De Kortste Weg

Terwijl Nederland op z’n kop staat vanwege de stikstofcrisis en ontevreden boeren de boel blokkeren, blijft een klein deel van de landbouwers onderbelicht. Maar juist die boeren hebben helemaal geen aandeel in de oorzaak van de stikstofcrisis, omdat ze anders werken. Alleen zijn ze te klein om echt gehoord te worden. Dit terwijl hun verhaal wel degelijk hout snijdt.

Wouter van Wijk

“Ik baal van die protesten,” zegt Freek van Leeuwen, eigenaar van kaasboerderij de Vierhuizen in Leidschendam. “Het is hard tegen hard, daar ben ik niet van. Maar we krijgen het wel op ons bordje.” Van Leeuwen is bang voor een herhaling van de fosfaatcrisis van twee jaar geleden. Die kreeg veel minder aandacht, maar was voor biologische boeren een ramp. “Wij hebben flink moeten dokken om de intensieve landbouw overeind te houden.”

Wat is het probleem? Door hun manier van werken hebben kleine, biologische boeren als Van Leeuwen veel minder uitstoot van fosfaten en stikstof dan boeren die intensief werken, met veel meer dieren per hectare en minder oog voor de natuur. Tijdens de fosfaatcrisis nam de overheid drastische maatregelen om problemen op te lossen. Die waren enorm nadelig voor boeren die biologisch werken. Roel van Buuren van boerderij Landlust in Maasland: “Het was een probleem van te veel mest per hectare, waar Nederland een uitzondering binnen de EU voor heeft. Wij hebben niet te veel mest per hectare, omdat we anders werken. Heel bijzonder dat je dan toch wordt aangepakt.”

Groei, groei, groei
Kees van Gaalen van kaasboerderij Noorderlicht legt uit: “Wij hebben geen last van de stikstofcrisis. Dat komt omdat we een andere weg zijn ingegaan. Andere boeren werken alleen maar aan groei, groei, groei. Wij werken biologisch-dynamisch. Niet met kunstmest. Geen eiwitrijk voedsel. Veel minder dieren per hectare.”

Boeren die in Nederland intensief werken, met grote stallen en veel dieren, moeten wel kunstmest gebruiken en de beesten krachtvoer geven. Anders levert het niet genoeg op om de investeringen terug te verdienen. Maar dat heeft gevolgen voor de uitstoot. ,,Onze dieren produceren rond de 130 kilo stikstof per hectare, in de vorm van mest en urine. Een gangbaar bedrijf gemiddeld 230 tot 250 kilo. En soms nog aanzienlijk meer”, zegt Van Leeuwen. “Koeien die in de wei staan, stoten heel weinig ammoniak uit. In de stal komt poep en plas samen, dat geeft een chemische reactie, waar ammoniak bij vrij komt.”

Freek van Leeuwen

Techniek voorop
Van Buuren: “De oplossing in de intensieve landbouw moet dan al gauw technisch zijn. Schaf een luchtwasser aan. Of een emissiearme vloer. Dan blijkt later dat die helemaal niet zo gunstig is voor de uitstoot. Er zijn er zelfs een paar ontploft! Met dode dieren en al! Voor dat soort dingen moet je zo een ton investeren. En ze zijn gemaakt om koeien binnen te houden. Dat wil ik niet.”

De oplossing is volgens hem eenvoudig en een stuk natuurlijker: “Wij werken met de weidegang. Kost eigenlijk niets, maar daar verdienen de grote toeleveranciers en banken niets aan hè? De wetgeving stuurt heel vaak op dure oplossingen. Wageningen Universiteit ook. De Rabobank zit daar, Campina en Unilever ook. Er is geen ruimte voor natuurinclusieve landbouw. Ja, nu een beetje, omdat het niet anders kan.”

LTO
Dat die wetgeving vooral op grote, intensieve bedrijven is gericht, wijten de boeren ook aan landbouworganisatie LTO. Veel biologisch werkende boeren zijn er daarom niet bij aangesloten, of hebben hun lidmaatschap opgezegd. Van Leeuwen: “Tijdens de fosfaatcrisis zijn er heel veel biologische boeren afgehaakt bij LTO. Terecht. Wij moesten maar solidair zijn.” Van Gaalen: “De LTO is er alleen maar voor de intensieve landbouw. Nu is Aalt Dijkhuizen ook weer voorzitter van de groep die een advies moet geven. Die man is alleen maar voor rücksichtslos modernere, grotere, intensievere landbouw. Die kijkt alleen naar schaalvergroting.”

Gedeputeerde op bezoek
Van Leeuwen, Van Buuren en Van Gaalen vrezen de nieuwe wetgeving, maar zijn ook voorzichtig positief. Van Leeuwen: “Wij zitten onwijs ons best te doen, maar er wordt niet gekeken naar de verschillen. De goeien moeten maar onder de kwaaien lijden, zo lijkt het.” Al heeft hij wel hoop, meer dan tijdens de fosfaatcrisis. Hij kreeg onlangs gedeputeerde Bom-Lemstra op bezoek. ,,Met een klein legertje ambtenaren. Ze stonden open voor ons verhaal, dat is al heel wat. Ik hoop dat er ook iets goeds uitkomt.”

De goeien moeten maar onder de kwaaien lijden, zo lijkt het

Freek van Leeuwen

Van Buuren ziet dat ook: “Er is nu zeker meer aandacht voor onze manier van landbouw bedrijven dan twintig jaar geleden. Steeds meer mensen komen op ons bedrijf kijken hoe we het doen, en waarom. Ik verwacht daarom ook dat er in het nieuwe beleid beter wordt gekeken naar de lange termijn. Hopelijk komen er niet meer van die generieke maatregelen.”

Van Gaalen: “Bij het maken van beleid is er nog nooit naar biologisch boeren gekeken, of naar grondgebonden bedrijven. Als je wilt dat we schoon produceren, moet je de bedrijven die dat al doen natuurlijk vrij stellen. Dan moet je niet streven naar bedrijven met honderden koeien. Dan moet je werken zonder kunstmest, met minder, of zonder krachtvoer. In de nieuwe regels gaat het ongetwijfeld weer over grote dure technische oplossingen. Grote kans dat biologische boeren daar dan ook aan moeten voldoen. Terwijl onze uitstoot al heel laag is. Remkes heeft geadviseerd om de boeren die goed bezig zijn, te ontzien. Maar ik houd mijn hart vast.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Er zit te veel broeikasgas in de lucht, dus de landbouw moet verduurzamen. Het lijkt een kant-en-klaar antwoord op de klimaatdiscussie. Maar er staat niet voor niets ‘lijkt’, want het is een ingewikkeld dossier. Duurzaam boeren betekent namelijk investeren, en geld om dat te doen is er vaak niet.

