De Kortste Weg

Bloemkool ‘Van Roalter Grond’ uit Salland, ‘van alles wat’-jam uit Groningen, witlof uit West-Friesland en via champignons uit Brabant weer terug naar de echte Westlandse druiven. Dit is een kleine greep uit de lokale producten die ik de afgelopen maand heb gegeten. 

Marja van der Ende

Ik maakte een rondreis door Nederland voor Fietsen voor m’n eten. Ons platform groeit snel naar landelijke dekking met regionale kracht, met lokale voorfietsers in elke streek. En omdat de coronamaatregelen er in de eerste maanden voor zorgden dat ik de nieuwe voorfietsers die actief waren geworden alleen online kon ontmoeten, was het nu tijd om hen en hun regio’s te bezoeken en deze eigen-aardige streken te ontdekken. Mijn simpele kookkunsten onderweg met de pure lokale producten heb ik interregionaal koken gedoopt.

Iedere regio heeft inderdaad zo zijn eigen aard. Producten waar ze om bekend staan en alledaagse groenten en fruit die er ook gewoon geteeld worden. Ik heb er natuurlijk van genoten, van de volle smaken en verrassende vormen en kleuren. Zo had ik in Groningen een siamese courgette meegenomen in een stalletje, waarschijnlijk bedoeld als twee, maar vergroeid tot één. Hij deed het goed in de courgettesoep die ik bijna twee weken later in West-Brabant maakte. En ik genoot thuis in mijn eigenste Westland nog twee keer na van de paarse sperzieboontjes die ik in Noordoost-Brabant van een grote tafel langs de weg plukte, uiteraard netjes na betaling in het geldkistje. Ze waren ruim anderhalve week later nog vers. En ze kleurden gewoon groen toen ik ze kocht, wat er ook op een briefje bij vermeld stond.

Opgefleurde automaten
Naast de volle smaken en verse producten, viel me nog iets op. De creativiteit van de verschillende aanbieders is ontzettend inspirerend. Koele automaten in mooi opgefleurde huisjes, een rustpunt met picknickbank om het huisgemaakte boerenijsje te verorberen, een tafeltje met geblokt kleed, aardappelrecepten op de muur gekrijt, dat megagrote ei langs de weg, de oude tractor op een paal of in het gras (compleet met twee tenten van onderbroeken aan de waslijn). Alles wordt uit de kast getrokken om de aandacht te trekken van de potentiële klant. Bij mij prikkelt dat mijn snuffel- en koopzenuw. Nu bij al die andere klanten nog die de supermarkten meer en meer zat worden en ook gaan kiezen voor de kortste weg…. Ik kan het je van harte aanbevelen!

Een ijsje onderweg

De regionale voorfietsers van de Fietsen voor m’n eten-groepen in de regio’s die ik heb bezocht, hebben hun uiterste best gedaan om mij te vermaken met het fietsen naar de lekkerste lokale teelt. En dat is gelukt, ze hebben me overtuigd van het mooie van hun streek! Iedere voorfietser heeft zo zijn of haar eigen reden om een groep in hun regio te starten. Stacy van Westfriesland is voorfietser als hobby voor zichzelf en omdat ze de lokale ondernemers wil steunen. Sytse van Noordoost-Groningen omdat hij bij een welzijnsorganisatie werkt als maatschappelijk aanjager, die mensen letterlijk en figuurlijk in beweging wil brengen naar gezonder eten.

Team Noaberhaptrap
Petra van West-Brabant omdat ze kinderen en hun ouders wil leren waar ons eten vandaan komt en mooie fietsroutes uitgestippeld heeft samen met de VVV Moerdijk en ZLTO Moerdijk. Miranda van Noordoost-Brabant heeft net als ik een gezondheidspraktijk van waaruit ze leefstijlprogramma’s ontwikkelt en aanbiedt. En Salland heeft sinds een paar weken een heus Team Noaberhaptrap (de Sallandse benaming voor het fietsen van boer naar buur voor je eten) met Ria, Martijn, Katja en Fanny, mensen met verschillende beweegredenen in dezelfde lijn als de anderen. Al deze aspecten (en meer) krijgen regionaal invulling in hun eigen vorm, door de fietswielen in beweging te brengen en de online informatiestroom op gang te brengen.

