De Kortste Weg

Met negen boerderijen in functie, tientallen initiatieven om nieuwe op te richten en honderden geïnteresseerden in het hele land, kun je wel stellen dat het initiatief Herenboeren een groot succes is. Zeker omdat de eerste Herenboerderij pas vijf jaar geleden, in 2016 werd opgericht. Wat kunnen we voor de komende vijf jaar verwachten?

Ilona de Ruijter

In Zuid Holland zijn de ambities in elk geval groot. Terwijl er begin vorig jaar nog nul Herenboerderijen zaten, zijn het er binnenkort al drie. Zo startte in maart 2020 De Vlinderstrik in Rotterdam met zaaien, fruitbomen en veeteelt. Door de opstartfase is de productie nog niet heel hoog, maar daar komt dit jaar verandering in. Eind deze maand gaat Herenboeren Aan den Drecht in het Groene Hart van start en de derde is ook ver in het proces.

Negen Herenboerderijen, tientallen initiatieven en honderden geïnteresseerden door heel Nederland

Een Herenboerderij is een kleinschalig, gemengd en coöperatief boerenbedrijf voor en door mensen die gezond willen eten en willen vertrouwen op eerlijke productie met respect voor de boer, de dieren en de natuur. Van zo’n boerderij zijn 150 tot 200 gezinnen lid, die elk een startbedrag van 2.000 euro inleggen voor de oprichting. Vervolgens betalen zij een wekelijkse contributie om het bedrijf draaiende te houden. Al het eetbare dat de boerderij voortbrengt, wordt verdeeld onder de leden. Dat voedsel verbouwen zij niet zelf, maar de coöperatie heeft een boer in dienst. En wie dat leuk vindt is welkom om de boer een handje te helpen. 

Het eerste volledige seizoen

Lian Tan

Herenboerderij de Vlinderstrik bevindt zich in het noorden van Rotterdam en bereik je met de metro, of binnen een half uur fietsen vanuit het centrum. Dit jaar beginnen zij hun eerste volledige seizoen. “Het doel is om alle leden wekelijks te voorzien van groenten, fruit, aardappels, eieren en kippen-, runder- en varkensvlees. Maar zo ver zijn we nog niet”, vertelt Simone Roodenberg, bestuurslid bij De Vlinderstrik. “We zijn blij als we straks elke week voedsel kunnen uitleveren. Omdat we vorig jaar halverwege het jaar zijn gestart hebben we nog niet alles kunnen zaaien. Op dit moment betalen we daardoor nog relatief veel voor weinig opbrengst. Maar dit jaar zaaien we alles wat we willen, al is het afwachten of alle gewassen gedijen in de kleibodem.”

Een tweede Herenboerderij van start

De Vlinderstrik blijft niet lang de enige Herenboerderij in de provincie, want 31 mei krijgt Herenboeren Aan den Drecht grond in Leimuiden overgedragen van de gemeente. “Dan mag ook direct de eerste spade erin”, vertelt Lian Tan, woordvoerster van Herenboeren Groene Hart, opgewekt. “We kunnen van alles op het land gaan doen, omdat er nog helemaal niets staat en uit bodemonderzoek blijkt dat de grond erg goed is.”

Eten, maar bovenal gezelligheid

Het bouwen van een gemeenschap is volgens Tan, naast het duurzame voedsel, een belangrijk doel van de Herenboerderij: “Voedsel en gemeenschap zijn twee van onze pijlers. De derde is natuur.” Ook Roodenberg is positief te spreken over het gemeenschapsgevoel: “De community is een extraatje dat je niet verwacht als je lid wordt. Het is een gemeenschap van mensen met dezelfde interesses en doelen, waardoor er snel een klik is. Dat vind ik misschien wel het mooiste van de Herenboeren.”

Meer Herenboerderijen?

Paul Valster

Zowel in de regio Rotterdam als in het Groene Hart staan Herenboeren te popelen om boerderijen te starten. Aan interesse geen gebrek, dus waarom zijn er niet meer Herenboerderijen in Zuid-Holland gerealiseerd? “Grond is de bottleneck in deze regio, zodra we grond hebben komen de mensen vanzelf”, licht Paul Valster toe, bestuurslid van Herenboeren Rotterdam, dat zich inzet voor meer Herenboerderijen in de omgeving van de havenstad. Valster heeft alle vertrouwen om geschikt land voor nog vijf Herenboerderijen in de regio Rotterdam te vinden: “We willen niet alle boerderijen tegelijk starten, dat kunnen we niet managen. Maar we blijven wel continu met de juiste mensen praten.” Dat doet ook Herenboeren Groene Hart. Tan vertelt dat het doel is om in het Groene Hart elke 20 tot 30 kilometer een Herenboerderij te realiseren. “De eerste is gelukt, op naar meer geschikte locaties.”

Vooral in Rotterdam zit schot in de zaak: “De eerstvolgende boerderij, de Aalkeet, komt met 90% zekerheid in de Zuidbuurt in Vlaardingen. We wachten op definitieve goedkeuring van de gemeente. Verder zijn we in gesprek over verschillende locaties in het buitengebied van Rhoon, bij de Rottemeren en onderzoeken we of er in Hoek van Holland geschikte grond is.” 

Door het nieuwe project Rotterdam De Boer Op van Natuurmonumenten en achttien partners, waaronder Herenboeren, zou zomaar nog meer vaart in de realisatie van nieuwe Herenboerderijen kunnen komen. Het project kwam tot stand dankzij een gift van de Nationale Postcode Loterij en heeft als doel om de natuur op het Rotterdams platteland tot bloei te laten komen en het bord van duizenden Rotterdammers er anders uit te laten zien: gevuld met (h)eerlijk en lokaal geproduceerd voedsel. Het project moet in 2027 volledig op eigen benen staan. We kunnen de komende jaren dus uitkijken naar meer Herenboerderijen. Wie enthousiast geworden is kan hier terecht. 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Tijdens een FOOD-festival voor lokale producten in Krimpenerwaard vijf jaar geleden, ontdekte Arike Mijnlieff iets geks: de bezoekers wisten nauwelijks wat voor voedsel hun eigen streek ze konden kopen. “Waar haal je al die streekproducten?”, vroegen ze. Het was het begin van de Voedselfamilie Krimpenerwaard, een lokaal initiatief waar minder transportkilometers en meer gezondheid en biodiversiteit voorop staan. 

Kees Vermeer

Arike Mijnlieff

Van een kleine voedselkaart groeide het uit tot een organisatie waaraan zo’n 25 partijen bijdragen. “De Voedselfamilie staat voor een eerlijke route naar gezond eten uit je eigen regio. Het is hoopvol en hartverwarmend dat al zo veel partijen meedenken”, zegt initiatiefnemer Mijnlieff.

Zelf is Arike al vanaf 2014 bezig met initiatieven voor de korte keten. Gaandeweg kwam ze in contact met gelijkgestemde mensen en werd de eerste samenwerking met de Stichting Promotie Krimpenerwaard een feit. ‘We wilden gezamenlijk nagaan waar behoefte aan was en wat we met elkaar konden doen op het gebied van voedsel en korteketenlijnen. Vanuit de Krimpenerwaard gingen we op handelsmissie naar Rotterdam. We kwamen onder andere in de Markthal die toen net nieuw was, en ook bij de Fenix Food Factory met ambachtelijke ondernemers op Katendrecht.”

Passie voor voeding en natuur

De roots van Arike zelf gaan veel verder terug. Als kind was ze liever in haar moestuin dan in een zandbak. Ze had familie op een boerderij in Friesland waar ze vrijwel iedere zomervakantie naar toe ging en hielp met hooien, kippen voeren, koeien melken en oogst verwerken. Later heeft ze haar passie voor voeding en natuur omgezet in een studie, en nu heeft ze een praktijk om mensen te begeleiden op het gebied van voeding en gezondheid. Tevens werkt Arike mee aan verschillende projecten voor bewustwording over gezonde voeding voor mens en natuur. Ze is betrokken bij tal van regionale en landelijke organisaties in de korte keten, vaak in combinatie met gezondheid.

