De Kortste Weg

Toen de eerste coronamaatregelen werden afgekondigd, haastte half Nederland zich in paniek naar de supermarkt. Pasta, bonen in blik en wc-papier werden en masse ingeslagen. Maar toen de schappen daar leeg raakten vertrokken mensen naar de boeren. Terwijl het daar rond deze tijd normaal gesproken heel rustig is.

Sammy Shawky

“Toen de drukte net begon, wist ik niet wat me overkwam”, vertelt Coriza Hoogendonk, die samen met haar man Peter, ‘Boer Pait’, een boerderij met winkel runt aan de rand van Maasdijk. De drukte overviel het stel compleet. “Donderdagavond werden de maatregelen verkondigd en die vrijdag stond de hele toko barstensvol.”

Boer Pait
Boer Pait

Cirkels van stoepkrijt

Coriza en Peter ondernamen meteen actie om de drukte in goede banen te leiden. Er mochten nog maar zes mensen tegelijk in de winkel en dat is aantal is nu zelfs teruggebracht tot drie. En ook in de winkel werden aanpassingen gedaan. “Normaal kunnen klanten zelf hun groenten afwegen bij de weegschaal, maar nu doe ik dat en heb ik mezelf helemaal ingebouwd achter een soort toonbankje. Zo is er altijd genoeg ruimte tussen mij en de klant”, zegt Coriza.

En ook buiten is een en ander veranderd. “We zijn creatief geweest en hebben het stoepkrijt uit de kast gepakt”, vertelt Coriza. “Daarmee hebben we rondjes op de grond getekend met ruim anderhalve meter ertussen. En daar gaan mensen braaf in staan.” Maar al die nieuwe regels zijn niet altijd even makkelijk. “Je moet mensen er soms wel even aan helpen herinneren, want het zit niet in je systeem. Af en toe ben ik net een schooljuf.”

Geen feestjes en boerengolf meer

Ook verderop in Maasland bij Hoeve Bouwlust werd het plotseling een stuk drukker. “Maar we kunnen het nog steeds aan”, vertelt Peter de Vette, die samen met zijn ouders op de boerderij werkt. “Normaal organiseren we ook feestjes en boerengolf en hebben we een camping. Dat is nu allemaal dicht, dus hebben we nu meer tijd voor het boeren.” En voor de winkel, waar de familie eten van de eigen boerderij en uit de streek verkoopt.

Bouwlust Bord

“Het is een bijzonder rare tijd”, vertelt Fred Mattern van BoereGoed, een organisatie met zeven zogeheten farm shops, kleine boerderij kraampjes. “We hebben het ongelofelijk druk, maar het is een heel dubbel gevoel.” Fred vertelt dat het bij de kramen heel druk is, maar dat de zakelijke kant van de organisatie bijna volledig is weggevallen. “Daar waren we juist hard voor aan het werken, dus het is een klap in je gezicht.” Maar gelukkig voor BoereGoed compenseren de winkels nu voor het verlies van de verkoop aan restaurants en bedrijven. 

Creatieve oplossingen

De boerderijwinkels proberen nieuwe manieren te vinden om het toegenomen aantal klanten te kunnen bedienen. “Om de drukte wat te reguleren kunnen mensen nu ook bij ons bestellen”, vertelt Coriza Hoogendonk. “Ik stuur ze dan een lijstje met wat we allemaal hebben en dan kunnen ze het de volgende dag bij ons komen ophalen.” En daar maken behoorlijk wat mensen gebruik van, Coriza vertelt dat ze in vier dagen tijd meer dan honderd bestellingen heeft verwerkt.

Ook BoereGoed gaat naast de stalletjes nu online. “We hebben een webshop waar je tot woensdag kunt bestellen en de spullen dan zaterdag op kunt halen”, zegt Fred Mattern. “We hebben op zaterdag dan een groentedrive through, waar we de pakketten rechtstreeks in de auto van de mensen zetten.”

Boeregoed Drivethrough

De drive through hebben ze bij Hoeve Bouwlust ook ontdekt. “Mensen kunnen bij ons nu een box bestellen, die is samengesteld uit allerlei lekkere producten uit de streek”, vertelt Peter de Vette. De familie heeft een “rotonde-opstelling” gemaakt, waarbij klanten om de hooiberg heen moeten rijden. En om toch een beetje dat boerderijgevoel te krijgen zijn de dieren dichterbij gehaald, zodat je vanuit de auto kunt kijken naar de lammetjes en kalfjes.

Hopen dat klanten blijven

Bij Peter en Coriza Hoogendonk is de rust inmiddels weergekeerd, al is het nog steeds drukker dan normaal. “We merken dat nu de supermarkten weer meer producten in voorraad hebben, een bepaalde groep bij ons afhaakt. Maar het zou fijn zijn als een gedeelte van de nieuwe groep mensen blijft, en zo meer bewust wordt van de korte keten”, zegt Coriza.

Ook bij BoereGoed zien ze veel mensen terugkomen en hopen ze dat dat de groep met vaste klanten is uitgebreid. “We hebben nu alleen nog stalletjes, maar we willen ook graag een eigen winkel openen”, vertelt Fred Mattern. “Alle maatregelen zorgen ook voor kansen en we willen het beste eruit halen.”

Voor Hoeve Bouwlust heeft de coronacrisis misschien zelfs wel gezorgd voor een hele nieuwe manier van werken. “Misschien gooien we de bedrijfsvoering wel om. Het kan best zo zijn dat deze nieuwe realiteit deels blijvend is”, zegt Peter de Vette. “Maar het kan ook zijn dat we de bedrijfsuitjes en feestjes gewoon weer oppakken, als dat weer mag.”

Meer thuiszitten heeft ook voordelen: je hebt nu meer koffiedik, waarmee je prima oesterzwammen kunt kweken. Onder de hashtag #nederlandkweektthuis lanceerde het kweekbedrijf Rotterzwam een ‘voorjaarspakket voor de thuiswerkert’ waarmee je precies dat kunt doen. Het is een creatieve manier om de horeca-omzet die het bedrijf normaal gesproken op de been houdt, een klein beetje te compenseren.

Sammy Shawky

“Je hebt nu drie keer meer koffie thuis en dus veel meer koffiedik”, vertelt Siemen Cox, oprichter van Rotterzwam. “Doordat veel mensen nu thuiswerken zetten ze niet alleen ’s avonds koffie, maar ook ‘s ochtends en na de lunch.”

En dat proces van koffiezetten is volgens Siemen eigenlijk heel inefficiënt. “Maar 0,2 procent van de koffie die we zetten komt in het kopje terecht, de rest is afval.” De berg koffiedik die overblijft van ons dagelijkse bakkie pleur komt vaak terecht bij het restafval en wordt dan verbrand. “Zonde”, vindt Siemen. “Op koffiedik kan je prima oesterzwammen kweken, en zo maak je maximaal gebruik van grondstoffen.”

Dichte deuren
De zwammen kweken ze in speciale containers in Rotterdam en die worden normaal verkocht aan restaurants. “Dat is zo’n 80 procent van onze productie, dus dit is echt een flinke klap”, zegt Siemen. “De zwammen verkopen we nu via Rechtstreex of Supportyourlocals, en de afhaal bij restaurants komt gelukkig langzaamaan op gang.” Ze hebben nog wel een vriezer vol met oesterzwambitterballen waarvoor nog naar een oplossing wordt gezocht. “Misschien openen we wel een drive through, zodat mensen ze kunnen afhalen.”

Pakket Giraf

Yoghurtemmer of melkpak
Het thuiskweken is overigens niet zo moeilijk als het klinkt, zegt Siemen. “Maar je moet je wel even verdiepen in de instructies.” Doe-het-zelvers kweken hun zwammen in een yoghurtemmer of een melkpak, maar je kunt ook een kant en klare ‘growkit’ bestellen. Met een zakje broed erbij ben je dan klaar om te beginnen. Met de growkit van Rotterzwam kweek je in ongeveer een maand volgens Siemen tussen de 500 en 750 gram oesterzwammen.

