Terwijl veel boeren protesteren om hun manier van werken zoveel mogelijk te behouden, vormen Mattias en Coriene Verhoef hun melkveebedrijf in Brandwijk juist om tot iets heel anders. Ze doen mee aan het ene na het andere onderzoeksproject om op een veel natuurlijkere manier te boeren.
Kees Vermeer
Het begon een paar jaar geleden met voorzichtige stapjes richting natuurlijker boeren: minder kunstmest en minder bestrijdingsmiddelen. Dat beviel. “Vroeger had ik er buikpijn van als ik onkruid aan het wegspuiten was. Dat heb ik nu niet meer.” Dus werd het doel biologisch boeren. Maar ook dat bleek niet genoeg. Inmiddels heeft het bedrijf vleermuizen die helpen insecten te bestrijden en een veel diversere begroeiing. Maar ze willen meer. Zo denken ze aan tiny houses voor gasten op het bedrijf en doen de Verhoefs mee aan een proeftuin om ammoniakuitstoot en bodemdaling te beteugelen, en een project om het grondwaterpeil te verhogen. Voor zichzelf heeft Mattias zo in ieder geval een ding al gewonnen: “Ik werk nu met veel meer plezier.”
Mattias is geboren en opgegroeid op de boerderij in Brandwijk en samen met Coriene nam hij deze in 2016 over van zijn ouders. Het bedrijf telt momenteel circa honderd koeien en zo’n vijftig hectare biologisch landgoed. Daarnaast hebben ze circa vijfendertig hectare natuurgrond van Staatsbosbeheer en het waterschap in beheer. Deze natuurgrond levert ook voeding voor de koeien, lekker dichtbij.
Ze sloten zich aan bij Proeftuin Veenweiden, waarbinnen maatregelen worden onderzocht om ammoniakemissie en bodemdaling te verminderen en waterkwaliteit te verbeteren. “We werden ons meer bewust van de gevolgen van de traditionele manier van boeren. Als ik bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen gebruikte, realiseerde ik me dat ik ook insecten doodde. We vroegen ons af of het ook anders kan. Bijvoorbeeld door geen kunstmest te gebruiken of meer kruiden in het weiland te laten groeien. We gingen steeds meer de biologische kant op. Na een bijeenkomst met andere boeren die nog wel traditioneel werkten, realiseerde ik me dat ik dat niet meer wilde. Toen besloten we om helemaal biologisch te gaan werken.” In oktober 2019 was het zover en levert het bedrijf officieel biologische melk.
Meer erfbeplanting
Die omslag is sindsdien een voortdurend proces. Mattias en Coriene zijn inmiddels ook lid van Den Hâneker: de vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Ze nemen deel aan de projecten Boer zoekt Vleermuis en Agrarische Bedrijven in het Groen, vertelt Mattias. “De vereniging zet zich onder andere in voor meer erfbeplanting met inheemse bomen en struiken. We wilden al langer een boomgaard en bloeiende struiken en kruiden, want dat trekt bijen en insecten en vergroot de biodiversiteit. We wilden ook graag meer vleermuizen, die vliegen in de stal kunnen bestrijden. Zo werken we aan natuurlijke bestrijding in plaats van chemische. Dat past goed in onze keuze voor biologisch en helpt bij de omschakeling naar kringlooplandbouw. We hebben vleermuiskasten opgehangen en onderzoeken ook hoeveel en welke vleermuizen we op de boerderij hebben.”
Ook hebben Mattias en Coriene zich aangemeld voor Valuta voor Veen, een landelijk project van de natuur- en milieufederaties. Veengrond veroorzaakt jaarlijks circa 4 procent van de CO2-uitstoot in Nederland. Dat kan worden verminderd door verhoging van het grondwaterpeil, waardoor veen minder oxideert. Eigenaren van de veengrond kunnen deze vermindering van CO2-uitstoot in de vorm van CO2-certificaten verkopen aan bedrijven, overheden en burgers die vrijwillig hun CO2-uitstoot willen voorkomen. Agrariërs hebben via Valuta voor Veen dus extra inkomsten en dragen bij aan het halen van de klimaatdoelen. Positieve effecten zijn bovendien het tegengaan van bodemdaling, meer biodiversiteit en behoud van cultuurhistorisch veenweidegebied.
Voor Mattias is deelname aan het project financieel gunstig, maar hij wil vooral graag meedoen vanwege de verwachte toename van biodiversiteit. “Zeker met een hoger waterpeil wordt dat makkelijk geborgd. Alles moet nog worden geregeld, maar van het waterschap heb ik begrepen dat een verhoging van twintig tot dertig centimeter mogelijk is. Ik denk dat de biodiversiteit daar veel baat bij heeft. Maar kunnen we het water op peil houden in droge zomers? Moeten we in de winter veel water opslaan? En hoe en wanneer start de bodem op na de winter? Dat zijn aspecten waar ik wel nieuwsgierig naar ben.”
