Het nieuwe mestbeleid dat minister Schouten dinsdag presenteerde, krijgt bij boerenorganisaties de handen niet bepaald op elkaar. Ze verwachten dat het onhaalbaar is en te duur. Volgens boer Jan Duijndam kan het wel degelijk anders, hij doet met zijn Hoeve Biesland in Delfgauw al twee decennia mee aan het landelijke project Boeren voor Natuur. “Mijn mest brengt geld op,” zegt hij.
Kees Vermeer
Landbouw en natuur staan niet los van elkaar, maar zijn met elkaar verweven. Dat is het uitgangspunt van Duijndam. “Een gezond bedrijfssysteem leidt van nature tot meer weidevogels, meer biodiversiteit, kringlooplandbouw en korte ketens.”
Boeren voor Natuur startte aan het begin van deze eeuw, op initiatief van Alterra, het kennisinstituut van Wageningen Universiteit, dat zich bezighoudt met zaken als natuur, milieu, bodem, biodiversiteit en duurzaam ruimtegebruik. Behalve Hoeve Biesland doen er drie bedrijven in Overijssel aan mee. Toen Alterra praktijkbedrijven zocht voor het project, was Duijndam al volop bezig met de integratie van landbouw en natuur.
“De trend was destijds: we moeten steeds groter en steeds efficiënter worden. Maar dat wilde ik niet, en op deze plek kan dat helemaal niet. Landbouwminister Gerrit Braks zei al in 1983 dat er te veel mest was in Nederland. Dat was tien jaar voordat dit bedrijf is gebouwd. Ik wil geen mestprobleem hebben. Want dat belemmert altijd je bedrijfsvoering. Daarom vond ik dat het anders moest. Nu brengt mijn mest geld op, want ik verkoop het aan particulieren en ook aan de glastuinbouw. Die profiteert zo van mijn bedrijfssysteem en doet mee aan de biologische kringloop.”
Inmiddels werkt Duijndam samen met partijen als Provincie Zuid-Holland, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de Weidevogelvereniging, de Vogelbescherming en Waterschap Delfland. Hoeve Biesland is tevens een erkende zorgboerderij met dagbesteding, stageplaatsen en vrijwilligerswerk voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, psychische problemen, en voor nieuwkomers in Nederland.
Holistische landbouw
Landschapsbeheer is een belangrijk element in het werk van Duijndam. Op de website staat te lezen: ‘We bieden mens, dier en natuur de mogelijkheid om zich te ontwikkelen door rust en ruimte te creëren en zijn hierin afhankelijk van de natuur. Telkens zoeken we naar innovatieve manieren om het produceren van voedsel en het houden van vee zo duurzaam en sociaal verantwoord mogelijk te maken.’ Duijndam noemt dit multifunctionele landbouw, of ook wel holistische landbouw. “Er wordt nu teveel gedacht in hokjes. Ik hoor bijvoorbeeld veel over kringlooplandbouw. Dat is in mijn ogen niet dé oplossing, maar een schakel in de keten. Hetzelfde geldt voor biodiversiteit. Dat moet geen doel op zich zijn. Biodiversiteit ontstaat niet door meer inzaaien van zaden en kruiden, maar is een natuurlijk gevolg van goed bezig zijn met bodem, planten, dieren, mineralen, CO2, enzovoort.”
Draagvlak
Een andere belangrijke schakel in de keten, zeker in deze tijd, is maatschappelijk draagvlak. Burgers laten immers duidelijk horen wat ze van iets vinden. “Ze kijken over je schouder mee”, aldus Duijndam. “Maar dat kan helemaal geen kwaad. Want dat kan een goede PR-machine zijn voor je bedrijf. Burgers zijn ook een klankbordgroep voor waar je mee bezig bent. Als mensen tevreden zijn en dat doorvertellen, is het gevolg dat meer mensen naar je toe komen om hier hun producten te kopen. Dat is de formule van de korte keten. Het is dus belangrijk om met alle schakels tegelijk bezig te zijn. Boeren voor Natuur is een totaalconcept. Maar er zijn nog niet veel partijen die het hele palet overzien. Mijn ervaring is dat de meeste beleidsmensen vooral kijken naar hun eigen vakgebied.”
“Kringlooplandbouw is niet dé oplossing, maar een schakel in de keten”
Jan Duijndam
Veranderingen hebben tijd nodig. Duijndam is nu een kwart eeuw bezig ‘en ik ben er nog lang niet’. Alleen worden subsidies voor slechts enkele jaren uitgegeven en beleidsmakers willen vaak binnen enkele jaren resultaat. “Maar zo werkt het niet. Grote veranderingen moet je minimaal een generatie de tijd geven. Iedere tien jaar moet je evalueren hoe het gaat en of je processen moet bijsturen. Daar moet je zéker ook burgers bij betrekken. Je moet doorgaan en de mogelijkheden blijven zien. En als bedrijf in the picture blijven voor de mensen.”
Dat laatste lukt Duijndam zeker: Hoeve Biesland maakt een levendige indruk. Ondanks de vrij afgelegen ligging weten mensen de boerderij te vinden om groenten, fruit, zuivel, vlees en streekproducten te kopen.
Waterstof
Duijndam blijft zijn bedrijf ontwikkelen. Hij denkt al een tijdje na over een waterstofcentrale, waarbij hij waterstof maakt met energie die hij zelf opwekt met zonne- en windenergie. “Ik wil de kringlopen van voedsel en energie sluiten. Bijvoorbeeld met zonnepanelen, waarvoor op een boerderij genoeg ruimte is. Waterstof is nu nog niet efficiënt, maar ik denk dat dat zal verbeteren. Dan kan waterstof een concurrerende energiebron worden. Maar ook dit moet geen doel op zich worden. Een boer is in eerste instantie bezig om binnen een gesloten kringloop zijn bedrijf te laten draaien en zo veel mogelijk voedsel te produceren. Hij is niet primair bezig met stikstofuitstoot, of minder maaien, of weidevogels. Niet de boer, maar het bedrijfssysteem zorgt voor biodiversiteit, minder uitstoot en een gezonde bodem. De boer houdt zich bezig met waarvoor hij is opgeleid. Al het andere is uitvloeisel van een goed bedrijfssysteem. Dat is precies waar we naar toe moeten. Dat is Boeren voor Natuur.”
Bloemkool ‘Van Roalter Grond’ uit Salland, ‘van alles wat’-jam uit Groningen, witlof uit West-Friesland en via champignons uit Brabant weer terug naar de echte Westlandse druiven. Dit is een kleine greep uit de lokale producten die ik de afgelopen maand heb gegeten.
Marja van der Ende
Ik maakte een rondreis door Nederland voor Fietsen voor m’n eten. Ons platform groeit snel naar landelijke dekking met regionale kracht, met lokale voorfietsers in elke streek. En omdat de coronamaatregelen er in de eerste maanden voor zorgden dat ik de nieuwe voorfietsers die actief waren geworden alleen online kon ontmoeten, was het nu tijd om hen en hun regio’s te bezoeken en deze eigen-aardige streken te ontdekken. Mijn simpele kookkunsten onderweg met de pure lokale producten heb ik interregionaal koken gedoopt.
