De Kortste Weg

Boeren in een officieel natuurgebied, kan dat zonder de natuur in problemen te brengen? De stichting Zuid-Hollands Landschap denkt van wel en werkt in de Krimpenerwaard steeds inniger samen met boeren om het antwoord op die vraag te vinden. Wat blijkt? Het kan, maar het heeft tijd nodig.

Ilona de Ruijter

De stichting verpacht – onder strenge voorwaarden –  stukken natuurgebied aan boeren voor agrarisch medegebruik. “Dat betekent dat er natuur gerealiseerd wordt én er op een natuurvriendelijke manier geboerd wordt”, legt Sietse Kleinjan, Boswachter Uitvoering bij het Zuid-Hollands Landschap uit. “Kritische percelen met bijzonder hoge natuurwaarden beheren wij zelf, maar het grootste deel van de percelen verpachten we aan boeren. Het is een financiële win-win situatie; de boeren pachten relatief goedkoop land waar zij gras van kunnen oogsten en wij krijgen er geld voor.” Daarnaast wordt het natuurnetwerk er robuuster door: “De natuur wordt gedragen door de omgeving.” 

Dat is goed te zien bij twee Krimpense boerenbedrijven: de Veerstalhoeve en de Beijersche Schuur, die beiden steeds natuurlijker werken. Voor de boeren was het pachten van de natuurgronden naast een financieel aantrekkelijke samenwerking ook de enige mogelijkheid om hun bedrijf op een natuurlijke manier te kunnen draaien. 

Boerderijwinkel De Veerstalhoeve

Voor de ontwikkeling van het natuurnetwerk heeft de Provincie namelijk land onteigend van andere boeren. “Het was een kwestie van stoppen met ons bedrijf, verhuizen, of meegaan in de plannen”, vertelt Henk van Drunen, eigenaar van paardenpension en boerderijwinkel de Veerstalhoeve. En om mee te gaan in die plannen heeft de boer meer land nodig. Datzelfde geldt voor de Beijersche Schuur. De omslag naar natuurlijk werken is een enorme klus, maar omdat bij beide bedrijven de kinderen het bedrijf voortzetten, konden de families de uitdaging aan.

Natuurbeheer als meerwaarde 

“Het werken met natuurland past bij ons bedrijf; het minder voedingsrijke grovere gras is ideaal voor de paarden en de ossen mogen het land in kleine groepjes beweiden.”, legt van Drunen uit. “Het vlees van de ossen kunnen we daardoor als grasgevoerd natuurvlees verkopen. Het duurt langer voordat de ossen slachtrijp zijn, maar ze hebben een relaxter buitenleven en het vlees smaakt zoals vijftig jaar geleden.”

“Het voelt goed om bij te kunnen dragen aan de natuurdoelstellingen; het geeft een extra dimensie aan ons bedrijf. Er komen veel klanten uit Gouda speciaal voor hun vlees en kaas.” zegt hij trots.

“Het vlees smaakt zoals vijftig jaar geleden”

Boer Van Drunen

Ook bij Jan en Yfke Boer van de Beijersche Schuur past het pachten van de natuurgronden bij het bedrijf: “We hadden extra land nodig om ons vee minstens zes maanden per jaar 24 uur per dag te laten weiden. En onze Blaarkop en Witrug koeien kunnen prima grover gras eten, dat is voor hun gezondheid zelfs beter. We willen hier op de boerderij zuivel met meerwaarde produceren en verkopen.”

Natuurnetwerk

De vernieuwing in de Krimpenerwaard staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een groter geheel. De provincie Zuid Holland bouwt al sinds een pilot in 2013 samen met natuurorganisaties en agrariërs aan het Natuurnetwerk Nederland, dat natuurgebieden wil versterken door ze aan elkaar te verbinden. Want grote gebieden zijn beter bestand tegen negatieve invloeden zoals verdroging of overstromingen. Omdat de Krimpenerwaard onderdeel is van dat netwerk, worden er delen ‘vernat’ en verschraald om de bodem geschikt te maken voor bijzondere plantensoorten en weidevogels.

Dat laatste is voor de boeren een flinke uitdaging. “Als de grond erg nat is, kunnen onze machines er niet op. Ook kunnen de koeien moeilijker uit de sloot drinken door de zachte kanten; ze zakken weg in de modder. Maar ik begrijp dat het nodig is voor de weidevogels”, vertelt Yfke Boer.

Yfke Boer in de kaasmakerij

Kleinjan: “Om het land in de Krimpenerwaard geschikt te maken voor weidevogels is vernatting nodig, dus wordt het waterpeil omhoog gebracht. Daardoor groeit het gras langzamer en komen er meer bloemen. Die trekken insecten aan die een goede voedselbron vormen voor de kuikens van weidevogels.” 

Onkruid, mest en maaien

Maar dat is niet de enige uitdaging. Ook onkruid is een probleem, omdat het niet geschikt is voor het hooi en het de gewenste botanische soorten al snel overwoekert. Met de hand wieden is erg veel werk, dus is bij de Veerstalhoeve gebruikt in overleg met de boswachter sinds vorig jaar een onkruidknipmachine. Die snijdt enkel de dikke, harde stengels van het onkruid weg en laat grassen staan. Zo wordt gezamenlijk naar oplossingen gezocht. 

Ook met mest moet de boer heel anders omgaan. Zo mag op slechts een klein deel van de gronden ruige mest worden gebruikt, zijn er afgesproken maaitijden en zijn chemicaliën uit den boze. Dat zorgt voor extra werk voor de boeren. “Omdat het natuurland niet bemest wordt kunnen we bijvoorbeeld veel minder hooi oogsten per hectare land. Voor dezelfde oogst moeten we drie keer zoveel oppervlak bewerken”, vertelt Van Drunen. 

Ook voor de familie Boer is het omschakelen: “We gebruikten altijd al ruige mest, maar aangevuld met kunstmest. Kunstmest gebruiken kan nu niet meer; de bodem moet verschralen. Het is best puzzelen om natuurbeheer, boeren en een redelijk inkomen samen te brengen, maar het geeft voldoening.”

Ondanks de beperkingen en regels zijn de boeren tevreden over de samenwerking en geven aan dat alles in goed overleg met boswachter Sietse verloopt. Dat beaamt de boswachter: “Het geeft energie om samen met Van Drunen en Boer aan de natuur en de polder te bouwen. En natuurlijk zijn er wel eens problemen, maar iedereen heeft begrip voor elkaars situatie.”

Meer tijd

Het duurt nog wel even voordat we de gewenste plant- en vogelsoorten in de polder terugzien. Eerst moeten de basiscondities in het gebied in orde zijn; op dit moment is de grond te rijp en te droog. “Maar we zien hier en daar al wat botanische soorten terugkomen. We staan nog aan het begin van het proces en daarom wordt het gebied door de Provincie ook ingericht voor het natuurnetwerk”, licht Kleinjan toe. Het terugkomen van soorten gaat niet over één nacht ijs: “Als een perceel in agrarisch gebruik is geweest, en je zou optimaal maaien, het gewas afvoeren en geen mest rijden, dan zal de vegetatie na zo’n tien jaar in goede conditie zijn. Voordat je echt resultaat ziet ben je wel twintig jaar verder.” 

Maar kijkende naar de successen in andere gebieden mogen we ook in de Krimpenerwaard mooie resultaten verwachten: “In Polder de Nesse is een groot deel van het natuurgebied ingericht en daar zien we twee keer zoveel grutto’s, drie keer zoveel tureluurs en vier keer zoveel kieviten. Daarnaast komen er nu veel zeldzame trekvogels. Daar blijkt dat goed natuurbeheer effect heeft.” 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Van een kleinschalig initiatief groeide Fietsen voor m’n Eten in nog geen vier jaar uit tot een succesvolle vrijwilligersorganisatie, waarin mensen fietstochten met elkaar delen met locaties van boerderijen, tuinders en streekwinkels. Het initiatief van Van der Ende is niet onopgemerkt gebleven: onlangs nam ze de publieksprijs in ontvangst van de Vrijwilligersprijs WestlandHart. Met de prijs is een bedrag van € 2.500,- gemoeid, maar Van der Ende is vooral blij met deze erkenning vanuit het publiek. “Ik wil toe naar landelijke dekking, met 130 regio’s.”

Kees Vermeer

Van der Ende, die ook op deze website, De Kortste Weg, regelmatig in columns haar ervaringen deelt, heeft de afgelopen jaren tientallen enthousiaste vrijwilligers bij elkaar gebracht. Er zijn mensen die bijvoorbeeld de facebookgroep coördineren, meehelpen op beurzen en streekmarkten, de website beheren en bijwerken, fietsverslagen schrijven, recepten delen of als ‘voorfietser’ mensen in hun regio motiveren om de fiets te pakken voor hun dagelijkse eten. Dat gebeurt inmiddels al in 17 regio’s.