Mirte van Eysden

Veel boeren hebben hart voor de natuur en zien de voordelen van duurzame landbouw. Ze willen dus wel verduurzamen, maar het lukt vaak niet. Oude leningen, oud overheidsbeleid, een oude manier van landbouw bedrijven en pachtconstructies zitten in de weg.

Hoe zit dat precies? Hoewel er natuurlijk veel meer factoren mee kunnen spelen, lijken er twee dingen belangrijk. Eén: het geld dat je nodig hebt om te verduurzamen, moet je hebben liggen of moet je kunnen lenen. En twee: de grond waar je het geld in gaat stoppen is bij voorkeur van jou en niet van iemand anders. Dat lijkt een open deur, maar dat is het niet.

Melkquotum
In de jaren ’80 werd in heel Europa het melkquotum ingevoerd: een maximum aan het aantal liters melk dat een boer mocht produceren. Tot die tijd werd er namelijk meer melk geproduceerd dan er verbruikt werd. In 2015 werd dit quotum afgeschaft. “In Nederland heeft dit geleid tot een paar goede jaren voor melkveehouders met onder andere een uitbreiding van de melkveestapel”, legt Huib Silvis uit, onderzoeker bij Wageningen Economic Research. Silvis houdt zich met name bezig met nationaal en Europees landbouwbeleid en de markt van landbouwgrond. “Maar toen ging men bepaalde milieugrenzen over. In eerste instantie speelde er dus een economisch belang om uit te breiden en te intensiveren. In tweede instantie werden ze teruggefloten door milieuwetgeving. Men moest als sector weer beneden het fosfaatplafond uitkomen.”

Melkbussen

Stikstofcrisis
En nu komt, na de problemen met fosfaat, de stikstofcrisis om de hoek kijken. Onder andere door de veehouderij, het verkeer en de industrie heeft Nederland een teveel aan stikstof in de grond. Dat is slecht voor de biodiversiteit. De veehouderij kan een steentje bijdragen aan de oplossing van deze crisis door minder intensief te boeren, met minder dieren per hectare. Stikstof komt namelijk via de ontlasting van vee in de natuur.

Om deze omslag naar duurzame landbouw te maken moet een bedrijf dus óf een kleinere veestapel hebben, óf meer grond. Voor dat laatste moet een bedrijf nieuwe leningen afsluiten. “Maar dat is niet aantrekkelijk voor banken”, aldus Silvis. “Banken investeren liever in technologie of machines met een korte omloopsnelheid. Dat verdient zich sneller terug.” Duurzame investeringen verdienen zich alleen niet altijd terug in geld, maar bijvoorbeeld in een toename aan biodiversiteit of een verrijking van landbouwgrond.

“Banken investeren liever in technologie of machines met een korte omloopsnelheid. Dat verdient zich sneller terug.”

Huib Silvis uit, onderzoeker bij Wageningen Economic Research

Financieel is het ook niet altijd een optie voor de boer om minder vee te houden. Dat probleem herkent Dirk Gravesteyn, biologisch melkveehouder. “Als je niks naast je melkbedrijf doet, ben je puur afhankelijk van de melk voor je inkomsten”, legt Gravesteyn uit. Hij runt samen met zijn vrouw een biologische melkveehouderij in Pijnacker. Sinds 2016 werken zij biologisch. Met ongeveer vijftig koeien en vijfentwintig stuks jongvee hebben ze bijna een koe en een kalf per hectare land. “Dat is heel weinig”, vertelt Gravesteyn. “De meeste gangbare boeren hebben ongeveer tweeënhalve koe per hectare.”

Gravesteyn en zijn vrouw doen daarom nog veel buiten hun veebedrijf om. Zo legt Gravesteyn tuinen aan voor particulieren en werkt zijn vrouw bij een autobedrijf. Daarnaast werken er met regelmaat vrijwilligers mee op het bedrijf. “Ik denk dat het alleen maar meer gaat worden. Je moet er je eigen draai aangeven, want je hebt te maken met een laag renderend vermogen en laag betaalde arbeid.”

Pacht
Als de veestapel verkleinen geen optie is, is grond aantrekken dan een oplossing? Niet altijd, want naast dat het lastig om aan het geld te komen voor extra grond, is een deel van de landbouwgrond vervolgens niet van de boer zelf. In Zuid-Holland wordt namelijk ongeveer 27 procent van de landbouwgrond gepacht. Pacht is een soort huur. Er bestaan verschillende soorten pacht, maar sinds 2007 is de geliberaliseerde kortlopende pacht de belangrijkste groeier. Dergelijke contracten lopen maximaal zes jaar. De prijzen bij geliberaliseerde pacht zijn vrij, waardoor die flink kunnen oplopen.

“Bij reguliere pacht zijn er dus veel rechten voor de pachter”, legt Silvis uit. “Geliberaliseerde pacht heeft te maken met de belangen van de verpachter.” De meeste boeren kiezen niet voor óf kopen óf pachten. “In de regel is het zo dat boeren een deel van hun grond zelf bezitten en een deel pachten om uit te kunnen breiden.”

Als boeren in zo’n kort pachtcontract zitten, is het goed voor te stellen dat ze liever geen investeringen in landbouwgrond doen als het niet zeker is of ze de grond over zes jaar nog bewerken. Zes jaar is immers niet altijd lang genoeg om investeringen te doen en weer in geld terug te verdienen.

Ook dat probleem herkent Gravesteyn. “Ik probeer het los te laten, maar ja, het is wel een onzekerheid”, aldus Gravesteyn. De korte pachtcontracten, de hoge pachtprijzen en de krappe financiën maken het dus lastig. “Het probleem voor een boer die een duurzame slag wil maken, is dat je zo weinig zekerheden krijgt”, aldus Gravesteyn.

Cultuuromslag
Hoe moet het dan? Volgens Jessica Zwartjes, tuinder van de ecologische tuinderij Het Zoete Land in Leiden, is er een omslag in denken nodig. “Wij boeren alsof we het land voor eeuwig in gebruik mogen nemen”, legt Zwartjes uit. “Mijn instelling is: ik wil de wereld mooier achterlaten dan ik hem heb aangetroffen. We weten dat het altijd afgelopen kan zijn, maar ik zou het toch niet anders willen doen.” Het terugverdienen van investeringen ziet Zwartjes ook anders. “De investeringen die je doet betalen zich namelijk wel terug”, benadrukt ze.