Het bedrijf ziet duidelijk dat Nederlanders nu meer thuiszitten en op zoek gaan naar nieuwe bezigheden. Zo is de omzet van de webshop afgelopen maand meer dan verdubbeld, vertelt Siemen. Maar de coronamaatregelen hebben ook nadelen. Het bedrijf haalt normaal koffiedik op bij kantoren om hun eigen oesterzwammen op te kweken. “Maar veel kantoren zijn nu dicht, dus moesten we overstappen op stro. Minder hergebruik, maar de oesterzwammen groeien zo ook goed.”

Rest de vraag: wat je dan moet doen met al die oesterzwammen? “Keuze genoeg”, zegt Siemen. “Je kunt er een omelet mee maken, dat noem ik dan een ‘zwammelet’. Of gebruik ze in een lekkere risotto, roerbak ze of maak er een stevige soep van. Oesterzwammen zijn eigenlijk net zo veelzijdig als ui!”

#supportyourlocalsNL roept op tot steunen lokale voedselproducenten

De horeca ligt op zijn gat, een ramp voor chefs en restauranthouders. Minder zichtbaar zijn de lokale producenten die vaak afhankelijk zijn van de horeca. Terwijl de schappen van de supermarkt worden leeggehamsterd, kunnen ondernemers hun mooie streekproducten niet kwijt. Support Your Locals roept iedereen op om deze mensen in de armen te sluiten. Oftewel: koop je eten en drinken rechtstreeks bij de producent, die ook nog bij jou in de buurt zit.

Support your locals en eet kakelvers!
In heel Nederland worden lokale voedselproducenten zwaar geraakt door de coronacrisis. Support Your Locals hoopt dat iedereen in deze moeilijke tijden de lokale ondernemers gaat steunen. Zo houden zij het hoofd boven water en én voorkomen we dat er onnodig voedsel wordt verspild. En wees eerlijk: streekproducten zijn vaak veel lekkerder en altijd kakelvers. ‘Ieder nadeel heeft z’n voordeel’, zei Johan Cruijff ooit. En lokaal eten vinden is niet zo moeilijk. Onder de vlag van #supportyourlocalsNL zijn er steeds meer initiatieven. Eén van de mooiste vind je in Zuid-Holland: De Kortste Weg.

De Kortste Weg: ook nog eens duurzaam!
In 2019 gingen we van start. Met De Kortste Weg brengen we consumenten in direct contact met heerlijke streekproducten. Met zorg geteeld, natuurinclusief, veelal biologisch en altijd duurzaam. Het doel? Beter voedsel, waarvan je weet waar het vandaan komt. En verkocht tegen een eerlijke prijs. De Kortste Weg ondersteunt #supportyourlocalsnl met raad en daad omdat het, zeker in deze tijd, belangrijk is om lokale producenten van natuurinclusieve producten te ondersteunen. Het mooiste zou zijn als zij de basis gaan vormen voor onze voedselvoorziening nu en in de toekomst.

Hoe kan jij helpen?
Koop een lokale voedselbox bij jou in de buurt of, als die er nog niet is, neem zelf initiatief. Kijk onder de #supportyourlocals welke initiatieven er al zijn of vraag eens na bij jouw buurtrestaurant, boer, winkel of voedselproducent. Alle deelnemers staan op de website, gerangschikt per provincie.

Deze landelijke campagne is een initiatief van Support Your Locals Amsterdam en Food Cabinet en wordt gedragen en gesteund door een groeiend netwerk van voedselproducenten in Nederland en supporters die helpen zo veel mogelijk zoveel mogelijk mensen te bereiken met deze boodschap. Samuel Levie en Miljuschka Witzenhausen zijn ambassadeur van de campagne.

Kijk ook op Miljuschka’s website voor recepten en inspiratie.  

Ook voor Fietsen voor m’n eten is er een vóór en na corona. Toen de impact van het virus een beetje duidelijk begon te worden, vroeg ik me af hoe dat zou zijn voor ons, de Facebook-groep en de korte keten. Maar hoe heftig het uiteindelijk werd, kon ik niet bedenken!

Marja van der Ende

Het advies om thuis te zitten werd voor mij een grote ontdekkingsreis in de krochten van sociale media. Om te ontdekken wat de kracht van een consumentenplatform als Fietsen voor m’n eten – Westland is en te onderzoeken welke effecten de maatregelen van de overheid op de aanbieders in de korte keten hebben. We zitten er nog middenin, maar ik deel graag al welke toffe en minder toffe dingen ik als consument en als initiatiefnemer en voorfietser heb meegemaakt. Het mes snijdt aan twee kanten.

Hijgende hamsteraars en rovende eksters
Lokaal eten kopen is de manier gebleken om de ‘hijgende hamsteraars’ in je nek te vermijden. Als je dan ook nog op de fiets naar die meer afgelegen locaties gaat, ben je gezond bezig. Uit onderzoeken die momenteel in verschillende artikelen op internet gedeeld worden, is gebleken dat fietsen je immuunsysteem versterkt.

Maar…

Dan moeten we het niet met z’n allen tegelijk gaan doen. Want dan zijn de kleine boerderijwinkels en automaten bij kwekerijen weer minder veilig. Opeens spelen nu andere zaken een belangrijke rol: handen wassen, afstand houden, contactloos betalen en snel weer terug naar huis. Aan de kleine winkelier een grote verantwoordelijkheid om de klantenstroom te reguleren volgens de richtlijnen van het RIVM en te zorgen voor desinfectiematerialen. Dat wordt hier in de regio door hen gemiddeld beter opgepakt dan door de supermarkten, zo blijkt uit de vele verhalen over winkels zonder goed deurbeleid.

Die hamsteraars, die vind je vooral in de omgevingen waar de schappen leeg zijn en de karretjes vol met toiletpapier en pakjes houdbare pudding geladen worden. Minder bij de stalletjes langs de weg, kwekerijen en boerderijen.

Leeggehamsterde automaten
Leeggehamsterde automaten

Zo dacht ik…
Tot vorige week! De rijen met 1,5 meter afstand buiten de boerenschuren en automaten bij tuinders zijn schrikbarend toegenomen. En niet alleen omdat er nu die 1,5 meter tussen zit. Wat een drommen mensen kwamen er op de stalletjes en winkeltjes buiten af! Zelfs zoveel dat controle op de richtlijnen, maar ook op de eerlijke verkoop van de producten lastiger werd. Er kwamen regelmatig meldingen binnen van rovende eksters, oftewel mensen die hun tassen volladen zonder netjes te betalen. Schappen in de supermarkt leeg en de rooftocht buiten was begonnen. Op een bepaald moment heb ik met veel pijn in mijn hart zelfs de Facebookgroep gesloten voor nieuwe leden. Door de informatiestroom te beperken, hoop ik nu ook de toestroom naar de stalletjes en het risico op verspreiding van het coronavirus te beperken.

Maatschappelijke waarde
Nu weer terug naar een vrolijkere bijwerking. Dat het consumentenplatform ook inzetbaar is geworden in allerlei maatschappelijke acties rondom corona, bewijst het feit dat ontzettend veel mensen gehoor gaven aan de oproep om de cressentuinder te helpen, die niet meer kon leveren aan de horeca en zijn cressen (kiemplantjes) anders moest dumpen in de prullenbak. Ook de oproep om de sierteeltsector te ondersteunen, die momenteel hard in het hart geraakt wordt door geblokkeerde verkoop, leidde tot een verviervoudiging van het aantal leden in de Facebookgroep Fietsen voor m’n bloemen – Westland. Hoewel ook deze groep op besloten gezet moest worden vanwege voornoemde perikelen, zijn veel siertelers ons ontzettend dankbaar dat zij hun bloemen en planten konden verkopen aan de consument, waar dat naar de veiling toe niet meer kon.