‘Van alles wat’-jam uit Groningen

Zo’n werkvakantie als deze ga ik mijzelf elk jaar gunnen. En met het aantal nieuwe regio’s dat sinds een week ook alweer actief is geworden voor ons consumentenplatform, wordt dat misschien wel twee keer per jaar een paar weken de caravan van plek naar plek verplaatsen en al fietsend op ontdekkingsreis door de streek. Bovenal wordt dat weer genieten van de interregionale gerechten die ik mezelf dan voorschotel. Ook zonder voorfietser die mij aan mijn handje op anderhalve meter afstand meeneemt door de streek, gaat dit lukken. Want zij vullen de regiokaarten met informatie, zodat ook jij het interregionale koken kunt ontdekken. Zodat ook jij die verscholen stalletjes langs de weg en kleine boerderijwinkeltjes kunt ontdekken. Zodat ook jij tijdens je vakantie kunt kiezen voor de kortste weg: rechtstreeks bij de voedselproducent. 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Consumenten die boeren een handje willen helpen, kunnen producten lokaal kopen, bij de boer zelf. Wie nog een stapje verder wil gaan, kan zelfs een ‘oogstaandeel’ kopen, een stukje van de toekomstige oogst. Ze zijn te koop bij boerderijen, moes- of stadstuinen.

Tosca de Jong

De term ‘oogstaandeel’ vindt Margriet Knospe, eigenaresse van stadstuinderij BuitenLeeft in Delft, wel wat afstandelijk klinken. ,,Je deelt als oogster mee in de oogst, dat klinkt beter.’’ Het concept van het zelfoogsten, of dus een oogstaandeel is heel simpel: je betaalt aan het begin van het teeltseizoen een bedrag, waarmee je wekelijks je zelf geteelde groenten kunt komen ophalen. En niet alleen ophalen, het is meestal ook de bedoeling dat je de verse waar ook zelf van het land haalt. Bij de zelfoogsttuin van Knospe betaal je 325 euro per seizoen, dat loopt van april tot november. Dat komt neer op 25 keer oogsten. Exclusief kunstmest en bestrijdingsmiddelen, want alle groenten worden op een ecologisch verantwoorde manier verbouwd. 

Zelfoogster Lin is blij met de opbrengst

Slakje
,,Het is logisch dat boeren bestrijdingsmiddelen gebruiken, op die manier kun je voor minder geld meer produceren. Sneller is goedkoper, maar ook slopend voor de bodem. Wij doen dit niet, wij houden de aarde vruchtbaar.’’ De oogsters in Delft zien een tuin die niet helemaal strak op orde is. Wildkruid dat tussen de sla groeit. Een broccoli waarvan een stukje is aangevreten door een slak. En dat is precies zoals het hoort. ,,Een enkeling vindt zo’n slakje vies. Maar ik zie ook hoe blij mensen worden als ze een wortel uit de grond zien komen.’’

Zo’n tweehonderd oogsters gaan wekelijks met een krat vol groenten naar huis. Je neemt mee wat het seizoen schaft, maar genoeg aanbod is er altijd. ,,Het lukt al zes jaar op rij om een goede oogst aan mensen mee te geven.’’

Margriet Knospe

Naar buiten
De gezonde grond is één van de redenen om oogster te worden. ,,Bewuster omgaan met wat je eet speelt een grote rol.’’ Maar ‘buiten zijn’ misschien nog wel meer. Volgens Knospe is er onder mensen een grote behoefte om naar buiten te gaan. Zeker nu in de coronatijd. 