“De bodem wordt ieder jaar rijker en kan vocht beter vasthouden. Hier profiteren de planten van en de opbrengsten worden hoger. Het risico wanneer je van je land af moet, is dat de bodem niet zo goed verzorgd wordt door degene die na jou komt. Toch willen we dat de bodem goed is en dat we niet belastend bezig zijn voor het klimaat en voor de biodiversiteit.”

Ze snapt dat het lastig is voor boeren die nu nog vastzitten in oude werkwijzen. De overheid wil dat boeren stoppen, maar wat gaat er dan met dat land gebeuren? “Ga dan over naar agro-ecologisch boeren”, adviseert ze. Bij biologisch of agro-ecologisch boeren krijgt de boer bovendien meer voor zijn product, volgens Zwartjes. “Voor de overbrugging zou dan steun moeten komen.”

Zelf ervaart ze geen nadelen van agro-ecologisch boeren. “Ik heb nooit gedacht: had ik nu maar kunstmest of mocht ik nu maar spuiten”, vertelt Zwartjes. “Het wordt gewoon alsmaar mooier. Je ziet de biodiversiteit alleen maar toenemen met allerlei vlinders en libellen. Ik zou niet anders willen en kunnen.” En de consument kan ook anders naar voeding kijken, volgens Zwartjes. “In onze zelfoogsttuin kunnen we alles uitleggen. Als er een hapje uit een blad is genomen, zijn er koolwitjes. De groenten zijn nog steeds even lekker en gezond.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

“Ooit hadden we velden vol spruiten, die we leverden aan de distributeur. De spruiten werden machinaal geplukt. We kregen er gemiddeld dertig cent per kilo voor, terwijl ze voor gemiddeld twee euro per kilo in de supermarkt lagen. Voor die prijs, met de kosten die we maakten, bleef er geen winst over. Daarom zijn we ermee gestopt.”

Marja van der Ende

Ik spreek een van de meest populaire aanbieders uit mijn Facebookgroep (Fietsen voor m’n eten – Westland), Coriza van Boerderij Hoogendonk. Sinds ik ruim twee jaar geleden koos voor de kortste weg en ik daar sindsdien bijna dagelijks over schrijf en reclame voor maak, is de klandizie van Coriza en haar man ‘Boer Pait’ Peter Hoogendonk vervijfvoudigd. In onze groep, die inmiddels meer dan 5.000 leden bevat en nog steeds groeit, deelt Coriza zelf ook de verhalen achter de boerderij, waardoor meer en meer mensen de weg naar hun producten weten te vinden.

“Wij vragen nu anderhalve euro per kilo voor handgeplukte spruiten. Dit handmatige plukken is mogelijk, omdat wij kleinschaliger telen en direct aan de consument verkopen. Het voordeel is dat we meer rust in het hoofd hebben, omdat we zelf de prijs bepalen en we weten dat we de consument een verser product aanbieden. Als weersomstandigheden, ziektes en plagen geen roet in het eten gooien, behalen we bij deze manier van telen en verkopen van spruiten en onze andere producten, wél winst. Die we vervolgens kunnen reserveren voor investeringen en onvoorziene uitgaven.”

Ik denk nog even na over dat lage bedrag dat de boer kreeg voor zijn spruiten. Hoe is het toch mogelijk dat wij dit als consument niet weten? Als we het zouden weten, zouden we dan gezamenlijk andere keuzes maken? Of blijven we vasthouden aan het gemak van de supermarkt, waar we denken een eerlijke prijs te krijgen?

Eerlijkheid duurt het langst
Een van de campagne-uitingen van De Kortste Weg is ‘Geen te lage prijs bij elke aardappel’. “Doe onze boeren, natuur en klimaat niet in de uitverkoop”, wordt er in het reclamespotje gezegd. Dat dit op dit moment dus nog te veel wél gebeurt, is op de lange termijn een doodlopende weg.

Sinds ik mijn volledige boodschappenlijstje bij lokale boeren, tuinders en kleine winkeliers koop, is de term ‘eerlijke prijsstelling’ veelvuldig gevallen. Doordat ik bij hen mijn eten koop, heb ik de producenten beter leren kennen en praten we ook over allerlei problemen waar zij mee kampen. Waaronder die eerlijke prijs voor hun product.

Door de prijzenoorlog in de supermarkten weten we niet meer wat een eerlijke prijs is. Mij is inmiddels wel duidelijk dat de prijzen in de supermarkten vaak te laag zijn en dat er te veel marge tussen inkoop en verkoop zit. Marge die niet naar de producent gaat, maar naar tussenschakels: de groothandel en de supermarkt. Het drijft veel producenten tot wanhoop, omdat het voortbestaan van hun ondernemingen bedreigd wordt. Zo gaat goedkoop in de supermarkt, op lange termijn dus ten koste van de boer en de teler. En dan praten we nog niet eens over al die producten die vanwege de lage inkoopprijs uit het buitenland gehaald worden, waar regelgeving minder streng is, arbeidsomstandigheden slechter zijn dan hier en de betaling voor arbeid vaak vele malen lager is.

Eerlijke prijsstelling: duurder of niet?
Wat als we rechtstreeks of met zo min mogelijk tussenschakels ons eten kopen? Als we dezelfde prijs, of op zijn minst een eerlijkere prijs betalen aan de producent, zodat deze aan alle opgelegde regels kan voldoen en er ook nog een prettig leven door kan hebben. Zijn we dan zelf duurder uit?

Mijn inmiddels niet meer nieuwe manier van leven bewijst dat het om het even kan zijn. Ook al koop ik alles buiten de supermarkt, mijn maandbudget is onveranderd. Eigenlijk is alles ongeveer even duur als in de super. Vlees, zuivel, noten, groenten en fruit, het scheelt weinig. Maar je krijgt er iets heel moois voor terug: alles is verser. Het vlees is van betere kwaliteit dan in de supermarkt, de melk is direct van de koe, groenten en fruit zijn vele malen smaakvoller. En je hebt minder vlees en groenten nodig omdat je sneller verzadigd bent door de betere kwaliteit.

Groenten uitzoeken bij boerderij Hoogendonk (Foto J.O. Voogt)

Kostenbesparing
Nu leef ik in de luxepositie dat ik niet hoef te beknibbelen op wat ik aan eten uitgeef. In mijn Facebookgroep zitten leden die wel op de kleintjes moeten letten. Ook zij geven aan dat ze met het kopen van eten bij de boer of teler rechtstreeks, ongeveer hetzelfde kwijt zijn. Er zijn zelfs mensen die minder kwijt zijn sinds ze de stalletjes langs de weg en de boerderijwinkels bezoeken, omdat daar ook eten met een plekje of een andere cosmetische afwijking wordt aangeboden. Zo besparen wij op onze boodschappen en helpen we ook mee aan minder verspilling.