Aardbeien bezorgd voor de deur
Aardbeien bezorgd voor de deur

En als laatste ontwikkeling hebben zich vele leden uit deze Facebookgroepen weer aangemeld voor Coronahulp Westland om ouderen en kwetsbare mensen te ondersteunen bij kleine klusjes als boodschappen doen, de hond uitlaten en een bloemetje bezorgen in het verzorgingstehuis. Resultaten waar ik als initiatiefnemer en netwerker natuurlijk ontzettend trots op ben. En zelfs ik kon gebruik maken van die boodschappenhulp uit mijn netwerk, toen ik deze week verkouden thuis zat en ik een paar doosjes verse aardbeien en een bloemetje erbij voor mijn voordeur aantrof. Geweldig!

Groei Facebookgroep

De kracht van een consumentenplatform
De afgelopen 2,5 jaar heb ik niet alleen geleerd alles buiten de supermarkt te kopen, ik en wij als groep vrijwilligers hebben ook gebouwd aan een stevig waardevol netwerk van consumenten en lokale aanbieders. Sociaal kapitaal wordt dat in ondernemersland genoemd.

Dat dit sociale kapitaal ook goud waard bleek, is ons de afgelopen weken zeer goed duidelijk geworden. Vlak vóór ingang van de eerste maatregelen die de overheid instelde, had ik veel media-aandacht gehad vanwege mijn benoeming tot de eerste Westlandse Fietsburgemeester van de Fietsersbond Westland. Het aantal leden in de Facebookgroep was hierdoor al met 500 gestegen naar een kleine 6.000. Maar vanaf het moment dat er chaos in de wereld kwam, steeg dat aantal in rap tempo naar nu 9.000. Het bezoekersaantal aan de regiokaart op de website in de maand maart steeg zelfs met 18,5 maal ten opzichte van februari!

Dan kom ik graag nog even terug op mijn vorige column van slechts een paar weken geleden. Waarom kopen de mensen in mijn Facebookgroep bij de lokale teler en boer? Op nummer één: ‘Je steunt er de ondernemer mee!’. Het is meer dan waarheid geworden…

Hoewel de banken het niet zien zitten en andere boeren sceptisch zijn, gooit boer Cornelis Mosselman op Goeree-Overflakkee zijn hele bedrijf om. Hij stapt af van de traditionele akkerbouw om zich volledig op de vernieuwende ‘strokenteelt’ te richten. Zijn droom is om vooral te leveren aan lokale consumenten en bedrijven, de korte keten. Maar hij heeft een probleem: zijn bedrijf is te groot voor de korte keten, maar te klein om aan supermarkten te leveren.

Wouter van Wijk

Strokenteelt? Wat is dat precies?

“In plaats van een groot veld met één gewas, verbouwen wij acht gewasgroepen op een stuk land. In smalle stroken van drie meter breed. Dat heeft een hoop voordelen. Zo creëren we een stabieler systeem. Door de biodiversiteit maken ziekten en plagen minder kans. Bijvoorbeeld de aardappelziekte, Phytophtora, breidt zich steeds verder uit. Ook tripsen, onweersbeestjes worden een steeds groter probleem.”

Cornelis Mosselman

Hoe helpt strokenteelt daartegen?

“De aardappelziekte wordt steeds agressiever. Als je maar één gewas teelt, breidt die zich door de monocultuur veel sneller uit. Als je de gewassen afwisselt in stroken, kan de schimmel zich veel minder snel verspreiden. Hetzelfde geldt voor de onweersbeestjes. Omdat je gewassen door elkaar heen teelt, zitten er veel meer andere soorten insecten op je land. Met ook natuurlijke vijanden van die onweersbeestjes.”

Zijn er meer voordelen?

“Zeker! Heel veel. Je put het land bijvoorbeeld niet uit, door de afwisseling van gewassen. Ik verwacht bijvoorbeeld dat ganzenoverlast ook afneemt. De gans wil namelijk van zich af kijken. Op een veld met alleen laag gewas kan dat. Met afwisselende gewassen kunnen die beesten niet zo ver kijken. Ik weet het niet zeker, maar ik kan me voorstellen dat ze liever niet op een land met strokenteelt zitten. Zo is er een heel rijtje potentiële voordelen te bedenken. Dat wordt een interessante ontdekkingstocht.”

Wat is er mis met de traditionele akkerbouw?

“Dat heb ik de afgelopen dertien jaar gedaan. Met alle nadelen van dien voor de natuur en voor jezelf. Ik zag mijn bodem hard achteruit gaan en dacht: dit is niet vol te houden. De volgende generatie moet ook nog op dit land kunnen telen. Mijn vader van eenentachtig zag dat ook. Hij zag de bodem en de schaalvergroting en zei: ‘op deze manier is het niet leuk meer’. Je ziet nu dat mensen wel kleine stapjes maken, maar daar geloof ik niet zo in. In de kern gaat het niet goed. Wat we aan de ene kant goed doen, wordt aan de andere kant weer teniet gedaan door bijvoorbeeld steeds grotere machines waarmee de bodem wordt vernield. ‘Achteruitboeren’ noem ik dat. Bedrijven worden in rap tempo groter, boeren hebben zo 300 tot 400 hectare land. Dan zie je bijvoorbeeld polders vol akkermelkdistels staan. Vroeger trok de boer die er soms zelf met de hand uit. Maar met 400 hectare lukt je dat natuurlijk niet. Wij gaan Vooruitboeren!”

Vooruitboeren, achteruitboeren? Leg dat eens verder uit?

“Als je in het systeem zit, zie je ook niet zo goed dat het anders kan. De banken, de overheid en de toeleveranciers sturen veelal aan op schaalvergroting. Banken willen dat je investeert in machines. Maar machines moeten helemaal niet leidend zijn voor een natuurlijk systeem! Dat noem ik Achteruitboeren. Hier op Flakkee krijg je soms het gevoel dat je niet meer meedoet als je geen drie-asser hebt. Zo’n wagen met zes wielen. Als je maar veel land hebt en mooi spul, mooie machines, dan heb je aanzien. Maar ondertussen hangt je nek vol met schulden en krijgt de natuurlijke werking van de bodem steeds minder ruimte. Daar ben ik wars van. Dat wil ik ook niet aan mijn kinderen doorgeven. Het kan op lange termijn ook niet uit. De winst gaat naar banken en multinationals. Die constante roep om schaalvergroting is de oorzaak. Dat moet anders. We hebben meer boeren nodig, niet minder!”

We hebben meer boeren nodig, niet minder!

Cornelis Mosselman

Met minder land per boer bedoelt u?

Cornelis Mosselman

“Ja. Milieuvriendelijk en met veel diversere akkers. Strokenteelt is dan een goede oplossing. maar dat is het beste te combineren met biologische telen, en dat vraagt een forse omschakeling. Omdat dit een zoektocht is met een open eind, lijkt het voor de banken te onzeker. Je past niet in hun model. Ik heb niets tegen mijn relatie beheerder bij de bank, maar ben wel negatief over het bankwezen als geheel. Vroeger liep de directeur van de plaatselijke Rabobank met mijn vader het kavelpad uit om te kijken hoe de gewassen er bij stonden. Nu wordt er voor mijn gevoel aan de hand van kille cijfers ergens ver weg op een kantoor over je beslist.”

Hebben de banken het gedaan dan?

“Nee, het is het hele systeem. Boeren zijn ook niet onschuldig. We zijn met z’n allen een beetje schuldig. Eigenlijk is er sinds de plannen van Mansholt, om de voedselvoorziening na de oorlog op gang te brengen, niets veranderd. Schaalgrootte lijkt alles. Dat is zo ontzettend doorgeslagen. Mansholt keerde zich er zelf uiteindelijk ook tegen. Hij wist dat het op termijn niet goed zou gaan wanneer zijn beleid te ver zou doorvoeren.”

Uiteindelijk heb ik een flink stuk land verkocht, zodat ik het echt kon gaan doen zoals ik het diep in mijn hart wilde

Cornelis Mosselman

Hoe werkt zo’n omschakeling?