Margriet Castelijn – een andere ‘Margriet’ in dit verhaal – was iemand die vanwege haar werk veel binnen zat en steeds meer de behoefte kreeg om buiten ‘iets te doen’. ,,Ik fietste op een dag langs de stadstuin en besloot om er een kijkje te nemen. Ik was gelijk verknocht aan de mooie tuin en kon gelijk aan het werk als vrijwilligster.’’ Castelijn – zelf inmiddels een ervaren oogster – helpt andere oogsters bij het plukken en rapen.  

Castelijn ziet niet alleen de groenten maar ook de mensen groeien. ,,Ik zie oogsters ademloos kijken als ik uitleg hoe iets groeit. Sommigen hebben totaal geen idee hoelang het duurt voordat een courgette geplukt kan worden. Of hoeveel iets weegt. Een pondje bonen pakken is niet voor iedereen vanzelfsprekend.’’ Gaandeweg worden de oogsters handiger en wijzer. ,,Mensen zijn zeer geïnteresseerd. Vooral kinderen, die doen graag mee.’’

Tuincoördinator Frans de Vries van Pluk! Den Haag krijgt vooral gezinnen bij hem in de zelfoogsttuin en werkt graag met kinderen. ,,Ik leg ze uit hoe iets groeit en wat je wel en niet kan plukken. 

Je ziet dat ouders het belangrijk vinden dat hun kind begrijpt dat een prei niet in de supermarkt groeit’’, vertelt Frans die op woensdag, vrijdag en zaterdag zorgt voor de nodige educatie. Bij de zelfoogsttuin van Pluk – waar mensen sinds vorig jaar wekelijks minimaal vijf soorten groenten mogen plukken – is er inmiddels meer interesse dan plek. ,,Vanwege corona moesten we het aantal plekken indammen naar 35. Ik hoop volgend jaar 45 tot 50 plekken aan te kunnen bieden.’’ Dat het zelfoogsten zo populair (aan het worden) is, begrijpt Frans wel: ,,Het concept werkt gewoon heel goed. Je ziet dat mensen er blij van worden. Je bent naast het buiten zijn ook erg sociaal bezig.’’

Frans de Vries van Pluk! Den Haag

Rust
Is het zelfoogsten eigenlijk ook geschikt voor mensen met een drukke baan of een krappe portemonnee? Beide Margrieten vinden van wel. ,,Juist als je de hele week druk bent en weinig rustmomenten hebt, is dit dé plek om tot rust te komen. Ik hoor oogsters letterlijk zeggen dat ze ineens de rust over hen heen voelen komen als ze hier even gaan zitten en niks doen’’, vertelt Castelijn. ,,En het gezellig samenzijn met anderen, daar knap je ook van op.’’

Dat het bedrag voor een teeltseizoen best een schep geld voor sommige mensen is, begrijpt Knospe heel goed. Maar ze benadrukt wel dat het eten dat we gewend zijn te kopen in een supermarkt eigenlijk veel te goedkoop is. ,,Een tros bananen voor twee euro, dat klopt niet. Die komen van duizenden kilometers en zouden dus veel duurder moeten zijn. Natuurlijk zijn er wel eens mensen die afhaken, omdat ze bijvoorbeeld niet tevreden zijn met het aanbod. Maar de mensen waar het echt bij past, die blijven.’’ 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Voor veel bio-boeren wordt het steeds lastiger om hun dieren op een biologisch gecertificeerde manier te laten slachten. Veel kleine, biologische slachthuizen sluiten door hoge kosten de deuren, dus moeten boeren steeds verder rijden voor een goede slachterij. De boeren kunnen niet snel bij andere bedrijven terecht, want om van biologische dieren biologisch vlees te maken moet ook de slachterij gecertificeerd zijn.

Sammy Shawky

“Het aantal slachthuizen in het Westen in drastisch verminderd”, vertelt Jeroen van der Kooij die op zijn boerderij Hoeve Rust-hoff in Maasland biologische ossen houdt. “Vroeger zat er een in Woerden maar die is twee jaar geleden gestopt. Nu laten we de koeien slachten in Veenendaal, maar dat is dik een uur rijden.” Dat is niet alleen voor de boer vervelend, zeker ook voor de dieren.

