De Kortste Weg

Als fan van de lokaal en duurzaam voedsel, ben je in een restaurant overgeleverd aan de chef. Wat staat er op de kaart? Waar komt dat vandaan? Hoe duurzaam is het? Meestal is dat gissen. Gelukkig voor fans van de korte keten zijn steeds meer restaurants zich bewust van de herkomst van hun producten. De chef koopt seizoensproducten die lokaal zijn geteeld, op een vaak duurzame manier. Beter voor de boer, de smaak en het milieu, vinden de eigenaren van The Harvest in Rotterdam en De Dyck in Woubrugge.

Sammy Shawky

“Er zijn eigenlijk twee redenen waarom ik ervoor heb gekozen om alleen met seizoensproducten te werken”, vertelt Wessel van Winden, oprichter en eigenaar van het Rotterdamse restaurant The Harvest. “De persoonlijke reden is dat ik uit een tuindersfamilie kom en vanaf jongs af aan heb gezien hoeveel macht grote partijen hebben. Daardoor krijgen tuinders vaak geen eerlijke prijs voor hun producten. Door lokaal in te kopen, zorg ik ervoor dat de boeren ook een goede beloning voor hun werk krijgen”, zegt van Winden. Daarnaast heeft seizoensgebonden koken voor hem ook een praktische reden. “Het is duurzamer, want je hoeft producten niet te laten invliegen. Het eten is daardoor verser en heeft veel meer smaak. Dat waarderen mijn gasten ook.”

The Harvest serveert zeventien kleine gerechtjes waarmee je zelf een maaltijd kunt samenstellen. Zo’n zeventig procent daarvan is veganistisch en negentig procent is vegetarisch. Op de kaart staan ook twee vleesgerechten, maar vis vind je er niet. “Vis is lastig, omdat het allemaal bij elkaar komt op een visafslag en wordt gesorteerd op grootte en niet op herkomst”, zegt van Winden. “Het is lastig om dat goed traceerbaar te maken. Tot we een leverancier vinden waar dat wel kan, serveren wij geen vis.”

Geen avocado’s

Koken met de seizoenen mee, vergt volgens van Winden een andere manier van denken. “Het werkt eigenlijk een beetje andersom. In plaats van dat je eerst bedenkt wat je wilt maken en daar dan de producten bij zoekt, kijk je eerst wat er dit seizoen allemaal voorhanden is en ga daar gerechten mee bedenken.” Hij moet daarom soms wel wat creatiever zijn, want hij kan niet zomaar alles in een keer inkopen bij een groothandel. Ook zijn er bepaalde producten uit het buitenland die je bij The Harvest nooit op de kaart zult zien staan. “Een avocado bijvoorbeeld, die komt er bij ons niet in”, stelt van Winden. “Zelf eet ik ze ook nooit. Er is nu een hele hype om avocado’s waardoor er van alles wordt gedaan om maar aan de vraag te voldoen. Het gekke is dat ze juist vaak worden gegeten door mensen die geven om gezond en duurzaam voedsel. Maar zij weten vaak niet wat voor wereld erachter schuilgaat.”

Toch blijft er ook zonder avocado’s genoeg lekkers over. Van Winden zegt dat als je met producten uit het seizoen kookt je heel veel kunt aanbieden, alleen niet het hele jaar door. “Soms is dat wel jammer, want ik zou graag het hele jaar broccoli kunnen serveren. Of pastinaak, dat loopt nu erg goed.” Maar juist die afwisseling heeft ook z’n charme vindt hij.  “In de zomer hebben we ontzettend veel verschillende soorten fruit, zoals aardbeien, blauwe bessen, kersen en druiven.” Maar vergis je niet, ook in de winter is er genoeg aanbod. “We hebben nu bieten, pompoen, wortel, zoete aardappelen en nog veel meer. Die groenten zijn vaak ook lang houdbaar, dus daar kunnen we de hele winter mee door.”

Eigen tuin

Ook bij restaurant De Dyck in Woubrugge is er altijd genoeg aanbod aan seizoensgroenten. Zij gaan zelfs nog een stapje verder en verbouwen bijna al die groenten zelf, in hun eigen moestuin. “Ons restaurant is gestart vanuit de boerderij. Mijn opa was al akkerbouwer, net als mijn vader en daarna ik”, vertelt oprichter en eigenaar Reinier Kempenaar. “Maar ik realiseerde me op een gegeven moment dat de landbouw in Nederland eigenlijk niet kan concurreren met het buitenland. Schaalvergroting is duur en je bent daarmee als boer ook kwetsbaar voor bijvoorbeeld een slechte oogst. Grootschalige landbouw paste niet meer in mijn visie voor dit mooie stukje Nederland, daarom ben ik met het restaurant begonnen”, zegt Kempenaar.

Hoewel het restaurant werkt met veel groenten uit eigen tuin, zijn niet alle producten die ze serveren lokaal geteeld. “Als je zoals wij een restaurant runt op niveau, dan is het niet altijd mogelijk om alles lokaal in te kopen” zegt Kempenaar. “We zijn daar wel naar aan het kijken. Maar als ik een zuurtje nodig heb in een gerecht, dan kom je toch vaak uit bij een citroen. En die groeit nou eenmaal niet om de hoek.” Het vergt voor hem dus ook wat extra werk om seizoensgebonden te kopen. Maar dat vindt Kempenaar juist leuk. “Met de seizoenen mee koken is niet lastig, het is vooral heel uitdagend. Het makkelijkst is om alles simpelweg elke avond bij de groothandel te bestellen maar dat zit simpelweg niet in ons DNA.”

De gasten zijn volgens Kempenaar ook erg te spreken over hun manier van werken. “Wij zitten echt in het exclusieve segment en koken op sterrenniveau. Dan vinden mensen het ook leuk dat je iets bijzonders aanbiedt en ze verrast.” En verrast word je als gast, want je weet nooit van tevoren wat je gaat eten. Er is namelijk geen kaart om uit te kiezen. Je kunt wel doorgeven hoeveel gangen je wilt en eventuele voorkeuren of allergieën. Het restaurant houdt daar rekening mee en serveert elke dag andere gerechten. “Dat bevalt de gasten heel goed en het is ook een stukje duurzaamheid. We hebben daardoor geen grote kaart waarvoor we altijd alle gerechten moeten voorbereiden, maar koken met wat er die dag vers uit de moestuin komt. Daardoor kunnen we optimaal gebruik maken van het dagaanbod en verspillen we zo min mogelijk voedsel.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Door je voedsel direct te kopen op het boerenerf, sta je als consument een stuk dichterbij de boer en dus bij het eten dat uiteindelijk op je bord ligt. Interessant, milieuvriendelijk en lekker. Maar voor sommigen is dat niet genoeg. Het concept Herenboeren gaat een flinke stap verder. Daar kopen mensen niet bij een boer, maar richten gezinnen samen een boerderij op. Meer werk en toewijding vereist, maar je kunt wel precies (laten) verbouwen wat je nodig hebt.