Helemaal tot rust

Het idee ontstond tijdens een vakantie in Zeeland in 2017. “Ik fietste daar rond en kwam een vleesboerderij tegen. En stalletjes langs de weg, kwekerijen… Zo fietste ik mijn eten bij elkaar terwijl ik tegelijk de streek verkende. Dat heb ik drie weken gedaan en vond het heerlijk. Ik kwam helemaal tot rust!”

Uitreiking van de Westlandhart publieksprijs

“Eenmaal weer thuis wilde ik dat ook doen in het Westland. Ik maakte een website, maar ik kende toen nog maar twee locaties voor verse groenten en fruit. Daarom maakte ik een facebookgroep, voegde vrienden uit de regio toe en heb iedereen gewoon gevraagd naar adressen van boerderijen, kwekerijen en kleine winkeliers. Dat liep meteen enorm snel! Na drie dagen had de groep vijfhonderd leden. En door een artikel in de krant werden dat er al snel duizend.”

16.000 leden

Van der Ende kreeg veel publiciteit. Zo benoemde de Fietsersbond haar tot Fietsburgemeester van het Westland en was ze te zien op TV West. Maar de aanwas ging vooral snel in de eerste corona-lockdown: in drie weken steeg het aantal leden van de facebookgroep naar negenduizend. “Het groeide zo snel dat ik er een besloten groep van moest maken. Helaas kan ik dat nu niet meer terugzetten naar een openbare groep.”

Momenteel telt de groep 16.000 leden, die al zo’n driehonderd locaties deelden. De website heeft nu onder andere een sponsor-knop. “Daarmee zamelen we geld in voor activiteiten en om de website te verbeteren. Ook het bedrag van de vrijwilligersprijs steken we daarin. De nieuwe website is begin deze maand online gegaan. De facebookgroep is er vooral voor actuele tips, berichten en fietsverslagen.”

Oneerlijke prijsstelling

Hoewel Fietsen voor m’n Eten dus eigenlijk bij toeval ontstond, zit er wel degelijk een diepere motivatie onder bij Van der Ende: “Ik zie hoeveel moeite lokale voedselproducenten hebben om hun producten te laten zien. In supermarkten hebben ze te maken met oneerlijke prijsstelling. Dat gaat me aan het hart, mede omdat ik zelf ondernemer ben. Daarnaast zijn producten bij de boer niet voorverpakt in plastic. En gaan we verspilling tegen omdat we langs de weg ook producten met een plekje kopen, die in de supermarkt altijd blijven liggen.”

Sinds twee jaar organiseert Van der Ende ook groepsfietstochten. Aan de hand van een gerecht voor een lekkere soep gaat zij met een groep op pad om de ingrediënten bij elkaar te fietsen. Na afloop wordt de soep met de groep gemaakt en gegeten. “Elke rit is weer anders. En onderweg krijgen we ook een kijkje bij een kweker of in een boerenschuur. Helaas lag dit vanwege corona de afgelopen tijd stil. Ik hoop dat we dit nu weer kunnen oppakken.”

Marja en haar ijzeren ros

Band met boeren

Naast haar drukke activiteiten voor Fietsen voor m’n Eten heeft Van der Ende een praktijk voor massagetherapie en leefstijladviezen over bijvoorbeeld voeding en bewegen. Dat kan zij goed combineren en de werkzaamheden sluiten zelfs mooi bij elkaar aan. Bovendien geeft zij boeren en telers een platform om verhalen achter hun werk en hun producten te delen.

“Ik vind het leuk dat ik een goede band heb opgebouwd met de aanbieders in de groep. Ze zijn ook onderdeel van enkele fietsroutes die ik heb uitgestippeld. Dat wordt erg gewaardeerd, onder andere met sponsoring. De boeren en telers zien de meerwaarde van Fietsen voor m’n Eten. We zetten letterlijk de kleine aanbieders op de kaart.”

Landelijke ambitie

Klaar met Fietsen is Van der Ende nog lang niet, plannen genoeg. Ze wil bijvoorbeeld de website koppelen aan een fietsrouteplanner. Daarvoor gaat ze onderzoeken of er al apps zijn die ze kan koppelen, of dat ze zelf iets moet ontwikkelen. Verder heeft ze de ambitie om landelijke dekking te bereiken, met een groei van de huidige 17 naar 130 actieve regio’s met voorfietsers die hun eigen regio in beweging brengen. 

“Dus we hebben nog lekker veel te doen de komende tijd”, lacht ze. “Ik sta altijd open voor samenwerking, ook met vergelijkbare initiatieven, en zie wel wat er gebeurt. Ik wil in ieder geval geen platform dat door geld wordt gestuurd. Dit is iets vanuit de maatschappij. Een echt consumentenplatform, met ook een belangrijke stem voor de aanbieders.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het aantal mensen dat investeert in lokale voedselinitiatieven en natuurvriendelijk boeren stijgt enorm. Niet alleen om rendement te halen, maar vooral ook voor een betere wereld. Het ene project is nog niet afgerond, of het andere staat alweer op. De Herenboeren floreren als nooit tevoren, terwijl de inleg 2.000 euro is. Land van Ons doet het enorm goed. En ook het Rotterdamse Rechtstreex haalde met crowdfunding in zeer korte tijd het dubbele van het streefbedrag op en het initiatief Aardpeer haalde in enkele weken 7 miljoen (!) euro binnen om duurzaam boeren te stimuleren.

Kees Vermeer

Maarten Bouten van Rechtstreex

‘Uhm, we zijn een beetje overdonderd’, was de reactie van Maarten Bouten van Rechtstreex toen hij het resultaat zag van de crowdfunding actie. Geen gekke reactie: al voordat de campagne goed en wel was gestart, werd het maximale doel al bereikt: 100.000 euro. Binnen een halve dag! “We hadden al goede ervaringen met crowdfunding, maar nu ging het echt ongelofelijk snel. Het is ontroerend en indrukwekkend om de betrokkenheid van mensen te zien bij wat wij doen.”

Met de opbrengst kan Rechtstreex, het initiatief om lokaal eten zo toegankelijk mogelijk te maken, uitbreiden naar de regio Haaglanden. “We hebben daar al tien verkooppunten, maar willen de stap maken naar een zelfstandige regio met een eigen assortiment en een zelfstandig verzamelpunt en distributiecentrum. Zo’n nieuwe locatie vraagt natuurlijk een investering, vandaar deze actie.”

Heel snel aan de slag

Rechtstreex bouwt sinds 2013 aan een duurzame en lokale voedselketen. Er zijn in de webshop al meer dan tweeduizend bestellingen per week. Kennelijk zien inwoners van Haaglanden het initiatief ook zitten, want 51 mensen investeerden gemiddeld maar liefst 1.960 euro. ‘We vinden het te gek dat hiermee eerlijk, lokaal eten naar de stad wordt gebracht’, was het bericht van iemand die 10.000 euro inbracht. Medio mei is het nieuwe verzamelpunt in Den Haag opengegaan. “Door de opbrengst van de actie konden we heel snel aan de slag”, zegt Bouten. 

Geld is natuurlijk belangrijk om nieuwe stappen te maken, maar er is meer nodig: “We hopen dat steeds meer mensen lokaal kopen als het nieuwe normaal gaan zien. En inzien dat de duurzaamheid van de voedselketen wordt bepaald door de manier waarop je boodschappen doet. In de supermarkt heb je daar geen idee van en heb je er ook geen invloed op. Door lokaal te kopen ben je onderdeel van een duurzaam systeem. Je kunt kiezen voor boeren die produceren op de manier die jou aanspreekt. Zo heb je veel invloed met iets wat je dagelijks doet.”

Zorgen voor de volgende generatie

Maar waarom investeren mensen eigenlijk? Dat kan Margreet Verhaar uit Leidschendam wel uitleggen. Ze bestelt sinds ruim een jaar boodschappen bij Rechtstreex en deed met een flink bedrag mee aan de crowdfunding actie. “Het geeft me een goed gevoel om boodschappen te doen bij lokale ondernemers. Wat ik koop is niet eerst over de hele wereld vervoerd. Als we met ons voedsel doorgaan zoals nu, dan gaat het niet goed. Met de feestdagen eet ik echt nog wel eens iets wat niet uit de buurt komt, maar ik probeer dat wel te beperken. Veel producten van Rechtstreex zijn bovendien biologisch, en ook dat vind ik belangrijk. Ik probeer ook meer seizoensgroenten te eten. We moeten gewoon goed zorgen voor de volgende generatie. Dat is mijn motivatie.”