Volgens Van der Kooij is een van de redenen dat veel slachters stoppen de ingewikkelde regelgeving: “Je moet aan allerlei voorwaarden voldoen, zoals een NVWA-arts en hoge keuringskosten.” Van der Kooij vertelt dat een biologische slachterij het gangbare en het biologische vlees apart moet houden. “Dat is te doen maar kost veel tijd en organisatie en voor een kleine slachter is dat moeilijk.”

Vleespakket Hoever Rust-Hoff
Vleespakket Hoever Rust-Hoff

Veel regels en hoge kosten
Jan Duijndam van de biologisch-dynamische boerderij Hoeve Biesland in Delfgauw ziet veel biologische slachterijen verdwijnen. “De een na de ander gaat dicht.” Hij laat zijn dieren nu slachten in Kerkdriel, zo’n 100 kilometer rijden. De hoge kosten zorgen er volgens hem voor dat veel biologische slachters stoppen. “Je moet een Skål certificaat hebben én een EEG-nummer, anders mag je niet werken. Dat maakt het voor veel kleine slachterijen te duur”, zegt hij.

“De een na de ander gaat dicht.”

Jan Duijndam, Hoeve Biesland

Biologisch gecertificeerd slachten
Skål is de organisatie die slachthuizen certificeert die biologisch vee mogen slachten. Zij controleren alle biologische productie in Nederland, van landbouwbedrijven tot importeurs en levensmiddelenfabrikanten. Voor biologisch vlees wordt niet anders geslacht, maar het mag niet in contact komen met gangbaar vlees, vertelt woordvoerder Katinka van Roij: “Wij letten vooral op de scheiding tussen gangbaar en biologisch, die moet 100 procent gewaarborgd zijn.”

Ze vertelt dat gemengde slachterijen vaak beginnen met het biologische vlees om vermenging te voorkomen. Ook moeten de dieren qua voer en stallen precies zo behandeld worden als bij een biologische boer. Om te bewijzen dat een slachthuis aan alle eisen voldoet is er veel administratie nodig. Daarnaast zijn er ook kosten aan het Skål certificaat verbonden, zoals een jaarlijkse bijdrage van 600 euro en kosten voor inspecties.

Slachterij

Cijfers lastig te vinden
Of Nederland écht steeds minder slachterijen met een biologisch certificaat telt kan Skål niet zeggen, ze brengen daarover geen cijfers naar buiten. “Ik kan alleen zeggen dat er elk jaar slachthuizen bijkomen en verdwijnen”, zegt Van Roij. Wel is op hun website te zien dat er momenteel in ons land zo’n dertig bedrijven zijn die biologisch gecertificeerd mogen slachten.

Overigens heeft niet iedereen last van een tekort aan slachters. “Wij laten al langere tijd ossen en lammeren slachten bij slachterij Henk Jonkers in Est, die zit voor ons wel redelijk in de buurt”, zegt Anja Slob van boerderij De Drie Wedden in Noordeloos. Ze vertelt dat ze wel even gezocht heeft, maar uiteindelijk voor die slachterij heeft gekozen vanwege de kwaliteit en kleinschaligheid.

Uitstervend beroep
Maar het is een ‘uitstervend beroep’ zegt Gerrit van Gessel van slachterij Henk Jonkers in Est. “Door de wet- en regelgeving wordt het er niet makkelijk op, dus laten veel kleine slachterijen het slachten nu over aan grotere bedrijven.” Hij begrijpt dat, maar zou er zelf niet voor kiezen. “Ik ben een grote dierenvriend en vind het belangrijk om de dieren zelf te slachten.” Hun slachterij verwerkt zowel biologisch als regulier vlees.