Rechtstreeks van de boer of teler kopen, heeft voor de gehele keten nog een belangrijke (milieu- en) kostenbesparende factor: transport. Die kosten nemen wij als consumenten voor onze rekening en als we het dan ook nog op de fiets doen, kost het geen euro’s, slechts wat extra tijd. Hoewel we daarmee ook weer tijd en geld op de sportschool kunnen besparen, als we de boerderij een paar kilometer verderop bezoeken. Voordeel op voordeel dus…

Modern eten shoppen
Steeds meer boeren en tuinders investeren in een automaat, waar je zo de producten uit de muur kunt trekken. Geen personeelskosten meer om consumenten te helpen, slechts om de automaten bij te vullen. En bij sommigen zelfs 24 uur per dag geopend.

Wordt dit de toekomstige manier van boodschappen doen, zodat de voedselproducent nog eer èn een eerlijke prijs overhoudt aan zijn harde werken? Daar is nog wel een stapje meer bij nodig: publiciteit.

Campagnes als De Kortste Weg en sociale groepen als Fietsen voor m’n eten en die van De Kortste Weg helpen om dit zichtbaar te maken. Coriza daarover nog even aan het woord: “We zijn erg blij met de Facebookgroep. Het heeft ons de mogelijkheid gegeven om de consument te informeren over ons bedrijf. Nog dagelijks begroeten wij nieuwe klanten die direct of indirect een connectie hebben met Fietsen voor m’n eten.”

Nou, daar doen we het met ons allen voor!

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Door je voedsel direct te kopen op het boerenerf, sta je als consument een stuk dichterbij de boer en dus bij het eten dat uiteindelijk op je bord ligt. Interessant, milieuvriendelijk en lekker. Maar voor sommigen is dat niet genoeg. Het concept Herenboeren gaat een flinke stap verder. Daar kopen mensen niet bij een boer, maar richten gezinnen samen een boerderij op. Meer werk en toewijding vereist, maar je kunt wel precies (laten) verbouwen wat je nodig hebt.

Sammy Shawky

De eerste Herenboerderij in Zuid-Holland opent over een half jaar in het Noorden van Rotterdam. In de Schiebroekse polder, op een half uur fietsen van het centrum en naast metrostation Rodenrijs, worden komend voorjaar de eerste groenten geoogst bij Herenboerderij Vlinderstrik.

Een Herenboerderij is een boerderij die wordt gerund door een coöperatie van zo’n honderdvijftig tot tweehonderd gezinnen, ofwel vijfhonderd ‘monden‘. Samen pachten ze een stuk grond en beheren daar, in samenwerking met een boer, hun eigen boerderij. In plaats van te wachten op nieuwe initiatieven vanuit de landbouw, nemen deze mensen het heft in eigen hand en creëren ze het soort landbouw waar zij behoefte aan hebben. Duurzame, gemengde landbouw met respect voor dieren en de natuur en met een zo klein mogelijke afstand tussen producent en consument.

En met succes. In 2016 startte de eerste Herenboerderij Wilhelminapark in Boxtel. Inmiddels is ook een tweede boerderij geopend en staan er nog zo’n twintig in de startblokken. Dat vertelt Henk Vroom, die vanuit Herenboeren Nederland verantwoordelijk is voor de nieuwe boerderijen. “In Zuid-Holland hebben we meerdere projecten lopen. De boerderij in Rotterdam is het verst”, zegt Vroom.

Niet duurder dan de biologische winkel
Handig voor de Rotterdammers is dat ze het wiel niet opnieuw hoeven uit te vinden “Doordat we van de boerderij in Boxtel al veel informatie hebben over hoe zo’n boerderij werkt kunnen we vrij goed voorspellen wat we nodig hebben en wat de opbrengsten zullen zijn”, vertelt Vroom. Om een Herenboerderij op te starten zijn minimaal honderdvijftig gezinnen nodig, die ieder tweeduizend euro inleggen als startgeld. Daarnaast betalen de gezinnen per gezinslid tien euro per week om de boerderij draaiende te houden. Vroom: “Daarvan betalen we de boer en kunnen ook nieuwe plantjes en zaden gekocht worden en voer voor de dieren.”

“Het gaat niet zozeer om de prijs, maar om sociaal en kwalitatief voedsel”

Lian Tan, Herenboeren Groene Hart

Voor dat geld krijg je behoorlijk wat voedsel, vertelt Lian Tan, een van de initiatiefnemers van Herenboeren Groene Hart, een project dat nog op zoek is naar een geschikte locatie. “De bedoeling is dat de pakketten in ongeveer zestig procent van de voedselbehoefte gaan voorzien. We telen natuurlijk niet alles, want een melklicentie is duur en apparatuur om wijn te maken ook, dus voor dat soort producten moeten mensen nog steeds naar de supermarkt”, zegt Tan. “Maar doordat je er zo veel eten voor krijgt is die tien euro per persoon per week eigenlijk helemaal niet zo veel. We hebben het uitgezocht en het komt neer op ongeveer evenveel als wanneer je alles zou halen bij een biologische winkel.” Al is dat volgens Tan niet het belangrijkste. “Het gaat niet zozeer om de prijs, maar om sociaal en kwalitatief voedsel.”

Dichter bij de natuur
Gevraagd naar de redenen waarom Vroom en Tan zo enthousiast zijn over het principe van Herenboeren geven ze bijna dezelfde antwoorden. Ze zien dat het idee verschillende mensen aanspreekt, om uitlopende redenen.  “Sommigen vinden het fijn om voedsel dicht bij huis te halen, omdat er weinig transport voor nodig is. Anderen vinden het belangrijk dat we weinig verpakkingsmaterialen gebruiken”, stelt Vroom. Daarnaast zegt hij dat sommige mensen de Herenboerderij ook gewoon een fijne plek vinden, waar ze lekker buiten kunnen zijn en de handen uit de mouwen steken. “Meehelpen mag bij ons, maar het hoeft niet.”

Tan vertelt dat een van de belangrijkste redenen om lid te worden voor haar het terugkrijgen van de regie over haar eigen eten was. “Dat komt van mijn ouders en grootouders, want die verbouwden alles wat ze nodig hadden in de tuin. Samen met de buren of de boer in de buurt.” Ook noemt ze het gevoel van gemeenschap en het sociale aspect van de Herenboerderij als belangrijk pluspunt. En wat voor zowel Tan als Vroom ook meespeelt is het verbouwen van voedsel met inachtneming van de grond en de natuur. “Je hoeft de grond niet uit te putten want je kunt ervoor zorgen dat je zo je voedsel verbouwd dat de dieren en de planten ook nog een leven hebben”, aldus Tan.