Krijn Triep, eveneens uit Leidschendam, deed ook mee vanwege zijn enthousiasme voor Rechtstreex. “Ik ben lid van een weidevogelclub en hoorde er op een clubavond over. Ik vond het meteen een prachtig initiatief. Ik kocht ooit ergens biologische aardappels maar die bleken uit Peru te komen. Ik vind het niet zo biologisch om die helemaal hierheen te transporteren. Rechtstreex staat voor korte lijnen en transparantie. Je weet precies waar de producten vandaan komen.”

Triep las over de crowdfundingactie en wilde er eerst een nachtje over slapen. Maar toen hij zag dat het heel snel ging, is hij meteen gaan meedoen. Hij hoopt dat het bewustzijn over duurzaamheid en korte lijnen in de toekomst bij meer mensen zal doordringen. “Want we moeten onze voedselproductie echt op een andere manier gaan organiseren.”

Studenten en jonge gezinnen

Kees van Biert, van Aardpeer

Kees van Biert, mede-initiatiefnemer van Aardpeer, is ook in zijn nopjes met de enorme investering vanuit crowdfunding: “Dit is een succes voor de aarde.” Aardpeer streeft naar natuurvriendelijke landbouw en geeft informatie, advies en ondersteuning. Bijvoorbeeld rondom kruidenrijk grasland of gezondere bodems met meer biodiversiteit. Vanaf eind januari konden particulieren en bedrijven voor 500 euro per stuk ‘Samen voor grond’-obligaties aankopen. Dat leverde 7 miljoen euro op, waarmee nieuwe grond wordt verworven en beschikbaar gesteld aan natuurvriendelijke boeren. 

“We willen boeren in staat stellen om de aarde beter achter te laten dan dat ze die gekregen hebben”, legt Van Biert uit. “Dat doen we met een pachtcontract waarin staat dat er geen gif en rommel wordt gebruikt. De boer kan dan pachten tegen een lage prijs. Triodos, eveneens onderdeel van Aardpeer, verleende een voorfinanciering zodat we alvast objecten konden kopen. Daarna hebben we particulieren en bedrijven gevraagd om ons te helpen door de obligaties te kopen. We hebben nu 650 beleggers, waarvan de helft studenten en jonge gezinnen. Zij vinden het dus belangrijk wat wij doen.”

Onmogelijk mogelijk

Dat het initiatief zo breed wordt ondersteund is voor Van Biert een kans om nog meer te doen dan vooraf gedacht. Met de opbrengst kunnen boeren natuurvriendelijk aan de slag die dat voorheen niet hadden gekund. “Met de huidige prijs van boerenland en een lening van een bank komen boeren er gewoon niet uit. Dus we moeten ergens een draai maken. Ik denk dat we dat nu kunnen doen. We hadden al 550 hectare grond, dus we waren al flink groot. Maar door onze beleggers kunnen we nu dingen doen waarvan we dachten dat ze onmogelijk waren. Kennelijk hebben we een instrument gevonden wat bij deze tijd past. De nieuwe generatie beleggers kijkt bewust naar de impact van hun belegging.”

Deelnemers van Aardpeer

Zeventig miljoen

Voor boeren die anders willen gaan werken, is de hoge grondprijs een groot knelpunt. Begin dit jaar werd bekend dat steeds minder boeren de sprong wagen naar biologische landbouw. Maar de boeren zijn het probleem niet, betoogt Van Biert. “Zij willen wel, maar kunnen gewoon geen kant op. Bij de start van Aardpeer meldden zich binnen drie weken 74 boeren. En allemaal hadden zij een plan om beter en gezonder te gaan werken. Een van hen, een jonge boer, zei tegen ons: ‘Ik ben mijn grond en de natuur aan het verwoesten, maar ik kan niet anders’. Met onze hulp heeft deze boer nu een volledig biologisch en circulair bedrijf. Daarom geloof ik in onze methode: boeren helpen om tegen een goede prijs grond te kopen om stappen te kunnen maken. We gaan ons nu inzetten om niet zeven maar zeventig miljoen binnen te halen. We hebben laten zien dat het kan, en nu gaan we de volgende stap zetten.”

“Vannacht werd er één van de jongens (os) opgehaald voor de reis. Volgende week vrijdag hoop ik de vriezer weer gevuld te hebben.” Door een van de Midden-Delflandse boeren werd deze week deze zin in een bericht gedeeld, in de Facebookgroep van Fietsen voor m’n eten – Westland. En op dezelfde dag een bericht van een andere boer: “Ook de vriezer met vlees ligt weer vol. Dus zin in bijvoorbeeld rollade, buikspek of speklapjes, kom vooral langs.”

Marja van der Ende

Als beheerder van de (besloten) groep houd ik altijd mijn hart vast voor berichten over vlees. Het levert steevast een hoop discussie van voor- en tegenstanders van vlees eten op. En ja hoor, “Wat vreselijk voor die dieren” was de eerste reactie op het bericht over de os. 

De os in kwestie

De discussie onder het bericht vlamde direct op. De vleeseters buitelden over elkaar heen, om de niet-vleeseter tegen te spreken en de boer te roemen voor zijn eerlijkheid. Ook de boer zelf reageerde met nog een open en eerlijke uitleg en de oproep aan de tegenstanders van vlees eten om langs te komen en met eigen ogen te zien hoe de dieren met liefde verzorgd worden. Zo leek de rust onder dit bericht gehandhaafd te blijven. Maar niet voor lang. Want een opmerking als “Gezellig, al het gezeik van vega’s”, deed het vlammetje weer oplaaien. Zelfs de Zwarte Pietendiscussie werd erbij gehaald. Uiteindelijk hebben we toch de opmerkingenvelden gesloten om de tijdlijn in de groep neutraal en gezellig te houden en terug te brengen naar de bedoeling: tips en fietsverhalen delen. 

Als beheerder van de groep houd ik altijd mijn hart vast voor berichten over vlees

Onder het andere bericht over het varkensvlees ging het er nog iets feller aan toe. Hier stond vrijwel direct de opmerking: “Als iedereen nu eens stopt met vlees eten”, overigens van dezelfde niet-vleeseter als onder het bericht over de os. Binnen no-time 35 opmerkingen eronder in de trant van ‘dat we dat allemaal lekker zelf mogen bepalen’. De discussie ging al snel nergens meer over en werd moddergooien naar elkaar en een welles-nietes gesprek. Dus ook hier werden de opmerkingenvelden door ons gesloten.

Bezoek de boer

Zo zie je weer dat het in discussies over vlees de beschuldigingen snel over en weer gaan, van ‘dierenmishandeling’ aan de ene kant tot ‘jij bepaalt niet voor mij of ik vlees eet’ aan de andere kant. Een gulden middenweg lijkt niet te vinden, terwijl die er volgens mij wel is. Die gulden middenweg is de kortste weg: de boer in de buurt. De boeren in onze buurt hebben hart voor de dieren die ze verzorgen en voor de natuur om ons heen. 

De gulden middenweg is de kortste weg: de boer in de buurt

De boer van het bericht van de os schreef het in zijn oproep heel treffend: “bedankt voor jullie reactie. Ik begrijp best dat het voor niet vlees eters wel lastig kan zijn om de realiteit van het boerenleven mee te maken. Met dit bericht laat ik zien wat er zoal gebeurt. Op ons bedrijf worden de dieren met alle zorg en liefde verzorgd. En het is nu eenmaal zo dat we onze dieren niet alleen voor de hobby hebben. Dus wordt er regelmatig een geslacht. Net zo goed als dat we elke dag de koeien melken.

Niet iedereen vind dit fijn. En nét zo goed als dat iedereen het recht heeft om er iets van te vinden, hebben wíj het recht om ons bedrijf op deze manier vorm te geven. Ik zou het enorm waarderen als iedereen die vindt dat we het niet goed doen, ook de moeite neemt om zich écht te verdiepen in hoe wij de dingen doen. Dus geen nutteloze kreten over diermishandeling. Daarmee doe je jezelf te kort, want je weet niet hoe het er bij ons aan toe gaat. Dus wederzijds respect graag. Iedereen mag het op zijn of haar eigen manier beleven. Samen komen we er wel.”

Discussie over en weer

Ik kies voor lokaal vlees

Het vlees van de dieren van de lokale boeren is van een geheel andere kwaliteit dan het vlees dat uit de massa vleesindustrie komt en in de supermarkt verkocht wordt. Massa is kassa en het dierenwelzijn is daar vaak ver te zoeken. 

Sinds ik fiets voor mijn eten buiten de supermarkt, eet ik juist minder vlees. Het vlees dat ik eet, komt bij de boeren uit de buurt en bij de slager die het vlees ook uit de buurt betrekt. Uit een bloedonderzoek dat ik onlangs via de huisarts moest ondergaan, kwam naar voren dat het B12 gehalte wat aan de hoge kant was, wat bij mij resulteerde in het verder minderen van mijn vleesconsumptie. Omdat mijn lichaam aangeeft dat het minder kan.