Niet eenvoudig
De stap naar biologisch boeren is niet eenvoudig, vindt Mattias. Het is wennen om helemaal op een andere manier te gaan werken. “Bijvoorbeeld de grasopbrengst is gedaald van circa veertien naar acht ton doordat we geen kunstmest meer gebruiken. Met kunstmest hoeft de bodem niet actief te zijn, en als je daar ineens mee stopt moeten de natuurlijke processen via de bodemorganismen weer op gang komen. Dat duurt een paar jaar. De opbrengst herstelt deels wel weer als de bodemvruchtbaarheid toeneemt, maar de periode daartussen moet je kunnen opvangen. We moesten bijvoorbeeld biologisch voer voor de koeien kopen en dat is vrij duur. Bovendien kunnen niet alle koeienrassen tegen zo’n plotselinge verandering.”
Mattias realiseert zich dat zijn aanpak tamelijk extreem is: “Wij doen veel tegelijk. Dat maakt het niet makkelijker, maar daardoor gaan wij wel sneller dan wanneer we het in stapjes zouden doen. Ik heb contact met andere bioboeren en we stimuleren elkaar met ideeën, tips en adviezen.”
Tiny houses op het erf
Voor de toekomst denken Mattias en Coriene aan bijvoorbeeld tiny houses op het erf waar mensen in kunnen verblijven. Dat draagt bij aan kortere ketens en versterkt het contact met andere mensen. “Maar voor nu willen we vooral verder met de lopende projecten. We willen toe naar een gesloten kringloop, waarin we bijvoorbeeld geen krachtvoer meer nodig hebben voor de koeien.”
Mattias is blij dat hij met Coriene de stap heeft gezet naar biologisch werken. Het heeft hen veel gebracht: “We zien hoe mooi de natuur in elkaar zit en we zijn ons veel meer bewust van onze omgeving. Ik werk nu met veel meer plezier.” “Het is heel bijzonder om in het veld te lopen terwijl de insecten om je heen vliegen. Ook de bodem is veel gezonder en beter doorlaatbaar. Veel problemen van vroeger zijn gewoon opgelost, terwijl je daar niets voor hoeft te doen. Sterker nog, het lukt juist doordat je minder doet. Er zijn helemaal geen kunstgrepen nodig om alles goed te laten gaan.”
Boerderij Het Lansingerland in Bergschenhoek is eigenlijk al lang geen gewone boerderij meer. Het melkveebedrijf huisvest nu ook een kinderdagverblijf, een buitenschoolse opvang, horeca, zaalverhuur, een boerderijwinkel en een camping met farm safari. De uitbaters, Peter Gille en zijn vrouw Annigje, zijn nog lang niet klaar.
Kees Vermeer
Gille en zijn vrouw willen met name het zorgaspect gaan uitbouwen. Hij neemt daarom deel aan het landelijke initiatief Boerenversneller. “Binnen tien jaar hoop ik mijn bedrijf te kunnen omvormen tot een zorglandgoed.”
De Boerenversneller is een traject waarin boeren van verschillende pluimage worden begeleid in het zoeken naar innovatiemogelijkheden binnen hun bedrijf. Iedereen kan meedoen, van een oesterzwammenkweker of geitenhouder tot pluimveebedrijf of gemengde bedrijven.
Kansen en gereedschappen
“De versneller-methode wordt veel gebruikt bij startups in de technologie en ICT”, legt Gille uit. “Het programma komt dus niet uit de landbouw maar is daar nu wel voor opgezet. Het biedt kansen en gereedschappen om je agrarisch bedrijf verder te ontwikkelen binnen je eigen visie.”
Begeleiding gebeurt onder andere door coaches. Die komen veelal van buiten de agrarische sector. “Dat vind ik positief: doordat zij weinig weten van onze sector, kijken zij met een andere, frisse blik naar je bedrijf en de bedrijfsvoering. Ik denk dat veel veehouders en landbouwers in Nederland dat zouden kunnen gebruiken.”
Deelnemers bellen ook elkaar via een peer-to-peer systeem. Ook dat geeft nieuwe inzichten, vindt Gille. “Helaas is vanwege corona fysiek contact nu lastiger. Er stond recent bijvoorbeeld een gezamenlijke fietstocht gepland langs duurzame ondernemers rond Amsterdam, die bezig zijn met bijvoorbeeld stadslandbouw, innovatieve voedselproductie of het vermarkten van hun producten. Veel mensen zijn bezig met andere manieren van denken en werken. Dat geeft mij handvatten om het anders te gaan doen met mijn melkveebedrijf.”
Grote rol voor zorg
De Boerenversneller is een initiatief van Food Hub, gespecialiseerd in het begeleiden van innovatie- en veranderingstrajecten in de wereld van voedsel en landbouw. Daarbij worden koplopers en veranderaars ingezet uit alle schakels van de voedselketen, van boer tot beleidsmaker en van detailhandelaar tot ondernemer. Met als missie het aanjagen van de transitie naar een eerlijk, gezond en duurzaam voedselsysteem. In 2019 was de eerste ronde van de Boerenversneller, dit jaar startte de tweede ronde. Beide rondes tellen veertien deelnemers.