Boer in dienst
Voor de initiatiefnemers lijkt het plan eigenlijk geen nadelen te hebben. Maar hoe denken boeren erover? Voor een beroepsgroep die veelal een eigen onderneming heeft en niet werkt in opdracht van een coöperatie is het werken op een Herenboerderij wel andere koek. De boer wordt betaald door de leden en draagt zorg voor het reilen en zeilen op de boerderij.

Koning bezoekt Herenboeren © Peter de Koning

Vroom geeft toe dat dit misschien niet voor alle boeren even aantrekkelijk klinkt. “Sommige boeren houden van hun eigen vrijheid en hun eigen grond. Maar er zijn ook boeren die dat niet willen, of voor wie dat niet realistisch is.” Boeren die Herenboer willen worden krijgen van de stichting eerst een opleiding in gemengd en duurzaam boeren en worden daarna gekoppeld aan een boerderij. “Maar ook als ze niet op een Herenboerderij terechtkomen zijn er genoeg plekken in Nederland waar ze met deze kennis terechtkunnen”, zegt Vroom.

Terwijl De Vlinderstrik nu vijfhonderd monden kan voeden, willen de mensen achter Stichting Herenboeren Rotterdam meer. Ze hopen de komende jaren zelfs meerdere boerderijen op te richten in en om Rotterdam en zoeken nog naar mensen die willen helpen de kar te trekken.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Om de stikstofcrisis op te lossen, moeten boeren over op duurzame, lokale kringlooplandbouw, vindt Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber. Die verandering ligt wat haar betreft niet alleen op het bordje van de boer, maar ook op dat van supermarkten, consumenten en de overheid.

Sammy Shawky

Een groot deel van de oplossing voor dit moeilijke vraagstuk, ligt volgens Dik- Faber in de zogenaamde ‘korte keten’: het idee dat er zo min mogelijk schakels zitten tussen boer en consument, waarbij die ook meer contact hebben dan nu. “Er zitten nu zo’n zes tot zeven schakels tussen de boer en de consument. Daardoor weten mensen niet meer goed waar hun eten vandaan komt”, zegt Dik-Faber (ChristenUnie). Zeker ook voor de boer zijn al die tussenstappen nadelig. Ze kosten geld en voegen lang niet allemaal waarde toe. Dat drukt flink op de prijs die de boer ontvangt voor zijn producten.

“Bij kringlooplandbouw denk je na over waar producten vandaan komen. Waarom zou je veevoer halen uit Latijns-Amerika als je het ook in Nederland kunt kopen?” Dat is nog duurzamer ook, want producten hoeven dan niet de halve wereld over te reizen. Dik-Faber zegt dat er voor de omslag naar kringlooplandbouw meer waardering voor boeren en hun werk nodig is. “Maar dat is lastig, omdat je het niet bij wet kunt vastleggen. Je kunt niet zeggen: Gij zult nu waardering hebben voor de boer.”

“Waarom zou je veevoer halen uit Latijns-Amerika als je het ook in Nederland kunt kopen?”

Carla Dik-Faber, Tweede Kamerlid

Daar ziet ze ook een verband tussen de stikstofcrisis en niet-duurzame landbouw: “Er wordt nu heel veel kunstmest gebruikt in Nederland. Daarmee voeg je stikstof toe aan de kringloop op het boerenbedrijf. Aan de andere kant heeft Nederland heel veel varkensstallen en die hebben te maken met mest. Die wordt geëxporteerd. We voegen dus stikstof toe via de kunstmest en de stikstof van de varkensmest gebruiken we niet, maar exporteren we weer.’’ Dat kan anders, ziet ze: “ Ik ben eens bij een varkenshouder geweest die een installatie had naast zijn bedrijf waar mineralenconcentraat uit de mest gefilterd werd. Zo kon hij natuurlijke kunstmest van de varkensmest maken. Zijn buurman strooit nu de kunstmestvervanger van de varkenshouder op zijn land.’’

De invloed van de supermarkt
De boer staat wat Dik-Faber betreft niet alleen voor die grote verandering. Er ligt een belangrijke rol voor de supermarkten. Die kunnen bijvoorbeeld het werk van de boer meer onder de aandacht brengen en hun producten promoten. “Grote supermarkten verschuilen zich nu nog te vaak achter wat de consument volgens hen wel of niet wil. Maar ik geloof daar niet zo in.” Ze ziet wel dat de prijs voor consumenten nu nog vaak doorslaggevend is bij het maken van een keuze in de supermarkt.

Maar producten uit de regio hoeven helemaal niet duurder te zijn, zegt ze. “Ik sprak laatst een supermarkteigenaar die naast het reguliere vlees ook vlees uit de regio aanbood. Op de verpakking stond informatie over de boer en het product en het had een concurrerende prijs.” Doordat de supermarkt het vlees direct inkocht bij de boer kreeg ook hij een eerlijke prijs voor zijn product, iets wat Dik-Faber graag vaker wil zien. “Supermarkten zijn een hele belangrijke schakel tussen boer en consument. Zij bepalen wat er in het schap ligt en welke producten ze aanprijzen in hun tijdschriften. Er is voor hen een grote rol weggelegd in het onder de aandacht brengen van lokale producten bij consumenten.”

Bewustere consumenten en boze boeren
Plannen zijn er genoeg maar zitten boeren en burgers daar wel op te wachten? Dik-Faber denkt van wel. “Voedsel wordt alsmaar belangrijker en mensen maken steeds bewustere keuzes. Ze vragen waar hun eten vandaan komt en willen weten hoe het geproduceerd is. Ook plaatsen ze vraagtekens bij tomaten die geïmporteerd worden uit Zuid-Europa, terwijl we het Westland genoeg tomaten verbouwen.” En lokaal eten hoeft volgens haar niet duur te zijn. “Als je lokale producten koopt uit het seizoen en zelf kookt, ben je zelfs goedkoper uit. Volgens het Voedingscentrum kan dat je zo vijftig cent per maaltijd schelen.”

“Als je lokale producten koopt uit het seizoen en zelf kookt, ben je zelfs goedkoper uit.”