Sammy Shawky

De eerste Herenboerderij in Zuid-Holland opent over een half jaar in het Noorden van Rotterdam. In de Schiebroekse polder, op een half uur fietsen van het centrum en naast metrostation Rodenrijs, worden komend voorjaar de eerste groenten geoogst bij Herenboerderij Vlinderstrik.

Een Herenboerderij is een boerderij die wordt gerund door een coöperatie van zo’n honderdvijftig tot tweehonderd gezinnen, ofwel vijfhonderd ‘monden‘. Samen pachten ze een stuk grond en beheren daar, in samenwerking met een boer, hun eigen boerderij. In plaats van te wachten op nieuwe initiatieven vanuit de landbouw, nemen deze mensen het heft in eigen hand en creëren ze het soort landbouw waar zij behoefte aan hebben. Duurzame, gemengde landbouw met respect voor dieren en de natuur en met een zo klein mogelijke afstand tussen producent en consument.

En met succes. In 2016 startte de eerste Herenboerderij Wilhelminapark in Boxtel. Inmiddels is ook een tweede boerderij geopend en staan er nog zo’n twintig in de startblokken. Dat vertelt Henk Vroom, die vanuit Herenboeren Nederland verantwoordelijk is voor de nieuwe boerderijen. “In Zuid-Holland hebben we meerdere projecten lopen. De boerderij in Rotterdam is het verst”, zegt Vroom.

Niet duurder dan de biologische winkel
Handig voor de Rotterdammers is dat ze het wiel niet opnieuw hoeven uit te vinden “Doordat we van de boerderij in Boxtel al veel informatie hebben over hoe zo’n boerderij werkt kunnen we vrij goed voorspellen wat we nodig hebben en wat de opbrengsten zullen zijn”, vertelt Vroom. Om een Herenboerderij op te starten zijn minimaal honderdvijftig gezinnen nodig, die ieder tweeduizend euro inleggen als startgeld. Daarnaast betalen de gezinnen per gezinslid tien euro per week om de boerderij draaiende te houden. Vroom: “Daarvan betalen we de boer en kunnen ook nieuwe plantjes en zaden gekocht worden en voer voor de dieren.”

“Het gaat niet zozeer om de prijs, maar om sociaal en kwalitatief voedsel”

Lian Tan, Herenboeren Groene Hart

Voor dat geld krijg je behoorlijk wat voedsel, vertelt Lian Tan, een van de initiatiefnemers van Herenboeren Groene Hart, een project dat nog op zoek is naar een geschikte locatie. “De bedoeling is dat de pakketten in ongeveer zestig procent van de voedselbehoefte gaan voorzien. We telen natuurlijk niet alles, want een melklicentie is duur en apparatuur om wijn te maken ook, dus voor dat soort producten moeten mensen nog steeds naar de supermarkt”, zegt Tan. “Maar doordat je er zo veel eten voor krijgt is die tien euro per persoon per week eigenlijk helemaal niet zo veel. We hebben het uitgezocht en het komt neer op ongeveer evenveel als wanneer je alles zou halen bij een biologische winkel.” Al is dat volgens Tan niet het belangrijkste. “Het gaat niet zozeer om de prijs, maar om sociaal en kwalitatief voedsel.”

Dichter bij de natuur
Gevraagd naar de redenen waarom Vroom en Tan zo enthousiast zijn over het principe van Herenboeren geven ze bijna dezelfde antwoorden. Ze zien dat het idee verschillende mensen aanspreekt, om uitlopende redenen.  “Sommigen vinden het fijn om voedsel dicht bij huis te halen, omdat er weinig transport voor nodig is. Anderen vinden het belangrijk dat we weinig verpakkingsmaterialen gebruiken”, stelt Vroom. Daarnaast zegt hij dat sommige mensen de Herenboerderij ook gewoon een fijne plek vinden, waar ze lekker buiten kunnen zijn en de handen uit de mouwen steken. “Meehelpen mag bij ons, maar het hoeft niet.”

Tan vertelt dat een van de belangrijkste redenen om lid te worden voor haar het terugkrijgen van de regie over haar eigen eten was. “Dat komt van mijn ouders en grootouders, want die verbouwden alles wat ze nodig hadden in de tuin. Samen met de buren of de boer in de buurt.” Ook noemt ze het gevoel van gemeenschap en het sociale aspect van de Herenboerderij als belangrijk pluspunt. En wat voor zowel Tan als Vroom ook meespeelt is het verbouwen van voedsel met inachtneming van de grond en de natuur. “Je hoeft de grond niet uit te putten want je kunt ervoor zorgen dat je zo je voedsel verbouwd dat de dieren en de planten ook nog een leven hebben”, aldus Tan.

Boer in dienst
Voor de initiatiefnemers lijkt het plan eigenlijk geen nadelen te hebben. Maar hoe denken boeren erover? Voor een beroepsgroep die veelal een eigen onderneming heeft en niet werkt in opdracht van een coöperatie is het werken op een Herenboerderij wel andere koek. De boer wordt betaald door de leden en draagt zorg voor het reilen en zeilen op de boerderij.

Koning bezoekt Herenboeren © Peter de Koning

Vroom geeft toe dat dit misschien niet voor alle boeren even aantrekkelijk klinkt. “Sommige boeren houden van hun eigen vrijheid en hun eigen grond. Maar er zijn ook boeren die dat niet willen, of voor wie dat niet realistisch is.” Boeren die Herenboer willen worden krijgen van de stichting eerst een opleiding in gemengd en duurzaam boeren en worden daarna gekoppeld aan een boerderij. “Maar ook als ze niet op een Herenboerderij terechtkomen zijn er genoeg plekken in Nederland waar ze met deze kennis terechtkunnen”, zegt Vroom.

