een kleine greep uit de lokale producten die ik de afgelopen maand heb gegeten. 

Marja van der Ende

Ik maakte een rondreis door Nederland voor Fietsen voor m’n eten. Ons platform groeit snel naar landelijke dekking met regionale kracht, met lokale voorfietsers in elke streek. En omdat de coronamaatregelen er in de eerste maanden voor zorgden dat ik de nieuwe voorfietsers die actief waren geworden alleen online kon ontmoeten, was het nu tijd om hen en hun regio’s te bezoeken en deze eigen-aardige streken te ontdekken. Mijn simpele kookkunsten onderweg met de pure lokale producten heb ik interregionaal koken gedoopt.

Iedere regio heeft inderdaad zo zijn eigen aard. Producten waar ze om bekend staan en alledaagse groenten en fruit die er ook gewoon geteeld worden. Ik heb er natuurlijk van genoten, van de volle smaken en verrassende vormen en kleuren. Zo had ik in Groningen een siamese courgette meegenomen in een stalletje, waarschijnlijk bedoeld als twee, maar vergroeid tot één. Hij deed het goed in de courgettesoep die ik bijna twee weken later in West-Brabant maakte. En ik genoot thuis in mijn eigenste Westland nog twee keer na van de paarse sperzieboontjes die ik in Noordoost-Brabant van een grote tafel langs de weg plukte, uiteraard netjes na betaling in het geldkistje. Ze waren ruim anderhalve week later nog vers. En ze kleurden gewoon groen toen ik ze kocht, wat er ook op een briefje bij vermeld stond.

Opgefleurde automaten
Naast de volle smaken en verse producten, viel me nog iets op. De creativiteit van de verschillende aanbieders is ontzettend inspirerend. Koele automaten in mooi opgefleurde huisjes, een rustpunt met picknickbank om het huisgemaakte boerenijsje te verorberen, een tafeltje met geblokt kleed, aardappelrecepten op de muur gekrijt, dat megagrote ei langs de weg, de oude tractor op een paal of in het gras (compleet met twee tenten van onderbroeken aan de waslijn). Alles wordt uit de kast getrokken om de aandacht te trekken van de potentiële klant. Bij mij prikkelt dat mijn snuffel- en koopzenuw. Nu bij al die andere klanten nog die de supermarkten meer en meer zat worden en ook gaan kiezen voor de kortste weg…. Ik kan het je van harte aanbevelen!

Een ijsje onderweg

De regionale voorfietsers van de Fietsen voor m’n eten-groepen in de regio’s die ik heb bezocht, hebben hun uiterste best gedaan om mij te vermaken met het fietsen naar de lekkerste lokale teelt. En dat is gelukt, ze hebben me overtuigd van het mooie van hun streek! Iedere voorfietser heeft zo zijn of haar eigen reden om een groep in hun regio te starten. Stacy van Westfriesland is voorfietser als hobby voor zichzelf en omdat ze de lokale ondernemers wil steunen. Sytse van Noordoost-Groningen omdat hij bij een welzijnsorganisatie werkt als maatschappelijk aanjager, die mensen letterlijk en figuurlijk in beweging wil brengen naar gezonder eten.

Team Noaberhaptrap
Petra van West-Brabant omdat ze kinderen en hun ouders wil leren waar ons eten vandaan komt en mooie fietsroutes uitgestippeld heeft samen met de VVV Moerdijk en ZLTO Moerdijk. Miranda van Noordoost-Brabant heeft net als ik een gezondheidspraktijk van waaruit ze leefstijlprogramma’s ontwikkelt en aanbiedt. En Salland heeft sinds een paar weken een heus Team Noaberhaptrap (de Sallandse benaming voor het fietsen van boer naar buur voor je eten) met Ria, Martijn, Katja en Fanny, mensen met verschillende beweegredenen in dezelfde lijn als de anderen. Al deze aspecten (en meer) krijgen regionaal invulling in hun eigen vorm, door de fietswielen in beweging te brengen en de online informatiestroom op gang te brengen.