FOOD-kaart

Arike’s rol in de Voedselfamilie Krimpenerwaard is het enthousiasmeren van producenten, consumenten en andere belanghebbenden om samen te werken aan duurzaamheid en lokaal geproduceerd voedsel. De start van de Voedselfamilie was met een food-festival in 2016 in Krimpen aan den IJssel met uitsluitend streekproducten. Het viel haar op dat de plaatselijke bevolking nauwelijks wist wat er al was in de Krimpenerwaard. Waar haal je die streekproducten?

Waar haal je die streekproducten?

Bezoekers van het FOOD-festival Krimpenerwaard

“Daarom hebben we toen de Krimpenerwaard FOOD-kaart gemaakt, met een overzicht van lokale aanbieders. Ik heb zelf potjes bij elkaar gescharreld om die te realiseren. Inmiddels is de derde FOOD-kaart gepubliceerd, met bijna veertig lokale producenten. Bovendien was in 2018 een tweede FOOD-festival in Lekkerkerk. Dat was in samenwerking met de Groenalliantie Midden-Holland en de Krimpener Kunstwaard, met kunstenaars in en uit de Krimpenerwaard. Het is inspirerend om samen zo’n festival vorm te geven. Steeds meer initiatieven rijgen zich aaneen, zoals recent ook Fietsenvoormijneten.”

Vaker op de fiets naar de boer

De Voedselfamilie richt zich op gezondheid, duurzaamheid en het verbinden van consumenten en producenten. Op de website voedselfamiliekrimpenerwaard.nl verwoordt Arike het zo: ‘Met de Voedselfamilie Krimpenerwaard geven we vorm aan gezamenlijke verantwoordelijkheid en samenwerking naar een gezondere bodem, voeding, levensstijl en een bloeiende lokale economie.’ Ze wil bereiken dat mensen vaker op de fiets stappen naar de boer in de buurt, in plaats van met de auto naar de supermarkt om daar alle boodschappen te doen. “Mijn motivatie is de zorg voor de natuur en gezondheid in het algemeen. Daarbij past ook een gezonde lokale economie.”

De komende tijd zullen activiteiten en samenwerkingen inhoudelijk verder worden uitgewerkt, zoals met De Kortste Weg en Rotterdam De Boer Op. Arike ziet de Voedselfamilie als een groot plein waar iedereen kan samenkomen om via samenwerking elkaar te versterken. “We willen ook onderwijs en voorlichting gaan geven over voedsel, over hoe het groeit en wat het doet in je lichaam. Het is belangrijk dat kinderen dat al op jonge leeftijd meekrijgen, en zich ook bewust worden van het belang van lokale productie. Zo kunnen we met kinderen naar een boomgaard om te laten zien hoe fruit groeit aan de bomen, of met hen een workshop doen om bijvoorbeeld appelmoes te maken. Er zijn al contacten met scholen en met mensen die dit soort lessen kunnen gaan verzorgen. Ook andere voedseldeskundigen, diëtisten, artsen en sportorganisaties kunnen hierin een rol gaan spelen.”

Melktap in supermarkt

Arike noemt nog wel enkele uitdagingen. Zo hebben instellingen contracten met grote leveranciers en is het niet vanzelfsprekend dat die meteen zullen of kunnen overstappen naar lokale producenten. Dat vereist onder meer flinke aanpassingen aan de logistiek. “Dus we moeten hen zover krijgen dat zij toch die stap gaan maken. Dat geldt ook voor de consument. Zo had een supermarkt een melktap staan met melk van een plaatselijke boer. Maar de meeste mensen zijn nog zo gewend aan melk in pakken, dat veel van die melk overbleef. En daar kun je dan niets meer mee. Dus het bewustzijn over lokale producten moet nog groeien. Gelukkig zien veel mensen vanwege de coronacrisis steeds meer gevaren en risico’s van de huidige voedselketens. Daardoor groeit de vraag naar lokale producten.”

Veranderingen vragen meestal een lange adem. Arike vindt het daarom belangrijk om te beginnen met educatie aan kinderen: “Zij zijn de consumenten van morgen. Educatie is ons fundament. Dan worden ook docenten en ouders erbij betrokken. Zo kunnen we een nog groter netwerk opbouwen. We staan met elkaar voor grote duurzame uitdagingen. Gelukkig is er steeds meer belangstelling voor korte ketens. Ik vind het hoopvol en hartverwarmend dat al zoveel partijen meedoen met de Voedselfamilie.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

In plaats van zich aan te sluiten bij grote boerencoöperaties als FrieslandCampina of Arla, zoeken boeren samenwerking in kleiner verband. Onder het motto ‘samen sterker’ lukt dat steeds beter. De omzet stijgt de laatste jaren hard, omdat steeds meer consumenten de voordelen van kleinschalige productie zien. Maar waarom kan dat niet bij de grote jongens?

Wouter van Wijk

Wil de Vette

Dat het snel kan gaan, bewijst de coöperatie Delflandshof. “We hebben de ambitie om eerlijke eigen Midden Delflandse zuivel te produceren,” zegt Wil de Vette van Hoeve Bouwlust in Maasland. De familie De Vette richtte vijf jaar geleden samen met vier andere boeren de coöperatie op en groeit, zeker in het laatste jaar, flink: “We begonnen met drie koeien voor onze coöperatie en zitten nu op twintig. Er zijn al momenten dat zelfs dat te weinig is!”

Delflandshof doet niet alleen aan melk, maar ook andere zuivel, vlees en andere delicatessen. De producten werden eerst alleen verkocht in de boerderijwinkel van Bouwlust, maar groeide snel naar veertig andere afzetpunten, zegt De Vette. ,,Vooral delicatessenwinkels, maar ook een paar supermarkten.” Voordat corona toesloeg, had de coöperatie ook vergevorderde plannen om direct aan de horeca te leveren. Logischerwijs ligt dat nu even stil.

Het geheim van die snelle groei? “Bij ons smaakt de zuivel zoals het vroeger smaakte. Er zit een veel vollere smaak aan onze melk.” zegt De Vette. “In de fabriek trekken ze de melk eerst helemaal uit elkaar. En daarna mengen ze het tot melk. Zo krijg je altijd een constant vet- en eiwitpercentage. Dat smaakt heel anders dan onze melk. Mensen hebben het prijsverschil ervoor over.” Een liter melk van Delflandshof kost nu 1,55 euro, fabrieksmelk kost 1 tot 1,25 euro.

Edwin Veldhuijzen

Ook coöperatie Groene Hart Streekproducten ziet een flinke groei. Voorzitter Edwin Veldhuijzen: “We hebben dit jaar twintig procent meer omzet geboekt. Dat komt deels door de lockdown, en deels omdat we ons eigen merk, STREEK, hebben geïntroduceerd. We begonnen tien jaar geleden met 0 en hebben nu een omzet van 3 miljoen.”

Investeren

Daar is Delfslandshof nog niet. Financieel gezien is het voor de boeren nog geen vetpot, zegt De Vette: “Het is nu alleen nog maar investeren, het kost alleen maar geld. We hebben een nieuwe machine aangeschaft. De andere vier boeren investeren mee, puur omdat ze erin geloven. Dat het in de toekomst meer gaat opleveren.”

Dat moet kunnen, want voor de melk die boeren bij de fabrieken van FrieslandCampina laat afleveren, krijgen ze momenteel 32 tot 35 cent. Na aftrek van de kosten blijft er via Delflandshof flink meer over voor de boer. En dan is de levering aan de horeca nog niet eens begonnen. De Vette: “We zijn nog wel tevreden over FrieslandCampina hoor, maar zelfstandig werkt het wel lekkerder.”

De naam FrieslandCampina heeft voor veel boeren een dubbele lading. Aan de ene kant is het een betrouwbare partner. Aan de andere kant is de complete focus op schaal ze een doorn in het oog. Maar wat kunnen ze doen? De macht is groot. Daarom is er ook wrijving. 

Veldhuijzen: “We krijgen 33 tot 35 cent per liter, terwijl onze kostprijs al hoger is: 37 tot 40 cent.” Hij hekelt die scheve verhouding: “Mijn opa kreeg vroeger al 80 guldencent. Daar betaalde hij knechten van en het kon prima. Het zou nu, met alle kosten die we hebben onderhand 80 eurocent moeten zijn.”