Hoewel zijn zaak goed draait zijn in zijn buurt veel andere kleine slachterijen gestopt, vertelt Van Gessel. “Dat komt door alle regels, maar ook door de leeftijd. Het is niet makkelijk om jonge slachters die vinden die nog kunnen slachten, uitbenen en verwerken.” In Est doen ze het allemaal nog zelf. “Het komt levend binnen en gaat er voor de meeste biologische boeren vacuümverpakt en winkelklaar weer uit.”

Zelfslachtende Slagerij Henk Jonkers
Zelfslachtende Slagerij Henk Jonkers

“Ik ben een grote dierenvriend en vind het belangrijk om de dieren zelf te slachten.”

Gerrit van Gessel van slachterij Henk Jonkers

Lastiger te slachten
Bij het biologisch slachten komt heel wat kijken. Zo zijn biologische varkens vaak lastiger dan reguliere varkens, vertelt van Gessel: “Door het vele buiten lopen hebben ze meer vet op hun rug en zijn hun haren stugger, dus is het iets meer werk.” En als ze het vlees verwerken tot worst, dan moeten ook die kruiden biologisch gecertificeerd zijn.

“We zijn jaarlijks een bedrag kwijt aan het certificaat van Skål en besteden veel tijd aan administratie. Elk stukje vlees moet gewogen worden en soms moeten we achter boeren aanbellen voor de juiste gegevens. Daar ben ik elke week zo’n vier uur mee bezig”, zegt van Gessel. En die extra tijd en geld berekenen ze deels door aan de klant. “Voor het Skål certificaat ben je voor een rund zo’n dertig euro extra kwijt, voor een varken komt het neer op ongeveer een tientje”, vertelt hij.

Toch weerhoudt dat hun klanten er niet van om speciaal naar hen toe te komen. “Est is een klein dorpje onder de rook van Geldermalsen maar een van onze klanten komt zelfs helemaal uit Zeeland”, zegt Van Gessel. “Ons rayon is groot en het wordt zeker niet kleiner.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Hoewel steeds meer mensen interesse hebben in streekproducten, valt het nog niet altijd mee om die aan de man te brengen. Dat hebben de initiatiefnemers van coöperatie De Proefschuur op Voorne-Putten ervaren. De 52 boeren en tuinders erachter, wilden meer lokale producten in de supermarkt krijgen. Helaas moesten ze, nog voor de corona-crisis de stekker eruit trekken.

Kees Vermeer

Vorige week stonden de initiatiefnemers in een bijeenkomst uitgebreid stil bij de lessen die ze hadden geleerd. De Proefschuur startte in 2017 veelbelovend. “Onze opzet was om lokale producten van Voorne-Putten makkelijk bereikbaar te maken voor consumenten”, vertelt voorzitter Arnout den Ouden. “We hebben daarbij gekozen voor verkoop via supermarkten. Want tachtig procent van al het voedsel wordt gekocht in de supermarkt. Maar het lukte niet om onze streekproducten daarin in te passen.”

Het bestuur van De Proefschuur. Links Arnout den Ouden.

Te kleine speler
Het probleem was dat inkoop en logistiek rond voedsel in supermarkten al strak is georganiseerd. “Voor die grote organisaties ben je een te kleine speler. Een verstoring van het systeem”, legt Den Ouden uit. “Er komt een extra leverancier aan de deur, en de supermarktmedewerkers moeten aparte productlijnen gaan bijhouden en weer zelf bestellingen doen. In supermarkten is dat allemaal geautomatiseerd.” 

De logistiek wordt via algoritmes geregeld vanuit het hoofdkantoor. Als een leverancier niet constant kan leveren, raakt het algoritme in de war. “Hun systemen zijn gericht op minimale arbeid en dan ben je al snel te veel. Hoe goed je het als nieuwkomer ook doet.” Daarbij moet een leverancier het hele jaar door kunnen leveren. De super houdt geen rekening met seizoensgroenten en -fruit. Voor de boeren is dat natuurlijk een probleem.