‘Van alles wat’-jam uit Groningen

Zo’n werkvakantie als deze ga ik mijzelf elk jaar gunnen. En met het aantal nieuwe regio’s dat sinds een week ook alweer actief is geworden voor ons consumentenplatform, wordt dat misschien wel twee keer per jaar een paar weken de caravan van plek naar plek verplaatsen en al fietsend op ontdekkingsreis door de streek. Bovenal wordt dat weer genieten van de interregionale gerechten die ik mezelf dan voorschotel. Ook zonder voorfietser die mij aan mijn handje op anderhalve meter afstand meeneemt door de streek, gaat dit lukken. Want zij vullen de regiokaarten met informatie, zodat ook jij het interregionale koken kunt ontdekken. Zodat ook jij die verscholen stalletjes langs de weg en kleine boerderijwinkeltjes kunt ontdekken. Zodat ook jij tijdens je vakantie kunt kiezen voor de kortste weg: rechtstreeks bij de voedselproducent. 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Consumenten die boeren een handje willen helpen, kunnen producten lokaal kopen, bij de boer zelf. Wie nog een stapje verder wil gaan, kan zelfs een ‘oogstaandeel’ kopen, een stukje van de toekomstige oogst. Ze zijn te koop bij boerderijen, moes- of stadstuinen.

Tosca de Jong

De term ‘oogstaandeel’ vindt Margriet Knospe, eigenaresse van stadstuinderij BuitenLeeft in Delft, wel wat afstandelijk klinken. ,,Je deelt als oogster mee in de oogst, dat klinkt beter.’’ Het concept van het zelfoogsten, of dus een oogstaandeel is heel simpel: je betaalt aan het begin van het teeltseizoen een bedrag, waarmee je wekelijks je zelf geteelde groenten kunt komen ophalen. En niet alleen ophalen, het is meestal ook de bedoeling dat je de verse waar ook zelf van het land haalt. Bij de zelfoogsttuin van Knospe betaal je 325 euro per seizoen, dat loopt van april tot november. Dat komt neer op 25 keer oogsten. Exclusief kunstmest en bestrijdingsmiddelen, want alle groenten worden op een ecologisch verantwoorde manier verbouwd. 

Zelfoogster Lin is blij met de opbrengst

Slakje
,,Het is logisch dat boeren bestrijdingsmiddelen gebruiken, op die manier kun je voor minder geld meer produceren. Sneller is goedkoper, maar ook slopend voor de bodem. Wij doen dit niet, wij houden de aarde vruchtbaar.’’ De oogsters in Delft zien een tuin die niet helemaal strak op orde is. Wildkruid dat tussen de sla groeit. Een broccoli waarvan een stukje is aangevreten door een slak. En dat is precies zoals het hoort. ,,Een enkeling vindt zo’n slakje vies. Maar ik zie ook hoe blij mensen worden als ze een wortel uit de grond zien komen.’’

Zo’n tweehonderd oogsters gaan wekelijks met een krat vol groenten naar huis. Je neemt mee wat het seizoen schaft, maar genoeg aanbod is er altijd. ,,Het lukt al zes jaar op rij om een goede oogst aan mensen mee te geven.’’

Margriet Knospe

Naar buiten
De gezonde grond is één van de redenen om oogster te worden. ,,Bewuster omgaan met wat je eet speelt een grote rol.’’ Maar ‘buiten zijn’ misschien nog wel meer. Volgens Knospe is er onder mensen een grote behoefte om naar buiten te gaan. Zeker nu in de coronatijd. 

Margriet Castelijn – een andere ‘Margriet’ in dit verhaal – was iemand die vanwege haar werk veel binnen zat en steeds meer de behoefte kreeg om buiten ‘iets te doen’. ,,Ik fietste op een dag langs de stadstuin en besloot om er een kijkje te nemen. Ik was gelijk verknocht aan de mooie tuin en kon gelijk aan het werk als vrijwilligster.’’ Castelijn – zelf inmiddels een ervaren oogster – helpt andere oogsters bij het plukken en rapen.  

Castelijn ziet niet alleen de groenten maar ook de mensen groeien. ,,Ik zie oogsters ademloos kijken als ik uitleg hoe iets groeit. Sommigen hebben totaal geen idee hoelang het duurt voordat een courgette geplukt kan worden. Of hoeveel iets weegt. Een pondje bonen pakken is niet voor iedereen vanzelfsprekend.’’ Gaandeweg worden de oogsters handiger en wijzer. ,,Mensen zijn zeer geïnteresseerd. Vooral kinderen, die doen graag mee.’’

Tuincoördinator Frans de Vries van Pluk! Den Haag krijgt vooral gezinnen bij hem in de zelfoogsttuin en werkt graag met kinderen. ,,Ik leg ze uit hoe iets groeit en wat je wel en niet kan plukken. 