Zou het kunnen dat het vlees van dieren van lokale boeren meer voedingswaarde bevat, waardoor we sneller verzadigd kunnen zijn en we er dus minder van nodig hebben? Dat zou wat mij betreft een groot wetenschappelijk onderzoek waard zijn! Ook het regelmatig onderzoeken van je vitamine- en mineralenwaarden kan veel helderheid geven, of je nog wel de juiste (hoeveelheden) voeding tot je neemt.

Wat betreft de vleesdiscussie, spreek ik de wens uit dat zowel de vleeseters als de niet-vleeseters zich beter laten voorlichten over het verhaal achter vlees. Over het verschil tussen vlees van lokale boeren en supermarktvlees, over de verzorging van de dieren op de boerderij, over hoeveel vlees je lichaam eigenlijk echt nodig heeft, maar zeker ook over de vele alternatieven voor vlees die een echte voedingswaardevolle vervanging kunnen zijn. 

Met heftig activisme van beide kanten worden slechts weerstanden opgewekt en lijken we niet meer elkaars woorden te kunnen ontvangen. Dus open en onbevooroordeeld luisteren naar elkaar gaat zeker meer opleveren. Ik kan niet wachten tot het zover is en werk daar graag aan mee! 

Activisme van beide kanten (overigens wordt verreweg de meeste soja niet verbouwd voor vegetariërs, maar voor de productie van veevoer voor zuivel en vlees)

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Met het merk Streeckgenoten wekt supermarktketen Albert Heijn de suggestie dat je als klant een lokaal product koopt. Suggestie, want het ‘lokale’ blijkt veel marketingpraat. Het meeste vlees van Streeckgenoten wordt in Limburg geproduceerd.

Sophie van Asperen en Wouter van Wijk

“Meer dan 80 lokale slagers, bakkers en kaasmakers uit heel Nederland leveren aan Albert Heijn onder de naam Streeckgenoten maar liefst 237 lokale specialiteiten”, ronkt Albert Heijn eind februari in een persbericht. Maar met dat ‘aanleveren’ neemt de keten het niet zo nauw: Limburgse ham kan voor AH in Zuid Hollandse winkels prima als ‘Streeckgenoot’ door en in schappen met het bordje “De lekkerste vleeswaren van topslagers uit de buurt” ligt regelmatig geen enkel echt lokaal gemaakt product.

Zo kunnen we nog wel even doorgaan. De ‘Traditionele Filet Americain’ van de Amsterdamse slager Hans Brommer komt van The Filet Company in Tilburg. De ‘Streeckgenoten Kiprollade’ van de familie Wapenaar uit Vlaardingen komt volgens de verpakking uit Nuth, Limburg. Als we andere verpakkingen omdraaien, blijkt dat het Limburgse plaatsje de bakermat is van wel heel veel Streeckgenoten.

De lekkerste vleeswaren van topslagers uit de buurt … van Limburg

Geen reactie

Wat is hier aan de hand? Dat vroegen we natuurlijk aan Albert Heijn. Maar de afdeling communicatie ‘ziet op dit moment geen mogelijkheden’ hierover uitleg te geven. “Er zijn andere prioriteiten”, laat woordvoerder Pauline van de Brandhof weten. Wel stuurt ze iets over de de oorsprong van de naam: ‘Streeck’ is een knipoog naar originele, oude, traditionele recepten van vroeger. ‘Genoten’ refereert aan ‘genieten’. Met de ‘Streeckgenoot’ wordt de persoon bedoeld die het product maakt. Over het beeld dat de c wel erg geleend lijkt van de kipstuckjes en gehacktballen van de Vegetarische Slager, wordt niet gerept.

Om het gebrek aan openheid van AH is met wat rondbellen gelukkig wel heen te werken. Wat blijkt? De Limburgse Group of Butchers  – die onder leiding van slager-ondernemer Jack Keulen de Streeckgenoten bedacht – maakt de specialiteiten ‘uit heel Nederland’ grotendeels gewoon zelf, in Limburg.

Succesformule

Lokale producten waren zo’n succes in Limburg, dat ze wilden uitbreiden naar de rest van Nederland. En zo werd er een handjevol slagers uit verschillende regio’s opgetrommeld om hun ambachtelijke recepten te delen met de vleeswarenmakers in Nuth, en liggen in AH-filialen door het hele land regionale producten – maar voornamelijk uit andere streken. En voornamelijk van slagers die gerelateerd zijn aan The Group of Butchers. Ook The Filet Company uit Tilburg blijkt een andere naam voor ‘Group of Butchers Eersel’. Zo kan Streeckgenoten eigenlijk alleen in Limburg de naam waarmaken: fors meer dan de helft van de ruim vijftig soorten vleeswaren uit de Streeckgenoten productlijn is een ‘Limburgse’ Streeckgenoot, zoals Limburgse preskop of achterham.

De angst voor Albert Heijn is groot bij de toeleveranciers. Slagers willen vaak niet of nauwelijks reageren op de werkwijze. Een slager die achteraf toch niets meer met ons artikel van doen wil hebben, produceert – zoals de meesten – niet zelf, maar heeft zijn recept met de Limburgers gedeeld en zodanig aangepast dat het wel lijkt op het originele product, maar kan voldoen aan de houdbaarheids- en kwaliteitseisen van Albert Heijn. De kleine slagers die meedoen aan de campagne, kunnen vaak helemaal niet op de schaal produceren die Albert Heijn nodig heeft. Zo produceert de Group of Butchers op basis van de ambachtelijke recepten iets wat zoveel mogelijk lijkt op het origineel.

Boerenkaas of boerderijkaas?

Behalve vlees levert AH ook kaas onder het label Streeckgenoten, iets minder dan een kwart van het totale aanbod. Daar wordt de naam beter waargemaakt. Zo ligt er kaas van de familie Schrama uit Rijpwetering in de schappen die ook daadwerkelijk op de boerderij wordt gemaakt. 

Dat gaat volgens de familie prima, al komt er nu een flinke verandering: de boerenkaas moet voortaan van gepasteuriseerde melk gemaakt worden. Dat doen de Schrama’s nu voor AH, al is de kaas nu omgedoopt tot ‘boerderijkaas’, omdat boerenkaas een beschermde naam is voor kaas die grotendeels met de hand is gemaakt van rauwe melk. 

Boerin Ellen Schrama vindt het enerzijds jammer, maar snapt dat Albert Heijn een risico wil uitsluiten door te pasteuriseren. Het is alleen niet wat ze zelf het liefst verkoopt: “Ik persoonlijk vind echte boerenkaas een ambacht. Dat is is waar mijn hart naar uitgaat.”

Boerenkaas van Hoogvliet

Het pasteuriseren is wel de keuze van Albert Heijn, niet alle supermarkten doen dat. De Schrama’s leveren bijvoorbeeld ook aan de Groene Hart Coöperatie, die Hoogvliet als afnemer heeft. Daar ligt de kaas van rauwe melk van de Schrama’s wel gewoon in het schap, de echte boerenkaas.

Het opmerkelijke is dat de marketingmachine van Albert Heijn gewoon suggereert dat het producten heeft die de boer zélf ook verkoopt in de boerderijwinkel. “In 1912 startte opa met de boerderij en het kaasmaken.” schrijft Albert Heijn, “In 1993 namen Paul & Ellen, alweer de 3e generatie, de boerderij over. Sinds 2019 verkopen ze hun kaas als Streeckgenoten bij Albert Heijn.” Maar in de werkelijkheid moet er door de grootschaligheid en daarmee samenhangende kwaliteits- en hygiëne-eisen, een slok water bij de wijn.

Boetes

Wellicht bevindt Albert Heijn zich met Streeckgenoten ook juridisch in moeilijk water. Begin deze maand bleek dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) misleidende duurzaamheidsclaims wil aanpakken. Het onderzoek naar dit zogenoemde ‘greenwashing’ richt zich op zuivel, energie en kleding. De ACM kan boetes uitdelen die kunnen oplopen tot €900.000 of een percentage van de jaaromzet.

Dat de woordvoerders niet willen reageren roept ook vragen op over de bedoelingen van Albert Heijn. De consument leest ‘streeck’ en dat voelt ongetwijfeld goed, want: lokaal is hip en duurzaam en geeft een goed gevoel. En dat zonder dat gemak verloren gaat! Maar het bedrijf begeeft zich wel in een grijs gebied omdat het lokale aspect flinterdun is. Qua dierenwelzijn scoort het merk ook niet hoog, maximaal een ster van het Beter Leven keurmerk.