Ondergeschoven kindje

Commercieel manager Edwin Crombags heeft beide kanten gezien: kleine en grote schaal. Hij werkte achttien jaar bij FrieslandCampina en nu alweer jaren bij het veel kleinschaliger Weerribben Zuivel. Hoewel hij persoonlijk geen negatieve ervaringen heeft met FrieslandCampina, is het verschil groot: “Het is een vrij log apparaat waar je wel door veel schijven heen moet om iets te bereiken. Dat is hier wel anders.” Hij ging uiteindelijk weg omdat hij graag biologische producten vermarkt. “Ik kon me niet honderd procent focussen op het biologische deel. Bij FrieslandCampina is dat toch een ondergeschoven kindje.”

De kracht van Weerribben zit ‘m juist in de kleinere schaal, denkt hij: “Bij de consument is behoefte aan lokale producten, met een eerlijke, transparante herkomst. Dat merken wij enorm. Ieder jaar groeien we tien procent.” Ook hij wijst op de vraag naar betere zuivel: “Wij werken al sinds de jaren tachtig met een ambachtelijke methode. De yoghurt krijgt bij ons de tijd om zuur te worden. In de fabriek niet. Kwark laten we echt uitlekken, zoals het hoort bij kwark. In de fabriek werken ze met een kwarkcentrifuge. Dat heeft niets te maken met kwark zoals die vroeger bereid werd.”

Hij wijst ook op het verschil in biologische keurmerken. “Het Europese bio-logo is minder streng dan bijvoorbeeld het Eko-keurmerk van onze melk. De normen liggen daar vast, en als je het wilt aanscherpen ben je in Europa jaren bezig natuurlijk.”

Daar komt nog bij dat lokale producten steeds belangrijker worden: “Heel veel mensen denken bijvoorbeeld dat producten in de supermarkt van Arla, uit Nederland komen. Dat is vaak niet zo, een groot deel komt uit Denemarken. Ze kijken gewoon waar de grondstof, melk, het goedkoopst is en daar halen ze het vandaan. Het zijn toch industriële partijen uiteindelijk”

Vraagtekens

Dat wrijft steeds meer in de landbouwwereld, zo lijkt het. “Ik hoor wel dat een aantal biologische boeren steeds meer vraagtekens zetten bij die werkwijze,” zegt Crombags. Daarom blijft Weerribben voorop lopen: “We gaan telkens een stap verder dan wat er in de supermarkt wordt aangeboden. Zo werken we nu samen met de Vogelbescherming en zetten we ons in voor kruidenrijk grasland.”

Groene Hart Streekproducten doet dat anders. De ruim dertig boeren van de coöperatie werken juist heel nauw samen met een supermarktketen, Hoogvliet. “Al tien jaar. Maar dat is heel iets anders dan met de echt grote jongens hè, Hoogvliet is een regionale retailer. Ze promoten echt regioproducten, zo zijn wij een onderdeel van hun marketing.” 

Veldhuijzen heeft weinig op met de echt grote supermarktketens: “We hebben er wel eens aan tafel gezeten. Die mensen gebruiken allerlei onderhandelingstechnieken waar wij niet van houden. Ze schuiven alle risico’s bij jou in je schoenen. Als je aan Albert Heijn wilt leveren, moet je de melk in hun distributiecentrum zetten. Als het dan te dichtbij de houdbaarheidsdatum komt, moet je het weghalen en krijg je niets. Dat is nog maar een voorbeeld. Hoogvliet helpt ons juist met het ontwikkelen en vermarkten van producten.” Ook al is dat laatste ook niet zonder horten en stoten gegaan: “Daar hebben we jaren aan moeten bouwen, maar nu werkt het fantastisch.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het nieuwe project Rotterdam De Boer Op van Natuurmonumenten wil iets voor elkaar krijgen waarvan je zou denken dat het al eeuwen praktijk is: producten van boeren rondom Rotterdam moeten gewoon in de stad te koop zijn. Het klinkt als een open deur, maar het gebeurt amper. De Nationale Postcodeloterij steekt er zelfs vijf miljoen euro in. Waarom is dat nodig?

Kees Vermeer

“We zitten in een rat-race om steeds goedkoper voedsel te produceren. Uiteindelijk houdt dat een keer op, want producten kunnen niet steeds nóg goedkoper in de winkel liggen. Bovendien is het slecht voor milieu en biodiversiteit. In de hele voedselketen is de boer financieel gezien de laatste. Zij kunnen niet de prijs bepalen waarvoor ze hun producten willen verkopen en moeten doen met wat uiteindelijk nog over is.” 

Arie van den Berg. Foto Natuurmonumenten

Melkveehouder Arie van den Berg van Hoeve Ackerdijk in Schipluiden schetst in enkele woorden het probleem van de huidige voedselproductie en het grote knelpunt van boeren daarin. Daarom is hij aangehaakt bij ‘Rotterdam de boer op!’, een project van Natuurmonumenten en achttien partners, zoals het Zuid-Hollands Landschap, Herenboeren en Rotterdamse Oogst. Ze werken samen aan ‘een grote omwenteling op het Rotterdamse platteland én in de stad’. Het doel is meer biodiversiteit op het platteland, meer regionaal geproduceerd eten en een gezonde bedrijfsvoering voor boeren.

Mooi resultaat

Hoeve Ackerdijk is een biologische boerderij tussen Rotterdam-Overschie en Delft. Van den Berg werkt al ruim twintig jaar biologisch. Hij wilde met zijn bedrijf niet groter worden, geen kunstmest op het land, geen bestrijdingsmiddelen en minder vee. “Dat alles bij elkaar vergroot de kans op meer biodiversiteit doordat je het land minder intensief gebruikt. Dat is voor de natuur een mooi resultaat. Maar consumenten moeten wel bereid zijn om meer te betalen voor biologische producten. Zolang boeren met hun producten moeten concurreren tegen prijzen op de wereldmarkt, redden zij het niet om de omslag te maken naar biologisch werken. Boeren denken in langere termijnen en willen graag dat hun bedrijf er nog steeds is voor de volgende generatie. Daarom kiezen veel boeren er toch voor om te blijven groeien met hun bedrijf. Dat maakt een omslag nog complexer.”

“Wij gaan ervoor zorgen dat producten van boeren op het Rotterdams platteland, niet alleen naar de wereldmarkt gaan, maar straks ook gewoon in de stad te koop zijn”

Natuurmonumenten
Harder aan werken

Zestig procent van de oppervlakte van Nederland is agrarisch gebied. Teruglopende biodiversiteit is dus meteen een heel groot probleem. Andersom is het grote winst als de biodiversiteit weer kan toenemen. Volgens Van den Berg is momenteel slechts 4 procent van de agrarische oppervlakte van Nederland in gebruik voor biologische teelt. Dat gaat om boeren die natuurinclusief of volgens kringlooplandbouw willen werken. “Het gaat nog steeds om kleine aantallen boeren die daaraan meedoen. De biologische landbouw groeit weliswaar, maar daar moeten we harder aan gaan werken”, stelt Van den Berg. “Dit initiatief is daarvoor een mooie stimulans. Misschien kan dat boeren helpen om grond te financieren, zodat zij alleen de exploitatiekosten voor de grond hoeven te betalen. Overigens zijn er ook al andere initiatieven, bijvoorbeeld van burgers die willen investeren.”

Meer rechtstreekse verkoop

Het bedrijf van Van den Berg is een melkveebedrijf met bijna honderd koeien en vijfentwintig schapen. Er is tevens professionele kinderopvang gevestigd. Het merendeel van de melk gaat naar Friesland Campina en is in de supermarkt te koop als Campina Biologisch. De biologische zuivelproducten van de boerderij zijn ook bij enkele winkels in Delft en op de boerderij te koop. Hoeve Ackerdijk verkoopt op bestelling tevens biologische vleespakketten, veelal van jonge koeien die bijvoorbeeld geen melk meer kunnen geven. 