Gille heeft al voor ogen waar hij naartoe wil: een landbouwbedrijf dat past bij de omgeving, met respect voor de natuur en met maximale openheid over de manier van produceren. Vooral het zorgaspect speelt een grote rol in de plannen: “Wij willen plaats bieden aan mensen met een beperking en aan leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. Heel recent zijn we samenwerking aangegaan met een VSO-school. Een leraar van de school gaat op ons bedrijf een dag per week lesgeven aan drie leerlingen. Dit hopen we de komende jaren uit te breiden naar twee klaslokalen, waarbij een aantal leerlingen binnen het bedrijf aan het werk zijn. Zij krijgen les in groen, zorg en welzijn, horeca, facilitaire dienstverlening en techniek. Daarnaast zijn we bezig met een nieuw pand voor extra kinderopvang en ook dagbesteding voor ouderen met dementie. Het ‘spoorboekje’ voor de komende tien jaar hebben we al grotendeels in ons hoofd. De Boerenversneller helpt bij het verbeelden en uitwerken daarvan.”
In de bankschroef
Maar intussen moet het bedrijf wel blijven draaien. Dat vraagt soms keuzes die misschien niet helemaal ‘in het plaatje passen’. Dat komt vooral door relatief hoge financiering op dit moment. “De keuze voor natuurinclusief boeren betekent vrijwel altijd dat je rendement eerst daalt”, weet Gille. “Banken willen dat niet altijd. Bijvoorbeeld grond kopen om te extensiveren wordt vaak niet gefinancierd. Daar maak ik me wel zorgen over. Het min of meer gedwongen rendementsdenken staat verandering in de weg.” Door te ‘extensiveren’ gebruikt een boer meer grond per dier, wat beter is voor grond, dieren en milieu.
“Het rendementsdenken staat verandering in de weg.”
Peter Gille
Ondanks zijn wens om te extensiveren, is Gilles veestapel afgelopen jaar gegroeid van 100 naar 140 koeien. Dat is echter een bewuste keuze geweest om de transitie van zijn bedrijf mogelijk te maken: “Als je niet goed draait en er is geen geld, kun je ook niet veranderen. In de economie heet dat punt de valley of death. Daar moet je doorheen. Daarom wil ik eerst olie in de machine, om daarna verder te kunnen veranderen. En daarom is een langetermijnvisie nodig. Want dan kun je onderweg wijde bochten maken. Daarom gaan we nu maximaal melken, tot het moment dat we alles rond hebben en kunnen gaan schakelen.”
Op boerderij Het Lansingerland gebeurt dus veel. Toch voelt Gille zich bovenal boer. “Mijn boerenbedrijf maakt me wie ik ben. Het zorgt ervoor dat we ons verbonden voelen met de aarde, de seizoenen en het leven. We kijken in dankbaarheid naar wat de natuur ons brengt. En we zien met verwondering wat de natuur buiten onze bemoeienis om allemaal regelt. Die kennis en beleving willen we uitstralen met onze boerderij.”
Boeren met niet-boeren
Volgens Yvonne Faber van Food Hub ligt er, al dan niet terecht, veel maatschappelijke druk op de agrarische sector: “De wereld verandert snel. Daarom willen veel boeren hun bedrijfsvoering innoveren, maar soms weten zij nog niet hoe. De Boerenversneller is onderdeel van De Nieuwe Boerenfamilie, waarin wij boeren in contact brengen met bijvoorbeeld uitvinders, architecten, marketeers, chefkoks, bankiers of ontwerpers. Samen gaan we op zoek naar haalbare, logische en duurzame innovaties in het boerenbedrijf. Afhankelijk van de specifieke vraag van de boer, brengen we hem of haar in contact met experts, coaches en niet-boeren zodat zij samen slimmer kunnen gaan boeren. Het samenbrengen van boeren en niet-boeren leidt tot mooie resultaten en initiatieven.”
Over het aspect van financiering van boeren zegt Faber: “Dat kan een onderdeel zijn van de ondersteuning. We kunnen bijvoorbeeld zoeken naar alternatieve vormen van financiering. Dat kan een investeerder zijn of een model waarin de consument betrokken wordt. De mogelijkheden zijn er, soms moeten ze alleen nog wat meer vorm krijgen. Samen met de boeren willen we ontdekken waar hun mogelijkheden liggen en hen zoveel mogelijk op maat ‘versnellen’.”
De Dutch Food Week ziet er door corona anders uit dan normaal. De planning veranderde zelfs vorige week nog, door de aangescherpte coronamaatregelen. Daardoor zal er van 10 tot 17 oktober toch geen Rotterdamse markt zijn met kraampjes van de deelnemers. En de door het hele land verspreide activiteiten die doorgaan, vinden in aangepaste vorm plaats.
Sammy Shawky
“We gaan heel veel activiteiten virtueel doen”, vertelt Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer. Zo wordt de week afgetrapt via een livestream en zullen er op de website filmpjes met interviews en demonstraties te zien zijn. Ondanks het schrappen van de grote markt, is er volgens de organisatie ook nog genoeg offline te beleven. Zo is er een kleine markt in De Bil en kun je bramen plukken in Drenthe of ‘loeren bij de boeren’ in Hedel.