Groenten te goedkoop
Een aantal franchise supermarkten verving de gangbare producten wel door die van De Proefschuur. “Zij hebben serieus hun best gedaan”, zegt Den Ouden. “Maar we konden toch niet de groei halen die we wilden. Hoewel veel mensen achter ons idee staan, zijn er te veel zaken die tegenwerken. Zaken waar wij niets aan kunnen doen.” 

“Daarnaast zijn bestaande subsidies alleen bedoeld voor het opstarten van een initiatief. Terwijl het ook gaat om continuïteit en omzet. Het zou helpen als bijvoorbeeld overheidsinstellingen hun inkoopbeleid aanpassen naar lokaal. Zelfs daar liepen wij als Proefschuur tegen een muur aan.”

Financieel komt daar nog iets bij: de huidige groenteprijzen zijn bij lange na niet kostendekkend. De lokale producten zouden zelfs onder de kostprijs geleverd moeten worden om het initiatief te laten slagen.

Doorgeslagen efficiëntie
Een doorstart zit er momenteel niet in, hoewel Den Ouden wel denkt dat het concept levensvatbaar is. Maar dat vraagt een ander bewustzijn over prijs en kwaliteit: “De efficiëntie in supermarkten is doorgeslagen. Er is grote concurrentie op prijs, terwijl voedsel in Nederland al erg goedkoop is. Er zou een bodem moeten zijn, maar dat punt zijn we allang voorbij.” 

“In supermarkten zie ik vaak producten waar ik niet trots op zou zijn. Ik vraag me ook af consumenten dit zo willen. Voedsel komt van heel ver en is vaak van slechte kwaliteit. Terwijl we in Nederland heel mooie producten verbouwen.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Na jaren van toch wel ploeteren, floreren bedrijven die biologische en lokale levensmiddelen en pakketten bezorgen opeens. Ze zagen hun omzet verdubbelen, of meer. De reden? Corona. Nu de mensen veel meer thuis zijn, laten ze blijkbaar graag hun eten bezorgen.

Sammy Shawky

“Het aantal klanten is bij ons substantieel toegenomen”, vertelt Shaula Tak van Bio aan Huis in Nieuw-Beijerland. Het bedrijf bezorgt sinds 2007 al biologische en lokale groente- en fruitpakketten en zag de laatste maanden opeens het aantal abonnees met bijna de helft stijgen. “Ik denk dat corona een duwtje in de rug is voor mensen om gezonder te gaan eten”, zegt Shaula. “Bij ons krijg je alles aan huis bezorgd en ik hoor van veel oudere mensen dat ze dat heel prettig vinden.”

Het Rotterdamse initiatief Rechtstreex, met abonnementen op groente- en fruitpakketten en een groot aantal losse producten, zag de omzet zelfs verdriedubbelen. Het aantal bestellingen ging van duizend naar tweeënhalfduizend per week. Daarbij werden de bestellingen ook groter. “Mensen zitten veel thuis dus is er ruimte om boodschappen op te halen bij onze wijkpunten”, verklaart eigenaar Maarten Bouten de toename. “En het is nu extra belangrijk om lokale boeren te steunen.”

Groentefeestje
Waar het precies aan ligt vindt Liselotte Bredius van het Haagse Lekkernassûh lastig te zeggen, maar ook zij zagen een enorme groei sinds de coronamaatregelen. “Het komt denk ik deels doordat mensen willen weten waar hun eten vandaan komt en wat ermee is gebeurd”, zegt Liselotte. “En sommigen vinden boodschappen doen nu waarschijnlijk minder prettig.” De seizoensgebonden groentepakketten zijn enorm in trek. “Eerst deden we er 260 per week, en nu zijn het er al 570.”

Sinds drie weken is Mariëlle Zomerschoe een van hun nieuwe klanten. “In de supermarkt probeerde ik al om biologische groenten en fruit te kopen, maar ik ben eerlijk gezegd best gemakzuchtig”, vertelt ze. “Nu Lekkernassûh ook een ophaalpunt bij mij in de buurt heeft kan ik daar elke week het pakket ophalen.” En dat bevalt goed. “Het is een feestje om steeds met nieuwe groenten te koken en het is erg lekker.” Ook vindt ze het fijn dat ze zo lokale boeren ondersteunt.