‘Ik krijg mijn tomaten gemakkelijker in Italië dan in hartje Rotterdam’

Tomatenteler in de buurt van Rotterdam

Van den Berg en zijn zoon willen, in lijn met een van de doelen van De Boer Op, de rechtstreekse verkoop aan de consument uitbreiden: “Door producten directer naar de stad te brengen, willen we een stukje van de marge naar ons toe halen dat nu in de keten zit. Helaas is de afzet in de buurt nu soms nog lastiger dan ver weg. Zo hoorde ik een tomatenteler zeggen: ‘Ik krijg mijn tomaten gemakkelijker in Italië dan in hartje Rotterdam’. Logistiek zijn er nogal wat hobbels om op korte afstand te kunnen leveren.”

Minder intensief

Van den Berg wil zoveel mogelijk circulair werken. Een voorbeeld: koeien die veel melk produceren, moeten worden bijgevoerd met speciaal voer. Dat wordt vanuit de hele wereld hiernaartoe gevlogen. Maar de koeien van Hoeve Ackerdijk geven jaarlijks zesduizend liter melk. Dat is tegenwoordig niet erg veel, maar zij kunnen dat met alleen gras uit de eigen omgeving. “We hebben daarvoor een speciale, iets sterkere koe gefokt. Als je een circulair bedrijf wilt, moet je minder intensief gaan werken en minder ruimte gebruiken. Ik vind het voorbarig om te zeggen dat de veestapel gehalveerd moet worden, maar misschien moeten we wel die kant op. Misschien gaan ook wij op termijn minder koeien houden.”

Melkveehouder Arie van den Berg uit Midden-Delfland en boswachter Natascha Hokke. Foto Bart Hoogland/Natuurmonumenten
Omwenteling

Volgens Van den Berg moeten boeren vertrouwen krijgen dat er toekomst zit in biologisch werken. Want niet iedereen durft die stap te maken. “Ik geloof erin dat er een tegendraadse beweging op gang komt als we dit met verschillende instanties gaan doen, met ook goede voorlichting.” Het geld van de Postcodeloterij kan daar goed bij helpen, denkt hij: ,,Onderdeel daarvan is dat boeren een deel van hun land omvormen naar natuur, zoals wij ook altijd hebben gedaan. Weidevogels zijn ons doel, waarbij we ons kunnen ontplooien in het ondernemerschap en we toch onze prestaties halen. Dat vind ik een boeiende kant van het geheel. En het kán. Want wij bestaan na 22 jaar nog steeds. En met veel weidevogels op ons land.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Waar je vroeger met een vergrootglas moest zoeken naar klimaatplannen van Nederlandse politieke partijen, is het als voorstander van de korte keten, natuurlijk boeren en kringlooplandbouw, komende week opeens lastig in het stemhokje. Door de bomen zie je de lokale gifvrije landbouwgrond bijna niet meer. Partij voor de Dieren en GroenLinks zetten natuurlijk vol in op het milieu, D66 en ChristenUnie ook. Maar wie wil nou wat? En hoe groen is het CDA eigenlijk als je iets verder kijkt dan het logo?

Wouter van Wijk

Over dat laatste kunnen we kort zijn: het milieu komt er niet zo best vanaf bij het CDA. En bij alle partijen rechts daarvan in het politieke spectrum. Ondanks de problemen met dierenwelzijn en milieu wil de VVD alles houden zoals het is en vindt ook het CDA de huidige landbouw grofweg prima. Waarschijnlijk vooral om de boeren-achterban niet tegen het hoofd te stoten. Beide partijen halen de doelen van het zelf ondertekende klimaatakkoord ook niet.

Iets verder naar rechts ontkennen PVV en Forum voor Democratie bijna alle milieuproblemen en willen geen verandering. Met een kleine uitzondering: Forum pleit voor “meer aandacht voor producten van Nederlandse bodem, verkleinen afstand tussen voedselproductie en consument”. Hoopvol voor bedrijven in de korte keten, maar verder weinig concreet.

Groen is links

Aan de linkerkant van het spectrum ligt de situatie heel anders. Terwijl de problemen met het klimaat uiteindelijk alle mensen aangaat – rechts én links – zitten alle groene partijen aan de linkerkant van het politieke spectrum. Op links scoren de SP en PvdA minder goed dan de rest, maar zeker beter dan alle partijen op rechts. 

Wie voor kringlooplandbouw, de korte keten en natuurlijk boeren stemt, komt al snel uit bij GroenLinks, ChristenUnie, D66 of Partij voor de Dieren. De vier partijen willen zo lokaal mogelijk werken en zijn ook in algemeen klimaatbeleid koploper.

Controversieel voor veel boeren is de kleinere veestapel. GroenLinks en D66 mikken op een halvering, om problemen met stikstof, mest en milieu op te lossen. PvdD gaat voor driekwart minder vee. ChristenUnie, met veel achterban in de boerenomgeving, laat dat moeilijke onderwerp liever in het midden.

Uiteindelijk verschillen die vier partijen niet enorm in hun aanpak van milieuvriendelijk boeren. Dus wat is wijsheid?

Stemwijzers groeien als kool

Gelukkig kun je als natuurminnende kiezer tegenwoordig terecht bij verschillende stemwijzers en adviezen van allerlei organisaties. Die de accenten net even anders leggen, zodat je als kiezer de verschillen kunt zien. Zo geven de Voedselstemwijzer en de New Food Kieswijzer een hele aardige richting met onderwerpen als de vleestaks, kringlooplandbouw en een goede prijs voor de boer. Bij de laatste kun je ook zien wat andere kiezers denken over die onderwerpen, waaruit blijkt dat veel partijen minder groen zijn dan hun kiezers. Zo wil het CDA geen heffing op vlees, maar wil een meerderheid van de CDA-stemmers dat wel.

Maar ook Foodwatch heeft een wijzer, die meer is gericht op gezondheid, net als de Stemwijzer Gezond Voedsel. Daar scoort de PvdA weer iets beter dan GroenLinks. Milieudefensie heeft de klimaatgerichte Jij Kiest Wijzer! Ook zijn er de puur op landbouw gerichte Boerderij Kieswijzer en de meer algemene Duurzame Kieswijzer.

Behalve stemwijzers, geven organisaties ook andere informatie. Zo moedigen de Caring Farmers kiezers aan om te stemmen voor kringlooplandbouw. Hoe de partijen op klimaatkwesties hebben gestemd, staat heel mooi op Kiesklimaat. Greenpeace heeft Groene Gesprekken met lijsttrekkers. Milieudefensie laat ook kandidaten aan het woord. Jongeren en jonge ouderen kunnen het Groene Verkiezingsdebat terugkijken, of terecht op Kies voor Klimaat.

Gehaktbalfundamentalisten

Tot slot nog een kijk- en een luistertip. Zondag met Lubach plaatst kiezen voor een groenere landbouw in het grotere plaatje van de pandemie. De enorme hoeveelheid dieren en mensen in ons land kan gevaarlijk zijn en leiden tot een nieuw virus, maar de lijsttrekkers blijven het maar hebben over de gehaktbal. Gehaktbalfundamentalisten, noemt Lubach ze.

En voor podcastliefhebbers: luister de meest recente aflevering van het Voedselkabinet terug, met als gast journalist Teun van der Keuken. Daarin komen de standpunten van de partijen uitgebreid aan het woord. ,,De vraag is: vind je dat er iets radicaal moet veranderen?” zegt een nog twijfelende Van der Keuken. ,,Als dat zo is, zijn er vier partijen die in aanmerking komen.” Waarvan er twee in de regering zaten. ,,Let wel even op de partijen die in het kabinet hebben gezeten. Hebben die zich er flink hard voor gemaakt?” Nee, is zijn conclusie. D66 krijgt nog het voordeel van de twijfel omdat kamerlid Tjeerd de Groot zich hard heeft gemaakt voor verandering. ,,Als je bedenkt dat de ChristenUnie op dat gebied de twee belangrijkste ministers geleverd, hebben ze het toch een beetje laten liggen.”