Voedsel weer waarderen
Het programma ziet er niet alleen door corona anders uit, ook de nieuwe voorzitter heeft een aantal wijzigingen doorgevoerd. Duijzer wil zich met de week meer gaan richten op de landbouw en de voedingssector in Nederland en op Nederlandse consumenten. “We willen mensen lekkere producten uit eigen land laten proeven, zodat ze zien dat eten gezond en gezellig kan zijn”, zegt hij.
“We willen mensen lekkere producten uit eigen land laten proeven”
Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer
“Vers voedsel is belangrijk, daar willen we mensen weer bewuster van maken.” Consumenten zijn dat volgens Duijzer tegenwoordig een beetje kwijtgeraakt, en betalen daardoor ook geen goede prijs voor voedsel. “Wij geven maar zo’n 10 procent van ons inkomen uit aan eten, terwijl dat in sommige landen wel 50 procent is. We moeten ons voedsel dus weer leren waarderen.”
800 kilometer
Als het aan Duijzer ligt gaan we meer lokaal eten. “Hoe dichterbij je een product koopt, hoe betrouwbaarder het is en hoe beter je de duurzaamheid kunt waarborgen”, zegt hij. Daarom voert hij achter de schermen gesprekken met allerlei partijen, ook vanuit zijn rol als directeur van de topsector Agri&Food. “Soms zijn die gesprekken best spannend, want het raakt bedrijven echt. Maar het besef dat een kringloop belangrijk is neemt wel toe.”
Duijzer erkent dat een korte kringloop niet voor alle producten is weggelegd. “Sommige producten verschepen we heel ver omdat ze hoogwaardig zijn, zoals babypoeder of zaaigoed.” Maar de meeste producten zou hij het liefst niet verder dan 800 kilometer verschepen. “Dat is de afstand die een vrachtwagen op een dag kan rijden.” Volgens hem zijn al veel boeren bezig met het maken van kortere kringlopen. “Iedereen die nadenkt over dat soort stapjes juich ik toe.”
“Hoe dichterbij je een product koopt, hoe betrouwbaarder het is en hoe beter je de duurzaamheid kunt waarborgen”
Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer
Boerenprotesten
Kortere kringlopen kunnen volgens Duijzer niet alleen bijdragen aan meer duurzaamheid, ze zouden ook kunnen zorgen voor betere marges voor boeren. “Bij de boerenacties gaat het vaak over de marges in de keten, dat staat nu echt hoger op de agenda”, zegt Duijzer. “Als boeren bij hun productie ketens ertussenuit halen, dan kunnen er ook kosten tussenuit en stijgen de marges.” En daarbij hoeft niet gekozen te worden tussen kosten of duurzaamheid, want dat kan volgens de voorzitter hand in hand gaan.
“Ik hoop dat deze week bijdraagt aan het besef dat voedsel belangrijk is, en dat het iets kost”, zegt Duijzer. “In Nederland is er dichtbij veel goed eten te vinden en ik zou het leuk vinden als mensen en kinderen zich dat meer beseffen.”
Lokale seizoensproducten die als kunstwerkjes eindigen op een bord in een brasserie of restaurant, zo’n gek idee is het niet. In de horeca wordt voedsel uit de buurt steeds geliefder, maar bij veel opleidingen voor koks lukt het nog niet zo. Al zijn er nieuwe initiatieven.
Tosca de Jong
Bij de koksopleiding van mboRijnland staat lokaal eten nog niet echt op de kaart. De school zegt er wel mee bezig te zijn, maar tot nu toe nog zonder resultaat. Marjolein Simons van Slow Food Groene Hart ontwerpt momenteel een lesmodule voor lokaal voedsel, maar dat staat nog in de kinderschoenen. Een van de toekomstplannen is om excursies te
organiseren in de regio.
Op het locatielijstje van die excursies staat Voedselbos Benthuizen. Volgens oprichtster Liesbeth van Bemmel is het Voedselbos een waar walhalla voor koks in opleiding. Op de 1,2 hectare vruchtbare grond vind je talloze onbekende groenten, bloemen en kruiden die allemaal eetbaar zijn. ,,Er valt hier veel te leren over wat je allemaal eten kunt. Zelfs ik leer nog bij”, vertelt Van Bemmel die pluk -en proefwandelingen in haar ‘bos’ organiseert. ,,De leerlingen zijn meer dan welkom. Het zou vooral interessant kunnen zijn voor leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond. Zij kunnen wellicht totaal nieuwe recepten bedenken met de producten die ze hier gaan tegenkomen.’’
Concreter gaat het op de Horeca Academie, een particuliere vakopleiding met vier locaties in Nederland. Daar weten ze eigenlijk al niet meer beter. De docenten die lesgeven aan leerlingen die een opleiding tot kok volgen integreren lokale producten in de lessen en dus ook in de maaltijden die bereid worden. ,,Wij zijn nu een jaar lid van Dutch Cuisine’’, vertelt docent Severine Meijer, werkzaam op de locatie in Den Haag.