Voor wie graag proeft van specialiteiten uit verschillende regio’s uit heel Nederland, is Streeckgenoten wellicht interessant, maar wie lokaal voedsel wil, of voor bijvoorbeeld dierenwelzijn kiest, heeft er weinig aan. Ook financieel gezien is Streeckgenoten niet zo’n beste keuze. Zo ligt de Utrechtse Vocking Leverworst (‘sinds 1891’) in plakjes voor €15,70 per kilo in het Streeckgenoten-schap, maar kun je verderop in de winkel een rolletje met vrijwel dezelfde ingrediënten voor €7,40 per kilo meenemen. 

Stree(c)k uithalen

De Streeckgenoten lijken daarmee een poging om een lekker graantje mee te pikken van de trend naar lokale producten, terwijl de meeste van die producten niet echt uit de eigen streek komen. Zo eet Albert Heijn heel ambachtelijk van twee walletjes en haalt het daarmee eigenlijk een streek uit met de klant. 

Dat het ook anders kan bewijst een supermarkt als Hoogvliet. Die werkt, na wat vallen en opstaan, steeds nauwer samen met boeren die zelf produceren. Zo krijgt de supermarkt echte streekproducten in de winkel, in de productlijn ‘Streek’. Waarbij de naam niet misleidend is. Of er nu een c in staat of niet.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Met negen boerderijen in functie, tientallen initiatieven om nieuwe op te richten en honderden geïnteresseerden in het hele land, kun je wel stellen dat het initiatief Herenboeren een groot succes is. Zeker omdat de eerste Herenboerderij pas vijf jaar geleden, in 2016 werd opgericht. Wat kunnen we voor de komende vijf jaar verwachten?

Ilona de Ruijter

In Zuid Holland zijn de ambities in elk geval groot. Terwijl er begin vorig jaar nog nul Herenboerderijen zaten, zijn het er binnenkort al drie. Zo startte in maart 2020 De Vlinderstrik in Rotterdam met zaaien, fruitbomen en veeteelt. Door de opstartfase is de productie nog niet heel hoog, maar daar komt dit jaar verandering in. Eind deze maand gaat Herenboeren Aan den Drecht in het Groene Hart van start en de derde is ook ver in het proces.

Negen Herenboerderijen, tientallen initiatieven en honderden geïnteresseerden door heel Nederland

Een Herenboerderij is een kleinschalig, gemengd en coöperatief boerenbedrijf voor en door mensen die gezond willen eten en willen vertrouwen op eerlijke productie met respect voor de boer, de dieren en de natuur. Van zo’n boerderij zijn 150 tot 200 gezinnen lid, die elk een startbedrag van 2.000 euro inleggen voor de oprichting. Vervolgens betalen zij een wekelijkse contributie om het bedrijf draaiende te houden. Al het eetbare dat de boerderij voortbrengt, wordt verdeeld onder de leden. Dat voedsel verbouwen zij niet zelf, maar de coöperatie heeft een boer in dienst. En wie dat leuk vindt is welkom om de boer een handje te helpen. 

Het eerste volledige seizoen

Lian Tan

Herenboerderij de Vlinderstrik bevindt zich in het noorden van Rotterdam en bereik je met de metro, of binnen een half uur fietsen vanuit het centrum. Dit jaar beginnen zij hun eerste volledige seizoen. “Het doel is om alle leden wekelijks te voorzien van groenten, fruit, aardappels, eieren en kippen-, runder- en varkensvlees. Maar zo ver zijn we nog niet”, vertelt Simone Roodenberg, bestuurslid bij De Vlinderstrik. “We zijn blij als we straks elke week voedsel kunnen uitleveren. Omdat we vorig jaar halverwege het jaar zijn gestart hebben we nog niet alles kunnen zaaien. Op dit moment betalen we daardoor nog relatief veel voor weinig opbrengst. Maar dit jaar zaaien we alles wat we willen, al is het afwachten of alle gewassen gedijen in de kleibodem.”

Een tweede Herenboerderij van start

De Vlinderstrik blijft niet lang de enige Herenboerderij in de provincie, want 31 mei krijgt Herenboeren Aan den Drecht grond in Leimuiden overgedragen van de gemeente. “Dan mag ook direct de eerste spade erin”, vertelt Lian Tan, woordvoerster van Herenboeren Groene Hart, opgewekt. “We kunnen van alles op het land gaan doen, omdat er nog helemaal niets staat en uit bodemonderzoek blijkt dat de grond erg goed is.”

Eten, maar bovenal gezelligheid

Het bouwen van een gemeenschap is volgens Tan, naast het duurzame voedsel, een belangrijk doel van de Herenboerderij: “Voedsel en gemeenschap zijn twee van onze pijlers. De derde is natuur.” Ook Roodenberg is positief te spreken over het gemeenschapsgevoel: “De community is een extraatje dat je niet verwacht als je lid wordt. Het is een gemeenschap van mensen met dezelfde interesses en doelen, waardoor er snel een klik is. Dat vind ik misschien wel het mooiste van de Herenboeren.”

Meer Herenboerderijen?

Paul Valster

Zowel in de regio Rotterdam als in het Groene Hart staan Herenboeren te popelen om boerderijen te starten. Aan interesse geen gebrek, dus waarom zijn er niet meer Herenboerderijen in Zuid-Holland gerealiseerd? “Grond is de bottleneck in deze regio, zodra we grond hebben komen de mensen vanzelf”, licht Paul Valster toe, bestuurslid van Herenboeren Rotterdam, dat zich inzet voor meer Herenboerderijen in de omgeving van de havenstad. Valster heeft alle vertrouwen om geschikt land voor nog vijf Herenboerderijen in de regio Rotterdam te vinden: “We willen niet alle boerderijen tegelijk starten, dat kunnen we niet managen. Maar we blijven wel continu met de juiste mensen praten.” Dat doet ook Herenboeren Groene Hart. Tan vertelt dat het doel is om in het Groene Hart elke 20 tot 30 kilometer een Herenboerderij te realiseren. “De eerste is gelukt, op naar meer geschikte locaties.”

Vooral in Rotterdam zit schot in de zaak: “De eerstvolgende boerderij, de Aalkeet, komt met 90% zekerheid in de Zuidbuurt in Vlaardingen. We wachten op definitieve goedkeuring van de gemeente. Verder zijn we in gesprek over verschillende locaties in het buitengebied van Rhoon, bij de Rottemeren en onderzoeken we of er in Hoek van Holland geschikte grond is.” 

Door het nieuwe project Rotterdam De Boer Op van Natuurmonumenten en achttien partners, waaronder Herenboeren, zou zomaar nog meer vaart in de realisatie van nieuwe Herenboerderijen kunnen komen. Het project kwam tot stand dankzij een gift van de Nationale Postcode Loterij en heeft als doel om de natuur op het Rotterdams platteland tot bloei te laten komen en het bord van duizenden Rotterdammers er anders uit te laten zien: gevuld met (h)eerlijk en lokaal geproduceerd voedsel. Het project moet in 2027 volledig op eigen benen staan. We kunnen de komende jaren dus uitkijken naar meer Herenboerderijen. Wie enthousiast geworden is kan hier terecht. 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Sinds boerenvoorvechter Caroline van der Plas met haar BoerBurgerBeweging een zetel in de Tweede Kamer veroverde, is ze niet meer uit de media weg te slaan. Of ze nou met een trekker het Binnenhof op komt rijden, in praatprogramma’s reuring veroorzaakt, of een botsinkje met Rutte heeft, de oud-journalist weet zich in de kijker te spelen. Maar waar staat ze eigenlijk voor, inhoudelijk? Voor de traditionele boer of de biologische? Groot of klein? Lokale producten of de export?

Wouter van Wijk

Het beeld dat veel mensen van haar hebben, is vooral die als voorvechter van traditionele, industriële boeren. Ze bezweert het tegendeel: “Ik ben niet, zoals veel de meeste mensen denken, voor de turbo-boeren. Dat alles groter en sneller moet. Juist niet. Maar we moeten wel kijken naar hoe je verandert. Moet dat snel? Wij willen dat het in kleine stapjes gaat.”

Van der Plas pleit voor een pas op de plaats als het gaat om nieuwe regelgeving, stikstofbeleid en de import en export. “Er moet een langjarig plattelandsbeleid komen. En voor die tijd willen we een brede, maatschappelijke discussie over wat we in Nederland nou willen met de boeren en het platteland.”

“Als je zo doorgaat, regel op regel, dan heb je over twintig jaar nog maar weinig boeren over. Met daarbij heel veel hele grote, en een paar kleine. Die in het midden redt het niet.”

Caroline van der Plas

Een beginnetje met die discussie wil ze wel maken: “Er is nu hele strenge regelgeving. Dat moet soepeler. Als je zo doorgaat, regel op regel, dan heb je over twintig jaar nog maar weinig boeren over. Met daarbij heel veel hele grote, en een paar kleine. Die in het midden redt het niet.”