Iedere regio heeft inderdaad zo zijn eigen aard. Producten waar ze om bekend staan en alledaagse groenten en fruit die er ook gewoon geteeld worden. Ik heb er natuurlijk van genoten, van de volle smaken en verrassende vormen en kleuren. Zo had ik in Groningen een siamese courgette meegenomen in een stalletje, waarschijnlijk bedoeld als twee, maar vergroeid tot één. Hij deed het goed in de courgettesoep die ik bijna twee weken later in West-Brabant maakte. En ik genoot thuis in mijn eigenste Westland nog twee keer na van de paarse sperzieboontjes die ik in Noordoost-Brabant van een grote tafel langs de weg plukte, uiteraard netjes na betaling in het geldkistje. Ze waren ruim anderhalve week later nog vers. En ze kleurden gewoon groen toen ik ze kocht, wat er ook op een briefje bij vermeld stond.
Opgefleurde automaten
Naast de volle smaken en verse producten, viel me nog iets op. De creativiteit van de verschillende aanbieders is ontzettend inspirerend. Koele automaten in mooi opgefleurde huisjes, een rustpunt met picknickbank om het huisgemaakte boerenijsje te verorberen, een tafeltje met geblokt kleed, aardappelrecepten op de muur gekrijt, dat megagrote ei langs de weg, de oude tractor op een paal of in het gras (compleet met twee tenten van onderbroeken aan de waslijn). Alles wordt uit de kast getrokken om de aandacht te trekken van de potentiële klant. Bij mij prikkelt dat mijn snuffel- en koopzenuw. Nu bij al die andere klanten nog die de supermarkten meer en meer zat worden en ook gaan kiezen voor de kortste weg…. Ik kan het je van harte aanbevelen!
De regionale voorfietsers van de Fietsen voor m’n eten-groepen in de regio’s die ik heb bezocht, hebben hun uiterste best gedaan om mij te vermaken met het fietsen naar de lekkerste lokale teelt. En dat is gelukt, ze hebben me overtuigd van het mooie van hun streek! Iedere voorfietser heeft zo zijn of haar eigen reden om een groep in hun regio te starten. Stacy van Westfriesland is voorfietser als hobby voor zichzelf en omdat ze de lokale ondernemers wil steunen. Sytse van Noordoost-Groningen omdat hij bij een welzijnsorganisatie werkt als maatschappelijk aanjager, die mensen letterlijk en figuurlijk in beweging wil brengen naar gezonder eten.
Team Noaberhaptrap
Petra van West-Brabant omdat ze kinderen en hun ouders wil leren waar ons eten vandaan komt en mooie fietsroutes uitgestippeld heeft samen met de VVV Moerdijk en ZLTO Moerdijk. Miranda van Noordoost-Brabant heeft net als ik een gezondheidspraktijk van waaruit ze leefstijlprogramma’s ontwikkelt en aanbiedt. En Salland heeft sinds een paar weken een heus Team Noaberhaptrap (de Sallandse benaming voor het fietsen van boer naar buur voor je eten) met Ria, Martijn, Katja en Fanny, mensen met verschillende beweegredenen in dezelfde lijn als de anderen. Al deze aspecten (en meer) krijgen regionaal invulling in hun eigen vorm, door de fietswielen in beweging te brengen en de online informatiestroom op gang te brengen.
Zo’n werkvakantie als deze ga ik mijzelf elk jaar gunnen. En met het aantal nieuwe regio’s dat sinds een week ook alweer actief is geworden voor ons consumentenplatform, wordt dat misschien wel twee keer per jaar een paar weken de caravan van plek naar plek verplaatsen en al fietsend op ontdekkingsreis door de streek. Bovenal wordt dat weer genieten van de interregionale gerechten die ik mezelf dan voorschotel. Ook zonder voorfietser die mij aan mijn handje op anderhalve meter afstand meeneemt door de streek, gaat dit lukken. Want zij vullen de regiokaarten met informatie, zodat ook jij het interregionale koken kunt ontdekken. Zodat ook jij die verscholen stalletjes langs de weg en kleine boerderijwinkeltjes kunt ontdekken. Zodat ook jij tijdens je vakantie kunt kiezen voor de kortste weg: rechtstreeks bij de voedselproducent.
Consumenten die boeren een handje willen helpen, kunnen producten lokaal kopen, bij de boer zelf. Wie nog een stapje verder wil gaan, kan zelfs een ‘oogstaandeel’ kopen, een stukje van de toekomstige oogst. Ze zijn te koop bij boerderijen, moes- of stadstuinen.
Tosca de Jong
De term ‘oogstaandeel’ vindt Margriet Knospe, eigenaresse van stadstuinderij BuitenLeeft in Delft, wel wat afstandelijk klinken. ,,Je deelt als oogster mee in de oogst, dat klinkt beter.’’ Het concept van het zelfoogsten, of dus een oogstaandeel is heel simpel: je betaalt aan het begin van het teeltseizoen een bedrag, waarmee je wekelijks je zelf geteelde groenten kunt komen ophalen. En niet alleen ophalen, het is meestal ook de bedoeling dat je de verse waar ook zelf van het land haalt. Bij de zelfoogsttuin van Knospe betaal je 325 euro per seizoen, dat loopt van april tot november. Dat komt neer op 25 keer oogsten. Exclusief kunstmest en bestrijdingsmiddelen, want alle groenten worden op een ecologisch verantwoorde manier verbouwd.
Slakje
,,Het is logisch dat boeren bestrijdingsmiddelen gebruiken, op die manier kun je voor minder geld meer produceren. Sneller is goedkoper, maar ook slopend voor de bodem. Wij doen dit niet, wij houden de aarde vruchtbaar.’’ De oogsters in Delft zien een tuin die niet helemaal strak op orde is. Wildkruid dat tussen de sla groeit. Een broccoli waarvan een stukje is aangevreten door een slak. En dat is precies zoals het hoort. ,,Een enkeling vindt zo’n slakje vies. Maar ik zie ook hoe blij mensen worden als ze een wortel uit de grond zien komen.’’
Zo’n tweehonderd oogsters gaan wekelijks met een krat vol groenten naar huis. Je neemt mee wat het seizoen schaft, maar genoeg aanbod is er altijd. ,,Het lukt al zes jaar op rij om een goede oogst aan mensen mee te geven.’’
Naar buiten
De gezonde grond is één van de redenen om oogster te worden. ,,Bewuster omgaan met wat je eet speelt een grote rol.’’ Maar ‘buiten zijn’ misschien nog wel meer. Volgens Knospe is er onder mensen een grote behoefte om naar buiten te gaan. Zeker nu in de coronatijd.
Margriet Castelijn – een andere ‘Margriet’ in dit verhaal – was iemand die vanwege haar werk veel binnen zat en steeds meer de behoefte kreeg om buiten ‘iets te doen’. ,,Ik fietste op een dag langs de stadstuin en besloot om er een kijkje te nemen. Ik was gelijk verknocht aan de mooie tuin en kon gelijk aan het werk als vrijwilligster.’’ Castelijn – zelf inmiddels een ervaren oogster – helpt andere oogsters bij het plukken en rapen.
Castelijn ziet niet alleen de groenten maar ook de mensen groeien. ,,Ik zie oogsters ademloos kijken als ik uitleg hoe iets groeit. Sommigen hebben totaal geen idee hoelang het duurt voordat een courgette geplukt kan worden. Of hoeveel iets weegt. Een pondje bonen pakken is niet voor iedereen vanzelfsprekend.’’ Gaandeweg worden de oogsters handiger en wijzer. ,,Mensen zijn zeer geïnteresseerd. Vooral kinderen, die doen graag mee.’’
Tuincoördinator Frans de Vries van Pluk! Den Haag krijgt vooral gezinnen bij hem in de zelfoogsttuin en werkt graag met kinderen. ,,Ik leg ze uit hoe iets groeit en wat je wel en niet kan plukken.