Werken vanuit het ‘Dutch Cuisine principe’ – een initiatief voor en vanuit de horeca – betekent dat je als restaurant lokaal inkoopt en rekening houdt met wat er te koop is in het seizoen. En dat je kookt via het ‘80/20 principe’. Dat wil zeggen; met 80 procent plantaardig en 20 procent dierlijke producten koken. ,,Wij geven de leerlingen hierover zoveel mogelijk mee. Natuurlijk verschijnt er wel eens een avocado in de keuken, maar het liefst werken we met producten uit de buurt, zoals uit het Westland. Of Hollandvis uit Scheveningen.’’ Ook koken de leerlingen seizoensgebonden. ,,Dan is de kans dat een product lokaal is ook veel groter. Je kunt in principe het hele jaar door tomaten kopen, maar we proberen ze tot september te gebruiken’’, legt Meijer uit.
Boerende koks
De docente neemt haar leerlingen – de leeftijd loopt uiteen van 17 tot 60 jaar, maar de meesten zijn rond de 20 en 30 jaar – regelmatig mee op excursies naar een boer of een moestuin, zodat zij zelf de producten zien groeien die ze later meenemen naar de keuken. ,,We zijn laatst naar Hoeve Biesland geweest in Delfgauw. Een biodynamisch bedrijf dat groenten, vlees, brood en rauwe melk produceert. Je kunt er alles krijgen wat je wil.’’ Meijer ziet hoe enthousiast haar leerlingen worden van zo’n uitje. ,,Je vak gaat een stap verder. Je bekijkt producten selectiever. Je kijkt vakkundig naar wat al oogstbaar is en wat niet. Vroeger waren we ‘kok’, nu kun je beter spreken over ‘boerende koks’.’’
De Dyck
Een van de plekken waar de leerlingen van de Horeca Academie hun lokale kookkunsten in de praktijk brengen is bij restaurant De Dyck in Woubrugge. ,,Het is een boer die een restaurant is begonnen.’’ De boerderij van de familie Kempenaar stamt uit 1930. Reinier Kempenaar bedacht het concept van het huidige restaurant waar gasten producten rechtstreeks vanuit de moestuin of één van de akkers geserveerd krijgen. ,,Chocolade gebruiken we niet meer. Ook geen citrusfruit en avocado’s, die horen hier niet.’’ Aan producten weggooien doen ze ook niet. ,,We fermenteren de groenten. Wat wel overblijft, gaat naar de varkens.’’ De gasten komen uit de hele regio, maar ook van daarbuiten. ,,Zoals mensen uit Tiel die even bij ons komen lunchen. Dan doen we toch iets goed.’’
Boer Kempenaar is blij met de enthousiaste leerlingen van de academie, maar is zich er ook van bewust dat lang niet alle Nederlandse koksopleidingen zich richten op het (leren) koken met lokale seizoensproducten. ,,De mbo-opleidingen zijn helaas nog niet zo ver. Ik hoorde ooit van een leerling van mboRijnland dat ze ratatouille gingen maken in januari, terwijl dat een typisch zomergerecht is. De beginnende koks zien bij ons de producten letterlijk groeien als ze een rondje door de moestuin lopen. Dat vinden ze fantastisch.’’
Dat sommige opleidingen achterlopen heeft volgens Kempenaar te maken met de gewenning dat altijd alles verkrijgbaar is in de supermarkten. ,,Al is het biologisch, dan nog komt het vaak uit een ander land. Er zou meer aandacht moeten komen voor het lokale. Vroeger kreeg je nog wel eens advies van de groenteboer, maar tegenwoordig weten veel mensen niet wat ze nu eigenlijk eten.’’
Het nieuwe mestbeleid dat minister Schouten dinsdag presenteerde, krijgt bij boerenorganisaties de handen niet bepaald op elkaar. Ze verwachten dat het onhaalbaar is en te duur. Volgens boer Jan Duijndam kan het wel degelijk anders, hij doet met zijn Hoeve Biesland in Delfgauw al twee decennia mee aan het landelijke project Boeren voor Natuur. “Mijn mest brengt geld op,” zegt hij.
Kees Vermeer
Landbouw en natuur staan niet los van elkaar, maar zijn met elkaar verweven. Dat is het uitgangspunt van Duijndam. “Een gezond bedrijfssysteem leidt van nature tot meer weidevogels, meer biodiversiteit, kringlooplandbouw en korte ketens.”
Boeren voor Natuur startte aan het begin van deze eeuw, op initiatief van Alterra, het kennisinstituut van Wageningen Universiteit, dat zich bezighoudt met zaken als natuur, milieu, bodem, biodiversiteit en duurzaam ruimtegebruik. Behalve Hoeve Biesland doen er drie bedrijven in Overijssel aan mee. Toen Alterra praktijkbedrijven zocht voor het project, was Duijndam al volop bezig met de integratie van landbouw en natuur.
“De trend was destijds: we moeten steeds groter en steeds efficiënter worden. Maar dat wilde ik niet, en op deze plek kan dat helemaal niet. Landbouwminister Gerrit Braks zei al in 1983 dat er te veel mest was in Nederland. Dat was tien jaar voordat dit bedrijf is gebouwd. Ik wil geen mestprobleem hebben. Want dat belemmert altijd je bedrijfsvoering. Daarom vond ik dat het anders moest. Nu brengt mijn mest geld op, want ik verkoop het aan particulieren en ook aan de glastuinbouw. Die profiteert zo van mijn bedrijfssysteem en doet mee aan de biologische kringloop.”