Terwijl De Vlinderstrik nu vijfhonderd monden kan voeden, willen de mensen achter Stichting Herenboeren Rotterdam meer. Ze hopen de komende jaren zelfs meerdere boerderijen op te richten in en om Rotterdam en zoeken nog naar mensen die willen helpen de kar te trekken.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

“Opa teelde van alles. Hij teelde bloemkool, sla, peen, tomaten. En sperziebonen voor eigen eet. In de kas bruine bonen. Aardappelen, suikermeloenen, komkommers onder plat glas. Grote bonen, doperwten, die ik moest pellen. Voordat je dan een maaltje had voor negen personen, was je uren bezig, maar de smaak was niet te overtreffen!”

Mijn moeder rakelt beeldend haar herinneringen aan vroeger op, als ik haar vraag hoe haar vader en moeder vroeger aan de boodschappen voor het gezin kwamen.

Als een film speelt het verhaal zich in mijn hoofd af. Mijn opa was een Zeeuw die voor werk naar het Westland kwam. Hij ontmoette de liefde van zijn leven en werd tuinder in ’s-Gravenzande. Het gezin werd gevoed met eten van eigen teelt of lokaal uit de buurt vandaan. En alles op de fiets, want mijn opa had geen rijbewijs. Keurmerken als biologisch of Planet Proof waren er niet, want alles was gewoon ‘organic’ en met respect voor de natuur geteeld.

Een diep verlangen naar vroeger borrelt in mij op bij het horen van mijn moeders woorden. Een gevoel zelfs nog uit een tijd die ik zelf niet meemaakte. Zit het nog in ons bloed, in ons DNA, in ons lijf, die wens om dichter bij huis en dichter bij de natuur te blijven, als het over ons eten gaat?

Opa Bassie (foto familiearchief)

“Opa had varkens die hij liet slachten bij de slager in het dorp. Daar mocht het vlees in de vriescel en haalde hij wat we nodig hadden. De bakker en melkboer kwamen aan de deur met vers brood en melk per liter los, waarvan oma pap maakte. En om te drinken moest de melk gekookt. Rundvlees bij de slager. Eieren en kip bij boeren en tuinders die hij kende. Zo’n kip slachtte hij zelf en oma braadde hem dan. Dat was best heftig als zo’n kip zonder kop nog wegliep.”

Dat beeld zie ik natuurlijk ook nog even op mijn netvlies, ook al was ik er niet zelf bij. Hoe zou dat zijn, een wereld zonder megastallen en massaproductie, waar op basis van een meer natuurlijke behoefte wordt geteeld en vee wordt gehouden en geslacht? Een wereld waarin de producten die nu geëxporteerd en geïmporteerd worden, uitsluitend voor de lokale bevolking bestemd zijn. Zodat we geen geïmporteerd vlees meer eten, uit landen van herkomst waar de regelgeving heel anders is en wellicht minder gezond of diervriendelijk. Zodat we geen tomaten uit Spanje hoeven te halen, terwijl de Westlandse en Oostlandse kassen er vol mee staan. 

Kunnen we nog terug naar die manier van leven? Of is er al te veel veranderd? Als ik anderen vraag wat er veranderd is, waardoor we niet meer terug kunnen, krijg ik de antwoorden die ik zelf zoveel jaren in mijn hoofd hoorde. Bezwaren als ‘geen tijd’, ‘geen ruimte voor een eigen moestuin’, ‘gebrek aan kennis’ en ‘gebrek aan opslagruimte’ vliegen me om de oren.

Natuurlijk kun je tegenwoordig niet meer een huishouden met schoolgaande kinderen runnen, als je niet allebei fulltime werkt. Natuurlijk zijn de tuintjes van nieuwbouwhuizen tegenwoordig postzegels en natuurlijk hebben we niet allemaal diepe koele kelders waar we verse, zelfgeweckte of gefermenteerde spullen voor langere tijd kunnen opslaan.

Maar er is toch een weg terug, zo blijkt. Een weg, met gebruikmaking van moderne ontwikkelingen, die ons leidt naar dat gevoel van gemeenschap en voor elkaar zorgen. Die weg, die heet De Kortste Weg.

Het is misschien voor jou nog een lange weg om te bewandelen naar het eten uit jouw eigen streek. Misschien moet je er wat meer inspanningen voor verrichten om het bij elkaar te sprokkelen. Maar dat het mogelijk is, bewijs ik zelf al twee jaar.

Marja van der Ende (foto Jessica de Korte)

Mijn naam is Marja van der Ende en ik ben al ruim twee jaar niet meer in de supermarkt geweest. Hoe ik dat doe? Op de fiets, naar de boer en kweker in de buurt die de verse producten rechtstreeks verkoopt. Een manier van leven die gezonder is gebleken voor mijzelf, voor de voedselproducent, voor de portemonnee van beiden, voor de natuur en voor de gemeenschap.

Neem jij voortaan ook De Kortste Weg? Verandering van spijs doet lokaal eten…

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Niet fruit- of kaasboeren, maar wijnboeren verkopen in Nederland het grootste deel van hun producten direct aan de consument of via de landbouwwinkel. Dat blijkt uit cijfers van het centraal bureau voor de statistiek (CBS). Ook in Zuid-Holland werken wijnboeren zo.

Sammy Shawky

Dat de boeren vooral via de korte keten werken, en Nederlandse wijn dus nauwelijks in de supermarkt ligt, heeft meerdere oorzaken. Vooral praktische. “Een supermarkt verwacht dat je elke maand een bepaalde hoeveelheid wijn kunt leveren. Maar dat is in Nederland bijna niet te doen, want voor zo’n grote opbrengst heb je ook veel land nodig”, vertelt Wouter Lorsheijd van Agthuysen Wijnbouw.

Het is volgens hem lastig om genoeg wijn te produceren om aan de vraag van de supermarkt te voldoen. “Grond is schaars in Nederland, dus is het niet gemakkelijk om uit de breiden. De totale oppervlakte van de hele Nederlandse wijnbouw is ongeveer even groot als die van de regio Bordeaux alleen.” In Frankrijk en de rest van Europa zijn er natuurlijk honderden van dat soort regio’s, die hectoliters wijn produceren tegen een relatief lage prijs. “Daar is niet tegenop te boksen”, zegt Lorsheijd.