De oplossing? Minder regels. “Boeren zitten klem. Ook boeren die het graag anders willen. Als je als boer wil omschakelen naar biologisch, dan gaan bijvoorbeeld de buren weer klagen dat de varkens of kippen buiten lopen.”

Caroline van der Plas

“Het gaat ons ook niet om minder dierenwelzijn of minder milieuregels. We willen vooral veel minder bureaucratie. Boeren worden gek van de boekhouding. Alles moet geregistreerd worden. Dat zegt het ministerie van Landbouw nu gelukkig zelf ook. We moeten met een stofkam door de regelgeving.”

Supermarkten

Onderdeel van die discussie moet ook de positie van boeren tegenover de supermarkten zijn: “Het is heel scheef. Boeren mogen geen prijsafspraken maken, terwijl de supermarkten en slachterijen enorme macht hebben. Er lopen nu ook onderzoeken naar prijsafspraken bij slachterijen. Terecht.”

De supermarkten opereren schijnheilig in haar ogen: “Ze doen maatschappelijk heel stoer over dierenwelzijn. Maar ondertussen wentelen ze de kosten af op de boer. Het moet beter zijn, maar niet duurder voor hen. Dat kan natuurlijk niet. En daarbij promoten ze ondertussen ook nog eens vooral het goedkopere voedsel, de kiloknaller.”

“Supermarkten doen maatschappelijk heel stoer over dierenwelzijn. Maar ondertussen wentelen ze de kosten af op de boer.”

Caroline van der Plas

“Niemand zit te wachten op kiloknallers. De meeste boeren niet, wij ook niet. Maar de supermarkten werken wel zo.” Voor de boeren is het kiezen of delen, stelt Van der Plas: “Als de kostprijs zo hoog is als die nu is en de inkomsten zo laag, dan moet je of stoppen, of opschalen. Met meer dieren gaat je kostprijs omlaag.”

Maar om dat te doen, moeten boeren zich vaak in enorme schulden steken. “Je ziet steeds meer bewustzijn bij boeren, dat veel van die investeringen tot enorme financiële problemen kunnen leiden.” De boer doet een investering, waarna het vaak toch anders loopt. Bijvoorbeeld omdat de regels veranderen, zoals rond de stikstofproblematiek. “Er zijn genoeg verhalen. Zo ken ik een boer die had een stal voor tweehonderd koeien gebouwd. Toen bleken er maar 120 in te mogen. Die kon het hoofd niet boven het water houden.”

Het telkens terugkerende probleem is dan ook vrij simpel: geld. Veel boeren willen graag milieu- en diervriendelijk werken, maar kunnen dat niet omdat het niet uit kan.  “Een boer zei ooit: ik wil mijn varkens best wel leren voetballen, als ze maar betalen. Dat is wel het probleem.”

Vijf cent

“Ik denk soms misschien wat te simpel hoor, maar als de supermarkt vijf cent per kilo op de prijs doet, dan maakt dat een verschil. En wie merkt dat? De meeste mensen echt niet. Ik denk dan niet: dan koop ik geen vlees. Ik denk: ik heb zin in karbonade. Maar voor de boer is het een wereld van verschil. Geef ze vijf cent extra en je zult zien wat ze kunnen.”

Van der Plas, een van de weinige Tweede Kamerleden waarvan haar 06 nog gewoon op de website staat, ziet ook een grote rol voor de consument: “Supermarkten moeten hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Door de acties van Wakker Dier is de plofkip de supermarkt uitgegaan. Dat kan ook met andere producten. De consument bepaalt. Vraag in de supermarkt: ik wil uien uit Nederland. Doe ik ook.”

“De supermarkten hebben de afgelopen twintig jaar de consument geleerd dat voedsel zo goedkoop is. Het is een perverse prikkel. De groenten en vlees zijn spotgoedkoop. Hun marge zit juist op andere producten verderop in de winkel. Een pak hagelslag bijvoorbeeld.”

“FrieslandCampina doet samen met Natuurmonumenten een campagne, maar ze verkopen vooral melkpoeder aan China”

Caroline van der Plas

Ook een bedrijf als FrieslandCampina werkt eraan mee: “Die zijn ooit begonnen voor boeren, maar inmiddels zitten er zoveel lagen personeel. Nu doen ze ook samen met Natuurmonumenten een campagne, maar ze verkopen vooral melkpoeder aan China. Ze vinden het vast niet leuk dat ik dat zeg, maar het is heel erg voor de bühne.”

Import en Export

Het blijft ook een ongelijk gevecht tussen boer en supermarkt. De boer concurreert ondertussen met letterlijk de hele wereld. “Ik zie hier in de zomer regelmatig Spaanse aardbeien in de supermarkt liggen. We hebben er hier zo veel. Dat is toch gek?”

Maar het is nog erger, ziet Van der Plas. Boeren hier moeten aan allerlei regels voldoen, die vaak niet gelden voor geïmporteerde producten: “We moeten geen voedsel meer importeren dat niet aan onze regels voldoet. We zijn niet tegen import, maar wel tegen handel waar geen gelijk speelveld voor is. Waarom moet een boer hier aan allerlei regels voldoen, maar mag een supermarkt wel kip importeren uit Brazilië, waar de regels veel minder streng zijn?”

En de andere kant dan? De export? Moet Nederland wel zoveel landbouwproducten exporteren? “Het is maar hoe je er tegenaan kijkt. We exporteren het meeste naar landen die 600 à 800 kilometer om ons heen liggen. In Amerika zouden ze dat een lokaal product noemen. Daarbij, de meeste export zit in sierteelt en bomen.”

“Waarom moet een boer hier aan allerlei regels voldoen, maar mag een supermarkt wel kip importeren uit Brazilië, waar de regels veel minder streng zijn?”

Caroline van der Plas

Stoppen met exporteren leidt volgens Van der Plas tot meerdere problemen: “Als je niet meer exporteert, gaat de prijs voor Nederlanders wel omhoog. Door de schaalgrootte houd je de prijs hier ook laag.” En daarbij, weer die regels: “Straks krijg je vlees en eieren uit het buitenland. Daar werken ze heel anders met gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica. Weet je daarvan wat erin zit?”

Het is voor Van der Plas dan ook geen uitgemaakte zaak dat er minder dierenleed is als je in Nederland minder dieren houdt: “De regels zijn hier veel strenger. Hier de veestapel halveren betekent misschien dat het vlees dan uit Oekraïne komt. Daar hebben ze varkensstallen van 500.000 of in Rusland zelfs een miljoen. Hoe goed denk je dat die dieren het hebben?”

Halvering veestapel

De export ligt nu vooral onder vuur vanwege stikstofuitstoot die veel landbouwactiviteiten hebben. Op zich is Van der Plas niet totaal tegen een halvering van de veestapel: “Het hoeft niet per se hetzelfde te blijven van ons. Het hoeft niet te groeien, niet per se te krimpen. Maar we moeten er dus eerst een goede maatschappelijke discussie over hebben.” En ook daarvoor weer die pas op de plaats: “Eerst moeten de feiten en cijfers worden vastgelegd. Van Tata Steel of Schiphol is helemaal niet bekend wat de stikstofuitstoot is. Er is zoveel niet duidelijk.”

Lokaal, familie en natuurlijk

Dat steeds meer consumenten tegenwoordig hun voedsel lokaal willen en op een natuurlijker manier geproduceerd, juicht BBB van harte toe: “We willen de korte keten juist heel erg stimuleren. We willen ruimte geven aan boeren om echt te ondernemen. Boeren worden belemmerd door de regelgeving. Maar je moet ook realistisch zijn. Het past niet bij alle boeren. Daarbij: als je kijkt naar de consumentenmarkt: de producten worden niet altijd gekocht.”

Dat geldt ook voor producten die meer natuurlijk gemaakt worden, ziet ze: “Ik weet niet hoe het bij jou zit, maar tijdens een discussie op een verjaardag eet iedereen biologisch, maar dat blijkt niet uit de verkoopcijfers.”

Of dat klein of groot is, doet er voor BBB niet per se toe: “Wij willen familiebedrijven houden. Dat kunnen ook familiebedrijven zijn met 20.000 kippen. En dat heeft niets te maken met wel of niet biologisch boeren. Dat denken mensen wel eens, maar ik ken biologische pluimveehouders die 80.000 kippen hebben en gangbare boeren met 40.000 stuks.”

“Een paar jaar geleden liep iedereen weg met boer Willem uit Boer Zoekt Vrouw. Dan hoor je: waarom doen niet alle boeren dat? Maar hij moet wel buitenshuis werken voor z’n inkomen.”