Inmiddels werkt Duijndam samen met partijen als Provincie Zuid-Holland, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de Weidevogelvereniging, de Vogelbescherming en Waterschap Delfland. Hoeve Biesland is tevens een erkende zorgboerderij met dagbesteding, stageplaatsen en vrijwilligerswerk voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, psychische problemen, en voor nieuwkomers in Nederland.
Holistische landbouw
Landschapsbeheer is een belangrijk element in het werk van Duijndam. Op de website staat te lezen: ‘We bieden mens, dier en natuur de mogelijkheid om zich te ontwikkelen door rust en ruimte te creëren en zijn hierin afhankelijk van de natuur. Telkens zoeken we naar innovatieve manieren om het produceren van voedsel en het houden van vee zo duurzaam en sociaal verantwoord mogelijk te maken.’ Duijndam noemt dit multifunctionele landbouw, of ook wel holistische landbouw. “Er wordt nu teveel gedacht in hokjes. Ik hoor bijvoorbeeld veel over kringlooplandbouw. Dat is in mijn ogen niet dé oplossing, maar een schakel in de keten. Hetzelfde geldt voor biodiversiteit. Dat moet geen doel op zich zijn. Biodiversiteit ontstaat niet door meer inzaaien van zaden en kruiden, maar is een natuurlijk gevolg van goed bezig zijn met bodem, planten, dieren, mineralen, CO2, enzovoort.”
Draagvlak
Een andere belangrijke schakel in de keten, zeker in deze tijd, is maatschappelijk draagvlak. Burgers laten immers duidelijk horen wat ze van iets vinden. “Ze kijken over je schouder mee”, aldus Duijndam. “Maar dat kan helemaal geen kwaad. Want dat kan een goede PR-machine zijn voor je bedrijf. Burgers zijn ook een klankbordgroep voor waar je mee bezig bent. Als mensen tevreden zijn en dat doorvertellen, is het gevolg dat meer mensen naar je toe komen om hier hun producten te kopen. Dat is de formule van de korte keten. Het is dus belangrijk om met alle schakels tegelijk bezig te zijn. Boeren voor Natuur is een totaalconcept. Maar er zijn nog niet veel partijen die het hele palet overzien. Mijn ervaring is dat de meeste beleidsmensen vooral kijken naar hun eigen vakgebied.”
“Kringlooplandbouw is niet dé oplossing, maar een schakel in de keten”
Jan Duijndam
Veranderingen hebben tijd nodig. Duijndam is nu een kwart eeuw bezig ‘en ik ben er nog lang niet’. Alleen worden subsidies voor slechts enkele jaren uitgegeven en beleidsmakers willen vaak binnen enkele jaren resultaat. “Maar zo werkt het niet. Grote veranderingen moet je minimaal een generatie de tijd geven. Iedere tien jaar moet je evalueren hoe het gaat en of je processen moet bijsturen. Daar moet je zéker ook burgers bij betrekken. Je moet doorgaan en de mogelijkheden blijven zien. En als bedrijf in the picture blijven voor de mensen.”
Dat laatste lukt Duijndam zeker: Hoeve Biesland maakt een levendige indruk. Ondanks de vrij afgelegen ligging weten mensen de boerderij te vinden om groenten, fruit, zuivel, vlees en streekproducten te kopen.
Waterstof
Duijndam blijft zijn bedrijf ontwikkelen. Hij denkt al een tijdje na over een waterstofcentrale, waarbij hij waterstof maakt met energie die hij zelf opwekt met zonne- en windenergie. “Ik wil de kringlopen van voedsel en energie sluiten. Bijvoorbeeld met zonnepanelen, waarvoor op een boerderij genoeg ruimte is. Waterstof is nu nog niet efficiënt, maar ik denk dat dat zal verbeteren. Dan kan waterstof een concurrerende energiebron worden. Maar ook dit moet geen doel op zich worden. Een boer is in eerste instantie bezig om binnen een gesloten kringloop zijn bedrijf te laten draaien en zo veel mogelijk voedsel te produceren. Hij is niet primair bezig met stikstofuitstoot, of minder maaien, of weidevogels. Niet de boer, maar het bedrijfssysteem zorgt voor biodiversiteit, minder uitstoot en een gezonde bodem. De boer houdt zich bezig met waarvoor hij is opgeleid. Al het andere is uitvloeisel van een goed bedrijfssysteem. Dat is precies waar we naar toe moeten. Dat is Boeren voor Natuur.”
Consumenten die boeren een handje willen helpen, kunnen producten lokaal kopen, bij de boer zelf. Wie nog een stapje verder wil gaan, kan zelfs een ‘oogstaandeel’ kopen, een stukje van de toekomstige oogst. Ze zijn te koop bij boerderijen, moes- of stadstuinen.