Dat ziet ook Adam Dijkstra van het Nederlands Wijnbouwcentrum. “In Nederland hebben we tussen de tweehonderdvijftig en driehonderd hectare aan wijnbouw. Op Europese schaal is dat peanuts.” Hij ziet ook dat de omvang simpelweg te beperkt is om grote hoeveelheden wijn te produceren. “Het is hier qua kwaliteit heel interessant om wijn te verbouwen, maar om massa’s wijn te produceren zijn andere landen echt geschikter.”

Veel wijnboeren kiezen er daarom bewust voor om niet aan supermarkten te verkopen, waardoor je bijna geen wijn van eigen bodem in de Zuid-Hollandse supermarkt ziet. Maar er zijn meer redenen.

Nederlandse wijn duurder dan buitenlandse
Naast de vaak kleine oplage is ook de prijs een factor die verkoop in de supermarkt bemoeilijkt. Dijkstra: “Het is lastig om te concurreren op prijsniveau. Ik denk dat de meeste supermarktwijnen uit het buitenland zo tussen de drie en vijf euro kosten. Als Nederlandse wijnboer heb je het dan moeilijk, met een prijs van rond de vijftien euro per fles.” De winsten voor wijn liggen volgens Dijkstra ook lager, door de duurdere grond en hogere productiekosten. “In de wijnindustrie worden de grootste marges gemaakt in de handel.”

Dat beaamt Venhuizen: “Wij verkopen het grootste deel van onze wijn aan regionale winkels, maar het zelf verkopen is wel lucratiever.” Dat is alleen niet altijd makkelijk vertelt Venhuizen. “Als je zelf je wijn verkoopt kan je wel de volle prijs rekenen, maar het kost ook veel tijd.”

Voor Lorsheijd is zijn oplage van tussen de twee- en vijfduizend flessen wijn per jaar vooralsnog te beperkt om aan winkels te leveren. In zijn eigen winkel bij de wijngaard loopt de verkoop goed. “Maar van alleen de wijnbouw kunnen we niet leven, daarom doen we er ook van alles naast. We doen aan agrotoerisme, verzorgen lunches en wijnproeverijen en zijn bezig met het opstarten van een Bed & Breakfast,” vertelt hij. 

Wijnbouw in Zuid-Holland
Hoewel ons land culinair vooral bekend staat om de haring, Gouda kaas en stroopwafels, gaat de wijnbouw in Nederland terug tot de Romeinen. Het aantal Nederlandse wijnboeren groeit momenteel zelfs, net als de omvang van de Nederlandse wijngaarden. En het beperkt zich al lang niet meer tot provincies als Limburg of Noord-Brabant.

Wijnbouwer Lorsheijd zit met zijn bedrijf Agthuysen Wijnbouw uit Simonshaven al sinds 1983 in Zuid-Holland. “Je kunt hier prima wijn verbouwen, als je maar de goede druivensoorten kiest. Zuid-Franse soorten zoals een Merlot, Syrah of een Cabernet Sauvignon doen het hier niet”, vertelt Lorsheijd. “Maar soorten zoals de Riesling of een Pinot Noir of Binot Blanc gedijen hier prima.”

Toch zitten er in Zuid-Holland niet veel professionele wijnboeren, ziet Wilco Venhuizen van wijngaard Bilderhof in Dordrecht. “Ik denk dat er maar een stuk of vier, vijf wijnboeren zijn in Zuid-Holland die echt wijn verkopen”, zegt Venhuizen. Waarom er in het zuidelijke Holland minder wijnboeren zijn dan in andere provincies weet hij niet. “Er is niet echt een reden voor, want met nieuwe wijnrassen kan je prima wijn verbouwen hier. Als de grondsoort maar goed is, en niet te drassig.” Hij merkt wel op dat het in Limburg vaak warmer is, waardoor het daar makkelijker is om meer traditionele druivenrassen te telen. “Maar in principe kan het met de juiste druivensoorten overal in Nederland.”

Proeverij of rondleiding
Adam Dijkstra van het Nederlands Wijnbouwcentrum denkt dat de combinatie van wijnbouw met andere activiteiten een belangrijke reden is voor het grote aantal directe verkopen. “Het is lastig om rond te komen van de wijnbouw, daarom houden veel wijnboeren bijvoorbeeld proeverijen in de wijngaard of hebben ze er een camping bij.”

Ook Steven de Roo, wijnliefhebber en oprichter van de website NederlandseWijnboeren.nl, denkt dat het contact met de klant bijdraagt aan de korte-ketenverkoop. “Wijn is gewoon een sexy product en je ziet dat er tegenwoordig veel mensen afkomen op bijvoorbeeld een wijnproeverij bij de wijnboer. Mensen vinden het leuk om langs te gaan en te zien hoe de wijnen gemaakt worden. En na het proeven willen ze dan vaak ook wel een flesje kopen.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Vraagje: hoeveel houdt een boer over aan dat kekke “kilo’tje vastkokende aardappelen” dat je voor 1,99 euro bij de Albert Heijn koopt? Een euro? Nee. Vijftig cent? Lager! Vijfentwintig dan? Nog steeds niet. Twintig? Fout! Het juiste antwoord: minder dan 15 cent. Voor degene die het product dus echt maakt. En daar moeten de kosten nog vanaf. Er blijft na de boer dus nogal wat aan de strijkstok hangen. Maar wiens strijkstok?

Mirte van Eysden

“Gemiddeld krijg ik zo’n dertien tot vijftien cent per kilo aardappelen, maar daar moeten alle kosten nog van af”, vertelt de Strijense boer Martin de Ruiter. Die kosten zijn fors. “Dan heb ik het bijvoorbeeld over slootonderhoud, drainageonderhoud, gewasbeschermingsmiddelen, kunstmest en de opslag. Uiteindelijk houd ik dan gemiddeld zo’n twee cent per kilo over.”

Mensen hebben totaal geen emotie meer bij voedsel

Martin de Ruiter, boer

Met 15 cent voor de boer, gaat er 1,84 euro naar andere partijen. De supermarkt, de distributeur, de verpakker, de transporteur verdelen het leeuwendeel van de poet. Daarmee lijkt het er sterk op dat zo’n beetje iedereen in de keten van landbouwgrond tot bord, meer aan dat kilo’tje overhoudt dan de boer zelf. Zelfs de overheid, die 12 cent opstrijkt.