Je ziet dat ouders het belangrijk vinden dat hun kind begrijpt dat een prei niet in de supermarkt groeit’’, vertelt Frans die op woensdag, vrijdag en zaterdag zorgt voor de nodige educatie. Bij de zelfoogsttuin van Pluk – waar mensen sinds vorig jaar wekelijks minimaal vijf soorten groenten mogen plukken – is er inmiddels meer interesse dan plek. ,,Vanwege corona moesten we het aantal plekken indammen naar 35. Ik hoop volgend jaar 45 tot 50 plekken aan te kunnen bieden.’’ Dat het zelfoogsten zo populair (aan het worden) is, begrijpt Frans wel: ,,Het concept werkt gewoon heel goed. Je ziet dat mensen er blij van worden. Je bent naast het buiten zijn ook erg sociaal bezig.’’
Rust
Is het zelfoogsten eigenlijk ook geschikt voor mensen met een drukke baan of een krappe portemonnee? Beide Margrieten vinden van wel. ,,Juist als je de hele week druk bent en weinig rustmomenten hebt, is dit dé plek om tot rust te komen. Ik hoor oogsters letterlijk zeggen dat ze ineens de rust over hen heen voelen komen als ze hier even gaan zitten en niks doen’’, vertelt Castelijn. ,,En het gezellig samenzijn met anderen, daar knap je ook van op.’’
Dat het bedrag voor een teeltseizoen best een schep geld voor sommige mensen is, begrijpt Knospe heel goed. Maar ze benadrukt wel dat het eten dat we gewend zijn te kopen in een supermarkt eigenlijk veel te goedkoop is. ,,Een tros bananen voor twee euro, dat klopt niet. Die komen van duizenden kilometers en zouden dus veel duurder moeten zijn. Natuurlijk zijn er wel eens mensen die afhaken, omdat ze bijvoorbeeld niet tevreden zijn met het aanbod. Maar de mensen waar het echt bij past, die blijven.’’
Hoewel steeds meer mensen interesse hebben in streekproducten, valt het nog niet altijd mee om die aan de man te brengen. Dat hebben de initiatiefnemers van coöperatie De Proefschuur op Voorne-Putten ervaren. De 52 boeren en tuinders erachter, wilden meer lokale producten in de supermarkt krijgen. Helaas moesten ze, nog voor de corona-crisis de stekker eruit trekken.
Kees Vermeer
Vorige week stonden de initiatiefnemers in een bijeenkomst uitgebreid stil bij de lessen die ze hadden geleerd. De Proefschuur startte in 2017 veelbelovend. “Onze opzet was om lokale producten van Voorne-Putten makkelijk bereikbaar te maken voor consumenten”, vertelt voorzitter Arnout den Ouden. “We hebben daarbij gekozen voor verkoop via supermarkten. Want tachtig procent van al het voedsel wordt gekocht in de supermarkt. Maar het lukte niet om onze streekproducten daarin in te passen.”
Te kleine speler
Het probleem was dat inkoop en logistiek rond voedsel in supermarkten al strak is georganiseerd. “Voor die grote organisaties ben je een te kleine speler. Een verstoring van het systeem”, legt Den Ouden uit. “Er komt een extra leverancier aan de deur, en de supermarktmedewerkers moeten aparte productlijnen gaan bijhouden en weer zelf bestellingen doen. In supermarkten is dat allemaal geautomatiseerd.”
De logistiek wordt via algoritmes geregeld vanuit het hoofdkantoor. Als een leverancier niet constant kan leveren, raakt het algoritme in de war. “Hun systemen zijn gericht op minimale arbeid en dan ben je al snel te veel. Hoe goed je het als nieuwkomer ook doet.” Daarbij moet een leverancier het hele jaar door kunnen leveren. De super houdt geen rekening met seizoensgroenten en -fruit. Voor de boeren is dat natuurlijk een probleem.
Groenten te goedkoop
Een aantal franchise supermarkten verving de gangbare producten wel door die van De Proefschuur. “Zij hebben serieus hun best gedaan”, zegt Den Ouden. “Maar we konden toch niet de groei halen die we wilden. Hoewel veel mensen achter ons idee staan, zijn er te veel zaken die tegenwerken. Zaken waar wij niets aan kunnen doen.”
“Daarnaast zijn bestaande subsidies alleen bedoeld voor het opstarten van een initiatief. Terwijl het ook gaat om continuïteit en omzet. Het zou helpen als bijvoorbeeld overheidsinstellingen hun inkoopbeleid aanpassen naar lokaal. Zelfs daar liepen wij als Proefschuur tegen een muur aan.”
Financieel komt daar nog iets bij: de huidige groenteprijzen zijn bij lange na niet kostendekkend. De lokale producten zouden zelfs onder de kostprijs geleverd moeten worden om het initiatief te laten slagen.
Doorgeslagen efficiëntie
Een doorstart zit er momenteel niet in, hoewel Den Ouden wel denkt dat het concept levensvatbaar is. Maar dat vraagt een ander bewustzijn over prijs en kwaliteit: “De efficiëntie in supermarkten is doorgeslagen. Er is grote concurrentie op prijs, terwijl voedsel in Nederland al erg goedkoop is. Er zou een bodem moeten zijn, maar dat punt zijn we allang voorbij.”
“In supermarkten zie ik vaak producten waar ik niet trots op zou zijn. Ik vraag me ook af consumenten dit zo willen. Voedsel komt van heel ver en is vaak van slechte kwaliteit. Terwijl we in Nederland heel mooie producten verbouwen.”
Op een paar buien na was het dit voorjaar droog. Kurkdroog. Als er al regen valt, is het in één keer, in een enorme bui. Deze verandering zorgt voor steeds meer problemen bij boeren. Ook boeren die biologisch en natuurvriendelijk werken merken dat. Hebben ze voordeel of nadeel van hun werkwijze? Dat verschilt nogal.
Sammy Shawky
Mees Visser, van biologische boerderij Landzicht in Strijen, heeft problemen, maar ziet ook lichtpuntjes. “Wij verbouwen aardappelen en pompoenen en hebben nog een groentetuin”, vertelt Mees. “Door de droogte is de groei van sommige gewassen achtergebleven, maar je hebt er als biologische boer ook profijt van, want onkruid kiemt minder snel.”
Dit jaar heeft hij al beregend, maar over een tekort aan slootwater maakt hij zich geen zorgen. “Zolang er sneeuw ligt in de bergen blijft de rivier stromen.” Wel houdt hij rekening met grote regenbuien, door zijn trekker het hele jaar door op hetzelfde spoor te laten rijden. “Zo voorkom je bodemverdichting en wordt er meer water opgenomen. Biologische boeren lopen hierin voorop.” Bodemverdichting kan ontstaan als je vaak met zware voertuigen over landbouwgrond rijdt, waardoor de grond in elkaar drukt en het regenwater minder goed kan doordringen.
Minder oogst, hogere prijzen
Ook Shaula Tak heeft op haar biologische boerderij Hoeve Doelwyck in Nieuw-Beijerland te maken met de droogte. “Er is dit jaar al beplanting in de moestuin verloren gegaan, dus zijn we continue aan het beregenen”, vertelt Tak. “Het is een ontzettende uitdaging en dit is nog maar het begin van de zomer.”
Net als Visser heeft ze vertrouwen in de bodem, die volgens haar veel meer water kan verwerken dan die van reguliere boeren. “Het houdt water beter vast en slaat ook niet dicht bij grote buien.” Ook in haar regio is er nog geen beregeningsverbod geweest, “maar als dat zou gebeuren dan zal de aardappeloogst flink tegenvallen.” Ze denkt dat een magere oogst de prijs wel zal opdrijven. “Het aanbod van biologische producten is het hele voorjaar al ontzettend krap, dus bij minder oogst brengt die wel meer op.”