Caroline van der Plas
Boer Willem (Foto KRO/NCRV)

Dat laatste is voor Van der Plas ook nog wel een puntje: in de media en in de marketing wordt het boerenleven veel te romantisch neergezet. Veel mensen weten niet dat biologische boerenbedrijven een enorme omvang kunnen hebben, en ‘industriële’ klein. “Vorig jaar liep iedereen weg met een klein boertje, Willem uit Boer Zoekt Vrouw en Onze Boerderij. Dan hoor je: zie je wel, mooi, waarom doen niet alle boeren dat? Maar hij moet wel buitenshuis werken voor z’n inkomen. Andere boeren moeten met hun gezin echt rondkomen van hun bedrijf. Daar staan wij voor.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het is nog steeds slecht gesteld met de kennis van kinderen en jongeren over voedsel. Waar komt die tomaat vandaan? Hoe is die kaas in de winkel beland? Ze weten er vaak weinig van. Dat een appel niet ver van de boom valt, is wellicht het enige. Dat is zonde. Voor de kinderen én voor de maatschappij. Want vaak is de kennis die er wél is, nogal ongezond. Kunnen bedrijven in de korte keten daarbij helpen?

Marja van der Ende

Tijdens de Food Forward Track, waar ik in mijn vorige column al over schreef, bespreken we dit onderwerp. Onze conclusie? Niet alleen voedseleducatie IN de klas is belangrijk, maar nog belangrijker is wat er BUITEN de klas gebeurt. Als het aan mij ligt, raakt het onderwerp voedsel verweven in het totale curriculum van de school en daarbuiten, in het gezin en in de omgeving die kinderen dagelijks zien.

Zo kun je op school rekenen met kistjes aubergines, alle gezegdes over eten en spijsvertering in de taallessen belichten, de geschiedenis van voedsel en landbouw relateren aan periodes uit het verleden en tijdens aardrijkskunde het belang van diversiteit in de bodem toelichten. Aan de standaard lesstof kun je smaak- en kooklessen toevoegen. Maar wat bij kinderen nog effectiever kan zijn, is hen zelf de regie geven over het ontdekkingsproces. Ervaringsleren en belevingsvol leren werkt duizend keer sneller dan leren uit een boekje.

Kinderen enthousiast maken voor gezonde voeding, is voor veel ouders een grote uitdaging. In mijn praktijk begeleid ik ook kinderen met gedragsproblemen en experimenteren we met het weglaten van bepaalde toevoegingen die hyperactiviteit kunnen veroorzaken. Meestal is na een week weglaten en meer voedingsmiddelen als snoepgroenten en fruit toevoegen, bij het kind wel duidelijk wat de positieve effecten daarvan zijn. Zeker als het kind, bijvoorbeeld tijdens een vakantie of kinderfeestje, de hypermakende stof weer tot zich neemt. 

Frikandellenfabriek

Dit doet me terugdenken aan een moment in mijn eigen jeugd. Mijn zus zat op de hotelschool en ging met haar klas op bedrijfsbezoek bij een frikandellenfabriek. In geuren en kleuren vertelde ze wat er allemaal in die frikandel terecht kwam. Ik was al geen fan van frikandellen en toen wist ik waarom. Het werd een aversie voor de rest van mijn leven. Zoveel impact kan één ervaring hebben!

Voedseleducatie behoort tot ‘een leven lang leren’. Er zijn zoveel bewegingen en onderzoeken continu gaande rondom voedsel en voedselproductie, dat je als mens eigenlijk niet kunt verzuimen om bij te blijven. Om nieuwe informatie met de paplepel in je hersenpan te blijven gieten.

Uit het vierjarige promotieonderzoek van Angelique Verdonschot aan de Wageningen U&R blijkt dat Smaaklessen effectief zijn in het verhogen van kennis over gezonde voeding bij kinderen. Zowel het EU-Schoolfruit en de Smaaklessen blijken vooral effectief bij kinderen die van huis uit niet gestimuleerd worden groente en fruit te eten. Ook binnen gezinnen valt daarom nog veel winst te behalen. Een goed voorbeeld is de Tafel Gezonde Mensen. Vanuit Greenports Nederland, de overkoepelende netwerkorganisatie voor de tuinbouw, worden op een school in Alphen aan den Rijn gezonde schoollunches georganiseerd in samenwerking met Rob Baan van Koppert Cress en de gemeente.

Pluktuinen en voedselbossen

Gelukkig zijn er dus ook steeds meer lokale voedselproducenten die het belang van belevingsvolle educatie inzien. Pluktuinen waar kinderen zelf frambozen of aardbeien kunnen plukken, boerderijen waar kinderen kunnen kamperen, eten en beleven wat er dagelijks gebeurt… boeren en tuinders verleggen steeds meer hun focus. 

Hoe zal de toekomst eruit zien, als de kinderen van nu beter ontdekken hoe ze zelf een moestuin, voedselbos of eetbaar plantsoen in hun stad kunnen aanleggen en onderhouden? Als ze zelf leren wat planten nodig hebben om sterke vruchtbare planten te worden en zich te weren tegen vijanden van buitenaf? Dat het eten van de vruchten van deze planten hun weerstand tegen ziekten ook vergroot? Als ze leren hoe ze zelf en door met anderen samen te werken, de kringloop kunnen sluiten? En vooral: nieuwe oplossingen voor voedselvraagstukken zelf bedenken, die wij als volwassenen nog niet bedacht hadden? 

Met onze denktank doen we de komende weken in ieder geval een inventarisatie van wat er al is aan lopende projecten op dit gebied. Daarna willen we verbindingen leggen om tot een ‘holistisch’ geheel te komen. Ik ben erg benieuwd!

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Tijdens een FOOD-festival voor lokale producten in Krimpenerwaard vijf jaar geleden, ontdekte Arike Mijnlieff iets geks: de bezoekers wisten nauwelijks wat voor voedsel hun eigen streek ze konden kopen. “Waar haal je al die streekproducten?”, vroegen ze. Het was het begin van de Voedselfamilie Krimpenerwaard, een lokaal initiatief waar minder transportkilometers en meer gezondheid en biodiversiteit voorop staan. 

Kees Vermeer

Arike Mijnlieff

Van een kleine voedselkaart groeide het uit tot een organisatie waaraan zo’n 25 partijen bijdragen. “De Voedselfamilie staat voor een eerlijke route naar gezond eten uit je eigen regio. Het is hoopvol en hartverwarmend dat al zo veel partijen meedenken”, zegt initiatiefnemer Mijnlieff.

Zelf is Arike al vanaf 2014 bezig met initiatieven voor de korte keten. Gaandeweg kwam ze in contact met gelijkgestemde mensen en werd de eerste samenwerking met de Stichting Promotie Krimpenerwaard een feit. ‘We wilden gezamenlijk nagaan waar behoefte aan was en wat we met elkaar konden doen op het gebied van voedsel en korteketenlijnen. Vanuit de Krimpenerwaard gingen we op handelsmissie naar Rotterdam. We kwamen onder andere in de Markthal die toen net nieuw was, en ook bij de Fenix Food Factory met ambachtelijke ondernemers op Katendrecht.”

Passie voor voeding en natuur

De roots van Arike zelf gaan veel verder terug. Als kind was ze liever in haar moestuin dan in een zandbak. Ze had familie op een boerderij in Friesland waar ze vrijwel iedere zomervakantie naar toe ging en hielp met hooien, kippen voeren, koeien melken en oogst verwerken. Later heeft ze haar passie voor voeding en natuur omgezet in een studie, en nu heeft ze een praktijk om mensen te begeleiden op het gebied van voeding en gezondheid. Tevens werkt Arike mee aan verschillende projecten voor bewustwording over gezonde voeding voor mens en natuur. Ze is betrokken bij tal van regionale en landelijke organisaties in de korte keten, vaak in combinatie met gezondheid.

FOOD-kaart

Arike’s rol in de Voedselfamilie Krimpenerwaard is het enthousiasmeren van producenten, consumenten en andere belanghebbenden om samen te werken aan duurzaamheid en lokaal geproduceerd voedsel. De start van de Voedselfamilie was met een food-festival in 2016 in Krimpen aan den IJssel met uitsluitend streekproducten. Het viel haar op dat de plaatselijke bevolking nauwelijks wist wat er al was in de Krimpenerwaard. Waar haal je die streekproducten?

Waar haal je die streekproducten?

Bezoekers van het FOOD-festival Krimpenerwaard

“Daarom hebben we toen de Krimpenerwaard FOOD-kaart gemaakt, met een overzicht van lokale aanbieders. Ik heb zelf potjes bij elkaar gescharreld om die te realiseren. Inmiddels is de derde FOOD-kaart gepubliceerd, met bijna veertig lokale producenten. Bovendien was in 2018 een tweede FOOD-festival in Lekkerkerk. Dat was in samenwerking met de Groenalliantie Midden-Holland en de Krimpener Kunstwaard, met kunstenaars in en uit de Krimpenerwaard. Het is inspirerend om samen zo’n festival vorm te geven. Steeds meer initiatieven rijgen zich aaneen, zoals recent ook Fietsenvoormijneten.”