“Uiteraard speelde de gedachte dat het radicaal anders moest al lange tijd in mijn gedachten. Op een gegeven moment besloot ik dat de tijd rijp was om te handelen. Uiteindelijk heb ik een flink stuk land verkocht, zodat ik het echt kon gaan doen zoals ik het diep in mijn hart wilde. De spuitmachine weggedaan, de grote kiepwagens weg. In zo’n wagen gaat bijna 20.000 kilo aardappelen. Door met zo’n gewicht over je land te rijden, vermoord je als het ware het bodemleven. Ik heb ook mijn suikerbietrechten verkocht. Omdat ik de bietenteelt, met veel kilo’s tegen lage prijzen, als grootste bodemverdichter zag, was ook het verkopen van mijn leveringsrechten één van mijn eerste stappen. Prompt werden die daarna veel minder waard, dat was mazzel.”

En wat werkte minder goed, waar loop je tegenaan?

“We zijn zo gewend om te denken dat alles ontzettend maakbaar is. Maar het is gewoon de natuur. Ik geloof niet zo in al die technische oplossingen. We moeten de natuur weer de ruimte geven. Mensen hebben veel begrip daarvoor, maar grootwinkelbedrijven willen vooral leverzekerheid en uniformiteit. Als jij niet levert volgens de door hen gestelde, soms onbegrijpelijke normen, dan iemand anders wel. Verder valt het wel mee. Ik had verwacht grote hobbels tegen te komen. Maar dat valt mee. Het grootste probleem is eigenlijk de afzet. Afzetten in de korte keten spreekt mij het meest aan, dat is geweldig! Maar tot mijn verrassing zijn mijn volumes eigenlijk te groot. Als ik straks in 2022 zeven hectare kool verbouw, dan komt dat op 500.000 kilo. In de korte keten denken ze in termen van 10.000 kilo. En dan heb ik nog maar vijftig hectare. Er zijn veel grotere boeren natuurlijk.”

Strokenteelt

Maar die telen niet biologisch

“Oh, die zijn er wel hoor. Dan telen ze biologisch, maar met enorme schaalgrootte. Het is hun goed recht, ze volgen het keurmerk. Maar ze hebben wel last van die monocultuur. De bodem verdraagt dat simpelweg niet.”

Zou een keurmerk voor strokenteelt uitkomst bieden?

“Dat lijkt me lastig. Hoe ga je dat definiëren? Hoe breed moet een strook zijn? Wat verbouw je? Ik hoop juist dat verschillende gebieden in Nederland allemaal hun eigen variant van strokenteelt krijgen. Dat zou Nederland weer een stuk mooier maken. Ik denk dat je, als je toch al naar biologisch omschakelt, het net zo goed een klein beetje anders kunt doen. Met stroken. Je hebt die banen toch al door je land lopen. Waarom zou je dan niet op ieder baantje een apart gewas verbouwen? Ze komen vanuit de universiteit in Wageningen hier ook kijken. Ze noemen het de donkergroenste vorm van akkerbouw, haha!”

Heeft u tips voor andere boeren?

“Ik denk dat veel boeren wel anders willen, maar niet weten hoe. Probeer buiten de gebaande paden te denken. En kijk vooral naar wat bij jou als ondernemer én bij jouw bedrijf past. Denk ook verder dan de bank. Ik ben ver in gesprekken met een investeerder. Daar ben ik blij mee. Een bank wil op korte termijn een rendement. Een investeerder is meestal ook ondernemer en denkt in langere termijnen. En verder wil ik vooral oproepen om niet in het negatieve te blijven hangen. Dat eerste protest, prima. Maar als de wereld om je heen in rap tempo verandert kun je heel hard ‘boe’ roepen óf je probeert juist op die verandering. Veel boeren zitten zo in het negatieve, terwijl er veel potentie is om je bedrijf mooier te maken. Let op mijn woorden: over tien jaar heeft iedereen serieus over strokenteelt nagedacht, of past het al toe.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Opeens -zo lijkt het- hebben allerlei producten in de supermarkt, een blauw keurmerk op de verpakking. ‘PlanetProof’ staat er op potten met groenten en op zuivelproducten die eigenlijk niet anders lijken dan eerst. Wat is dat nieuwe ‘On the way to…’ PlanetProof-keurmerk en hoe duurzaam is het eigenlijk?

Sammy Shawky

Sinds begin 2019 vervangt het ‘On the way to…’ PlanetProof-keurmerk, of kortweg PlanetProof, voor bijna alle voedselproducten het Milieukeur keurmerk. Dat werd in 1992 opgericht door de overheid om consumenten duidelijk te maken welke producten duurzamer waren dan andere, soortgelijke producten. Het keurmerk is inmiddels onafhankelijk en volgens de website bewijst PlanetProof ‘dat je een product koopt dat duurzamer is geproduceerd en daardoor beter is voor natuur, milieu, klimaat en dier’.

PlanerProof logo

Topkeurmerk
“Het is een van onze topkeurmerken”, vertelt woordvoerder Kirsten Palland van Milieu Centraal. “Een topkeurmerk stelt hoge eisen stelt aan het milieu, dierenwelzijn en eerlijke handel. En die eisen worden goed gecontroleerd, door een onafhankelijke partij.” Om de twee jaar brengt Milieu Centraal een lijst uit met ‘topkeurmerken’, dat waren er tien in 2019. De organisatie beoordeelt daarvoor zo’n 95 voedsellogo’s in verschillende productgroepen, zoals koffie of zuivel.

Milieu Centraal kijkt wel naar de eisen die de keurmerken stellen, maar niet de naleving daarvan. “Wij zijn geen waakhond”, zegt Palland. “Wij controleren niet of keurmerken hun eisen ook waarmaken, dat doet de partij die de controles uitvoert. Maar door ze regelmatig te beoordelen houden we de keurmerken wel scherp. Als ze ineens lager scoren op een bepaald aspect dagen we ze daarmee uit om de lat hoger te leggen.”

Plus Melk

Kritiek
Maar er is niet alleen lof voor de werkwijze van PlanetProof. Het keurmerk certificeert naast groenten, fruit en eieren sinds kort ook zuivel. En Greenpeace vindt dat PlanetProof in die laatste categorie de focus moet verleggen. “Ze richten zich daar nu op verduurzaming. Dat is goed, maar uiteindelijk is het belangrijkste dat we gewoon minder zuivel gaan produceren”, vindt campagneleider Herman van Bekkem. Ook zegt hij dat PlanetProof voor zuivel “minder ambitieus is qua doelstelling dan zuivelproducten van biologische productie”. Van Bekkem: “PlanetProof neemt nu te kleine stappen voor een heel urgent probleem.”   

Greenpeace heeft niet alleen kritiek op het keurmerk, de organisatie werkt er zelf ook aan mee. “Wij vinden het zeker op het gebied van aardappelen, groenten en fruit een goede eerste stap. Je kunt niet zomaar de hele landbouw biologisch maken, maar dit keurmerk is wel een goede manier om de verduurzaming in de landbouw op gang te krijgen. Bij PlanetProof wordt er de helft minder gespoten en ook minder gebruik gemaakt van gevaarlijke middelen, dus dat zet zeker zoden aan de dijk”, zegt van Bekkem.

De milieuorganisatie steunt dus de eisen van PlanetProof op het gebied van groenten en fruit, maar zegt het wel belangrijk te vinden dat de ambities hoog blijven. Want de eisen voor PlanetProof worden elk jaar herzien, waarbij alle schakels in de keten meepraten. “Je kunt je voorstellen dat LTO en de handelaren, en al helemaal de gifindustrie zelf, niet zitten te wachten op strengere regels. En hoewel zij niet in de begeleidingscommissies zitten zorgen ze er wel voor dat hun stem gehoord wordt”, vertelt Van Bekkem. Greenpeace zegt dat hun steun daarom afhankelijk is van de eisen die het keurmerk stelt. “Bij het keurmerk voor biologisch voedsel weet je waar je aan toe bent, daar zijn de eisen al jaren hetzelfde. PlanetProof is minder rechtlijnig, dus we moeten er scherp op zijn dat de eisen niet verslappen”.