Ondoorzichtige keten
Maar wie er precies wat verdient, is heel lastig te bepalen. De markt is erg ondoorzichtig. Zo ondoorzichtig zelfs dat minister Schouten van Landbouw er een onderzoek naar heeft gelast. Dat komt deels omdat de sector zich niet graag blootgeeft, maar ook omdat de keten complex is. Het is voor een supermarkt bijvoorbeeld lastig te berekenen hoeveel arbeidskosten in de winkel of de distributie er precies zitten in zo’n kilo’tje kruimig.

Het zit namelijk zo. Voordat een kilo aardappelen bij jou in het boodschappenmandje belandt, heeft dat kilo’tje al heel wat meters afgelegd. Allereerst moeten de aardappelen – na het planten – natuurlijk geoogst worden. Bij aardappelen gebeurt dat maar één keer per jaar. Aan het begin van de herfst hebben boeren, frietproducenten en supermarkten al een aardig beeld van de grootte en kwaliteit van de oogst.

Daarna slaat de boer de aardappelen op en verkoopt ze op contract aan friet- en chipsproducenten. Of samen met andere telers in een zogenaamde ‘pool’ aan supermarkten. De prijzen waarvoor aardappelen verkocht worden schommelen flink. Is het een goed jaar en wordt er veel geoogst, dan daalt de prijs. Is het een slecht jaar en zijn er weinig aardappelen, dan stijgt de prijs. “Dat is heel tegenstrijdig. Dan ben je trots op je grote oogst, maar dan weet je al dat het financieel een ramp wordt”, vertelt De Ruiter. “Wij zijn dus veel blijer met een kleine, dan een grote oogst.”

Vanuit de opslag gaan de aardappelen naar de verwerkingsindustrie of naar een groothandel. Die groothandel wast de aardappelen, sorteert ze naar grootte en verpakt ze in de voor ons zo bekende kilozakjes. Daarna vertrekken ze naar een distributiecentrum van een supermarkt, voordat ze uiteindelijk in de schappen belanden.

Wie verdient wat?
Hoeveel er uiteindelijk in iedere schakel van deze keten verdiend wordt, blijkt heel moeilijk te bepalen. De industrie is heel ondoorzichtig. Zelfs voor landbouweconoom Willy Baltussen, die er voor de universiteit Wageningen onderzoek naar doet. “We zijn nu bezig met een rapport waarin we schattingen van nettowinsten berekenen, maar dat is erg lastig.” De eerste resultaten van dit rapport worden halverwege volgend jaar verwacht.

Wat betreft het kilo’tje aardappelen merkt Baltussen nog op dat de verpakking veel uitmaakt in de prijs. “In zo’n klein zakje zitten veel meer kosten dan in een grotere zak van drie of vijf kilo”, legt hij uit. Het is dus niet alleen voor de consument relatief duur om zo’n klein zakje te kopen, maar ook voor de verkoper. En dan is daar natuurlijk ook nog de rol van de consument. Nederlanders letten graag op de portemonnee. Als het even kan, proberen we die groenten of dat stukje vlees ergens anders nog nét even goedkoper te krijgen. Dat speelt ook een grote rol in de markt.

In eerder onderzoek heeft Baltussen onder andere de inkoop- en verkoopprijzen van allerlei landbouwproducten vergeleken om in ieder geval de brutowinsten in de keten te kunnen bepalen. Zo kreeg de boer tussen 2011 en 2013 ongeveer dertig procent van iedere euro die de consument betaalde aan aardappelen. De groothandel kreeg ook ongeveer dertig procent en de supermarkt veertig procent. De kosten die iedere schakel maakt aan bijvoorbeeld opslag en personeel zijn hier dus niet in meegenomen. Wat de supermarkt en de groothandel dus daadwerkelijk aan winst maken aan die kilo aardappelen is vooralsnog niet te zeggen.

Lage prijzen
Hoe komt het dat consumenten zo gewend zijn geraakt aan lage prijzen? Vroeger ging immers een veel groter deel van ons huishoudbudget op aan eten. Dat heeft onder andere met efficiëntie te maken, volgens Baltussen. Zo kunnen we door veredeling frietaardappelen heel efficiënt produceren: groot en langwerpig.

Ook de schaal waarop geproduceerd wordt is veranderd. “Mijn vader had 150 zeugen, mijn broer heeft er 1500 en ik kan me goed voorstellen dat er straks ondernemers zijn die 15000 zeugen houden”, vertelt Baltussen. “Daardoor daalt de kostprijs en dus geven we gemiddeld minder uit aan voedsel.”

“Mijn vader had 150 zeugen, mijn broer heeft er 1500”

Willy Baltussen, landbouweconoom

Al met al is eten voor veel mensen een sluitpost geworden, denkt boer Martin de Ruiter. “Mensen hebben totaal geen emotie meer bij voedsel. Het is heel normaal dat alles het jaar rond aanwezig is in de supermarkten. Van de mensen die nu leven heeft het grootste deel nooit honger gehad. Het is doodgewoon dat er altijd voedsel is.”

Boeren steunen
Hoe kunnen consumenten dan boeren steunen? “Koop Nederlandse producten en weiger buitenlandse producten in de supermarkten”, aldus De Ruiter. “Als heel de bevolking dat gaat doen, dan zullen de supermarkten wel moeten.” Hij plaatst er wel nog een kanttekening bij. “Als wij zeggen: we stoppen alle import, dan kunnen andere landen ook zeggen: wij hoeven niets uit Nederland. Dat moeten we ook niet hebben.”

Andere groenten
Verschillende groenten hebben verschillende ketens. Ook de prijsopbouw van deze producten is anders. Zo gaat er bij paprika’s in vergelijking met aardappelen een relatief groter deel van de prijs naar de supermarkt, namelijk zo’n 60%. De groothandel in paprika’s krijgt minder dan 10%. Bij appels komt bijna 70% van de prijs bij de supermarkten terecht en iets meer dan 30% bij de boeren die de appels telen. Bij appels is de keten heel kort. De telers hebben zich verenigd in groepen die de opslag, het sorteren en de afzet samen regelen. Belangrijk om te realiseren is wel dat het hier om brutoprijzen gaat. Dat betekent dat de productie-, onderhouds- en arbeidskosten van de boer hier nog vanaf moeten, evenals de kosten die groothandelaren en supermarkten maken aan vervoer, opslag, verpakken en arbeid.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Steeds meer producenten van voedingsmiddelen onderzoeken de mogelijkheid hun producten rechtstreeks aan de consument verkopen. Dat bleek uit onderzoek van ABN Amro, deze zomer. Producenten zoeken naar mogelijkheden om winkels en distributeurs te omzeilen en de consument direct (digitaal) te bereiken. Maar vindt de consument dat wel een goed idee? Waarom willen producenten dat eigenlijk? En wat komt daar allemaal bij kijken?