Carla Dik-Faber, Tweede Kamerlid

Ook aan de kant van de boeren is de laatste tijd duidelijk geworden dat zij de huidige situatie zat zijn. “Tijdens de protesten van de afgelopen weken zeiden de boeren dat ze hard werken voor het voedsel, maar dat ze de waardering missen. In het huidige systeem staan ze enorm onder druk. Ze moeten steeds harder werken, voor minder geld. Dat moeten we omdraaien”, zegt Dik-Faber. “Er zijn genoeg boeren die de stap willen zetten richting kringlooplandbouw. Maar dat kan je niet alleen bij de boeren neerleggen, de overheid moet daar ook actief aan bijdragen.”

Naast koeien ook tenten
Boeren kunnen hun steentje bijdragen door in te zetten op multifunctionele landbouw. Dat is landbouw waarbij een boer niet alleen groenten verbouwt of koeien houdt maar bijvoorbeeld ook een camping runt of een winkel heeft. “Dat had vroeger het imago van een hobby, iets voor mensen die niet konden leven van de opbrengsten van het boerenbedrijf. Maar die tijd ligt echt achter ons”, zegt Dik-Faber. “De bedrijfstak is veel professioneler geworden. Multifunctionele landbouw is een mooie manier voor burgers om kennis te maken met het boerenbedrijf.”

Het is daarnaast voor boeren ook een manier om extra inkomsten te genereren. Ongeveer een kwart van de boeren doet dit al en hun aantal neemt toe. Volgens onderzoek van Wageningen Economic Research was in 2018 de omzet van de multifunctionele landbouw 887 miljoen.

Boeren niet alleen
Het gebrek aan draagkracht en vertrouwen bij de boeren ziet Dik-Faber als grootste obstakel op weg naar een nieuwe vorm van landbouw in Nederland. “Twee weken geleden had ik misschien gezegd dat een eerlijk inkomen voor de boer het belangrijkste is. En dat is nog steeds belangrijk. Maar het belangrijkste is nu dat boeren het gevoel hebben er alleen voor te staan”, vertelt ze. “Ze worden overstelpt met regels en vinden dat alles op hun bordje terechtkomt.” Dik-Faber zegt dat het belangrijk is om het vertrouwen van de boeren terug te winnen. “De overgang naar een duurzame en lokale landbouw is iets van ons allemaal. Supermarkten, consumenten en overheid moeten stappen gaan maken, samen met de boeren.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Op zaterdag 14 september is tijdens de jaarlijkse Prinsjesmarkt in Den Haag de campagne ‘De Kortste Weg’ van start gegaan. Met deze campagne worden consumenten uit Zuid-Holland opgeroepen om vaker te kiezen voor voedsel uit de regio. “Die keuze levert namelijk veel voordelen op”, zegt Alex Ouwehand, directeur van de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland en een van de initiatiefnemers. “De impact op het milieu is lager, het stimuleert duurzame landbouw, boeren en producenten ontvangen een eerlijke prijs en consumenten kunnen kiezen uit een gevarieerd aanbod van gezonde en verse producten.” Deze lokale producten zijn rechtstreeks bij boeren te koop maar ook te bestellen via de website dekortsteweg.nl. Het officiële startsein voor de campagne werd in Den Haag gegeven door Jan Duijndam (een van de deelnemende boeren) en de gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland, Adri Bom-Lemstra, die daar het eerste proefpakket in ontvangst nam.

“De grenzen van onze huidige voedselproductie komen in zicht”, zegt Ouwehand. “Het klimaat verandert, de bodem degradeert, insecten sterven uit, schoon water wordt schaars en boeren klagen over te lage prijzen voor hun producten. Daarom moeten we ons voedselsysteem radicaal veranderen. Een eerste stap in die voedseltransitie is om producten die zijn geproduceerd in een bepaalde regio, daar ook zoveel mogelijk te verhandelen.” Boer Duijndam: “Dit zorgt voor gelijkwaardiger relaties tussen boer en consument en creëert een gevoel van betrokkenheid. Dankzij de eerlijke prijs die wij hier voor onze producten ontvangen, krijgen we meer ruimte om met respect voor dieren, het landschap en biodiversiteit ons werk te doen.” Zo wordt duurzame landbouw gestimuleerd.

Ook gedeputeerde Bom-Lemstra is blij met het initiatief. “Ik steun dit project van harte. Het sluit aan bij de ambitie van de provincie: gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen. Het draagt uiteindelijk ook bij aan een mooier en gezonder landschap. Door De Kortste Weg te kiezen, en dus lokale producten te eten, draag je hieraan bij. Bovendien smaakt het nog fantastisch ook!” Wie via De Kortste Weg en deelnemende aanbieders producten koopt, draagt met elke aankoop bovendien bij aan meer natuur in Zuid-Holland.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Boeren en natuurbeheerder gelden vaak als tegenpolen. Dat het ook anders kan bewijst het Zuid-Hollands Landschap, dat in de Krimpenerwaard intensief samenwerkt met agrariërs. Boswachter Ninouk Vermeer is in de Krimpenerwaard en Vijfheerenlanden verantwoordelijk voor het beheer, de inrichting en ruiling van grond. Dit met als doel koeien, weidevogels en insecten de ruimte te geven. “Willen we de wereld kunnen blijven voeden dan moet je ook zorg dragen voor wat er van nature al is.”

De Krimpenerwaard is een oudhollands Veenlandschap, middenin het Groene Hart. Stroken weiland en slootjes wisselen elkaar af. In de verte een kerktoren. Koeien, schapen en watervogels maken het plaatje compleet. Vanuit de beheerboerderij Schaapjeszijde in Polder de Nesse zorgt het Zuid-Hollands Landschap voor de natuurgebieden in de buurt. Geroutineerd stapt Vermeer over een hekje. “Kijk, hier zie je een van de zeldzame percelen blauwgrasland. Vroeger hadden we daar zo’n 60 hectare van in de Krimpenerwaard. Nu is daar door de intensivering van de landbouw helaas nog maar twee hectare van over.”

Vermeer is namens het Zuid-Hollands Landschap verantwoordelijk voor de aanleg van het Natuur Netwerk Nederland in de Krimpenerwaard, waarin zij samenwerkt met boeren, het waterschap, de provincie en gemeente. Die hebben afgesproken dat er in dit gebied 2.250 hectare land moet zijn waar de natuur echt voorop staat. Heel belangrijk, vindt Vermeer. “In Nederland hebben we bijna geen robuuste, uitgestrekte natuurgebieden meer”, zegt ze. “Maar onze delta-natuur in de kustregio’s is uniek in Europa, met veel moerasvogels en weidevogels. Voor de weidevogel- en moerasvogelpopulatie is Zuid-Holland belangrijk. En dus willen we de stukjes natuur die we hebben, optimaal inrichten en beheren.”