Hollands poldermodel
Volgens Wim Uljee, woordvoerder van PlanetProof, is dat juist de kracht van het keurmerk. “Wij zijn een breed gedragen keurmerk waarbij mensen uit de hele keten betrokken zijn”, zegt Uljee. “Je kunt PlanetProof een Hollands polderkeurmerk noemen.” Daarbij erkent Uljee wel de zorgen van Greenpeace over het risico van minder strenge eisen: “Doordat iedereen een stem heeft liggen er gevaren op de loer, maar het is aan ons om die te bewaken. Wij gaan niet akkoord met eisen die niet ambitieus zijn, dan zouden we ons eigen keurmerk om zeep helpen.” 

Op de vraag waarom het keurmerk ‘On the way to…’ PlanetProof heet, en niet PlanetProof, antwoordt Uljee kordaat: “Omdat het nooit PlanetProof zal worden. Het is een stip op de horizon, maar daar zijn we nog niet. Ons doel is om de productie in balans te brengen met wat de planeet aankan, maar dat kunnen we nu nog niet waarmaken.” Net als Greenpeace omschrijft Uljee het keurmerk als ‘een stap in de goede richting’.

Ons doel is om de productie in balans te brengen met wat de planeet aankan, maar dat kunnen we nu nog niet waarmaken

Wim Uljee, woordvoerder van PlanetProof

Toch zou Uljee PlanetProof niet willen omschrijven als ‘light’, een tussenkeurmerk. “Nee, dat geeft te weinig erkenning aan de inspanningen die telers en andere keurmerkhouders ervoor moeten doen. Het is echt niet appeltje eitje, want er moet veel gebeuren”, vertelt Uljee. “Het is een hele beweging, waarbij we met z’n allen bezig zijn om de landbouw stap voor stap te verduurzamen.” Uljee zegt dat het de ambitie is om het niveau jaarlijks te verhogen en de eisen steeds strenger te maken.

Hoewel PlanetProof minder strenge eisen lijkt te hebben dan het Eko-keurmerk voor biologische producten, klopt dat volgens Uljee niet. “Het is een heel andere benadering. PlanetProof zet bijvoorbeeld juist heel breed in en kijkt ook naar waterverbruik, verpakkingsmateriaal en dat de boer groene stroom gebruikt.” Hij zegt dat de twee keurmerken geen concurrenten zijn, maar elkaar juist aanvullen. “Voor biologisch is een vrij beperkte markt, dat werkt nog niet voor massaproductie. En met PlanetProof kunnen we nu al grote volumes verduurzamen.”

Rode kool PlanetProof
En die grote productie zien we bijvoorbeeld terug bij Hak, Nederlands bekendste producent van groentenconserven. Het bedrijf zegt al lange tijd bezig te zijn met duurzaamheid en daar met PlanetProof een volgende stap in te zetten. Adri den Dekker, directeur landbouwinkoop en duurzaamheid, omschrijft PlanetProof wél als een tussenkeurmerk. “Het zit eigenlijk tussen biologisch en gangbaar in”, zegt Den Dekker. “Maar de biologische teelt biedt nu onvoldoende grondstof voor een grootverbruiker als Hak. Daar zijn we nog niet aan toe.”

Volgens Den Dekker past PlanetProof nu het best bij HAK, omdat het keurmerk op een brede manier kijkt naar duurzame landbouw. “En het verscherpt elk jaar de eisen, dus we zetten ons streven naar duurzaamheid door. Dat zien we als verplichting als A-merk.”

Potje Hak Rode Kool

De rode kool van het bedrijf is sinds eind vorig jaar ‘On the way to…’ gecertificeerd. Dit jaar volgen o.a. de rode bieten, de zuurkool en de spruiten. In 2021 moeten dan ook de zomergroenten en de Nederlandse peulvruchten PlanetProof zijn. Maar dat gaat niet zomaar, het was volgens Den Dekker wel een uitdaging om te voldoen aan alle eisen van het keurmerk: “Niet alleen de teler moet gecertificeerd zijn, maar ook Hak als verwerker.” Zo moest er een milieucoördinator worden aangesteld, een controle op het gebruik van reinigingsmiddelen bekeken en werden alle heftrucks voorzien van een elektromotor.

Kosten
En wie dat allemaal betaalt? “Wij vergoeden nu de extra kosten die een boer moet maken om aan het keurmerk te voldoen”, vertelt Den Dekker. “Bij de rode kool gaat dat nu om zo’n tien procent van de prijs.” Maar niet alle producenten doen dit, vertelt Wim Uljee van PlanetProof. “In de vergoedingen spelen wij als keurmerk geen rol. Sommige partijen vergoeden de telers, sommige supermarkten bieden een afneemgarantie en soms draagt de boer de kosten helemaal zelf.”

Hoeveel de consument hiervan uiteindelijk gaat merken in de portemonnee is nog onduidelijk. Hak is daarover nog in gesprek met de supermarkten, maar de conservengigant heeft wel vertrouwen in de consument. “Wij denken dat onze klanten wel bereid zijn een paar cent extra te betalen voor een duurzaam geteeld product.”

Of dat ook zo is moet nog blijken, maar voor PlanetProof is niet de consument de drijvende kracht achter de verduurzaming, dat zijn de supermarkten. Uljee: “De supermarkten hebben nu de verantwoordelijkheid genomen om leveranciers te laten verduurzamen. Het idee is dat PlanetProof op den duur de gangbare producten gaat vervangen, waardoor de consument alleen nog hoeft te kiezen tussen PlanetProof of biologisch.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Terwijl Nederland op z’n kop staat vanwege de stikstofcrisis en ontevreden boeren de boel blokkeren, blijft een klein deel van de landbouwers onderbelicht. Maar juist die boeren hebben helemaal geen aandeel in de oorzaak van de stikstofcrisis, omdat ze anders werken. Alleen zijn ze te klein om echt gehoord te worden. Dit terwijl hun verhaal wel degelijk hout snijdt.

Wouter van Wijk

“Ik baal van die protesten,” zegt Freek van Leeuwen, eigenaar van kaasboerderij de Vierhuizen in Leidschendam. “Het is hard tegen hard, daar ben ik niet van. Maar we krijgen het wel op ons bordje.” Van Leeuwen is bang voor een herhaling van de fosfaatcrisis van twee jaar geleden. Die kreeg veel minder aandacht, maar was voor biologische boeren een ramp. “Wij hebben flink moeten dokken om de intensieve landbouw overeind te houden.”

Wat is het probleem? Door hun manier van werken hebben kleine, biologische boeren als Van Leeuwen veel minder uitstoot van fosfaten en stikstof dan boeren die intensief werken, met veel meer dieren per hectare en minder oog voor de natuur. Tijdens de fosfaatcrisis nam de overheid drastische maatregelen om problemen op te lossen. Die waren enorm nadelig voor boeren die biologisch werken. Roel van Buuren van boerderij Landlust in Maasland: “Het was een probleem van te veel mest per hectare, waar Nederland een uitzondering binnen de EU voor heeft. Wij hebben niet te veel mest per hectare, omdat we anders werken. Heel bijzonder dat je dan toch wordt aangepakt.”

Groei, groei, groei
Kees van Gaalen van kaasboerderij Noorderlicht legt uit: “Wij hebben geen last van de stikstofcrisis. Dat komt omdat we een andere weg zijn ingegaan. Andere boeren werken alleen maar aan groei, groei, groei. Wij werken biologisch-dynamisch. Niet met kunstmest. Geen eiwitrijk voedsel. Veel minder dieren per hectare.”

Boeren die in Nederland intensief werken, met grote stallen en veel dieren, moeten wel kunstmest gebruiken en de beesten krachtvoer geven. Anders levert het niet genoeg op om de investeringen terug te verdienen. Maar dat heeft gevolgen voor de uitstoot. ,,Onze dieren produceren rond de 130 kilo stikstof per hectare, in de vorm van mest en urine. Een gangbaar bedrijf gemiddeld 230 tot 250 kilo. En soms nog aanzienlijk meer”, zegt Van Leeuwen. “Koeien die in de wei staan, stoten heel weinig ammoniak uit. In de stal komt poep en plas samen, dat geeft een chemische reactie, waar ammoniak bij vrij komt.”