Tosca de Jong
De term ‘oogstaandeel’ vindt Margriet Knospe, eigenaresse van stadstuinderij BuitenLeeft in Delft, wel wat afstandelijk klinken. ,,Je deelt als oogster mee in de oogst, dat klinkt beter.’’ Het concept van het zelfoogsten, of dus een oogstaandeel is heel simpel: je betaalt aan het begin van het teeltseizoen een bedrag, waarmee je wekelijks je zelf geteelde groenten kunt komen ophalen. En niet alleen ophalen, het is meestal ook de bedoeling dat je de verse waar ook zelf van het land haalt. Bij de zelfoogsttuin van Knospe betaal je 325 euro per seizoen, dat loopt van april tot november. Dat komt neer op 25 keer oogsten. Exclusief kunstmest en bestrijdingsmiddelen, want alle groenten worden op een ecologisch verantwoorde manier verbouwd.
Slakje
,,Het is logisch dat boeren bestrijdingsmiddelen gebruiken, op die manier kun je voor minder geld meer produceren. Sneller is goedkoper, maar ook slopend voor de bodem. Wij doen dit niet, wij houden de aarde vruchtbaar.’’ De oogsters in Delft zien een tuin die niet helemaal strak op orde is. Wildkruid dat tussen de sla groeit. Een broccoli waarvan een stukje is aangevreten door een slak. En dat is precies zoals het hoort. ,,Een enkeling vindt zo’n slakje vies. Maar ik zie ook hoe blij mensen worden als ze een wortel uit de grond zien komen.’’
Zo’n tweehonderd oogsters gaan wekelijks met een krat vol groenten naar huis. Je neemt mee wat het seizoen schaft, maar genoeg aanbod is er altijd. ,,Het lukt al zes jaar op rij om een goede oogst aan mensen mee te geven.’’
Naar buiten
De gezonde grond is één van de redenen om oogster te worden. ,,Bewuster omgaan met wat je eet speelt een grote rol.’’ Maar ‘buiten zijn’ misschien nog wel meer. Volgens Knospe is er onder mensen een grote behoefte om naar buiten te gaan. Zeker nu in de coronatijd.
Margriet Castelijn – een andere ‘Margriet’ in dit verhaal – was iemand die vanwege haar werk veel binnen zat en steeds meer de behoefte kreeg om buiten ‘iets te doen’. ,,Ik fietste op een dag langs de stadstuin en besloot om er een kijkje te nemen. Ik was gelijk verknocht aan de mooie tuin en kon gelijk aan het werk als vrijwilligster.’’ Castelijn – zelf inmiddels een ervaren oogster – helpt andere oogsters bij het plukken en rapen.
Castelijn ziet niet alleen de groenten maar ook de mensen groeien. ,,Ik zie oogsters ademloos kijken als ik uitleg hoe iets groeit. Sommigen hebben totaal geen idee hoelang het duurt voordat een courgette geplukt kan worden. Of hoeveel iets weegt. Een pondje bonen pakken is niet voor iedereen vanzelfsprekend.’’ Gaandeweg worden de oogsters handiger en wijzer. ,,Mensen zijn zeer geïnteresseerd. Vooral kinderen, die doen graag mee.’’
Tuincoördinator Frans de Vries van Pluk! Den Haag krijgt vooral gezinnen bij hem in de zelfoogsttuin en werkt graag met kinderen. ,,Ik leg ze uit hoe iets groeit en wat je wel en niet kan plukken.
Je ziet dat ouders het belangrijk vinden dat hun kind begrijpt dat een prei niet in de supermarkt groeit’’, vertelt Frans die op woensdag, vrijdag en zaterdag zorgt voor de nodige educatie. Bij de zelfoogsttuin van Pluk – waar mensen sinds vorig jaar wekelijks minimaal vijf soorten groenten mogen plukken – is er inmiddels meer interesse dan plek. ,,Vanwege corona moesten we het aantal plekken indammen naar 35. Ik hoop volgend jaar 45 tot 50 plekken aan te kunnen bieden.’’ Dat het zelfoogsten zo populair (aan het worden) is, begrijpt Frans wel: ,,Het concept werkt gewoon heel goed. Je ziet dat mensen er blij van worden. Je bent naast het buiten zijn ook erg sociaal bezig.’’
Rust
Is het zelfoogsten eigenlijk ook geschikt voor mensen met een drukke baan of een krappe portemonnee? Beide Margrieten vinden van wel. ,,Juist als je de hele week druk bent en weinig rustmomenten hebt, is dit dé plek om tot rust te komen. Ik hoor oogsters letterlijk zeggen dat ze ineens de rust over hen heen voelen komen als ze hier even gaan zitten en niks doen’’, vertelt Castelijn. ,,En het gezellig samenzijn met anderen, daar knap je ook van op.’’
Dat het bedrag voor een teeltseizoen best een schep geld voor sommige mensen is, begrijpt Knospe heel goed. Maar ze benadrukt wel dat het eten dat we gewend zijn te kopen in een supermarkt eigenlijk veel te goedkoop is. ,,Een tros bananen voor twee euro, dat klopt niet. Die komen van duizenden kilometers en zouden dus veel duurder moeten zijn. Natuurlijk zijn er wel eens mensen die afhaken, omdat ze bijvoorbeeld niet tevreden zijn met het aanbod. Maar de mensen waar het echt bij past, die blijven.’’