Presentator Samuel Levi nuanceert dat laatste, terugkijkend op een interview met minister Carla Schouten in december: ,,Je komt in een ongelofelijk ingewikkeld speelveld terecht met belangenbehartigers en boeren die het Malieveld oprijden. Zodat het heel ingewikkeld is om radicaal dingen anders te gaan doen. Dat is misschien ook bijna niet te doen. Maar ja, het maakt dus wel uit op wie je gaat stemmen. Want er zijn partijen die duidelijk zich uitspreken dat ze het anders willen.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Voor veel bedrijven in de korte keten hakt de coronacrisis er flink in en moet het roer om, maar bij sommigen leidde de lockdown juist tot meer verkoop. Dat blijkt uit een belronde van De Kortste Weg. 

Kees Vermeer

De horeca is dicht en veel medewerkers van bedrijven werken vanuit huis. Voor het Rotterdamse bedrijf Rotterzwam, dat oesterzwammen kweekt op ingezameld koffiedik, betekent dat veel minder verkoop, vertelt oprichter Siemen Cox. Zoveel minder, dat het bedrijf naarstig op zoek is naar andere inkomstenbronnen. “We proberen nu meer de consumentenmarkt te bereiken.” Rotterzwam verkoopt al langer aan consumenten, via de duurzame shop en voedselboxen van Rechtstreex en via de eigen site.

“Die afzet is het afgelopen jaar toegenomen, hoewel het daarbij wel gaat om kleinere verpakkingen in vergelijking met levering aan onze horecaklanten. Ook via acties met Support Your Locals proberen we om de afzet te laten doorgaan. Verder zijn we nu vooral bezig met onze andere activiteiten, zoals de online training en de verkoop van de growkit. Online loopt alles redelijk goed door.”

Perspectief ontbreekt

Afgelopen jaar was moeilijk en spannend voor Rotterzwam, maar het bedrijf hoefde 2020 uiteindelijk niet negatief af te sluiten. “Maar de omzet stagneert enorm”, aldus Cox. “We hebben elke week werkoverleg over lopende zaken, zoals het ophalen van koffiedik bij onze klanten, het oogsten van zwammen en het afhandelen van bestellingen in de webshop. Maar helaas ontbreekt nog het perspectief voor dit jaar.” Door verminderde levering blijven er soms oesterzwammen over. Cox zegt dat daarmee nu nieuwe producten worden ontwikkeld, zoals een spread van oesterzwammen. “Dat vraagt wel eerst een investering. En daarom levert het niet direct extra omzet op.”

Zwammenement

Rotterzwam is wel een nieuw in initiatief gestart: het zogeheten zwammenement. Daarmee koopt een consument maandelijks 1,8 kilo oesterzwammen voor de groothandelsprijs van 10 euro per kilo. Het zwammenement kan ook worden afgesloten met buurtgenoten, waarbij de oesterzwammen kostenloos worden bezorgd op één locatie. “In het abonnement kunnen ook producten worden gecombineerd, bijvoorbeeld oesterzwammen met potjes spread, bitterballen of kroketten”, legt Cox uit. “Bovendien geven we vijf procent korting als iemand meteen koffiedik bij ons inlevert. We kweken daar zwammen op en brengen het naar onze akkerbouwer om het effect op de bodem te testen. Zo redden we koffiedik van de vuilverbranding.” Het zwammenement is een proef van minimaal vier maanden en start bij voldoende aanmeldingen.

Verkoop sterk gestegen

Voor kwekerij Eko-Logisch in Roelofarendsveen heeft de coronacrisis niet negatief uitgepakt: eigenaar David Luijendijk vertelt dat de verkoop in de boerderijwinkel de afgelopen tijd sterk is toegenomen. Wandelen en fietsen is immers populair vanwege corona, en sommige mensen mijden in deze tijd liever de drukte van de supermarkt. “Daardoor hebben velen de weg naar de boerderij gevonden. De verkoop aan particulieren via onze winkel is ongeveer verdubbeld ten opzichte van begin vorig jaar. Het aantal abonnementen voor onze producten neemt eveneens toe.”

“Wat daarbij meespeelt is dat onze groenten onbespoten en vers zijn. Veel mensen denken meer na over het milieu en over hun gezondheid. Mede daardoor worden lokale producten steeds populairder.”

Luijendijk verwacht dat deze trend zich de komende tijd zal doorzetten. Om drukte in de winkel te voorkomen, zijn de openingstijden verruimd en is een extra medewerker aangenomen voor de verkoop. “We zorgen dat er maximaal vijf personen in de winkel zijn. En dat gaat prima. Afgezien van het feit dat het bij ons nu drukker is dan anders, heeft corona voor ons nauwelijks iets veranderd.”

Andere manieren bedenken

Het jonge bedrijf Het Wildhuys uit Berkenwoude werkt samen met lokale verkooppunten, horeca en cateraars in de verkoop van wild -met name ganzenvlees- uit de Krimpenerwaard. Met de eerste beperkende coronamaatregelen in maart 2020 moesten eigenaren Simone en Bram van Risp snel andere manieren bedenken om te kunnen doorgaan. Bram: “We zijn meer online actief geworden en hebben snel een webshop ingericht. Dat sloeg gelukkig goed aan bij veel klanten. Daarnaast hebben we met drie andere lokale ondernemers het Support Your Locals initiatief omarmd en zijn we de K’wrd Box gestart. Daar was in het voorjaar veel animo voor, maar dat werd in de zomer minder waardoor we een pauze moesten inlassen. Maar het heeft voor ons wel de omzet gegenereerd waarmee we vooruit konden. Bovendien zijn we bekender geworden in de regio. Ook bij zakelijke klanten die later bijvoorbeeld eindejaarsboxen bestelden. Dat deed ook de gemeente Krimpenerwaard voor haar medewerkers. Een hart onder de riem voor lokale ondernemers!”

Blijven investeren

Het Wildhuys heeft nog steeds spin-off van de vorig jaar ontstane bekendheid. Daarnaast is er verkoop via de webshop en de Rotterdamse oogstmarkt met lokale leveranciers. “We willen onze online aanwezigheid vergroten en klanten nog actiever gaan benaderen. Sowieso hebben meer mensen lokale producten omarmd. We vond ook de regionale samenwerking binnen Support Your Locals erg plezierig. Er was veel saamhorigheid. En je trekt andere producenten en leveranciers mee. Het opzetten van de boxen kostte best veel energie, maar je moet blijven investeren om mensen enthousiast te houden. Het is belangrijk om creatief te zijn in deze situatie.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Wat is duurzamer? Een biologisch geteelde sinaasappel uit Argentinië of een regulier geteelde uit Spanje? Een tomaat van het land uit Frankrijk of eentje uit de kas van de boer om de hoek? En is een duurzaam product ook eerlijk gemaakt, met goede arbeidsvoorwaarden? En hoe goed is het product voor je gezondheid?

Kees Vermeer

Dat soort vragen staan centraal in het project Dichterbij Duurzaam Voedselpioniers, waar ze een manier bedenken om een totaalscore voor al die aspecten van duurzaamheid te berekenen. ‘Op basis van concrete vragen vanuit de korte keten gaan we samen met boeren, telers en consumenten een impact framework ontwikkelen. Daarmee willen we het begrip duurzaamheid zo compleet mogelijk in kaart brengen’, zegt projectleider Esther Audier. De initiatiefnemers werken toe naar een brede duurzaamheidsscore en een label of keurmerk voor producten.

Ook van korte keten initiatieven wordt vaak gezegd dat ze een ‘duurzamer’ alternatief bieden voor reguliere ketens. ‘Maar iedereen heeft daar een ander beeld bij’, vertelt Audier. ‘De een let vooral op voedselkilometers, CO2-uitstoot of energieverbruik, terwijl het voor de ander meer gaat over een eerlijke prijs, verspilling of dierenwelzijn. De vertaling van het begrip duurzaamheid naar een product is heel divers. Daardoor weten consumenten vaak niet precies wat ze kopen, zelfs als ze bewuste keuzes willen maken.’

Compleet beeld

Consumenten worden overladen met informatie, keurmerken en claims over duurzaamheid, terwijl dus lang niet altijd duidelijk is wat daarmee precies wordt bedoeld. Dat leidt tot scepsis bij de consument en een afzwakking van de term duurzaamheid. ‘Veel boeren, telers en aanbieders willen bovendien wel duurzame stappen zetten en daarover communiceren met het publiek’, zegt Audier. ‘Maar zij weten niet altijd hoe zij dat moeten aanpakken.’ 