Bo Steehouwer

“Wat we zien, is dat veel bedrijven in de sector het contact hebben verloren met hun klanten. De retailers hebben een directe relatie met de consument, maar er sijpelt weinig informatie door naar de producent. Het is voor hen dan ook moeilijk om contact op te bouwen met klanten”, aldus specialist van de food sector bij ABN Amro, Rob Morren. Voor veel grote fabrikanten gaat het volgens hem niet zozeer om omzet, maar om hun klanten beter te leren kennen. Zo kunnen ze onder meer hun assortiment op aanpassen en nieuwe producten testen.

Uit het onderzoek bleek verder dat drie op de tien consumenten hun boodschappen rechtstreeks bij de producent zou willen kopen als die extra’s biedt. “Maar liefst de helft van de consumenten overweegt dit te doen als deze voedingsmiddelen goedkoper zijn of als het speciale producten betreft, die niet in de supermarkt te koop zijn”, aldus het onderzoek.

Hoewel zijn onderzoek vooral over grotere producenten gaat, geldt een deel van de uitkomsten ook voor individuele boeren, zegt Morren: “In de agrarische sector is het soms noodzaak om rechtstreeks te leveren aan de consument. Het is namelijk heel moeilijk om jouw boodschap, waarde en onderscheidend vermogen via een supermarkt te communiceren. Via directe levering kan je veel beter je verhaal vertellen. Daar zijn consumenten vaak van gecharmeerd. De meeste mensen vinden het fijn om te weten waar hun eten vandaan komt, wie ‘hun’ boer is en om dat te steunen.”

Goed verhaal
Tot nu toe klinkt deze ontwikkeling redelijk rooskleurig, maar er hangt een flink prijskaartje aan rechtstreeks leveren aan de consument. “Het betekent dat je veel functies zelf moet vervullen: logistiek, klachtenafhandeling, data analyseren, enzovoort. En daar zitten kosten aan vast. Bij de supermarkt halen klanten het product zelf uit de schappen en nemen het mee naar huis. Als je het gaat bezorgen, dan moet je dat als producent allemaal zelf regelen”, aldus Morren.

Wat dat betreft zijn supermarkten nog een stuk efficiënter, stelt Morren. “En laten we eerlijk zijn, het schap in Nederlandse supermarkt ziet er hartstikke goed en vers uit. Daar moet je als producent tegenop boksen. Dan moet je een heel goed verhaal hebben.”

Bloemkool
Producten met een ‘hoge toegevoegde waarde’ zijn volgens ABN Amro de meest geschikte kandidaten. Of zoals Morren het uitlegt: “Producten waar de consument echt bereid is om meer voor te betalen en waar een hogere marge aan zit”. Die producten verkoopt de supermarkt dan niet en moeten onder andere een uitzonderlijke smaak of kwaliteit hebben. Zo noemt het onderzoek exclusieve koffiecups, zelf samengestelde muesli of proteïne drankjes. Ook een bekende afkomst is één van de redenen. Dat maakt dat de producten ‘dicht bij de boer staan’.

Een andere mogelijkheid is om de consument om een vergoeding vragen voor die extra kosten, want boodschappen bezorgen is lastig kostendekkend te krijgen. Morren: “Als jij een lokale slager hebt met lekker en duurzaam vlees en je bent bereid om meer te betalen als die het thuis bezorgd. Dan kan het. Maar het hangt er allemaal vanaf: wat is de toegevoegde waarde voor de consument? En is die bereid om ervoor te betalen?”

Vooral in de agrarische sector is samenwerking erg belangrijk. Individuele boeren kunnen volgens Morren bijvoorbeeld niet zo’n rechtstreekse levering opzetten, maar samen is weer een ander verhaal. “De consument zit niet te wachten alleen een bloemkool, die wil gewoon een hele versbox hebben. Dus je zal echt moeten samenwerken zoiets succesvol te kunnen doen. Willem & Drees is daar een goed voorbeeld van. Dat is een coöperatie waar boeren eigenaar van zijn. En ze leveren direct aan hun klanten.”

Van meer naar beter
Maar er zijn meer schakels in de agrarische sector die nauwe proberen samen te werken. En dat zorgt voor meer zekerheid voor zowel de producent, als de afnemer. “Bijvoorbeeld door langdurige contracten aan te gaan. Zo zijn verwerkers van groente, fruit, vlees of andere producten zekerder van het juiste product op de juiste tijd. En met goede kwaliteit. Maar zorgt er ook voor dat producenten hun investeringen in duurzaamheid, kwaliteit en smaak ook te gelde maken.”

Morren stelt dat we in Nederland ‘van meer naar beter’ moeten. “Niet meer gaan produceren, maar juist betere producten waar een betere prijs tegenover staat. Dan maak je je ook minder afhankelijk van de prijsontwikkelingen van sommige agrarische producten op de wereldmarkt.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Om de stikstofcrisis op te lossen, moeten boeren over op duurzame, lokale kringlooplandbouw, vindt Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber. Die verandering ligt wat haar betreft niet alleen op het bordje van de boer, maar ook op dat van supermarkten, consumenten en de overheid.

Sammy Shawky

Een groot deel van de oplossing voor dit moeilijke vraagstuk, ligt volgens Dik- Faber in de zogenaamde ‘korte keten’: het idee dat er zo min mogelijk schakels zitten tussen boer en consument, waarbij die ook meer contact hebben dan nu. “Er zitten nu zo’n zes tot zeven schakels tussen de boer en de consument. Daardoor weten mensen niet meer goed waar hun eten vandaan komt”, zegt Dik-Faber (ChristenUnie). Zeker ook voor de boer zijn al die tussenstappen nadelig. Ze kosten geld en voegen lang niet allemaal waarde toe. Dat drukt flink op de prijs die de boer ontvangt voor zijn producten.

“Bij kringlooplandbouw denk je na over waar producten vandaan komen. Waarom zou je veevoer halen uit Latijns-Amerika als je het ook in Nederland kunt kopen?” Dat is nog duurzamer ook, want producten hoeven dan niet de halve wereld over te reizen. Dik-Faber zegt dat er voor de omslag naar kringlooplandbouw meer waardering voor boeren en hun werk nodig is. “Maar dat is lastig, omdat je het niet bij wet kunt vastleggen. Je kunt niet zeggen: Gij zult nu waardering hebben voor de boer.”