“Dit is nog maar het begin van de zomer”
Shaula Tak, biologische boerderij Hoeve Doelwyck
Waterschappen
Ook voor de waterschappen is de droogte een uitdaging. Marcel Belt, bestuurslid van het Hoogheemraadschap Delfland, zegt dat ook zijn regio er last van heeft. “Het is belangrijk dat de dijken niet uitdrogen en dat het waterpeil niet te veel zakt. Want als de grond inklinkt kan die verzakken”, zegt hij. “Om dat te voorkomen pompen we water uit het Brielse Meer. Op dit moment krijgen we per uur genoeg water voor vijf olympische zwembaden.”
Delfland heeft dan ook al lang geen beregeningsverbod meer ingesteld. “Wij kunnen de waterpeilen op niveau houden doordat we water van andere waterschappen krijgen, zoals uit het Brielse Meer.” Toch was het in de zomer van 2018 even spannend. “Toen hebben we de peilen nog net kunnen handhaven. We kunnen dus wel wat aan, maar er moet in de toekomst nog meer gebeuren om water vast te houden in het gebied.”
Met de kano over de akkers
Er zijn ook boeren voor wie de gebrekkige neerslag geen probleem is. Zo heeft David Luijendijk van biologische groentekwekerij EkoLogisch in Roelofarendsveen nog geen watertekort gehad. “We zitten in een polder waar overtollig water normaal wordt weggepompt. Bij lange periodes zonder neerslag zet ik de pomp gewoon uit. Dan loopt het water uit de sloot door de drainage naar de gewassen.”
“Ik zit eigenlijk in de luxepositie dat ik eerder een probleem heb met te nat dan met te droog”, vertelt Luijendijk. “Ik maak me meer zorgen over heftige regenbuien, vooral na langdurige droogte. Na één zo’n bui stond het hier in 2015 blank”, zegt hij. “Door omstandigheden waren de pompen te laat aangezet, waardoor je met een kano over de akkers kon varen. Dat was niet de bedoeling.”
Veengrond is een spons
Ook voor Katrien Prak, die met haar bessentuin De Rode Mus middenin de Krimpenerwaard zit, is eerder nattigheid een probleem dan droogte. “Het fruit kan dan gaan schimmelen.” Gelukkig heeft ze daar al jaren geen last van gehad. “Ik zit op veengrond, dat fungeert als een spons”, vertelt Prak. “Het kan veel water opnemen, tenzij je het laat uitdrogen. Maar zover laat ik het nooit komen.”
Ook mag ze gewoon water oppompen om te beregenen. “Er is hier veel oppervlaktewater, dus wat dat betreft zit ik op de goede plek.” Zelfs als het heel droog wordt hoeft ze zich geen zorgen te maken, want dan laat het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard water het gebied in, om te voorkomen dat het veen te veel klinkt. “Ik kan de bessenstruiken dus altijd water geven.”
Toekomst
Hoogheemraadschap Delfland wil dat alle boeren ook in de toekomst hun planten water kunnen geven. “We onderzoeken hoe we nog meer waterbronnen kunnen aanboren, want waarschijnlijk worden de droogtes de komende jaren alleen maar heftiger”, zegt Marcel Belt. “Daarom proberen we tuinders water in de grond op te laten slaan bij ons onderzoeksproject Waterbank Westland. We moeten werken samen aan innovatieve opslagmethodes.”
“Waarschijnlijk worden de droogtes de komende jaren alleen maar heftiger”
Marcel Belt, Hoogheemraadschap Delfland
Biologische boeren dragen daar volgens hem ook aan bij, omdat zij vaak meer natuur rond de percelen hebben, zoals akkerranden of natuurvriendelijke oevers. “Zo wordt water goed vastgehouden en de kwaliteit beschermd.” Belt zegt dat er niet alleen genoeg water moet zijn, maar dat we ook op de kwaliteit moeten letten. “We moeten toe naar een kringloop van schoon water.”
De gangbare landbouw is volledig vastgelopen en veel te verwoestend voor de natuur. Tegelijk worden de duizenden (bio)boeren die dat willen veranderen, nauwelijks gehoord. Er is te weinig aandacht voor ze in de media en in de politiek. Dat vinden de boeren achter Caring Farmers, een nieuwe belangenbehartiger voor de kringlooplandbouw. “Ik denk dat misschien wel de helft van alle boeren uiteindelijk met ons mee wil,” zegt woordvoerder Hanneke van Ormondt.
Kees Vermeer
Hoewel de organisatie nog geen jaar oud is, tekenen de eerste successen zich af. Zo groeit het aantal leden snel. Boeren zijn volgens Van Ormondt dolblij dat er een stem voor hen is en dat zij nu beter gehoord worden. Want via Caring Farmers zitten de boeren inmiddels aan tafel bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), om mee te praten over de verandering naar kringlooplandbouw.
“Zij krijgen van ons een ander geluid te horen. Het landbouwbeleid is decennialang hetzelfde geweest en is niet goed voor de boeren. Er zijn 110 miljoen dieren in ons kleine land. Dan kun je de mest niet binnen de perken houden met steeds veranderende regeltjes. Boeren worden gek van de administratie en intussen gaat de natuur kapot. Daarom willen wij een heel andere basis: zet bodem en dieren centraal en zorg voor consistent beleid,” zegt Van Ormondt.
“Het landbouwbeleid is decennialang hetzelfde geweest en is niet goed voor de boeren.”
Hanneke van Ormondt, Caring Farmers
Media
Een ander probleem waar bioboeren telkens weer tegenaan lopen, is dat ze nauwelijks een stem hebben in de reguliere media, ziet Van Ormondt. Als de landbouw of boeren in het nieuws zijn, vragen journalisten al snel een reactie van LTO Nederland. Maar die organisatie vertegenwoordigt de kringloopboeren niet of nauwelijks, vinden ze. “Zo wordt alleen de gangbare landbouw gehoord. Terwijl er duizenden boeren zijn die verandering willen. Dat zijn de biologische en biologisch-dynamische boeren, tuinders en kwekers. We staan ook voor kortere ketens. Want dat betekent een beter inkomen voor de boer omdat een paar lagen verdwijnen uit de keten. En meer bekendheid bij consumenten betekent ook meer waardering.”
Niet geheel toevallig ontstond het idee van Caring Farmers ook bij LNV. Initiatiefnemers Geert van der Veer (Herenboeren), Annette Harberink (Natuurderij Keizersrande) en Ruud Zanders (Kipster) namen deel aan de klankbordgroep, maar konden zich niet vinden in de visie van LNV. Daarom gingen zij samen verder, met als doel: structurele omschakeling naar een zo efficiënt mogelijke voedselproductie met balans tussen dier, natuur, milieu en klimaat.
Ze spraken met verschillende organisaties, waaronder Caring Vets, een vereniging van dierenartsen die dierenleed willen tegengaan. Ook zochten ze samenwerking met boeren die duurzaam willen gaan werken. Maar de organisatie gaat veel verder: iedereen die de idealen onderschrijft kan meedoen, van boeren en consumenten tot winkeleigenaren en wetenschappers.
Ledental groeit snel
Daar was behoefte aan, zo bleek. “Er waren al snel zo’n zestig boeren lid. Dat aantal is inmiddels gegroeid naar 150 en neemt nog steeds flink toe,” vertelt Van Ormondt. “Daarnaast hebben zich enkele honderden consumenten, wetenschappers en andere partners aangesloten. We hebben al een paar mooie activiteiten gerealiseerd.”