Het impact framework, van initiatiefnemer Maarten Bouten (Rechtstreex), levert een breed beeld op van duurzaamheid met zoveel mogelijk relevante aspecten. Op basis daarvan kan een totaalscore op duurzaamheid worden gecommuniceerd bij producten die consumenten in de winkel, op een markt of in een webshop willen kopen. 

De voedselpioniers

Concreet betekent dit dat consumenten straks een icoontje met een duurzaamheidsscore bekijken op een product. Audier: ‘En omdat we het belangrijk vinden dat mensen kunnen zien hoe die score tot stand komt, willen we dat via een app, QR-code of op een website inzichtelijk maken. Zo kan men zien hoe een product qua duurzaamheid scoort op het niveau van productie, afzet en consumptie en op basis van welke aspecten. Hiermee onderscheidt het framework zich van veel andere richtlijnen en keurmerken. Die gaan vaak alleen over producenten en de manier waarop zij producten maken. Maar ook afzetpartijen en consumenten maken keuzes die kunnen bijdragen aan het verduurzamen van het voedselsysteem. Door alle drie de niveaus te betrekken in het impact framework proberen we van iedereen een actieve speler te maken.’

Praktijk is uitgangspunt

Bovendien wordt het impact framework, niet ‘vanachter de tekentafel’ ontworpen en daarna naar de praktijk gebracht, maar juist andersom: de ontwikkeling begint vanuit de praktijk. ‘Dat is ons uitgangspunt’, aldus Audier. ‘We vormen een netwerk met praktijkpartners die vaak letterlijk met de poten in de modder staan. We vragen hen welke aspecten van duurzaamheid relevant zijn en wat een zinvolle manier is om die te evalueren. Boeren, telers en aanbieders zijn er zo vanaf het begin bij betrokken. Voordeel van deze werkwijze is dat er meteen draagvlak voor het initiatief en dat we gevoeligheden, discussiepunten en tegenstrijdigheden in kaart kunnen brengen.’

Voor het impact framework, dat wordt gefinancierd door Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland (tevens initiatiefnemer van De Kortste Weg), de EU en de provincie Zuid-Holland, werd begin vorig jaar met de eerste groep praktijkpartners de basis gelegd. Deze groep is inmiddels meer dan verdubbeld en vormt een netwerk van mensen die het idee toepassen en doorontwikkelen. ‘We proberen een mix te maken van jonge en wat meer ervaren boeren en telers uit verschillende sectoren’, zegt Audier. ‘Zij testen het framework op hun eigen producten en die van andere lokale boeren, telers en aanbieders. Met hun feedback en input ontwikkelen we het verder. Voor analyses en evaluaties zoeken we nu ook de samenwerking met hogescholen en universiteiten. Op dit moment zijn er bijvoorbeeld studenten bij het project betrokken van onder andere de Haagse Hogeschool en de HAS Den Bosch.’ 

Proefversie

Dat werk leidde tot een proefversie, die met boeren en telers verder wordt ontwikkeld en onderzocht. Daarnaast worden de resultaten ervan visueel gemaakt in onder andere de webshop van Rechtstreex en op de markt van Lekkernassûh, het initiatief voor een duurzaam lokaal voedselsysteem in en rondom Den Haag. De komende tijd worden de eerste analyses en evaluaties van producten verzameld en bekeken. Zo hoopt Audier dat komend jaar bij een aantal verkooppunten al de eerste resultaten van de duurzaamheidsscore te zien is.

Mooie contacten

Op basis van het impact framework kunnen boeren, telers en aanbieders met het publiek communiceren over hun visie en inspanningen op het gebied van duurzaamheid. ‘Voor alle partijen die duurzaamheid belangrijk vinden, wordt het zo duidelijker waar we het met elkaar over hebben’, besluit Audier. ‘We zien in de loop van het project mooie contacten en interessante gesprekken ontstaan, bijvoorbeeld tussen boeren en telers uit verschillende sectoren die gezamenlijk naar het begrip duurzaamheid kijken. We brengen in kaart over welke aspecten consensus bestaat en waar de meningen over verschillen. Alleen al het voeren van deze gesprekken is een waardevolle stap om verder te komen.’ 

Toevallig is de EU ook bezig met een duurzaamheidslabel. Dat zou maar zo in de wielen van het framework kunnen rijden? Audier vindt van niet: ,,We zien het als een teken dat de tijd rijp is om met dit onderwerp bezig te zijn, niet als een reden om ervan af te zien.” Eerder nog is het een extra stimulans, zegt ze: “Hoewel het vanwege de schaal waarop het uitgerold kan worden interessant is als er iets op Europees niveau wordt ontwikkeld, zijn er een belangrijke voordelen aan een lokaal, bottom-up initiatief. Door boeren en telers direct deel te laten uitmaken van het ontwikkelen van het framework, voorkomen we dat het idee dat er weer iets van ‘bovenaf wordt opgelegd’ voor een sector die toch al onder druk staat. En al helemaal als dat vanuit Europa / Brussel gebeurt.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Terwijl veel boeren protesteren om hun manier van werken zoveel mogelijk te behouden, vormen Mattias en Coriene Verhoef hun melkveebedrijf in Brandwijk juist om tot iets heel anders. Ze doen mee aan het ene na het andere onderzoeksproject om op een veel natuurlijkere manier te boeren.

Kees Vermeer

Het begon een paar jaar geleden met voorzichtige stapjes richting natuurlijker boeren: minder kunstmest en minder bestrijdingsmiddelen. Dat beviel. “Vroeger had ik er buikpijn van als ik onkruid aan het wegspuiten was. Dat heb ik nu niet meer.” Dus werd het doel biologisch boeren. Maar ook dat bleek niet genoeg. Inmiddels heeft het bedrijf vleermuizen die helpen insecten te bestrijden en een veel diversere begroeiing. Maar ze willen meer. Zo denken ze aan tiny houses voor gasten op het bedrijf en doen de Verhoefs mee aan een proeftuin om ammoniakuitstoot en bodemdaling te beteugelen, en een project om het grondwaterpeil te verhogen. Voor zichzelf heeft Mattias zo in ieder geval een ding al gewonnen: “Ik werk nu met veel meer plezier.”

Mattias Verhoef

Mattias is geboren en opgegroeid op de boerderij in Brandwijk en samen met Coriene nam hij deze in 2016 over van zijn ouders. Het bedrijf telt momenteel circa honderd koeien en zo’n vijftig hectare biologisch landgoed. Daarnaast hebben ze circa vijfendertig hectare natuurgrond van Staatsbosbeheer en het waterschap in beheer. Deze natuurgrond levert ook voeding voor de koeien, lekker dichtbij. 

Ze sloten zich aan bij Proeftuin Veenweiden, waarbinnen maatregelen worden onderzocht om ammoniakemissie en bodemdaling te verminderen en waterkwaliteit te verbeteren. “We werden ons meer bewust van de gevolgen van de traditionele manier van boeren. Als ik bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen gebruikte, realiseerde ik me dat ik ook insecten doodde. We vroegen ons af of het ook anders kan. Bijvoorbeeld door geen kunstmest te gebruiken of meer kruiden in het weiland te laten groeien. We gingen steeds meer de biologische kant op. Na een bijeenkomst met andere boeren die nog wel traditioneel werkten, realiseerde ik me dat ik dat niet meer wilde. Toen besloten we om helemaal biologisch te gaan werken.” In oktober 2019 was het zover en levert het bedrijf officieel biologische melk.

Meer erfbeplanting
Die omslag is sindsdien een voortdurend proces. Mattias en Coriene zijn inmiddels ook lid van Den Hâneker: de vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Ze nemen deel aan de projecten Boer zoekt Vleermuis en Agrarische Bedrijven in het Groen, vertelt Mattias. “De vereniging zet zich onder andere in voor meer erfbeplanting met inheemse bomen en struiken. We wilden al langer een boomgaard en bloeiende struiken en kruiden, want dat trekt bijen en insecten en vergroot de biodiversiteit. We wilden ook graag meer vleermuizen, die vliegen in de stal kunnen bestrijden. Zo werken we aan natuurlijke bestrijding in plaats van chemische. Dat past goed in onze keuze voor biologisch en helpt bij de omschakeling naar kringlooplandbouw. We hebben vleermuiskasten opgehangen en onderzoeken ook hoeveel en welke vleermuizen we op de boerderij hebben.”