Je ziet dat ouders het belangrijk vinden dat hun kind begrijpt dat een prei niet in de supermarkt groeit’’, vertelt Frans die op woensdag, vrijdag en zaterdag zorgt voor de nodige educatie. Bij de zelfoogsttuin van Pluk – waar mensen sinds vorig jaar wekelijks minimaal vijf soorten groenten mogen plukken – is er inmiddels meer interesse dan plek. ,,Vanwege corona moesten we het aantal plekken indammen naar 35. Ik hoop volgend jaar 45 tot 50 plekken aan te kunnen bieden.’’ Dat het zelfoogsten zo populair (aan het worden) is, begrijpt Frans wel: ,,Het concept werkt gewoon heel goed. Je ziet dat mensen er blij van worden. Je bent naast het buiten zijn ook erg sociaal bezig.’’

Frans de Vries van Pluk! Den Haag

Rust
Is het zelfoogsten eigenlijk ook geschikt voor mensen met een drukke baan of een krappe portemonnee? Beide Margrieten vinden van wel. ,,Juist als je de hele week druk bent en weinig rustmomenten hebt, is dit dé plek om tot rust te komen. Ik hoor oogsters letterlijk zeggen dat ze ineens de rust over hen heen voelen komen als ze hier even gaan zitten en niks doen’’, vertelt Castelijn. ,,En het gezellig samenzijn met anderen, daar knap je ook van op.’’

Dat het bedrag voor een teeltseizoen best een schep geld voor sommige mensen is, begrijpt Knospe heel goed. Maar ze benadrukt wel dat het eten dat we gewend zijn te kopen in een supermarkt eigenlijk veel te goedkoop is. ,,Een tros bananen voor twee euro, dat klopt niet. Die komen van duizenden kilometers en zouden dus veel duurder moeten zijn. Natuurlijk zijn er wel eens mensen die afhaken, omdat ze bijvoorbeeld niet tevreden zijn met het aanbod. Maar de mensen waar het echt bij past, die blijven.’’ 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Voor veel bio-boeren wordt het steeds lastiger om hun dieren op een biologisch gecertificeerde manier te laten slachten. Veel kleine, biologische slachthuizen sluiten door hoge kosten de deuren, dus moeten boeren steeds verder rijden voor een goede slachterij. De boeren kunnen niet snel bij andere bedrijven terecht, want om van biologische dieren biologisch vlees te maken moet ook de slachterij gecertificeerd zijn.

Sammy Shawky

“Het aantal slachthuizen in het Westen in drastisch verminderd”, vertelt Jeroen van der Kooij die op zijn boerderij Hoeve Rust-hoff in Maasland biologische ossen houdt. “Vroeger zat er een in Woerden maar die is twee jaar geleden gestopt. Nu laten we de koeien slachten in Veenendaal, maar dat is dik een uur rijden.” Dat is niet alleen voor de boer vervelend, zeker ook voor de dieren.

Volgens Van der Kooij is een van de redenen dat veel slachters stoppen de ingewikkelde regelgeving: “Je moet aan allerlei voorwaarden voldoen, zoals een NVWA-arts en hoge keuringskosten.” Van der Kooij vertelt dat een biologische slachterij het gangbare en het biologische vlees apart moet houden. “Dat is te doen maar kost veel tijd en organisatie en voor een kleine slachter is dat moeilijk.”

Vleespakket Hoever Rust-Hoff
Vleespakket Hoever Rust-Hoff

Veel regels en hoge kosten
Jan Duijndam van de biologisch-dynamische boerderij Hoeve Biesland in Delfgauw ziet veel biologische slachterijen verdwijnen. “De een na de ander gaat dicht.” Hij laat zijn dieren nu slachten in Kerkdriel, zo’n 100 kilometer rijden. De hoge kosten zorgen er volgens hem voor dat veel biologische slachters stoppen. “Je moet een Skål certificaat hebben én een EEG-nummer, anders mag je niet werken. Dat maakt het voor veel kleine slachterijen te duur”, zegt hij.

“De een na de ander gaat dicht.”