In januari liepen Caring Farmers, samen met ruim zestig landbouw- en natuurorganisaties, mee met de Kring-Loop, een wandeling om aandacht te vragen voor kringlooplandbouw. Aan het eind van de wandeling overhandigde Caring Farmers een stappenplan aan minister Carola Schouten om de transitie naar kringlooplandbouw te realiseren. “En in maart hebben we 50.000 bomen geplant, in samenwerking met ruim twintig Caring Farmers, stichting Meergroen en stichting Urgenda. Volgend jaar willen we 500.000 bomen planten.”
Verbinden
Behalve de zichtbaarheid, wil Caring Farmers ook boeren in contact met elkaar brengen. Veel boeren die verandering willen zijn al een eind op weg in de biologische landbouw en de kringloop. Maar anderen moeten nog starten en weten nog niet goed waar ze moeten beginnen. Ook de financiële middelen ontbreken vaak.
Volgend jaar willen we 500.000 bomen planten.
Hanneke van Ormondt, Caring Farmers
“Daarom willen wij boeren verbinden. Ze kunnen elkaar adviseren en bij elkaar gaan kijken. Boeren leren het liefst van elkaar. We gaan ook themabijeenkomsten houden, bijvoorbeeld over plantaardige mest en over afbouwen van gebruik van ontwormingsmiddelen die uiteindelijk in mest terechtkomen en slecht zijn voor het bodemleven. Daarnaast komt er, samen met Caring Vets, een groot Caring Congres dat vooralsnog gepland staat voor 26 september in Utrecht. Daar willen we met zo veel mogelijk betrokken mensen nadenken over onze stip aan de horizon: een leefbare wereld voor mens en dier.”
Toen de eerste coronamaatregelen werden afgekondigd, haastte half Nederland zich in paniek naar de supermarkt. Pasta, bonen in blik en wc-papier werden en masse ingeslagen. Maar toen de schappen daar leeg raakten vertrokken mensen naar de boeren. Terwijl het daar rond deze tijd normaal gesproken heel rustig is.
Sammy Shawky
“Toen de drukte net begon, wist ik niet wat me overkwam”, vertelt Coriza Hoogendonk, die samen met haar man Peter, ‘Boer Pait’, een boerderij met winkel runt aan de rand van Maasdijk. De drukte overviel het stel compleet. “Donderdagavond werden de maatregelen verkondigd en die vrijdag stond de hele toko barstensvol.”
Cirkels van stoepkrijt
Coriza en Peter ondernamen meteen actie om de drukte in goede banen te leiden. Er mochten nog maar zes mensen tegelijk in de winkel en dat is aantal is nu zelfs teruggebracht tot drie. En ook in de winkel werden aanpassingen gedaan. “Normaal kunnen klanten zelf hun groenten afwegen bij de weegschaal, maar nu doe ik dat en heb ik mezelf helemaal ingebouwd achter een soort toonbankje. Zo is er altijd genoeg ruimte tussen mij en de klant”, zegt Coriza.
En ook buiten is een en ander veranderd. “We zijn creatief geweest en hebben het stoepkrijt uit de kast gepakt”, vertelt Coriza. “Daarmee hebben we rondjes op de grond getekend met ruim anderhalve meter ertussen. En daar gaan mensen braaf in staan.” Maar al die nieuwe regels zijn niet altijd even makkelijk. “Je moet mensen er soms wel even aan helpen herinneren, want het zit niet in je systeem. Af en toe ben ik net een schooljuf.”
Geen feestjes en boerengolf meer
Ook verderop in Maasland bij Hoeve Bouwlust werd het plotseling een stuk drukker. “Maar we kunnen het nog steeds aan”, vertelt Peter de Vette, die samen met zijn ouders op de boerderij werkt. “Normaal organiseren we ook feestjes en boerengolf en hebben we een camping. Dat is nu allemaal dicht, dus hebben we nu meer tijd voor het boeren.” En voor de winkel, waar de familie eten van de eigen boerderij en uit de streek verkoopt.
“Het is een bijzonder rare tijd”, vertelt Fred Mattern van BoereGoed, een organisatie met zeven zogeheten farm shops, kleine boerderij kraampjes. “We hebben het ongelofelijk druk, maar het is een heel dubbel gevoel.” Fred vertelt dat het bij de kramen heel druk is, maar dat de zakelijke kant van de organisatie bijna volledig is weggevallen. “Daar waren we juist hard voor aan het werken, dus het is een klap in je gezicht.” Maar gelukkig voor BoereGoed compenseren de winkels nu voor het verlies van de verkoop aan restaurants en bedrijven.
Creatieve oplossingen
De boerderijwinkels proberen nieuwe manieren te vinden om het toegenomen aantal klanten te kunnen bedienen. “Om de drukte wat te reguleren kunnen mensen nu ook bij ons bestellen”, vertelt Coriza Hoogendonk. “Ik stuur ze dan een lijstje met wat we allemaal hebben en dan kunnen ze het de volgende dag bij ons komen ophalen.” En daar maken behoorlijk wat mensen gebruik van, Coriza vertelt dat ze in vier dagen tijd meer dan honderd bestellingen heeft verwerkt.
Ook BoereGoed gaat naast de stalletjes nu online. “We hebben een webshop waar je tot woensdag kunt bestellen en de spullen dan zaterdag op kunt halen”, zegt Fred Mattern. “We hebben op zaterdag dan een groentedrive through, waar we de pakketten rechtstreeks in de auto van de mensen zetten.”
De drive through hebben ze bij Hoeve Bouwlust ook ontdekt. “Mensen kunnen bij ons nu een box bestellen, die is samengesteld uit allerlei lekkere producten uit de streek”, vertelt Peter de Vette. De familie heeft een “rotonde-opstelling” gemaakt, waarbij klanten om de hooiberg heen moeten rijden. En om toch een beetje dat boerderijgevoel te krijgen zijn de dieren dichterbij gehaald, zodat je vanuit de auto kunt kijken naar de lammetjes en kalfjes.
Hopen dat klanten blijven
Bij Peter en Coriza Hoogendonk is de rust inmiddels weergekeerd, al is het nog steeds drukker dan normaal. “We merken dat nu de supermarkten weer meer producten in voorraad hebben, een bepaalde groep bij ons afhaakt. Maar het zou fijn zijn als een gedeelte van de nieuwe groep mensen blijft, en zo meer bewust wordt van de korte keten”, zegt Coriza.
Ook bij BoereGoed zien ze veel mensen terugkomen en hopen ze dat dat de groep met vaste klanten is uitgebreid. “We hebben nu alleen nog stalletjes, maar we willen ook graag een eigen winkel openen”, vertelt Fred Mattern. “Alle maatregelen zorgen ook voor kansen en we willen het beste eruit halen.”
Voor Hoeve Bouwlust heeft de coronacrisis misschien zelfs wel gezorgd voor een hele nieuwe manier van werken. “Misschien gooien we de bedrijfsvoering wel om. Het kan best zo zijn dat deze nieuwe realiteit deels blijvend is”, zegt Peter de Vette. “Maar het kan ook zijn dat we de bedrijfsuitjes en feestjes gewoon weer oppakken, als dat weer mag.”
Dat een ananas niet in Nederland groeit, kunnen de meeste mensen wel bedenken. Maar dat veel van de ‘gewonere’ producten die wij eten, zoals sommige kweekvis en knoflook, duizenden kilometers afleggen voordat ze in de schappen van de supermarkt belanden, dat beseft niet iedereen.
Tosca de Jong
Culinair journalist Laura de Grave (32) kon haar ogen niet geloven toen zij voor haar boek Nederland Kookboek op een elektrische motor door heel Nederland reed om research te doen. ,,Ik zag hoeveel mooie en lekkere producten we in Nederland hebben. Producten waarvan we niet eens het bestaan weten.’’