Het is een oud verhaal en tegelijkertijd bij weinigen bekend. Door de intensivering van de landbouw sinds de tweede wereldoorlog, is er een enorme efficiency-slag gemaakt. De agrarische sector produceert steeds meer eten, tegen steeds lagere kosten. Dat betekende dat bijvoorbeeld melkveehouders met dezelfde grond een hogere productie realiseren. Goed voor de landbouw en de supermarkten, slecht voor de natuur. Natuurgebieden en kruidenrijke ‘schrale’ en natte graslanden waar insecten en weidevogels wel bij varen, maakten plaats voor monotoon grasland met een hoog eiwitgehalte, waardoor koeien steeds meer melk produceren.
“Fastfood voor de koeien” noemt Vermeer dit. De ‘rijke’ grond is zwaar bemest vanwege de koeien die er lopen en de stalmest die wordt uitgereden. Daarnaast wordt kunstmest gebruikt om de grasproductie zo hoog mogelijk te houden. Het saaie Engelse raaigras overheerst inmiddels de aanblik van Zuid-Holland. “Zeker, het is groen”, zegt Vermeer. “Maar daar is ook alles mee gezegd”. Deze ‘groene biljartlakens’ zoals ze door natuurliefhebbers badinerend worden genoemd, hebben langzaam maar zeker de natuur verdrongen ten gunste van de melkproductie.

Pragmatisch
Je kunt er langdurig filosofische discussies over voeren, maar Vermeer bekijkt het pragmatisch. “We zijn het erover eens dat we moeten eten. Dus er moet landbouwgrond zijn. Maar er moet ook ruimte zijn voor natuur. De natuur levert ons diensten. Een mooi voorbeeld is de bij die er als bestuiver voor zorgt dat bomen en planten bevrucht worden. En dus bijdraagt aan onze voedselproductie. Als de insectenstand inzakt en uiteindelijk verdwijnt hebben we wereldwijd een heel groot probleem.”

De natuur levert volgens Vermeer ook direct diensten aan de mens zelf, geeft ons mogelijkheden om te ontspannen, de stad uit te gaan. Veel onderzoeken laten zien dat dat een positief effect heeft op onze gezondheid. Duinen leveren drinkwater. Daarnaast kan veengrond, waar in de Krimpenerwaard veel van is, broeikasgassen in de bodem opslaan. Maar dat betekent een hogere waterstand – melkveehouders willen die juist laag houden – en geen bemesting. Vermeer: “Als je besluit de weidevogel te beschermen, dan bescherm je gelijk alle lagen in de natuur die samenhangen met die weidevogel. Dus de insecten, want weidevogels eten die. De vegetatie, die nectar levert om die insectenstand op peil te houden. Het is een bouwwerk dat met elkaar samenhangt.”

Van twee kanten
Vermeer zou graag zien dat we teruggaan naar de inrichting van het Veenweidegebied zoals die een eeuw geleden was. De terugkeer van ‘schraal’ grasland heeft daarbij prioriteit, samen met zogenaamde ‘vernatting’ (een hogere waterstand dan boeren doorgaans willen). Soms kan dat simpelweg door het huidige grasland af te graven, waarna de zaden die nog in de bodem zitten weer kunnen opkomen. Geholpen door het uitrijden van maaisel van de nog bestaande schrale graslanden.

“Dat betekent niet dat we hier straks alleen maar blauwgrasland hebben, helemaal niet. Op blauwgrasland kun je geen boerenbedrijf voeren. Dat is puur natuur. Maar daarnaast hebben we ook stukken grasland die wat rijker zijn en ook goed zijn voor de weidevogels”, legt Vermeer uit. “In de polder krijg je dan een mozaïek van verschillende typen grasland waar weidevogels en insecten zich in thuis voelen. Als je het in zo’n mozaïekvorm doet, hoeft er geen tegenstelling te zijn tussen de natuur en het boerenbedrijf, het kan dan prima naast elkaar plaatsvinden.”
Gemakkelijk gaat dat niet. Natuurbeheerders willen het liefst die schralere natuurgronden steeds wat uitbreiden en de agrariërs willen de rijke graslanden uitbreiden. “Daar schuurt het”, geeft ze toe. “Maar daar kun je elkaar ook op vinden. Je kunt bijvoorbeeld jongvee laten grazen op gronden waar ook natuurbeheer gepleegd wordt. Gras uit de natuurgebieden kan gebruikt worden in een potstal of je mengt het met ander gras tot hooi. Soms kunnen boeren met andere koeienrassen werken die weer beter op de natuurgronden passen.”

Ze is dus heel positief over de toekomst: “Er zijn genoeg tussenvormen te vinden, waarin een agrarisch bedrijf een bijdrage levert aan de natuur, en andersom. Bij het houden van vleeskoeien bijvoorbeeld, waarbij het vlees door de boer verkocht wordt als natuurvlees. Wij zitten in de Krimpenerwaard midden in een transitieproces. Het is van twee kanten elkaar vinden.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Zo romantisch als het boerenleven in Boer zoekt Vrouw ook lijkt, zo hard kan het soms in het echt zijn. De zoektocht naar de liefde is voor veel boeren niet het grootste probleem, het juk van de markt wel. Veel boeren voelen zich uitgeknepen door machtige supermarkten en tussenhandelaren.

Wouter van Wijk

Zo krijgt een boer voor een kilo sperziebonen die voor twee euro in de winkel ligt, in een slecht jaar tien cent of zelfs minder. En als een Nederlandse boer daar niet akkoord mee gaat, dan een boer in Marokko of Egypte wel. Er is dus meer dan genoeg aanbod. Dat geeft een hoop problemen. Dit drukt de prijzen naar beneden. Er is te weinig geld voor de boer zelf, voor een diervriendelijk bedrijf en een gezonde natuur. Een nieuw platform, De Kortste Weg wil daar verandering in brengen.

,,In theorie is wereldhandel prachtig, want wij krijgen lekkere port uit Portugal en de Ijslanders krijgen onze lekkere tomaten. Maar die wereldmarkt kent ook veel verliezers.” zegt Jan-Willem van der Schans, specialist voedselketens aan de universiteit van Wageningen, ,,Het gaat alleen nog maar om de prijs.”

Martin de Ruiter, boer in de Hoeksche Waard kan daarover meepraten. ,,Sperziebonen teel ik al vier jaar niet meer,” zegt hij. ,,Het levert niks op. Supermarkten kiezen liever voor Marokkaanse boontjes.”