Ook hebben Mattias en Coriene zich aangemeld voor Valuta voor Veen, een landelijk project van de natuur- en milieufederaties. Veengrond veroorzaakt jaarlijks circa 4 procent van de CO2-uitstoot in Nederland. Dat kan worden verminderd door verhoging van het grondwaterpeil, waardoor veen minder oxideert. Eigenaren van de veengrond kunnen deze vermindering van CO2-uitstoot in de vorm van CO2-certificaten verkopen aan bedrijven, overheden en burgers die vrijwillig hun CO2-uitstoot willen voorkomen. Agrariërs hebben via Valuta voor Veen dus extra inkomsten en dragen bij aan het halen van de klimaatdoelen. Positieve effecten zijn bovendien het tegengaan van bodemdaling, meer biodiversiteit en behoud van cultuurhistorisch veenweidegebied. 

Voor Mattias is deelname aan het project financieel gunstig, maar hij wil vooral graag meedoen vanwege de verwachte toename van biodiversiteit. “Zeker met een hoger waterpeil wordt dat makkelijk geborgd. Alles moet nog worden geregeld, maar van het waterschap heb ik begrepen dat een verhoging van twintig tot dertig centimeter mogelijk is. Ik denk dat de biodiversiteit daar veel baat bij heeft. Maar kunnen we het water op peil houden in droge zomers? Moeten we in de winter veel water opslaan? En hoe en wanneer start de bodem op na de winter? Dat zijn aspecten waar ik wel nieuwsgierig naar ben.”

Niet eenvoudig
De stap naar biologisch boeren is niet eenvoudig, vindt Mattias. Het is wennen om helemaal op een andere manier te gaan werken. “Bijvoorbeeld de grasopbrengst is gedaald van circa veertien naar acht ton doordat we geen kunstmest meer gebruiken. Met kunstmest hoeft de bodem niet actief te zijn, en als je daar ineens mee stopt moeten de natuurlijke processen via de bodemorganismen weer op gang komen. Dat duurt een paar jaar. De opbrengst herstelt deels wel weer als de bodemvruchtbaarheid toeneemt, maar de periode daartussen moet je kunnen opvangen. We moesten bijvoorbeeld biologisch voer voor de koeien kopen en dat is vrij duur. Bovendien kunnen niet alle koeienrassen tegen zo’n plotselinge verandering.”

Mattias realiseert zich dat zijn aanpak tamelijk extreem is: “Wij doen veel tegelijk. Dat maakt het niet makkelijker, maar daardoor gaan wij wel sneller dan wanneer we het in stapjes zouden doen. Ik heb contact met andere bioboeren en we stimuleren elkaar met ideeën, tips en adviezen.”

Tiny houses op het erf
Voor de toekomst denken Mattias en Coriene aan bijvoorbeeld tiny houses op het erf waar mensen in kunnen verblijven. Dat draagt bij aan kortere ketens en versterkt het contact met andere mensen. “Maar voor nu willen we vooral verder met de lopende projecten. We willen toe naar een gesloten kringloop, waarin we bijvoorbeeld geen krachtvoer meer nodig hebben voor de koeien.”

Mattias is blij dat hij met Coriene de stap heeft gezet naar biologisch werken. Het heeft hen veel gebracht: “We zien hoe mooi de natuur in elkaar zit en we zijn ons veel meer bewust van onze omgeving. Ik werk nu met veel meer plezier.” “Het is heel bijzonder om in het veld te lopen terwijl de insecten om je heen vliegen. Ook de bodem is veel gezonder en beter doorlaatbaar. Veel problemen van vroeger zijn gewoon opgelost, terwijl je daar niets voor hoeft te doen. Sterker nog, het lukt juist doordat je minder doet. Er zijn helemaal geen kunstgrepen nodig om alles goed te laten gaan.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het lokale voedsel in Nederland begint steeds meer zichtbaar te worden door allerlei initiatieven, zoals De Kortste Weg en Fietsen voor m’n eten. En door de vele boerderijkaarten, die in het begin van de coronatijd als champignons uit de grond zijn gestampt. Maar hoe werkt dat in het buitenland? Hoe maken ze daar de zuivel en het vlees bekend van de koeien die met van die grote bellen om door de bergweides lopen? De suikermaïs die daar vol op de akkers groeit? De courgettes, bloemkool, wortelen, aardappelen en noem maar op?

Marja van der Ende

Mijn vorige column over interregionaal koken lijkt een eeuwigheid geleden geschreven. Een volgende kampeertrip diende zich onlangs alweer aan. Dit keer zochten mijn partner en ik samen de wijde wereld van onze Europese buurlanden op. Natuurlijk ging mijn antenne om lokaal voedsel te speuren, direct aan. En de uitdaging om dit buiten de supermarkt te kopen, werd weer geprikkeld.

Lokaal eten op het menu
Stalletjes langs de weg heb ik niet echt kunnen ontdekken in Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Luxemburg, de landen waar we één of meer nachten neerstreken met de caravan. Wel hebben we gefietst naar de mooiste ‘Schlossen’ en ‘Chateaux’, over valsplatte fietspaden door wouden en dalen en, uiteraard zonder ondersteuning, bergje op voor de overwinning op mezelf. En daar hebben we vooral de plaatselijke horeca gesteund, zodat ik toch aan de inmiddels onsterfelijke uitdaging voldeed om zoveel mogelijk lokaal eten tot me te nemen. Want wat mij het meeste opviel in deze landen, was dat er op iedere menukaart op de eerste pagina een overzicht te vinden was van de lokale voedselproducenten die de ingrediënten van de heerlijkste gerechten leverden. Dat doen ze daar toch een stukje beter dan hier. Uitzonderingen daargelaten natuurlijk…

Waarom lukt dat hier in Nederland meestal niet? Waarom werkt niet ieder restaurant met lokaal voedsel? Naar ik heb begrepen zijn de grote uitdagingen hier: de logistiek, de beschikbaarheid van de producten in relatie tot de gerechten op de kaart en de (eerlijke) prijs. Het schijnt hier ontzettend moeilijk te zijn om elke voedselproducent een rondje langs restaurants te laten rijden en elke locatie van een voorraad te voorzien. Dan maar liever bestellen bij de groothandel, waar je de herkomst van de producten in twijfel kunt trekken, net als bij de supermarkt. 

Wat de beschikbaarheid van de producten betreft, snap ik die chef-koks best wel. Je stelt een menukaart voor een aantal weken of maanden vooruit samen en hoe vervelend is het dan als je een gast moet vertellen dat het gerecht dat deze het liefst had willen eten, niet gemaakt kan worden? Natuurlijk is dit heel makkelijk op te lossen, door naast de kaart nog een extra seizoensmenu met lokale producten te serveren. Maar wie ben ik om met dat idee te komen…

Dan de prijs. Ik was een tijdje geleden in een lunchroom en bestelde een verse muntthee met honing. Er werd mij een supermarkt-knijpfles honing, die vrijwel zeker extra gesuikerd was, geserveerd. Meteen vroeg ik aan de eigenaresse van de lunchroom waarom zij geen honing uit de streek erbij gaf. “Te duur”, was het antwoord. Maar hoe duur is het eigenlijk, als ze daardoor gasten verliest die liever kiezen voor een leuk tentje waar wel oog voor het streekproduct is?    

Ik schrijf dit met een cynische toon, want zo kijk ik ernaar. Elke uitdaging is op te lossen. Kijk maar naar Hoeve Biesland die hun producten aan de horeca in de omgeving leveren, en naar Farm I See die levert aan de Hanos. Waarom lukt het hen wel en waarom lukt het blijkbaar in de ons omringende landen ook?