Jan Duijndam, Hoeve Biesland

Biologisch gecertificeerd slachten
Skål is de organisatie die slachthuizen certificeert die biologisch vee mogen slachten. Zij controleren alle biologische productie in Nederland, van landbouwbedrijven tot importeurs en levensmiddelenfabrikanten. Voor biologisch vlees wordt niet anders geslacht, maar het mag niet in contact komen met gangbaar vlees, vertelt woordvoerder Katinka van Roij: “Wij letten vooral op de scheiding tussen gangbaar en biologisch, die moet 100 procent gewaarborgd zijn.”

Ze vertelt dat gemengde slachterijen vaak beginnen met het biologische vlees om vermenging te voorkomen. Ook moeten de dieren qua voer en stallen precies zo behandeld worden als bij een biologische boer. Om te bewijzen dat een slachthuis aan alle eisen voldoet is er veel administratie nodig. Daarnaast zijn er ook kosten aan het Skål certificaat verbonden, zoals een jaarlijkse bijdrage van 600 euro en kosten voor inspecties.

Slachterij

Cijfers lastig te vinden
Of Nederland écht steeds minder slachterijen met een biologisch certificaat telt kan Skål niet zeggen, ze brengen daarover geen cijfers naar buiten. “Ik kan alleen zeggen dat er elk jaar slachthuizen bijkomen en verdwijnen”, zegt Van Roij. Wel is op hun website te zien dat er momenteel in ons land zo’n dertig bedrijven zijn die biologisch gecertificeerd mogen slachten.

Overigens heeft niet iedereen last van een tekort aan slachters. “Wij laten al langere tijd ossen en lammeren slachten bij slachterij Henk Jonkers in Est, die zit voor ons wel redelijk in de buurt”, zegt Anja Slob van boerderij De Drie Wedden in Noordeloos. Ze vertelt dat ze wel even gezocht heeft, maar uiteindelijk voor die slachterij heeft gekozen vanwege de kwaliteit en kleinschaligheid.

Uitstervend beroep
Maar het is een ‘uitstervend beroep’ zegt Gerrit van Gessel van slachterij Henk Jonkers in Est. “Door de wet- en regelgeving wordt het er niet makkelijk op, dus laten veel kleine slachterijen het slachten nu over aan grotere bedrijven.” Hij begrijpt dat, maar zou er zelf niet voor kiezen. “Ik ben een grote dierenvriend en vind het belangrijk om de dieren zelf te slachten.” Hun slachterij verwerkt zowel biologisch als regulier vlees.

Hoewel zijn zaak goed draait zijn in zijn buurt veel andere kleine slachterijen gestopt, vertelt Van Gessel. “Dat komt door alle regels, maar ook door de leeftijd. Het is niet makkelijk om jonge slachters die vinden die nog kunnen slachten, uitbenen en verwerken.” In Est doen ze het allemaal nog zelf. “Het komt levend binnen en gaat er voor de meeste biologische boeren vacuümverpakt en winkelklaar weer uit.”

Zelfslachtende Slagerij Henk Jonkers
Zelfslachtende Slagerij Henk Jonkers

“Ik ben een grote dierenvriend en vind het belangrijk om de dieren zelf te slachten.”

Gerrit van Gessel van slachterij Henk Jonkers

Lastiger te slachten
Bij het biologisch slachten komt heel wat kijken. Zo zijn biologische varkens vaak lastiger dan reguliere varkens, vertelt van Gessel: “Door het vele buiten lopen hebben ze meer vet op hun rug en zijn hun haren stugger, dus is het iets meer werk.” En als ze het vlees verwerken tot worst, dan moeten ook die kruiden biologisch gecertificeerd zijn.

“We zijn jaarlijks een bedrag kwijt aan het certificaat van Skål en besteden veel tijd aan administratie. Elk stukje vlees moet gewogen worden en soms moeten we achter boeren aanbellen voor de juiste gegevens. Daar ben ik elke week zo’n vier uur mee bezig”, zegt van Gessel. En die extra tijd en geld berekenen ze deels door aan de klant. “Voor het Skål certificaat ben je voor een rund zo’n dertig euro extra kwijt, voor een varken komt het neer op ongeveer een tientje”, vertelt hij.

Toch weerhoudt dat hun klanten er niet van om speciaal naar hen toe te komen. “Est is een klein dorpje onder de rook van Geldermalsen maar een van onze klanten komt zelfs helemaal uit Zeeland”, zegt Van Gessel. “Ons rayon is groot en het wordt zeker niet kleiner.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

‘Duurzame voedselpakketten opeens niet aan te slepen’, was enkele weken geleden te lezen op deze website. Door de coronacrisis zat vrijwel iedereen thuis, en daardoor gingen veel mensen gezonde en lokale etenswaren bestellen. Hoe is de situatie nu de crisis over de piek heen is?