Freek van Leeuwen

Techniek voorop
Van Buuren: “De oplossing in de intensieve landbouw moet dan al gauw technisch zijn. Schaf een luchtwasser aan. Of een emissiearme vloer. Dan blijkt later dat die helemaal niet zo gunstig is voor de uitstoot. Er zijn er zelfs een paar ontploft! Met dode dieren en al! Voor dat soort dingen moet je zo een ton investeren. En ze zijn gemaakt om koeien binnen te houden. Dat wil ik niet.”

De oplossing is volgens hem eenvoudig en een stuk natuurlijker: “Wij werken met de weidegang. Kost eigenlijk niets, maar daar verdienen de grote toeleveranciers en banken niets aan hè? De wetgeving stuurt heel vaak op dure oplossingen. Wageningen Universiteit ook. De Rabobank zit daar, Campina en Unilever ook. Er is geen ruimte voor natuurinclusieve landbouw. Ja, nu een beetje, omdat het niet anders kan.”

LTO
Dat die wetgeving vooral op grote, intensieve bedrijven is gericht, wijten de boeren ook aan landbouworganisatie LTO. Veel biologisch werkende boeren zijn er daarom niet bij aangesloten, of hebben hun lidmaatschap opgezegd. Van Leeuwen: “Tijdens de fosfaatcrisis zijn er heel veel biologische boeren afgehaakt bij LTO. Terecht. Wij moesten maar solidair zijn.” Van Gaalen: “De LTO is er alleen maar voor de intensieve landbouw. Nu is Aalt Dijkhuizen ook weer voorzitter van de groep die een advies moet geven. Die man is alleen maar voor rücksichtslos modernere, grotere, intensievere landbouw. Die kijkt alleen naar schaalvergroting.”

Gedeputeerde op bezoek
Van Leeuwen, Van Buuren en Van Gaalen vrezen de nieuwe wetgeving, maar zijn ook voorzichtig positief. Van Leeuwen: “Wij zitten onwijs ons best te doen, maar er wordt niet gekeken naar de verschillen. De goeien moeten maar onder de kwaaien lijden, zo lijkt het.” Al heeft hij wel hoop, meer dan tijdens de fosfaatcrisis. Hij kreeg onlangs gedeputeerde Bom-Lemstra op bezoek. ,,Met een klein legertje ambtenaren. Ze stonden open voor ons verhaal, dat is al heel wat. Ik hoop dat er ook iets goeds uitkomt.”

De goeien moeten maar onder de kwaaien lijden, zo lijkt het

Freek van Leeuwen

Van Buuren ziet dat ook: “Er is nu zeker meer aandacht voor onze manier van landbouw bedrijven dan twintig jaar geleden. Steeds meer mensen komen op ons bedrijf kijken hoe we het doen, en waarom. Ik verwacht daarom ook dat er in het nieuwe beleid beter wordt gekeken naar de lange termijn. Hopelijk komen er niet meer van die generieke maatregelen.”

Van Gaalen: “Bij het maken van beleid is er nog nooit naar biologisch boeren gekeken, of naar grondgebonden bedrijven. Als je wilt dat we schoon produceren, moet je de bedrijven die dat al doen natuurlijk vrij stellen. Dan moet je niet streven naar bedrijven met honderden koeien. Dan moet je werken zonder kunstmest, met minder, of zonder krachtvoer. In de nieuwe regels gaat het ongetwijfeld weer over grote dure technische oplossingen. Grote kans dat biologische boeren daar dan ook aan moeten voldoen. Terwijl onze uitstoot al heel laag is. Remkes heeft geadviseerd om de boeren die goed bezig zijn, te ontzien. Maar ik houd mijn hart vast.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Er zit te veel broeikasgas in de lucht, dus de landbouw moet verduurzamen. Het lijkt een kant-en-klaar antwoord op de klimaatdiscussie. Maar er staat niet voor niets ‘lijkt’, want het is een ingewikkeld dossier. Duurzaam boeren betekent namelijk investeren, en geld om dat te doen is er vaak niet.

Mirte van Eysden

Veel boeren hebben hart voor de natuur en zien de voordelen van duurzame landbouw. Ze willen dus wel verduurzamen, maar het lukt vaak niet. Oude leningen, oud overheidsbeleid, een oude manier van landbouw bedrijven en pachtconstructies zitten in de weg.

Hoe zit dat precies? Hoewel er natuurlijk veel meer factoren mee kunnen spelen, lijken er twee dingen belangrijk. Eén: het geld dat je nodig hebt om te verduurzamen, moet je hebben liggen of moet je kunnen lenen. En twee: de grond waar je het geld in gaat stoppen is bij voorkeur van jou en niet van iemand anders. Dat lijkt een open deur, maar dat is het niet.

Melkquotum
In de jaren ’80 werd in heel Europa het melkquotum ingevoerd: een maximum aan het aantal liters melk dat een boer mocht produceren. Tot die tijd werd er namelijk meer melk geproduceerd dan er verbruikt werd. In 2015 werd dit quotum afgeschaft. “In Nederland heeft dit geleid tot een paar goede jaren voor melkveehouders met onder andere een uitbreiding van de melkveestapel”, legt Huib Silvis uit, onderzoeker bij Wageningen Economic Research. Silvis houdt zich met name bezig met nationaal en Europees landbouwbeleid en de markt van landbouwgrond. “Maar toen ging men bepaalde milieugrenzen over. In eerste instantie speelde er dus een economisch belang om uit te breiden en te intensiveren. In tweede instantie werden ze teruggefloten door milieuwetgeving. Men moest als sector weer beneden het fosfaatplafond uitkomen.”

Melkbussen

Stikstofcrisis
En nu komt, na de problemen met fosfaat, de stikstofcrisis om de hoek kijken. Onder andere door de veehouderij, het verkeer en de industrie heeft Nederland een teveel aan stikstof in de grond. Dat is slecht voor de biodiversiteit. De veehouderij kan een steentje bijdragen aan de oplossing van deze crisis door minder intensief te boeren, met minder dieren per hectare. Stikstof komt namelijk via de ontlasting van vee in de natuur.

Om deze omslag naar duurzame landbouw te maken moet een bedrijf dus óf een kleinere veestapel hebben, óf meer grond. Voor dat laatste moet een bedrijf nieuwe leningen afsluiten. “Maar dat is niet aantrekkelijk voor banken”, aldus Silvis. “Banken investeren liever in technologie of machines met een korte omloopsnelheid. Dat verdient zich sneller terug.” Duurzame investeringen verdienen zich alleen niet altijd terug in geld, maar bijvoorbeeld in een toename aan biodiversiteit of een verrijking van landbouwgrond.

“Banken investeren liever in technologie of machines met een korte omloopsnelheid. Dat verdient zich sneller terug.”

Huib Silvis uit, onderzoeker bij Wageningen Economic Research

Financieel is het ook niet altijd een optie voor de boer om minder vee te houden. Dat probleem herkent Dirk Gravesteyn, biologisch melkveehouder. “Als je niks naast je melkbedrijf doet, ben je puur afhankelijk van de melk voor je inkomsten”, legt Gravesteyn uit. Hij runt samen met zijn vrouw een biologische melkveehouderij in Pijnacker. Sinds 2016 werken zij biologisch. Met ongeveer vijftig koeien en vijfentwintig stuks jongvee hebben ze bijna een koe en een kalf per hectare land. “Dat is heel weinig”, vertelt Gravesteyn. “De meeste gangbare boeren hebben ongeveer tweeënhalve koe per hectare.”

Gravesteyn en zijn vrouw doen daarom nog veel buiten hun veebedrijf om. Zo legt Gravesteyn tuinen aan voor particulieren en werkt zijn vrouw bij een autobedrijf. Daarnaast werken er met regelmaat vrijwilligers mee op het bedrijf. “Ik denk dat het alleen maar meer gaat worden. Je moet er je eigen draai aangeven, want je hebt te maken met een laag renderend vermogen en laag betaalde arbeid.”