Internationaal lokaal koken
Natuurlijk gingen we tijdens onze kampeertrip niet elke dag uit eten. We hebben ook internationaal lokaal gekookt. Voor vlees zochten we in Duitsland en Oostenrijk de ‘metzgerei’ en in Frankrijk de ‘boucherie/traiteur’ op. De broodjes en croissantjes voor het ontbijt werden door de plaatselijke bakker aan de camping geleverd of kochten we bij de ‘bäckerei’ of ‘boulangerie’ in het dichtstbijzijnde dorpje. Groenten en fruit haalden we in Oostenrijk bij de ‘ländemarkt’, waar duidelijk vooral producten uit het land zelf te vinden waren. En die heerlijke Franse kazen waren te vinden bij de ‘crèmerie’ op het pleintje waar de kleine winkeliers nog hoogtij vieren, omdat er gelukkig in de verste verte geen grote supermarktketen te vinden is. 

Ik houd ervan om zo te eten en leven en hoop dat de trend om de kortste weg te kiezen, zich blijft doorzetten! Zodat er ook voor de horeca geen ontkomen meer aan is om met lokale producten te werken. Gewoon omdat de gast, die eigenlijk de macht in handen heeft, erom vraagt…

Boerderij Het Lansingerland in Bergschenhoek is eigenlijk al lang geen gewone boerderij meer. Het melkveebedrijf huisvest nu ook een kinderdagverblijf, een buitenschoolse opvang, horeca, zaalverhuur, een boerderijwinkel en een camping met farm safari. De uitbaters, Peter Gille en zijn vrouw Annigje, zijn nog lang niet klaar.

Kees Vermeer

Gille en zijn vrouw willen met name het zorgaspect gaan uitbouwen. Hij neemt daarom deel aan het landelijke initiatief Boerenversneller. “Binnen tien jaar hoop ik mijn bedrijf te kunnen omvormen tot een zorglandgoed.”

De Boerenversneller is een traject waarin boeren van verschillende pluimage worden begeleid in het zoeken naar innovatiemogelijkheden binnen hun bedrijf. Iedereen kan meedoen, van een oesterzwammenkweker of geitenhouder tot pluimveebedrijf of gemengde bedrijven. 

Peter Gille

Kansen en gereedschappen
“De versneller-methode wordt veel gebruikt bij startups in de technologie en ICT”, legt Gille uit. “Het programma komt dus niet uit de landbouw maar is daar nu wel voor opgezet. Het biedt kansen en gereedschappen om je agrarisch bedrijf verder te ontwikkelen binnen je eigen visie.”

Begeleiding gebeurt onder andere door coaches. Die komen veelal van buiten de agrarische sector. “Dat vind ik positief: doordat zij weinig weten van onze sector, kijken zij met een andere, frisse blik naar je bedrijf en de bedrijfsvoering. Ik denk dat veel veehouders en landbouwers in Nederland dat zouden kunnen gebruiken.”

Deelnemers bellen ook elkaar via een peer-to-peer systeem. Ook dat geeft nieuwe inzichten, vindt Gille. “Helaas is vanwege corona fysiek contact nu lastiger. Er stond recent bijvoorbeeld een gezamenlijke fietstocht gepland langs duurzame ondernemers rond Amsterdam, die bezig zijn met bijvoorbeeld stadslandbouw, innovatieve voedselproductie of het vermarkten van hun producten. Veel mensen zijn bezig met andere manieren van denken en werken. Dat geeft mij handvatten om het anders te gaan doen met mijn melkveebedrijf.”

Grote rol voor zorg
De Boerenversneller is een initiatief van Food Hub, gespecialiseerd in het begeleiden van innovatie- en veranderingstrajecten in de wereld van voedsel en landbouw. Daarbij worden koplopers en veranderaars ingezet uit alle schakels van de voedselketen, van boer tot beleidsmaker en van detailhandelaar tot ondernemer. Met als missie het aanjagen van de transitie naar een eerlijk, gezond en duurzaam voedselsysteem. In 2019 was de eerste ronde van de Boerenversneller, dit jaar startte de tweede ronde. Beide rondes tellen veertien deelnemers.

Gille heeft al voor ogen waar hij naartoe wil: een landbouwbedrijf dat past bij de omgeving, met respect voor de natuur en met maximale openheid over de manier van produceren. Vooral het zorgaspect speelt een grote rol in de plannen: “Wij willen plaats bieden aan mensen met een beperking en aan leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. Heel recent zijn we samenwerking aangegaan met een VSO-school. Een leraar van de school gaat op ons bedrijf een dag per week lesgeven aan drie leerlingen. Dit hopen we de komende jaren uit te breiden naar twee klaslokalen, waarbij een aantal leerlingen binnen het bedrijf aan het werk zijn. Zij krijgen les in groen, zorg en welzijn, horeca, facilitaire dienstverlening en techniek. Daarnaast zijn we bezig met een nieuw pand voor extra kinderopvang en ook dagbesteding voor ouderen met dementie. Het ‘spoorboekje’ voor de komende tien jaar hebben we al grotendeels in ons hoofd. De Boerenversneller helpt bij het verbeelden en uitwerken daarvan.”

In de bankschroef
Maar intussen moet het bedrijf wel blijven draaien. Dat vraagt soms keuzes die misschien niet helemaal ‘in het plaatje passen’. Dat komt vooral door relatief hoge financiering op dit moment. “De keuze voor natuurinclusief boeren betekent vrijwel altijd dat je rendement eerst daalt”, weet Gille. “Banken willen dat niet altijd. Bijvoorbeeld grond kopen om te extensiveren wordt vaak niet gefinancierd. Daar maak ik me wel zorgen over. Het min of meer gedwongen rendementsdenken staat verandering in de weg.” Door te ‘extensiveren’ gebruikt een boer meer grond per dier, wat beter is voor grond, dieren en milieu.

“Het rendementsdenken staat verandering in de weg.”

Peter Gille

Ondanks zijn wens om te extensiveren, is Gilles veestapel afgelopen jaar gegroeid van 100 naar 140 koeien. Dat is echter een bewuste keuze geweest om de transitie van zijn bedrijf mogelijk te maken: “Als je niet goed draait en er is geen geld, kun je ook niet veranderen. In de economie heet dat punt de valley of death. Daar moet je doorheen. Daarom wil ik eerst olie in de machine, om daarna verder te kunnen veranderen. En daarom is een langetermijnvisie nodig. Want dan kun je onderweg wijde bochten maken. Daarom gaan we nu maximaal melken, tot het moment dat we alles rond hebben en kunnen gaan schakelen.”

Op boerderij Het Lansingerland gebeurt dus veel. Toch voelt Gille zich bovenal boer. “Mijn boerenbedrijf maakt me wie ik ben. Het zorgt ervoor dat we ons verbonden voelen met de aarde, de seizoenen en het leven. We kijken in dankbaarheid naar wat de natuur ons brengt. En we zien met verwondering wat de natuur buiten onze bemoeienis om allemaal regelt. Die kennis en beleving willen we uitstralen met onze boerderij.”

Boeren met niet-boeren
Volgens Yvonne Faber van Food Hub ligt er, al dan niet terecht, veel maatschappelijke druk op de agrarische sector: “De wereld verandert snel. Daarom willen veel boeren hun bedrijfsvoering innoveren, maar soms weten zij nog niet hoe. De Boerenversneller is onderdeel van De Nieuwe Boerenfamilie, waarin wij boeren in contact brengen met bijvoorbeeld uitvinders, architecten, marketeers, chefkoks, bankiers of ontwerpers. Samen gaan we op zoek naar haalbare, logische en duurzame innovaties in het boerenbedrijf. Afhankelijk van de specifieke vraag van de boer, brengen we hem of haar in contact met experts, coaches en niet-boeren zodat zij samen slimmer kunnen gaan boeren. Het samenbrengen van boeren en niet-boeren leidt tot mooie resultaten en initiatieven.”

Over het aspect van financiering van boeren zegt Faber: “Dat kan een onderdeel zijn van de ondersteuning. We kunnen bijvoorbeeld zoeken naar alternatieve vormen van financiering. Dat kan een investeerder zijn of een model waarin de consument betrokken wordt. De mogelijkheden zijn er, soms moeten ze alleen nog wat meer vorm krijgen. Samen met de boeren willen we ontdekken waar hun mogelijkheden liggen en hen zoveel mogelijk op maat ‘versnellen’.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!