Kees Vermeer

De ondernemers achter de K’wrd Box, ofwel Krimpenerwaardbox, zagen al snel een daling van het aantal bestellingen. Zo snel dat de boodschappenbox met ambachtelijke streekproducten uit de Krimpenerwaard daarom momenteel niet meer is te bestellen. ‘Wij nemen een pauze‘, staat op hun website.

“Door de versoepeling van de coronamaatregelen gaan mensen weer meer naar de supermarkt voor hun boodschappen”, zegt Hannie van Hees van Stadsbrouwerij Argentum in Schoonhoven, een van de initiatiefnemers van de K’wrd Box. “De drukte in de supermarkten neemt duidelijk toe. We denken dat de box daardoor minder wordt besteld. Aan ambachtelijke producten hangt bovendien een prijskaartje. Aanvankelijk had men dat misschien wel over voor ambachtelijke producten, ook vanuit een loyaliteitsgevoel om lokale ondernemers te steunen. Maar dat ebt nu een beetje weg.”

K’wrd Box

Nu bezinnen
Tijdens de crisis kende de Krimpenerwaardbox rond moederdag een piek van vijfenzeventig leveringen per week, het maximum wat de ondernemers logistiek ook aankonden. Maar in de weken daarna nam dat aantal af naar acht. “Daarom besloten we om een pauze in te lassen”, aldus Van Hees. “We willen ons nu bezinnen op het vervolg. Uit de vele reacties blijkt dat we mensen wel enthousiast hebben gekregen voor onze producten. Er is meer bewustwording gekomen over streekproducten en de bedrijven waar die vandaan komen. Dat is een positief gevolg van de crisis. Ik denk dat er voor ons een mooie taak ligt om dat enthousiasme vast te houden en gebruik te maken van onze naamsbekendheid. Zo willen we bedrijven benaderen voor bijvoorbeeld pakketten voor hun personeel of relaties.”

Bio aan Huis

Nog steeds druk
Bio aan Huis in Nieuw-Beijerland zag eveneens een piek aan bestellingen tijdens de coronacrisis, maar heeft het nu nog steeds druk. “We bestaan al vijftien jaar en hebben een grote klantenkring”, vertelt bio-boerin Shaula Tak. “We hadden de afgelopen maanden wel meer aanmeldingen dan voor de crisis. Momenteel zijn er opzeggingen van abonnementen, maar dat zien we vrijwel altijd vlak voor de zomervakantie. Na de vakantie gaan mensen weer meer op hun eten letten en nemen de aanmeldingen altijd weer toe.”

“Veel mensen hebben ons gevonden dankzij de coronacrisis.”

Bio-boerin Shaula Tak

Het aantal bestellingen liep tijdens de coronacrisis op tot het maximum wat Bio aan Huis met haar wagens kon leveren. Daarom werd tijdelijk een pauze ingelast en kwamen zo’n 250 nieuwe aanmeldingen op een tijdelijke wachtlijst. “Uiteraard waren we blij met zoveel nieuwe klanten”, laat Tak weten. “Veel mensen hebben ons gevonden dankzij de coronacrisis. Sommigen zijn weer gestopt, maar velen zijn gebleven. Uit hun reacties horen we dat zij bewust kiezen voor een biologische voedselbox. Enerzijds voor hun eigen gezondheid en het verhogen van hun weerstand, anderzijds met het oog op het klimaat en meer duurzaamheid.”

Rechtstreex Groentebox

Dubbel zoveel bestellingen
Maar het Ook het Rotterdamse initiatief Rechtstreex, actief sinds 2013, had al een trouwe klantenkring. Tijdens de crisis liep het aantal bestelling fors op. Nog steeds krijgen ze zo’n tweeduizend bestellingen per week binnen, een ruime verdubbeling van het aantal voor de coronacrisis. “Veel mensen bestelden hun boodschappen al structureel bij ons, en doen dat nu nog steeds”, zegt eigenaar Maarten Bouten. “Feitelijk is de crisis goede marketing geweest voor lokale producten. Wij hebben ons team kunnen uitbreiden en er zijn plannen voor een fysieke winkel, ook om nieuwe mensen te kunnen bereiken. Die plannen waren er al, maar kunnen we nu sneller realiseren.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!