Pacht
Als de veestapel verkleinen geen optie is, is grond aantrekken dan een oplossing? Niet altijd, want naast dat het lastig om aan het geld te komen voor extra grond, is een deel van de landbouwgrond vervolgens niet van de boer zelf. In Zuid-Holland wordt namelijk ongeveer 27 procent van de landbouwgrond gepacht. Pacht is een soort huur. Er bestaan verschillende soorten pacht, maar sinds 2007 is de geliberaliseerde kortlopende pacht de belangrijkste groeier. Dergelijke contracten lopen maximaal zes jaar. De prijzen bij geliberaliseerde pacht zijn vrij, waardoor die flink kunnen oplopen.

“Bij reguliere pacht zijn er dus veel rechten voor de pachter”, legt Silvis uit. “Geliberaliseerde pacht heeft te maken met de belangen van de verpachter.” De meeste boeren kiezen niet voor óf kopen óf pachten. “In de regel is het zo dat boeren een deel van hun grond zelf bezitten en een deel pachten om uit te kunnen breiden.”

Als boeren in zo’n kort pachtcontract zitten, is het goed voor te stellen dat ze liever geen investeringen in landbouwgrond doen als het niet zeker is of ze de grond over zes jaar nog bewerken. Zes jaar is immers niet altijd lang genoeg om investeringen te doen en weer in geld terug te verdienen.

Ook dat probleem herkent Gravesteyn. “Ik probeer het los te laten, maar ja, het is wel een onzekerheid”, aldus Gravesteyn. De korte pachtcontracten, de hoge pachtprijzen en de krappe financiën maken het dus lastig. “Het probleem voor een boer die een duurzame slag wil maken, is dat je zo weinig zekerheden krijgt”, aldus Gravesteyn.

Cultuuromslag
Hoe moet het dan? Volgens Jessica Zwartjes, tuinder van de ecologische tuinderij Het Zoete Land in Leiden, is er een omslag in denken nodig. “Wij boeren alsof we het land voor eeuwig in gebruik mogen nemen”, legt Zwartjes uit. “Mijn instelling is: ik wil de wereld mooier achterlaten dan ik hem heb aangetroffen. We weten dat het altijd afgelopen kan zijn, maar ik zou het toch niet anders willen doen.” Het terugverdienen van investeringen ziet Zwartjes ook anders. “De investeringen die je doet betalen zich namelijk wel terug”, benadrukt ze.

“De bodem wordt ieder jaar rijker en kan vocht beter vasthouden. Hier profiteren de planten van en de opbrengsten worden hoger. Het risico wanneer je van je land af moet, is dat de bodem niet zo goed verzorgd wordt door degene die na jou komt. Toch willen we dat de bodem goed is en dat we niet belastend bezig zijn voor het klimaat en voor de biodiversiteit.”

Ze snapt dat het lastig is voor boeren die nu nog vastzitten in oude werkwijzen. De overheid wil dat boeren stoppen, maar wat gaat er dan met dat land gebeuren? “Ga dan over naar agro-ecologisch boeren”, adviseert ze. Bij biologisch of agro-ecologisch boeren krijgt de boer bovendien meer voor zijn product, volgens Zwartjes. “Voor de overbrugging zou dan steun moeten komen.”

Zelf ervaart ze geen nadelen van agro-ecologisch boeren. “Ik heb nooit gedacht: had ik nu maar kunstmest of mocht ik nu maar spuiten”, vertelt Zwartjes. “Het wordt gewoon alsmaar mooier. Je ziet de biodiversiteit alleen maar toenemen met allerlei vlinders en libellen. Ik zou niet anders willen en kunnen.” En de consument kan ook anders naar voeding kijken, volgens Zwartjes. “In onze zelfoogsttuin kunnen we alles uitleggen. Als er een hapje uit een blad is genomen, zijn er koolwitjes. De groenten zijn nog steeds even lekker en gezond.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Een vernieuwend product in de markt zetten is al een hele opgave, maar het is nog een stuk lastiger als je dat doet terwijl je ook nog grip wilt hebben op elke stap van de keten. Alleen al vanwege de totaal uiteenlopende kennis die er bij elke stap komt kijken. Dat het toch kan, bewijzen bedrijven als BoerBakkerBert met hun eigen gebrouwen sojasaus Tomasu en Willem&Drees met hun biologische maaltijdenboxen. Het blijkt veel voordelen te hebben.

Bo Steehouwer

“Ik heb onderschat wat ervoor nodig is voordat je echt een product helemaal in eigen beheer kunt ontwikkelen”, vertelt Bert Mulder. “De anderen wat er nodig is om een goed verhaal op papier te zetten.” Bert is één van de vier oprichters van het Hoeksche Waardse collectief BoerBakkerBert en daarmee van het merk Tomasu Soy Sauce. “We hebben allemaal een andere achtergrond. Je leert elkaars vak begrijpen en krijgt meer begrip wat ervoor en na jou allemaal gebeurt in het proces. Zo wordt je ook beter in je eigen vak.”

Zelf houdt hij zich vooral bezig met het merk en de marketing. Thomas Uljee – voormalig bakker, bedenker en initiatiefnemer – en Piet van Westen zijn veel te vinden in hun brouwerij. Jeroen Klompe is de boer van dienst. Zonder hem geen sojabonen en tarwe voor de enige in Europese sojasaus gebrouwen in whiskyvaten.

De vier begonnen ruim zes jaar geleden al met de eerste ideeën en voorbereidingen. Ze hebben zich laten inspireren door wijnhuizen. Daar staat alles in het teken van smaak: van de bodem, gewassen en teeltmethodes. Dat was voor hen een van de randvoorwaarden. “Doordat wij de hele keten onder controle hebben, hebben we ook controle over elke knop waar je aan kan draaien voor de smaak. Zoals het type bodem en de temperatuur in de ruimte waar de vaten staan”, aldus Mulder.

Soepel

Vorig jaar april was dan eindelijk de lancering. Een echte ‘Rotterdamse’ sojasaus, van kop tot staart. “Het is echt te gek!”, zegt Mulder. “Je bent anders met je vak bezig. De boer kan praten met degene die met zijn producten aan de slag gaat. En de brouwer spreekt degene die zich bemoeit met hoe de fles eruit moet zien. Achteraf klinkt dat hartstikke logisch, maar dat het zo leuk zou zijn hadden we van tevoren niet bedacht.”

Thomas, Piet en Bert waren al met z’n drieën toen ze op zoek gingen naar een boer. Die zoektocht verliep niet helemaal soepel. “We wilden een boer die teelde op basis van kwaliteit en niet op basis van kwantiteit en opbrengst. Die logica ging er niet. Zelfs niet toen wij omzetgaranties aanboden. Ons principe was: hoeveel heb je nodig om het beste te doen voor je bodem? Je bent onderdeel van ons. Dus verdelen we eerlijk over de keten. Die flexibiliteit hebben we onszelf gegeven, omdat we een keten zijn.”

Uiteindelijk was daar Jeroen. Net als Piet is hij van mening: het niet te groot maken, gewoon doen en proberen. “En dat kan, omdat we met z’n vieren zijn”, vervolgt Mulder zijn verhaal. “Als de boer iets bedenkt, kan de brouwer daar wat mee en kan ik er wat mee.” Binnen een half uur waren de handen geschud.

Eten van een gezonde keten

Ook Willem&Drees zag een paar jaar geleden het licht. De coöperatie van boeren en burgers heeft een online winkel waar biologische maaltijdboxen worden verkocht en aan huis bezorgd. De drie kernpunten: biologisch, de kortste route pakken en de kracht van samen kiezen. “Eten van een gezonde keten”, aldus Willem&Drees. De producten worden voor een eerlijke prijs rechtstreeks bij de boeren ingekocht. En de coöperatie stemt de maaltijden af op het aanbod van de boeren per seizoen. Het bedrijf wil op deze manier niet alleen het verhaal van afkomst van de producten beter aan de consument laten zien, maar ook dat van hun boeren.