De gangbare landbouw is volledig vastgelopen en veel te verwoestend voor de natuur. Tegelijk worden de duizenden (bio)boeren die dat willen veranderen, nauwelijks gehoord. Er is te weinig aandacht voor ze in de media en in de politiek. Dat vinden de boeren achter Caring Farmers, een nieuwe belangenbehartiger voor de kringlooplandbouw. “Ik denk dat misschien wel de helft van alle boeren uiteindelijk met ons mee wil,” zegt woordvoerder Hanneke van Ormondt.
Kees Vermeer
Hoewel de organisatie nog geen jaar oud is, tekenen de eerste successen zich af. Zo groeit het aantal leden snel. Boeren zijn volgens Van Ormondt dolblij dat er een stem voor hen is en dat zij nu beter gehoord worden. Want via Caring Farmers zitten de boeren inmiddels aan tafel bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), om mee te praten over de verandering naar kringlooplandbouw.
“Zij krijgen van ons een ander geluid te horen. Het landbouwbeleid is decennialang hetzelfde geweest en is niet goed voor de boeren. Er zijn 110 miljoen dieren in ons kleine land. Dan kun je de mest niet binnen de perken houden met steeds veranderende regeltjes. Boeren worden gek van de administratie en intussen gaat de natuur kapot. Daarom willen wij een heel andere basis: zet bodem en dieren centraal en zorg voor consistent beleid,” zegt Van Ormondt.
“Het landbouwbeleid is decennialang hetzelfde geweest en is niet goed voor de boeren.”
Hanneke van Ormondt, Caring Farmers
Media
Een ander probleem waar bioboeren telkens weer tegenaan lopen, is dat ze nauwelijks een stem hebben in de reguliere media, ziet Van Ormondt. Als de landbouw of boeren in het nieuws zijn, vragen journalisten al snel een reactie van LTO Nederland. Maar die organisatie vertegenwoordigt de kringloopboeren niet of nauwelijks, vinden ze. “Zo wordt alleen de gangbare landbouw gehoord. Terwijl er duizenden boeren zijn die verandering willen. Dat zijn de biologische en biologisch-dynamische boeren, tuinders en kwekers. We staan ook voor kortere ketens. Want dat betekent een beter inkomen voor de boer omdat een paar lagen verdwijnen uit de keten. En meer bekendheid bij consumenten betekent ook meer waardering.”
Niet geheel toevallig ontstond het idee van Caring Farmers ook bij LNV. Initiatiefnemers Geert van der Veer (Herenboeren), Annette Harberink (Natuurderij Keizersrande) en Ruud Zanders (Kipster) namen deel aan de klankbordgroep, maar konden zich niet vinden in de visie van LNV. Daarom gingen zij samen verder, met als doel: structurele omschakeling naar een zo efficiënt mogelijke voedselproductie met balans tussen dier, natuur, milieu en klimaat.
Ze spraken met verschillende organisaties, waaronder Caring Vets, een vereniging van dierenartsen die dierenleed willen tegengaan. Ook zochten ze samenwerking met boeren die duurzaam willen gaan werken. Maar de organisatie gaat veel verder: iedereen die de idealen onderschrijft kan meedoen, van boeren en consumenten tot winkeleigenaren en wetenschappers.
Ledental groeit snel
Daar was behoefte aan, zo bleek. “Er waren al snel zo’n zestig boeren lid. Dat aantal is inmiddels gegroeid naar 150 en neemt nog steeds flink toe,” vertelt Van Ormondt. “Daarnaast hebben zich enkele honderden consumenten, wetenschappers en andere partners aangesloten. We hebben al een paar mooie activiteiten gerealiseerd.”
In januari liepen Caring Farmers, samen met ruim zestig landbouw- en natuurorganisaties, mee met de Kring-Loop, een wandeling om aandacht te vragen voor kringlooplandbouw. Aan het eind van de wandeling overhandigde Caring Farmers een stappenplan aan minister Carola Schouten om de transitie naar kringlooplandbouw te realiseren. “En in maart hebben we 50.000 bomen geplant, in samenwerking met ruim twintig Caring Farmers, stichting Meergroen en stichting Urgenda. Volgend jaar willen we 500.000 bomen planten.”
Verbinden
Behalve de zichtbaarheid, wil Caring Farmers ook boeren in contact met elkaar brengen. Veel boeren die verandering willen zijn al een eind op weg in de biologische landbouw en de kringloop. Maar anderen moeten nog starten en weten nog niet goed waar ze moeten beginnen. Ook de financiële middelen ontbreken vaak.
Volgend jaar willen we 500.000 bomen planten.
Hanneke van Ormondt, Caring Farmers
“Daarom willen wij boeren verbinden. Ze kunnen elkaar adviseren en bij elkaar gaan kijken. Boeren leren het liefst van elkaar. We gaan ook themabijeenkomsten houden, bijvoorbeeld over plantaardige mest en over afbouwen van gebruik van ontwormingsmiddelen die uiteindelijk in mest terechtkomen en slecht zijn voor het bodemleven. Daarnaast komt er, samen met Caring Vets, een groot Caring Congres dat vooralsnog gepland staat voor 26 september in Utrecht. Daar willen we met zo veel mogelijk betrokken mensen nadenken over onze stip aan de horizon: een leefbare wereld voor mens en dier.”