Maarten Bouten van Rechtstreex

Extra bussen en ingepakte kratten
Door de enorme toename van klanten moesten de verkopers plots omschakelen. “Het was heel intensief”, vertelt Maarten Bouten. “We moesten meer transport regelen, extra collega’s aannemen en de openingstijden van onze wijkpunten zijn verruimd.” Shaula Tak maakte vrijwel hetzelfde mee. “Het is best heftig als je bezorger opeens vijfentwintig extra bestellingen moet doen”, vertelt ze. “We hebben meer bussen ingezet, zijn vaker gaan rijden en hebben zelfs tijdelijk een wachtlijst ingesteld.”

Bij Lekkernassûh werd het niet alleen drukker maar moest er door de maatregelen ook een en ander worden aangepast in de organisatie. “Normaal zien onze locaties eruit als een groentemarkt en mogen mensen hun eigen groentepakket maken. Maar nu pakken wij de kratten alvast in, zodat we meer mensen per locatie kunnen helpen”, vertelt Liselotte Bredius. Logistiek was het voor alle verkopers even wennen, maar geen van hen had gelukkig last van een tekort aan groenten of fruit.

Extra bezorgers bij Lekkernassûh

Geen hausse door corona
En of al die nieuwe klanten blijven? Shaula Tak van Bio aan Huis denkt van wel. “We hebben nu echt laten zien wat we allemaal te bieden hebben”, zegt ze. “Ik zit natuurlijk niet te wachten op een hausse door corona en dat iedereen daarna dan zegt toedeledoki. Maar ik denk niet dat dat gebeurt want we krijgen veel positieve reacties.”

Ook Maarten Bouten van Rechtstreex verwacht dat veel nieuwe klanten blijven. “Er zullen altijd mensen stoppen, maar er is ook meer mond-op-mond reclame. Dus de aanwas blijft ook groeien.” Liselotte Bredius van Lekkernassûh is ook positief: “Ik denk dat er zelfs nog meer klanten bijkomen. In de zomer krijg je ‘makkelijkere’ producten en is het instapniveau lager. Niet allen mensen weten wat je kunt met een knolselderij, maar met tomaten, aubergines en asperges kan iedereen wel overweg.”

Na wekenlang dicht te zijn geweest, opende zaterdag de regiomarkt Rotterdamse Oogst voorzichtig de deuren voor bezoekers die 1,5 meter afstand kunnen houden. Antropoloog Vincent Walstra deed het afgelopen jaar voor de Universiteit Leiden onderzoek naar de bezoekers. Waarom is de markt zo populair?

Sammy Shawky

“Er staan eigenlijk twee dingen centraal”, vertelt Walstra. “De ene is de sfeer die de markt heeft. Het is een leuke plek om naartoe te gaan. Het andere is meer wat de markt doet, de functie die het heeft in de voedselvoorziening.” Op de regiomarkt, waar je lokaal geproduceerd voedsel kunt kopen, is volgens Walstra de sfeer essentieel. Zelfs, zoals nu, zonder terras. “Het sociale aspect is heel belangrijk, er is veel contact tussen marktverkoper en bezoeker.”

Relatie tussen marktverkoper en klant
Door dat contact komen mensen meer te weten over wat ze eten en waar dat vandaan komt. “De relaties die ontstaan tussen marktverkoper en klant zijn heel waardevol”, zegt Walstra. “De klant leert dat voedsel niet zomaar in de schappen groeit, maar dat er een hele wereld achter zit. En je kunt vragen stellen, zoals waarom de kool deze week zo klein is of waarom er in de winter geen paprika’s zijn.” Dat lukt je in de supermarkt niet.

Antropoloog Vincent Walstra maakt foto’s van de etenswaren voor zijn onderzoek

En niet alleen voor de klant is dat contact volgens hem belangrijk. “De boeren die er hun producten verkopen komen door de markt ook in de stad en zien waar de producten heengaan.” Ook krijgt de marktverkoper zo meer feedback over wat lekker is en wat niet. Ook nemen sommige verkopers zelfs speciale producten mee voor hun klanten.