Laura bezocht alle provincies en ging langs bij boeren en lokale ondernemers om te zien wat zij in huis hebben. Van Goudse boerenkazen tot worstenbroodjes in Noord-Brabant. De schrijfster raakt niet uitgepraat over haar ontdekkingstocht, simpelweg omdat er zoveel voorbeelden te noemen zijn van dat grote Nederlandse aanbod. Het is voor haar dan ook een raadsel waarom producten van kilometers ver moeten komen.
,,Maar ook andersom. Meer dan tachtig procent van onze visvangst uit de Noordzee gaat naar het buitenland. Dat is gigantisch veel en totaal niet duurzaam. En wij importeren weer kweekvis uit Azië. Dit is heel krom. En het is zo zonde dat we dit doen.’’ Ook noemt zij onze verse knoflook. Dat gaat bijna allemaal naar het buitenland. ,,En wij eten knoflook uit China.’’ Het valt voor haar niet te rijmen dat een bord eten misschien wel 30.000 kilometer heeft afgelegd. ,,Ik ben daar heel erg van geschrokken.’’
‘Je weet niet wat je proeft’
Tijdens haar tocht vielen een aantal mooie producten haar op. Ook uit Zuid-Holland. ,,Een van mijn lievelingsproducten is de Boeren Leidse kaas ‘met sleutels’, gemaakt van afgeroomde melk en komijn.’’ Laura vertelt dat deze kaas in de Gouden Eeuw ontstond als bijproduct van boter. ,,Destijds waren er honderden kaasmakers die deze kaas maakten, tegenwoordig zijn er nog maar tien, onder wie Theo Warmerdam van De Sophiahoeve in Warmond.
Ook de boerenroomboter en de échte karnemelk die gemaakt worden tijdens het proces van het kaasmaken van de Boeren Leidse kaas, behoren tot mijn lievelingsproducten uit Zuid-Holland. De boter vergelijk ik wel met een grote goudklomp en de karnemelk smaakt zó vol en romig, je weet niet wat je proeft.’’
Volgens Laura is het helemaal niet (zo) moeilijk om lokaler te kopen. De reden waarom we dit niet doen heeft alles met onwetendheid te maken. ,,Vraag maar eens aan iemand wat er zoal in de Noordzee zwemt, dat weet niemand!’’
Supermarkt
Ook tijdens het boodschappen doen in de supermarkt sta je er niet altijd bij stil waar een product eigenlijk vandaan komt. ,,Maar, als je dichterbij je eten staat en dit wél weet, dan zul je ook meer lokaler gaat kopen. Ik vraag me soms af of we alles maar moeten hebben, er is zoveel keus.’’
Gelukkig is er ook goed nieuws. Er zijn namelijk veel manieren om wél lokaal te kopen. Ook als je in een stad woont of een drukke baan hebt. ,,Je ziet steeds meer initiatieven op gang komen waarbij boeren gelinkt worden aan nieuwe klanten. ,,Vooral sinds de discussie rondom de boerenprotesten is het een hot-topic. Zeker jonge mensen kijken naar andere mogelijkheden en worden creatiever. Dus ja, ik heb wel hoop voor de toekomst!’’
Tips van Laura om toch lokaal te kopen
Hoewel de banken het niet zien zitten en andere boeren sceptisch zijn, gooit boer Cornelis Mosselman op Goeree-Overflakkee zijn hele bedrijf om. Hij stapt af van de traditionele akkerbouw om zich volledig op de vernieuwende ‘strokenteelt’ te richten. Zijn droom is om vooral te leveren aan lokale consumenten en bedrijven, de korte keten. Maar hij heeft een probleem: zijn bedrijf is te groot voor de korte keten, maar te klein om aan supermarkten te leveren.
Wouter van Wijk
Strokenteelt? Wat is dat precies?
“In plaats van een groot veld met één gewas, verbouwen wij acht gewasgroepen op een stuk land. In smalle stroken van drie meter breed. Dat heeft een hoop voordelen. Zo creëren we een stabieler systeem. Door de biodiversiteit maken ziekten en plagen minder kans. Bijvoorbeeld de aardappelziekte, Phytophtora, breidt zich steeds verder uit. Ook tripsen, onweersbeestjes worden een steeds groter probleem.”
Hoe helpt strokenteelt daartegen?
“De aardappelziekte wordt steeds agressiever. Als je maar één gewas teelt, breidt die zich door de monocultuur veel sneller uit. Als je de gewassen afwisselt in stroken, kan de schimmel zich veel minder snel verspreiden. Hetzelfde geldt voor de onweersbeestjes. Omdat je gewassen door elkaar heen teelt, zitten er veel meer andere soorten insecten op je land. Met ook natuurlijke vijanden van die onweersbeestjes.”
Zijn er meer voordelen?
“Zeker! Heel veel. Je put het land bijvoorbeeld niet uit, door de afwisseling van gewassen. Ik verwacht bijvoorbeeld dat ganzenoverlast ook afneemt. De gans wil namelijk van zich af kijken. Op een veld met alleen laag gewas kan dat. Met afwisselende gewassen kunnen die beesten niet zo ver kijken. Ik weet het niet zeker, maar ik kan me voorstellen dat ze liever niet op een land met strokenteelt zitten. Zo is er een heel rijtje potentiële voordelen te bedenken. Dat wordt een interessante ontdekkingstocht.”
Wat is er mis met de traditionele akkerbouw?
“Dat heb ik de afgelopen dertien jaar gedaan. Met alle nadelen van dien voor de natuur en voor jezelf. Ik zag mijn bodem hard achteruit gaan en dacht: dit is niet vol te houden. De volgende generatie moet ook nog op dit land kunnen telen. Mijn vader van eenentachtig zag dat ook. Hij zag de bodem en de schaalvergroting en zei: ‘op deze manier is het niet leuk meer’. Je ziet nu dat mensen wel kleine stapjes maken, maar daar geloof ik niet zo in. In de kern gaat het niet goed. Wat we aan de ene kant goed doen, wordt aan de andere kant weer teniet gedaan door bijvoorbeeld steeds grotere machines waarmee de bodem wordt vernield. ‘Achteruitboeren’ noem ik dat. Bedrijven worden in rap tempo groter, boeren hebben zo 300 tot 400 hectare land. Dan zie je bijvoorbeeld polders vol akkermelkdistels staan. Vroeger trok de boer die er soms zelf met de hand uit. Maar met 400 hectare lukt je dat natuurlijk niet. Wij gaan Vooruitboeren!”
Vooruitboeren, achteruitboeren? Leg dat eens verder uit?
“Als je in het systeem zit, zie je ook niet zo goed dat het anders kan. De banken, de overheid en de toeleveranciers sturen veelal aan op schaalvergroting. Banken willen dat je investeert in machines. Maar machines moeten helemaal niet leidend zijn voor een natuurlijk systeem! Dat noem ik Achteruitboeren. Hier op Flakkee krijg je soms het gevoel dat je niet meer meedoet als je geen drie-asser hebt. Zo’n wagen met zes wielen. Als je maar veel land hebt en mooi spul, mooie machines, dan heb je aanzien. Maar ondertussen hangt je nek vol met schulden en krijgt de natuurlijke werking van de bodem steeds minder ruimte. Daar ben ik wars van. Dat wil ik ook niet aan mijn kinderen doorgeven. Het kan op lange termijn ook niet uit. De winst gaat naar banken en multinationals. Die constante roep om schaalvergroting is de oorzaak. Dat moet anders. We hebben meer boeren nodig, niet minder!”