Het is een duidelijk voorbeeld van de overvloed van voedsel die er soms is en de macht van de supermarkten, die individuele aanbieders tegen elkaar uit kunnen spelen. Het enige dat lijkt te tellen is de winst. Hoewel de boer het leeuwendeel van het werk verzet om een pak melk, een pak meel of een kilo sperziebonen in de winkel te krijgen, komt het grootste deel van de opbrengst terecht bij de supermarkt en distributeurs. De Ruiter: ,,In 2017 hadden we een heel goede aardappeloogst. Als boer ben je daar ontzettend trots op. Een grote aardappel, waar ze mooie lange friet van kunnen snijden, dat is prachtig.” Minder fraai is de gekke consequentie van die goede oogst: een slechte oogst levert meer op. ,,Omdat de markt overvol was, kreeg ik drie cent per kilo. Drie cent! En dan zie je ze bij Albert Heijn liggen voor een euro. Dat terwijl die bedrijven geen enkel risico lopen. Wij kampen met droogte of juist wateroverlast. Zij gaan naar een ander als jij problemen hebt.”

Van der Schans denkt dat het anders kan. En moet: ,,We leggen ons te snel neer bij de zogenaamd harde wetten van de markt, de wereldeconomie. In mijn optiek is economie een sociale wetenschap. Wij hebben die internationale economische wetten zelf gemaakt. Het is niet de zwaartekracht!”

Een actie van De Ruiter kreeg in 2014 landelijke bekendheid. Hij gaf 60.000 kilo sperziebonen weg via een bericht op Facebook. ,,Je mag het gratis komen halen, zonde om het onder te ploegen,” schreef hij. Waarom deed hij dat? ,,Omdat het op de markt toch niets opbracht.” Voordat hij er erg in had was zijn bericht op Facebook 2300 keer gedeeld en parkeerden honderden mensen hun auto op de dijk in Strijen om zelf groente te komen plukken.

Gratis sperziebonen was leuk natuurlijk een leuk cadeautje voor de zelfplukkers. Maar er was meer. Ze gaven nog iets essentieels aan: ze vonden het fijn dat ze op deze manier meewerkten aan het voorkomen van verspilling. Tientallen ouders brachten hun kroost mee en bedankten De Ruiter voor het feit dat ze aan hun kinderen konden laten zien hoe het eten groeit. Het zette hem aan het denken. ,,We worden als sector in de media vaak naar neergezet. We spuiten maar raak. We hangen aan de subsidiekraan, dat soort dingen. Er is gelukkig een andere kant, dat wil ik uitleggen aan de burger.” Hij startte het jaarlijks terugkerende evenement ‘Eet het en beleef het’, waar mensen langs kunnen komen om zelf te rooien. ,,Het is fantastisch om te zien hoe ze kijken als ze voor het eerst een aardappel uit de grond trekken. Fantastisch. En kinderen zijn de consumenten van morgen, dus je leidt ze ook nog een beetje op.” Het valt gaat goed. ,,Vorig jaar hadden we tegen de 10.000 bezoekers. Op de actie in 2015 kwamen er zo’n 1.500 af.”

Dat van die subsidie klopt overigens wel, geeft De Ruiter toe, hij ontvangt ieder jaar een flinke premie uit Brussel. Maar hij heeft het liever niet. ,,Met de huidige voedselprijzen, kan geen boer op zichzelf overleven. De graanprijs wordt kunstmatig laag gehouden. Vroeger kreeg je 54 cent, in guldens, voor een kilo graan. Nu nog maar 13 eurocent. Door de subsidies kan dat. Ik wil liever een kostendekkende prijs, zonder subsidie. Maar daar zijn multinationals tegen. Als graan duurder wordt, stappen boeren daar op over, en worden bieten ook duurder. Dat vindt Coca Cola niet leuk, vanwege de suiker.”

Omdat hij wat voor die subsidie wilde terugdoen, investeerde hij in bloemrijke akkerranden en zag hoe de kikkers en salamanders terugkwamen op zijn land en de sloten weer vol met leven zaten. Later liet hij bijenkasten plaatsen in zijn akkerranden en maakt hij honing van de vele bloemsoorten. Sinds de komst van al die bloemen hoeft hij niet meer te spuiten tegen luis.

Een mooi resultaat, maar tamelijk inefficiënt dat het via Brussel moet lopen. ,,De manier waarop het landschapsonderhoud nu geregeld is via Brussel maakt het nodeloos ingewikkeld. Het landschap is iets wat ons allemaal aangaat,” zegt onderzoeker Van der Schans. Daarom is lokale productie ook belangrijk voor hem: ,,Het boeit me als Rotterdammer veel minder hoe het landschap in Toscane eruit ziet, maar wél welk uitzicht ik heb als ik met de trein naar mijn werk in Den Haag rijd. Als ik net een dure biefstuk bij een boer in Midden Delfland heb gekocht en ik zie dat hij niet goed met zijn koeien omgaat, dan krijgt hij dat van mij te horen. Daar voel ik me bij betrokken. Of ik zeg tegen die boer: ‘ik wil best jouw kaas eten, maar wees jij dan goed voor de weidevogels. Dat is de deal.”

Van der Schans weet uit ervaring dat de praktijk en theorie soms wat uit elkaar lopen: ,,De supermarkt is super efficiënt, het is heerlijk om met een karretje door de gangen te lopen met een boodschappenlijstje. In mijn gezin is het best wel ingewikkeld om een online bestelling te doen bij een rechtstreekse leverancier. We moeten dan vandaag bedenken met hoeveel mensen we volgende week dinsdag aan tafel zitten. Dat krijg ik niet voor elkaar. Maar het zijn juist mijn kinderen voor wie het gemak van online aankopen vanzelfsprekend is, en zij hebben als echte millennials op een of andere manier geleerd op een respectabele manier met boeren om te gaan.”

Korte ketens hebben nog een extra voordeel: er komt ruimte voor creativiteit, denkt Van der Schans: ,,Grote spelers als FrieslandCampina en Unilever zetten een laboratorium neer in Wageningen en gaan innoveren. Maar boeren die direct aan consumenten leveren, bedenken bijvoorbeeld dat je kaasfondue kunt gaan maken van de reststukken kaas die de consument niet meer wil hebben. Je krijgt in korte ketens een ander type innovatie. Daarnaast vind ik dat we de negatieve aspecten van globalisering onvoldoende hebben doordacht, hoe dat neerslaat bij gewone mensen. Bij volledige globalisering hebben mensen geen binding meer met hun regio, dit voelt unheimisch. Dat heeft veel effect. De korte keten heeft daar een oplossing voor. Het gaat over lokale economie, ook over solidariteit.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.