Door de hele keten in eigen hand te nemen, zetten BoerBakkerBert en Willem&Drees hun producten in de markt. Ze werken nauw samen met een boer. Stad en platteland komen zo dichter bij elkaar. Iemand uit de stad weet meestal niet goed wat er precies in de agrarische sector speelt en andersom. Voor een boer kan het daarom best lastig zijn om zelfstandig hun product aan de man te brengen. Hetzelfde geldt voor iemand met een goed idee, maar zonder enige agrarische kennis. De handen ineenslaan kan daar een oplossing voor zijn. Wie weet wat voor moois daaruit voortkomt.

Verrassing

Bij BoerBakkerBert weten ze dat ze het ook anders, misschien wel effectiever, aan hadden kunnen pakken. Desondanks zijn ze blij dat ze dat niet hebben gedaan. “We hadden de voedingsstoffen in kunnen kopen”, zegt Mulder. “Dan waren we sneller geweest en hadden we nu al meer verdiend. Maar nu hebben we een goede basis van een paar. Tomasu is ons eerste merk. We hopen dat er nog veel andere merken onder komen.” Begin volgend jaar komt hun volgende product waarschijnlijk op de markt. Wat dat precies is, houden ze liever een verrassing.

Op de vraag of ze één van de schakels op zouden geven, is er dan ook een duidelijk antwoord. “Geen denken aan. Het is ons DNA. Daar komt zoveel kracht uit. Die heeft te maken met verstand van zaken. Doordat we bijvoorbeeld weten wat er in de bodem speelt en welke gewassen we gebruiken, bouw je kennis op over je product. Zo kan je transparantie geven, experimenteren, door ontwikkelen en over een paar jaar patronen herkennen. Dat zorgt voor diepgang in je vak. Daar halen we de meeste lol uit en het onderscheidt ons van de rest.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Als fan van de lokaal en duurzaam voedsel, ben je in een restaurant overgeleverd aan de chef. Wat staat er op de kaart? Waar komt dat vandaan? Hoe duurzaam is het? Meestal is dat gissen. Gelukkig voor fans van de korte keten zijn steeds meer restaurants zich bewust van de herkomst van hun producten. De chef koopt seizoensproducten die lokaal zijn geteeld, op een vaak duurzame manier. Beter voor de boer, de smaak en het milieu, vinden de eigenaren van The Harvest in Rotterdam en De Dyck in Woubrugge.

Sammy Shawky

“Er zijn eigenlijk twee redenen waarom ik ervoor heb gekozen om alleen met seizoensproducten te werken”, vertelt Wessel van Winden, oprichter en eigenaar van het Rotterdamse restaurant The Harvest. “De persoonlijke reden is dat ik uit een tuindersfamilie kom en vanaf jongs af aan heb gezien hoeveel macht grote partijen hebben. Daardoor krijgen tuinders vaak geen eerlijke prijs voor hun producten. Door lokaal in te kopen, zorg ik ervoor dat de boeren ook een goede beloning voor hun werk krijgen”, zegt van Winden. Daarnaast heeft seizoensgebonden koken voor hem ook een praktische reden. “Het is duurzamer, want je hoeft producten niet te laten invliegen. Het eten is daardoor verser en heeft veel meer smaak. Dat waarderen mijn gasten ook.”

The Harvest serveert zeventien kleine gerechtjes waarmee je zelf een maaltijd kunt samenstellen. Zo’n zeventig procent daarvan is veganistisch en negentig procent is vegetarisch. Op de kaart staan ook twee vleesgerechten, maar vis vind je er niet. “Vis is lastig, omdat het allemaal bij elkaar komt op een visafslag en wordt gesorteerd op grootte en niet op herkomst”, zegt van Winden. “Het is lastig om dat goed traceerbaar te maken. Tot we een leverancier vinden waar dat wel kan, serveren wij geen vis.”

Geen avocado’s

Koken met de seizoenen mee, vergt volgens van Winden een andere manier van denken. “Het werkt eigenlijk een beetje andersom. In plaats van dat je eerst bedenkt wat je wilt maken en daar dan de producten bij zoekt, kijk je eerst wat er dit seizoen allemaal voorhanden is en ga daar gerechten mee bedenken.” Hij moet daarom soms wel wat creatiever zijn, want hij kan niet zomaar alles in een keer inkopen bij een groothandel. Ook zijn er bepaalde producten uit het buitenland die je bij The Harvest nooit op de kaart zult zien staan. “Een avocado bijvoorbeeld, die komt er bij ons niet in”, stelt van Winden. “Zelf eet ik ze ook nooit. Er is nu een hele hype om avocado’s waardoor er van alles wordt gedaan om maar aan de vraag te voldoen. Het gekke is dat ze juist vaak worden gegeten door mensen die geven om gezond en duurzaam voedsel. Maar zij weten vaak niet wat voor wereld erachter schuilgaat.”

Toch blijft er ook zonder avocado’s genoeg lekkers over. Van Winden zegt dat als je met producten uit het seizoen kookt je heel veel kunt aanbieden, alleen niet het hele jaar door. “Soms is dat wel jammer, want ik zou graag het hele jaar broccoli kunnen serveren. Of pastinaak, dat loopt nu erg goed.” Maar juist die afwisseling heeft ook z’n charme vindt hij.  “In de zomer hebben we ontzettend veel verschillende soorten fruit, zoals aardbeien, blauwe bessen, kersen en druiven.” Maar vergis je niet, ook in de winter is er genoeg aanbod. “We hebben nu bieten, pompoen, wortel, zoete aardappelen en nog veel meer. Die groenten zijn vaak ook lang houdbaar, dus daar kunnen we de hele winter mee door.”

Eigen tuin

Ook bij restaurant De Dyck in Woubrugge is er altijd genoeg aanbod aan seizoensgroenten. Zij gaan zelfs nog een stapje verder en verbouwen bijna al die groenten zelf, in hun eigen moestuin. “Ons restaurant is gestart vanuit de boerderij. Mijn opa was al akkerbouwer, net als mijn vader en daarna ik”, vertelt oprichter en eigenaar Reinier Kempenaar. “Maar ik realiseerde me op een gegeven moment dat de landbouw in Nederland eigenlijk niet kan concurreren met het buitenland. Schaalvergroting is duur en je bent daarmee als boer ook kwetsbaar voor bijvoorbeeld een slechte oogst. Grootschalige landbouw paste niet meer in mijn visie voor dit mooie stukje Nederland, daarom ben ik met het restaurant begonnen”, zegt Kempenaar.

Hoewel het restaurant werkt met veel groenten uit eigen tuin, zijn niet alle producten die ze serveren lokaal geteeld. “Als je zoals wij een restaurant runt op niveau, dan is het niet altijd mogelijk om alles lokaal in te kopen” zegt Kempenaar. “We zijn daar wel naar aan het kijken. Maar als ik een zuurtje nodig heb in een gerecht, dan kom je toch vaak uit bij een citroen. En die groeit nou eenmaal niet om de hoek.” Het vergt voor hem dus ook wat extra werk om seizoensgebonden te kopen. Maar dat vindt Kempenaar juist leuk. “Met de seizoenen mee koken is niet lastig, het is vooral heel uitdagend. Het makkelijkst is om alles simpelweg elke avond bij de groothandel te bestellen maar dat zit simpelweg niet in ons DNA.”

De gasten zijn volgens Kempenaar ook erg te spreken over hun manier van werken. “Wij zitten echt in het exclusieve segment en koken op sterrenniveau. Dan vinden mensen het ook leuk dat je iets bijzonders aanbiedt en ze verrast.” En verrast word je als gast, want je weet nooit van tevoren wat je gaat eten. Er is namelijk geen kaart om uit te kiezen. Je kunt wel doorgeven hoeveel gangen je wilt en eventuele voorkeuren of allergieën. Het restaurant houdt daar rekening mee en serveert elke dag andere gerechten. “Dat bevalt de gasten heel goed en het is ook een stukje duurzaamheid. We hebben daardoor geen grote kaart waarvoor we altijd alle gerechten moeten voorbereiden, maar koken met wat er die dag vers uit de moestuin komt. Daardoor kunnen we optimaal gebruik maken van het dagaanbod en verspillen we zo min mogelijk voedsel.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.