We hebben meer boeren nodig, niet minder!
Cornelis Mosselman
Met minder land per boer bedoelt u?
“Ja. Milieuvriendelijk en met veel diversere akkers. Strokenteelt is dan een goede oplossing. maar dat is het beste te combineren met biologische telen, en dat vraagt een forse omschakeling. Omdat dit een zoektocht is met een open eind, lijkt het voor de banken te onzeker. Je past niet in hun model. Ik heb niets tegen mijn relatie beheerder bij de bank, maar ben wel negatief over het bankwezen als geheel. Vroeger liep de directeur van de plaatselijke Rabobank met mijn vader het kavelpad uit om te kijken hoe de gewassen er bij stonden. Nu wordt er voor mijn gevoel aan de hand van kille cijfers ergens ver weg op een kantoor over je beslist.”
Hebben de banken het gedaan dan?
“Nee, het is het hele systeem. Boeren zijn ook niet onschuldig. We zijn met z’n allen een beetje schuldig. Eigenlijk is er sinds de plannen van Mansholt, om de voedselvoorziening na de oorlog op gang te brengen, niets veranderd. Schaalgrootte lijkt alles. Dat is zo ontzettend doorgeslagen. Mansholt keerde zich er zelf uiteindelijk ook tegen. Hij wist dat het op termijn niet goed zou gaan wanneer zijn beleid te ver zou doorvoeren.”
Uiteindelijk heb ik een flink stuk land verkocht, zodat ik het echt kon gaan doen zoals ik het diep in mijn hart wilde
Cornelis Mosselman
Hoe werkt zo’n omschakeling?
“Uiteraard speelde de gedachte dat het radicaal anders moest al lange tijd in mijn gedachten. Op een gegeven moment besloot ik dat de tijd rijp was om te handelen. Uiteindelijk heb ik een flink stuk land verkocht, zodat ik het echt kon gaan doen zoals ik het diep in mijn hart wilde. De spuitmachine weggedaan, de grote kiepwagens weg. In zo’n wagen gaat bijna 20.000 kilo aardappelen. Door met zo’n gewicht over je land te rijden, vermoord je als het ware het bodemleven. Ik heb ook mijn suikerbietrechten verkocht. Omdat ik de bietenteelt, met veel kilo’s tegen lage prijzen, als grootste bodemverdichter zag, was ook het verkopen van mijn leveringsrechten één van mijn eerste stappen. Prompt werden die daarna veel minder waard, dat was mazzel.”
En wat werkte minder goed, waar loop je tegenaan?
“We zijn zo gewend om te denken dat alles ontzettend maakbaar is. Maar het is gewoon de natuur. Ik geloof niet zo in al die technische oplossingen. We moeten de natuur weer de ruimte geven. Mensen hebben veel begrip daarvoor, maar grootwinkelbedrijven willen vooral leverzekerheid en uniformiteit. Als jij niet levert volgens de door hen gestelde, soms onbegrijpelijke normen, dan iemand anders wel. Verder valt het wel mee. Ik had verwacht grote hobbels tegen te komen. Maar dat valt mee. Het grootste probleem is eigenlijk de afzet. Afzetten in de korte keten spreekt mij het meest aan, dat is geweldig! Maar tot mijn verrassing zijn mijn volumes eigenlijk te groot. Als ik straks in 2022 zeven hectare kool verbouw, dan komt dat op 500.000 kilo. In de korte keten denken ze in termen van 10.000 kilo. En dan heb ik nog maar vijftig hectare. Er zijn veel grotere boeren natuurlijk.”
Maar die telen niet biologisch
“Oh, die zijn er wel hoor. Dan telen ze biologisch, maar met enorme schaalgrootte. Het is hun goed recht, ze volgen het keurmerk. Maar ze hebben wel last van die monocultuur. De bodem verdraagt dat simpelweg niet.”
Zou een keurmerk voor strokenteelt uitkomst bieden?
“Dat lijkt me lastig. Hoe ga je dat definiëren? Hoe breed moet een strook zijn? Wat verbouw je? Ik hoop juist dat verschillende gebieden in Nederland allemaal hun eigen variant van strokenteelt krijgen. Dat zou Nederland weer een stuk mooier maken. Ik denk dat je, als je toch al naar biologisch omschakelt, het net zo goed een klein beetje anders kunt doen. Met stroken. Je hebt die banen toch al door je land lopen. Waarom zou je dan niet op ieder baantje een apart gewas verbouwen? Ze komen vanuit de universiteit in Wageningen hier ook kijken. Ze noemen het de donkergroenste vorm van akkerbouw, haha!”
Heeft u tips voor andere boeren?
“Ik denk dat veel boeren wel anders willen, maar niet weten hoe. Probeer buiten de gebaande paden te denken. En kijk vooral naar wat bij jou als ondernemer én bij jouw bedrijf past. Denk ook verder dan de bank. Ik ben ver in gesprekken met een investeerder. Daar ben ik blij mee. Een bank wil op korte termijn een rendement. Een investeerder is meestal ook ondernemer en denkt in langere termijnen. En verder wil ik vooral oproepen om niet in het negatieve te blijven hangen. Dat eerste protest, prima. Maar als de wereld om je heen in rap tempo verandert kun je heel hard ‘boe’ roepen óf je probeert juist op die verandering. Veel boeren zitten zo in het negatieve, terwijl er veel potentie is om je bedrijf mooier te maken. Let op mijn woorden: over tien jaar heeft iedereen serieus over strokenteelt nagedacht, of past het al toe.”
Opeens -zo lijkt het- hebben allerlei producten in de supermarkt, een blauw keurmerk op de verpakking. ‘PlanetProof’ staat er op potten met groenten en op zuivelproducten die eigenlijk niet anders lijken dan eerst. Wat is dat nieuwe ‘On the way to…’ PlanetProof-keurmerk en hoe duurzaam is het eigenlijk?
Sammy Shawky
Sinds begin 2019 vervangt het ‘On the way to…’ PlanetProof-keurmerk, of kortweg PlanetProof, voor bijna alle voedselproducten het Milieukeur keurmerk. Dat werd in 1992 opgericht door de overheid om consumenten duidelijk te maken welke producten duurzamer waren dan andere, soortgelijke producten. Het keurmerk is inmiddels onafhankelijk en volgens de website bewijst PlanetProof ‘dat je een product koopt dat duurzamer is geproduceerd en daardoor beter is voor natuur, milieu, klimaat en dier’.
Topkeurmerk
“Het is een van onze topkeurmerken”, vertelt woordvoerder Kirsten Palland van Milieu Centraal. “Een topkeurmerk stelt hoge eisen stelt aan het milieu, dierenwelzijn en eerlijke handel. En die eisen worden goed gecontroleerd, door een onafhankelijke partij.” Om de twee jaar brengt Milieu Centraal een lijst uit met ‘topkeurmerken’, dat waren er tien in 2019. De organisatie beoordeelt daarvoor zo’n 95 voedsellogo’s in verschillende productgroepen, zoals koffie of zuivel.
Milieu Centraal kijkt wel naar de eisen die de keurmerken stellen, maar niet de naleving daarvan. “Wij zijn geen waakhond”, zegt Palland. “Wij controleren niet of keurmerken hun eisen ook waarmaken, dat doet de partij die de controles uitvoert. Maar door ze regelmatig te beoordelen houden we de keurmerken wel scherp. Als ze ineens lager scoren op een bepaald aspect dagen we ze daarmee uit om de lat hoger te leggen.”