“Waarom zou je veevoer halen uit Latijns-Amerika als je het ook in Nederland kunt kopen?”

Carla Dik-Faber, Tweede Kamerlid

Daar ziet ze ook een verband tussen de stikstofcrisis en niet-duurzame landbouw: “Er wordt nu heel veel kunstmest gebruikt in Nederland. Daarmee voeg je stikstof toe aan de kringloop op het boerenbedrijf. Aan de andere kant heeft Nederland heel veel varkensstallen en die hebben te maken met mest. Die wordt geëxporteerd. We voegen dus stikstof toe via de kunstmest en de stikstof van de varkensmest gebruiken we niet, maar exporteren we weer.’’ Dat kan anders, ziet ze: “ Ik ben eens bij een varkenshouder geweest die een installatie had naast zijn bedrijf waar mineralenconcentraat uit de mest gefilterd werd. Zo kon hij natuurlijke kunstmest van de varkensmest maken. Zijn buurman strooit nu de kunstmestvervanger van de varkenshouder op zijn land.’’

De invloed van de supermarkt
De boer staat wat Dik-Faber betreft niet alleen voor die grote verandering. Er ligt een belangrijke rol voor de supermarkten. Die kunnen bijvoorbeeld het werk van de boer meer onder de aandacht brengen en hun producten promoten. “Grote supermarkten verschuilen zich nu nog te vaak achter wat de consument volgens hen wel of niet wil. Maar ik geloof daar niet zo in.” Ze ziet wel dat de prijs voor consumenten nu nog vaak doorslaggevend is bij het maken van een keuze in de supermarkt.

Maar producten uit de regio hoeven helemaal niet duurder te zijn, zegt ze. “Ik sprak laatst een supermarkteigenaar die naast het reguliere vlees ook vlees uit de regio aanbood. Op de verpakking stond informatie over de boer en het product en het had een concurrerende prijs.” Doordat de supermarkt het vlees direct inkocht bij de boer kreeg ook hij een eerlijke prijs voor zijn product, iets wat Dik-Faber graag vaker wil zien. “Supermarkten zijn een hele belangrijke schakel tussen boer en consument. Zij bepalen wat er in het schap ligt en welke producten ze aanprijzen in hun tijdschriften. Er is voor hen een grote rol weggelegd in het onder de aandacht brengen van lokale producten bij consumenten.”

Bewustere consumenten en boze boeren
Plannen zijn er genoeg maar zitten boeren en burgers daar wel op te wachten? Dik-Faber denkt van wel. “Voedsel wordt alsmaar belangrijker en mensen maken steeds bewustere keuzes. Ze vragen waar hun eten vandaan komt en willen weten hoe het geproduceerd is. Ook plaatsen ze vraagtekens bij tomaten die geïmporteerd worden uit Zuid-Europa, terwijl we het Westland genoeg tomaten verbouwen.” En lokaal eten hoeft volgens haar niet duur te zijn. “Als je lokale producten koopt uit het seizoen en zelf kookt, ben je zelfs goedkoper uit. Volgens het Voedingscentrum kan dat je zo vijftig cent per maaltijd schelen.”

“Als je lokale producten koopt uit het seizoen en zelf kookt, ben je zelfs goedkoper uit.”

Carla Dik-Faber, Tweede Kamerlid

Ook aan de kant van de boeren is de laatste tijd duidelijk geworden dat zij de huidige situatie zat zijn. “Tijdens de protesten van de afgelopen weken zeiden de boeren dat ze hard werken voor het voedsel, maar dat ze de waardering missen. In het huidige systeem staan ze enorm onder druk. Ze moeten steeds harder werken, voor minder geld. Dat moeten we omdraaien”, zegt Dik-Faber. “Er zijn genoeg boeren die de stap willen zetten richting kringlooplandbouw. Maar dat kan je niet alleen bij de boeren neerleggen, de overheid moet daar ook actief aan bijdragen.”

Naast koeien ook tenten
Boeren kunnen hun steentje bijdragen door in te zetten op multifunctionele landbouw. Dat is landbouw waarbij een boer niet alleen groenten verbouwt of koeien houdt maar bijvoorbeeld ook een camping runt of een winkel heeft. “Dat had vroeger het imago van een hobby, iets voor mensen die niet konden leven van de opbrengsten van het boerenbedrijf. Maar die tijd ligt echt achter ons”, zegt Dik-Faber. “De bedrijfstak is veel professioneler geworden. Multifunctionele landbouw is een mooie manier voor burgers om kennis te maken met het boerenbedrijf.”

Het is daarnaast voor boeren ook een manier om extra inkomsten te genereren. Ongeveer een kwart van de boeren doet dit al en hun aantal neemt toe. Volgens onderzoek van Wageningen Economic Research was in 2018 de omzet van de multifunctionele landbouw 887 miljoen.

Boeren niet alleen
Het gebrek aan draagkracht en vertrouwen bij de boeren ziet Dik-Faber als grootste obstakel op weg naar een nieuwe vorm van landbouw in Nederland. “Twee weken geleden had ik misschien gezegd dat een eerlijk inkomen voor de boer het belangrijkste is. En dat is nog steeds belangrijk. Maar het belangrijkste is nu dat boeren het gevoel hebben er alleen voor te staan”, vertelt ze. “Ze worden overstelpt met regels en vinden dat alles op hun bordje terechtkomt.” Dik-Faber zegt dat het belangrijk is om het vertrouwen van de boeren terug te winnen. “De overgang naar een duurzame en lokale landbouw is iets van ons allemaal. Supermarkten, consumenten en overheid moeten stappen gaan maken, samen met de boeren.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Proef jij het verschil tussen tomaatjes van de streekmarkt of uit de supermarkt? Op de Rotterdamse Oogstmarkt namen we de proef op de som met onze Smaaktest.

Eten uit de korte keten komt van dichtbij en is dus lekker vers. Het wordt niet onnodig versleept of opgeslagen, en dat zou je moeten proeven.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Hoe korter de weg die ons voedsel aflegt, hoe beter voor mens en milieu. Dat is het idee achter de campagne De Kortste Weg, die zaterdag van start gaat in Zuid-Holland. Logisch, zou je zeggen, maar de boodschap is dieper. Niet alleen moet het voedsel letterlijk zo weinig mogelijk kilometers maken, maar ook gezonder eten op tafel krijgen, de boeren aan een beter inkomen helpen en de natuur verbeteren.