Vaker op de fiets naar de boer

De Voedselfamilie richt zich op gezondheid, duurzaamheid en het verbinden van consumenten en producenten. Op de website voedselfamiliekrimpenerwaard.nl verwoordt Arike het zo: ‘Met de Voedselfamilie Krimpenerwaard geven we vorm aan gezamenlijke verantwoordelijkheid en samenwerking naar een gezondere bodem, voeding, levensstijl en een bloeiende lokale economie.’ Ze wil bereiken dat mensen vaker op de fiets stappen naar de boer in de buurt, in plaats van met de auto naar de supermarkt om daar alle boodschappen te doen. “Mijn motivatie is de zorg voor de natuur en gezondheid in het algemeen. Daarbij past ook een gezonde lokale economie.”

De komende tijd zullen activiteiten en samenwerkingen inhoudelijk verder worden uitgewerkt, zoals met De Kortste Weg en Rotterdam De Boer Op. Arike ziet de Voedselfamilie als een groot plein waar iedereen kan samenkomen om via samenwerking elkaar te versterken. “We willen ook onderwijs en voorlichting gaan geven over voedsel, over hoe het groeit en wat het doet in je lichaam. Het is belangrijk dat kinderen dat al op jonge leeftijd meekrijgen, en zich ook bewust worden van het belang van lokale productie. Zo kunnen we met kinderen naar een boomgaard om te laten zien hoe fruit groeit aan de bomen, of met hen een workshop doen om bijvoorbeeld appelmoes te maken. Er zijn al contacten met scholen en met mensen die dit soort lessen kunnen gaan verzorgen. Ook andere voedseldeskundigen, diëtisten, artsen en sportorganisaties kunnen hierin een rol gaan spelen.”

Melktap in supermarkt

Arike noemt nog wel enkele uitdagingen. Zo hebben instellingen contracten met grote leveranciers en is het niet vanzelfsprekend dat die meteen zullen of kunnen overstappen naar lokale producenten. Dat vereist onder meer flinke aanpassingen aan de logistiek. “Dus we moeten hen zover krijgen dat zij toch die stap gaan maken. Dat geldt ook voor de consument. Zo had een supermarkt een melktap staan met melk van een plaatselijke boer. Maar de meeste mensen zijn nog zo gewend aan melk in pakken, dat veel van die melk overbleef. En daar kun je dan niets meer mee. Dus het bewustzijn over lokale producten moet nog groeien. Gelukkig zien veel mensen vanwege de coronacrisis steeds meer gevaren en risico’s van de huidige voedselketens. Daardoor groeit de vraag naar lokale producten.”

Veranderingen vragen meestal een lange adem. Arike vindt het daarom belangrijk om te beginnen met educatie aan kinderen: “Zij zijn de consumenten van morgen. Educatie is ons fundament. Dan worden ook docenten en ouders erbij betrokken. Zo kunnen we een nog groter netwerk opbouwen. We staan met elkaar voor grote duurzame uitdagingen. Gelukkig is er steeds meer belangstelling voor korte ketens. Ik vind het hoopvol en hartverwarmend dat al zoveel partijen meedoen met de Voedselfamilie.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

De Nederlandse voedselwereld zit boordevol werkgroepen en samenwerkingsverbanden die de innovatie moeten bevorderen of bedrijven verder moet brengen. De afgelopen jaren zag ik er veel  voorbij komen. Daarbij valt me steeds één ding op: er is zelden ruimte voor de stem van de consument. De meeste initiatieven worden opgezet vanuit de voedselproducenten en tussenhandel. 

Marja van der Ende

Goede bedoelingen en soms met gebruikmaking van dure marketingbureaus, maar de producent heeft dan vaak nog geen weet van de echte behoefte van de consument. Vooral als deze alleen aan de tussenhandel levert, komt die informatie zelden naar boven. En de tussenhandel, zoals supermarkten, voert een beleid dat volgens hen bepaald is door ‘wat de klant wil’. 

Maar is dat echt wat de klant wil? Of wordt de echte behoefte gemaskeerd door het algoritme van het inkoopbeleid en de daarop gebaseerde beschikbare producten die in de winkel liggen? Als er geen paprika’s met een plekje in de winkel liggen of slechts in zakken van twee kilo aangeboden worden, lijkt het kopen van paprika’s zonder plekje de behoefte te zijn….   

Vertical Farming

Daarom zit ik sinds kort bij de Rabo Food Forward Track aan tafel, een werkgroep waarin meegedacht kan worden over de toekomst van ons voedsel. Hoe produceren we in de toekomst genoeg en voedzaam voedsel binnen de grenzen van de planeet? Het voedselvraagstuk houdt ons allemaal bezig en heeft snel oplossingen nodig.” Van innovatieve technologische oplossingen zoals vertical farming tot korte keteninitiatieven als Rechtstreex, van de horeca tot de visafslag, alle kanten van ons voedsel worden belicht in vijf sessies.

Sociale cohesie

Als initiatiefnemer van Fietsen voor m’n eten en door mijn achtergrond in voeding en gezondheid heb ik een plek aan de (online) tafel gekregen in het Track-team van de regio Leiden-Haaglanden. Vooral het thema ‘Sociale cohesie’ lijkt me op het lijf geschreven. Voedsel verbindt mensen, brengt de consument in beweging naar de producent. En andersom, getuige het grote aantal producenten dat deelnam aan het Paasbrunch-fietsen, plus de kleine winkeliers die deze producenten vertegenwoordigen in hun winkels. 

Met deze plek aan tafel hoop ik de stem van de ‘meer bewuste’ consument te zijn, die kiest voor de kortste weg en die wil dat we straks minimaal 80 procent van ons voedsel lokaal kunnen kopen.

Groot innovatiepotentieel en Energietransitie

De andere thema’s uit de Food Forward regioscan boeien me ook mateloos: ‘Groot innovatiepotentieel’ en ‘Energietransitie’. Vooral in de tuinbouw in onze regio worden snel nieuwe innovaties bedacht en ontwikkeld. Methoden om op een nog kleinere oppervlakte een grotere hoeveelheid voedsel te kunnen produceren. 

De vraag die ik daarbij stel: komen deze productievormen de voedingswaarde en levenskracht van het product nog ten goede? Gaat massa boven kwaliteit staan, vanwege de groeiende aantallen monden die gevoed moeten worden? En gaat dit gevolgen hebben voor onze gezondheid op langere termijn?

Onze gezondheid is een groot goed. Ook als je voldoende hoeveelheden voedsel eet, kun je ondervoed raken, met alle gevolgen vandien. Ondervoeding ontstaat wanneer er onvoldoende vitamines, mineralen en sporenelementen in de voeding zitten. Zoveel mogelijk vers en onbewerkt eten is het advies. Maar wat als het verse eten er wel krachtig uitziet, maar van binnen toch niet voldoende waarde bevat? Er is een groeiende groep consumenten die voedsel ziet als het medicijn tegen ziekten en aandoeningen. Zij verdienen een stem in de discussie over het voedsel van de toekomst en over de manier waarop dit voedsel geproduceerd wordt.

De kortste weg

Mijn keuze om zoveel mogelijk rechtstreeks bij de producent te kopen, is onder andere gevoed door mijn nieuwsgierigheid om te weten hoe het geproduceerd is. De afgelopen jaren heb ik veel gesprekken gehad met allerlei mensen die werkzaam zijn in de voedselproductie en bij bedrijven die daaraan vast hangen. Ook heb ik gemerkt dat ik minder eten nodig heb, waarschijnlijk omdat het eten verser is en dus meer voedingswaarde bevat. Dat zou een mooi onderwerp voor nader onderzoek zijn. 

Het versterken van de sociale cohesie kan ook een manier zijn om interessante informatie naar boven te halen over de behoefte van de consument en om de transparantie over voedselproductie te vergroten. 

Met mijn stoel in het Track-team hoop ik bij te dragen aan die sociale en de gezondheidskant van ons voedsel. Zodat het voedsel van de toekomst niet alleen vult, maar ook voedt, zowel lichamelijk als geestelijk. En zodat ons voedsel die verbindende factor blijft vervullen.

Hoe mooi zou het zijn als al deze werelden en alle opgedane kennis hierin samenkomen? Biologisch, technologisch, medisch, orthomoleculair, sociaal, duurzaam… de energie spat ervan af als multidisciplinair naar voedsel gekeken wordt. Daar werk ik graag actief aan mee.

Wordt vervolgd…

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!