Kritiek
Maar er is niet alleen lof voor de werkwijze van PlanetProof. Het keurmerk certificeert naast groenten, fruit en eieren sinds kort ook zuivel. En Greenpeace vindt dat PlanetProof in die laatste categorie de focus moet verleggen. “Ze richten zich daar nu op verduurzaming. Dat is goed, maar uiteindelijk is het belangrijkste dat we gewoon minder zuivel gaan produceren”, vindt campagneleider Herman van Bekkem. Ook zegt hij dat PlanetProof voor zuivel “minder ambitieus is qua doelstelling dan zuivelproducten van biologische productie”. Van Bekkem: “PlanetProof neemt nu te kleine stappen voor een heel urgent probleem.”
Greenpeace heeft niet alleen kritiek op het keurmerk, de organisatie werkt er zelf ook aan mee. “Wij vinden het zeker op het gebied van aardappelen, groenten en fruit een goede eerste stap. Je kunt niet zomaar de hele landbouw biologisch maken, maar dit keurmerk is wel een goede manier om de verduurzaming in de landbouw op gang te krijgen. Bij PlanetProof wordt er de helft minder gespoten en ook minder gebruik gemaakt van gevaarlijke middelen, dus dat zet zeker zoden aan de dijk”, zegt van Bekkem.
De milieuorganisatie steunt dus de eisen van PlanetProof op het gebied van groenten en fruit, maar zegt het wel belangrijk te vinden dat de ambities hoog blijven. Want de eisen voor PlanetProof worden elk jaar herzien, waarbij alle schakels in de keten meepraten. “Je kunt je voorstellen dat LTO en de handelaren, en al helemaal de gifindustrie zelf, niet zitten te wachten op strengere regels. En hoewel zij niet in de begeleidingscommissies zitten zorgen ze er wel voor dat hun stem gehoord wordt”, vertelt Van Bekkem. Greenpeace zegt dat hun steun daarom afhankelijk is van de eisen die het keurmerk stelt. “Bij het keurmerk voor biologisch voedsel weet je waar je aan toe bent, daar zijn de eisen al jaren hetzelfde. PlanetProof is minder rechtlijnig, dus we moeten er scherp op zijn dat de eisen niet verslappen”.
Hollands poldermodel
Volgens Wim Uljee, woordvoerder van PlanetProof, is dat juist de kracht van het keurmerk. “Wij zijn een breed gedragen keurmerk waarbij mensen uit de hele keten betrokken zijn”, zegt Uljee. “Je kunt PlanetProof een Hollands polderkeurmerk noemen.” Daarbij erkent Uljee wel de zorgen van Greenpeace over het risico van minder strenge eisen: “Doordat iedereen een stem heeft liggen er gevaren op de loer, maar het is aan ons om die te bewaken. Wij gaan niet akkoord met eisen die niet ambitieus zijn, dan zouden we ons eigen keurmerk om zeep helpen.”
Op de vraag waarom het keurmerk ‘On the way to…’ PlanetProof heet, en niet PlanetProof, antwoordt Uljee kordaat: “Omdat het nooit PlanetProof zal worden. Het is een stip op de horizon, maar daar zijn we nog niet. Ons doel is om de productie in balans te brengen met wat de planeet aankan, maar dat kunnen we nu nog niet waarmaken.” Net als Greenpeace omschrijft Uljee het keurmerk als ‘een stap in de goede richting’.
Ons doel is om de productie in balans te brengen met wat de planeet aankan, maar dat kunnen we nu nog niet waarmaken
Wim Uljee, woordvoerder van PlanetProof
Toch zou Uljee PlanetProof niet willen omschrijven als ‘light’, een tussenkeurmerk. “Nee, dat geeft te weinig erkenning aan de inspanningen die telers en andere keurmerkhouders ervoor moeten doen. Het is echt niet appeltje eitje, want er moet veel gebeuren”, vertelt Uljee. “Het is een hele beweging, waarbij we met z’n allen bezig zijn om de landbouw stap voor stap te verduurzamen.” Uljee zegt dat het de ambitie is om het niveau jaarlijks te verhogen en de eisen steeds strenger te maken.
Hoewel PlanetProof minder strenge eisen lijkt te hebben dan het Eko-keurmerk voor biologische producten, klopt dat volgens Uljee niet. “Het is een heel andere benadering. PlanetProof zet bijvoorbeeld juist heel breed in en kijkt ook naar waterverbruik, verpakkingsmateriaal en dat de boer groene stroom gebruikt.” Hij zegt dat de twee keurmerken geen concurrenten zijn, maar elkaar juist aanvullen. “Voor biologisch is een vrij beperkte markt, dat werkt nog niet voor massaproductie. En met PlanetProof kunnen we nu al grote volumes verduurzamen.”
Rode kool PlanetProof
En die grote productie zien we bijvoorbeeld terug bij Hak, Nederlands bekendste producent van groentenconserven. Het bedrijf zegt al lange tijd bezig te zijn met duurzaamheid en daar met PlanetProof een volgende stap in te zetten. Adri den Dekker, directeur landbouwinkoop en duurzaamheid, omschrijft PlanetProof wél als een tussenkeurmerk. “Het zit eigenlijk tussen biologisch en gangbaar in”, zegt Den Dekker. “Maar de biologische teelt biedt nu onvoldoende grondstof voor een grootverbruiker als Hak. Daar zijn we nog niet aan toe.”
Volgens Den Dekker past PlanetProof nu het best bij HAK, omdat het keurmerk op een brede manier kijkt naar duurzame landbouw. “En het verscherpt elk jaar de eisen, dus we zetten ons streven naar duurzaamheid door. Dat zien we als verplichting als A-merk.”
De rode kool van het bedrijf is sinds eind vorig jaar ‘On the way to…’ gecertificeerd. Dit jaar volgen o.a. de rode bieten, de zuurkool en de spruiten. In 2021 moeten dan ook de zomergroenten en de Nederlandse peulvruchten PlanetProof zijn. Maar dat gaat niet zomaar, het was volgens Den Dekker wel een uitdaging om te voldoen aan alle eisen van het keurmerk: “Niet alleen de teler moet gecertificeerd zijn, maar ook Hak als verwerker.” Zo moest er een milieucoördinator worden aangesteld, een controle op het gebruik van reinigingsmiddelen bekeken en werden alle heftrucks voorzien van een elektromotor.
Kosten
En wie dat allemaal betaalt? “Wij vergoeden nu de extra kosten die een boer moet maken om aan het keurmerk te voldoen”, vertelt Den Dekker. “Bij de rode kool gaat dat nu om zo’n tien procent van de prijs.” Maar niet alle producenten doen dit, vertelt Wim Uljee van PlanetProof. “In de vergoedingen spelen wij als keurmerk geen rol. Sommige partijen vergoeden de telers, sommige supermarkten bieden een afneemgarantie en soms draagt de boer de kosten helemaal zelf.”
Hoeveel de consument hiervan uiteindelijk gaat merken in de portemonnee is nog onduidelijk. Hak is daarover nog in gesprek met de supermarkten, maar de conservengigant heeft wel vertrouwen in de consument. “Wij denken dat onze klanten wel bereid zijn een paar cent extra te betalen voor een duurzaam geteeld product.”
Of dat ook zo is moet nog blijken, maar voor PlanetProof is niet de consument de drijvende kracht achter de verduurzaming, dat zijn de supermarkten. Uljee: “De supermarkten hebben nu de verantwoordelijkheid genomen om leveranciers te laten verduurzamen. Het idee is dat PlanetProof op den duur de gangbare producten gaat vervangen, waardoor de consument alleen nog hoeft te kiezen tussen PlanetProof of biologisch.”