De initiatiefnemer van de campagne, de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland heeft daarmee een pittige klus, in vier delen. Het letterlijke deel ligt het meest voor de hand: hoe dichterbij, hoe minder kilometers. En dus: hoe minder brandstof, hoe beter voor het milieu. Om een sperzieboontje uit Marokko op je bord te krijgen, is er nou eenmaal meer uitstoot van schadelijke gassen nodig dan een boontje uit de Hoeksche Waard.

“Het aantal kilometers is belangrijk, maar er is meer,” zegt Alex Ouwehand, directeur van de federatie, “Met de huidige landbouw worden akkers en weiden stil. Letterlijk. Het aantal vogels neemt af. Insecten sterven uit. En daarbij willen we de consument weer de keuze geven. Nu heb je die eigenlijk niet. We willen dat de consument weer kan kiezen voor lokaal voedsel.”

Voedsel uit deze zogenaamde ‘korte keten’, komt met maximaal één tussenschakel van het land land van de boer naar je bord. Door een kilo aardappels op die manier te kopen, blijft er minder geld aan de strijkstok van supermarkten, vervoerders en distributeurs hangen. Daarmee blijft er meer geld over voor de boer, en kan de boer beter zorg dragen voor de natuur.

“Zolang de supermarkten alles kunnen beslissen in onze voedselketen, gaat er niet veel veranderen. Die macht zullen ze niet zo snel loslaten. Maar als consumenten het willen, volgen die supers uiteindelijk wel. Het is de vraag wie de eerste supermarkt wordt die de beweging maakt.”

De campagne is voor de Natuur- en Milieufederatie een onderdeel van de ‘voedseltransitie’. Van een voedselketen waar alle macht bij supermarkten en hun distributeurs ligt, naar een keten die meer in evenwicht is. Meer macht en geld voor boeren dus.

Maar voor dat geld kan de boer theoretisch ook een nieuwe auto kopen. ,,Daar ben ik niet bang voor. Als zo’n boer de stap zet naar meer biologisch en natuurvriendelijk boeren, en de kortste weg, dan heeft hij al afscheid genomen van zo’n grote auto en zit hij op een heel ander spoor. Nu krijgen ze subsidie voor natuurbeheer. Maar die subsidies veroorzaken een heel raar mechanisme. Veel boeren hebben zoiets van ‘Hier krijg ik het geld voor, meer doe ik niet.’ Dat zit in de kortste weg anders.”

Bijkomend voordeel van de viertrapsraket, is dat verse groenten gezonder zijn dan minder verse. Groenten van dichtbij zijn natuurlijk per definitie verser dan die van ver weg. Daar komt bij dat de Nederlandse normen voor onkruidbestrijding steviger zijn dan in bijvoorbeeld Marokko, Turkije of Argentinië. Waardoor je dus ook minder gif op je appel vindt. Ouwehand: ,,Dat geldt niet voor alle groenten overigens, hier worden ze soms ook platgespoten. Maar als je als boer die stap hebt gezet, ga je op zoek naar alternatieven. De korte keten levert per definitie lekkerder en gezonder voedsel. Lekkerder trouwens ook in psychologische zin. Het is gewetensvoller.”

Voor het zover is, heeft De Kortste Weg nog een lange weg te gaan, erkent Ouwehand ook: “Het is flink afkicken. Alles begint met kleine stapjes. Die worden uiteindelijk bij elkaar een grote stap. Dit is ook zo’n stapje. Op Youtube staat zo’n filmpje van een dansende man. Eerst wordt hij voor gek verklaard, maar binnen zes minuten staat het hele veld te dansen. Zo is het ook met dit project. Er zijn een aantal mensen al tien, twintig jaar bezig. Dat was het begin. Die werden voor zot verklaard. Nu zijn we verder. Wij doen er weer een schepje bovenop en uiteindelijk dansen heel veel mensen. Een ballade voor heel Nederland.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Op zaterdag 14 september is tijdens de jaarlijkse Prinsjesmarkt in Den Haag de campagne ‘De Kortste Weg’ van start gegaan. Met deze campagne worden consumenten uit Zuid-Holland opgeroepen om vaker te kiezen voor voedsel uit de regio. “Die keuze levert namelijk veel voordelen op”, zegt Alex Ouwehand, directeur van de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland en een van de initiatiefnemers. “De impact op het milieu is lager, het stimuleert duurzame landbouw, boeren en producenten ontvangen een eerlijke prijs en consumenten kunnen kiezen uit een gevarieerd aanbod van gezonde en verse producten.” Deze lokale producten zijn rechtstreeks bij boeren te koop maar ook te bestellen via de website dekortsteweg.nl. Het officiële startsein voor de campagne werd in Den Haag gegeven door Jan Duijndam (een van de deelnemende boeren) en de gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland, Adri Bom-Lemstra, die daar het eerste proefpakket in ontvangst nam.

“De grenzen van onze huidige voedselproductie komen in zicht”, zegt Ouwehand. “Het klimaat verandert, de bodem degradeert, insecten sterven uit, schoon water wordt schaars en boeren klagen over te lage prijzen voor hun producten. Daarom moeten we ons voedselsysteem radicaal veranderen. Een eerste stap in die voedseltransitie is om producten die zijn geproduceerd in een bepaalde regio, daar ook zoveel mogelijk te verhandelen.” Boer Duijndam: “Dit zorgt voor gelijkwaardiger relaties tussen boer en consument en creëert een gevoel van betrokkenheid. Dankzij de eerlijke prijs die wij hier voor onze producten ontvangen, krijgen we meer ruimte om met respect voor dieren, het landschap en biodiversiteit ons werk te doen.” Zo wordt duurzame landbouw gestimuleerd.

Ook gedeputeerde Bom-Lemstra is blij met het initiatief. “Ik steun dit project van harte. Het sluit aan bij de ambitie van de provincie: gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen. Het draagt uiteindelijk ook bij aan een mooier en gezonder landschap. Door De Kortste Weg te kiezen, en dus lokale producten te eten, draag je hieraan bij. Bovendien smaakt het nog fantastisch ook!” Wie via De Kortste Weg en deelnemende aanbieders producten koopt, draagt met elke aankoop bovendien bij aan meer natuur in Zuid-Holland.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.