Een terugkerend thema in het onderzoek van Walstra is het belang van emotie voor de smaak van je eten. “Verschillende boeren beweren dat als je weet waar bijvoorbeeld de geiten en kippen staan die jouw kaas en eieren maken, je een emotionele band met het eten creëert”, vertelt Walstra. “Daardoor zou het ook lekkerder gaan smaken. En in die theorie kan ik me wel vinden.”

Wantrouwen tegen supermarkt
Een andere reden waarom mensen naar de Rotterdamse Oogst gaan is volgens Walstra omdat ze weinig vertrouwen hebben in de producten uit de supermarkt. “Veel mensen wantrouwen de voedselindustrie”, vertelt Walstra. “Het beste middel tegen wantrouwen is transparantie en er is niks transparanter dan je eten kopen direct bij de boer.”

Hij vertelt dat de markt eigenlijk een soort eigen kwaliteitslabel is geworden, al zorgt dat ook soms voor verwarring. “De markt claimt niet dat alle producten biologisch zijn, maar soms denken mensen dat wel. Ze hangen aan ‘lokaal’ dan ook meteen labels als ‘bio’ en ‘fair’”, zegt Walstra. En dat kan volgens hem soms wel lastig zijn.

De markt, anders dan de supermarkt, staat voor veel mensen voor betrouwbaar voedsel. “Maar als ik vraag waarom dat zo is, dan hebben mensen daar niet altijd meteen een antwoord op.”

Antropoloog Vincent Walstra

De enige eis voor producten op de markt is dat ze lokaal zijn, dus geproduceerd binnen een straal van vijftig kilometer van Rotterdam. Walstra zegt dat de markt, anders dan de supermarkt, voor veel mensen staat voor betrouwbaar voedsel. “Maar als ik vraag waarom dat zo is, dan hebben mensen daar niet altijd meteen een antwoord op. Wel noemen ze vaak het directe contact met de boeren.”

Dagelijkse boodschappen
Naast het sociale contact en het wantrouwen in de supermarkt gaan mensen volgens Walstra ook naar de markt voor de kwaliteit van de producten. En daar hoeft geen hoge prijs aan te zitten. “Deze markt wordt snel gezien als iets elitairs”, vertelt hij. “Maar dit is zeker geen markt waar je alleen maar luxeproducten kunt kopen.” De markt verkoopt juist veel dagelijkse producten, maar heeft ook gespecialiseerde producten zoals kramen met wild, allerlei verschillende paddenstoelen. Er is zelfs lokaal geproduceerde sambal.

Ondanks dat de markt volgens Walstra niet elitair is, ziet hij in de klanten ook geen afspiegeling van de Rotterdamse stadsbevolking. “Het is echt een selecte groep mensen die zich hier vooral mee bezighoudt. Vaak komen ze uit de duurzaamheidshoek en zijn ze welvarender dan de gemiddelde Nederlander.” Hij denkt dat dat te maken heeft met de middelen die mensen hebben, niet alleen geld maar ook tijd.

“Het is zeker niet zo dat alles op de markt duurder is, sommige dingen zijn juist goedkoper. Maar je moet wel de tijd hebben om naar de markt toe te gaan en je erin te verdiepen”, zegt Walstra. “Op deze markt zie je de werkelijke prijs, want het eten in de supermarkt is te goedkoop.” Je kunt je volgens hem beter afvragen waarom de prijs voor eten daar zo laag is, dan waarom niet iedereen het eten op de markt kan betalen.

Voedselvervreemding
Walstra, die naast de Rotterdamse markt ook andere initiatieven op het gebied van duurzame voeding onderzoekt, denkt dat duurzaamheid een steeds groter thema zal worden. “Veel mensen zijn gewend aan de schappen van de supermarkt maar weten niet wat daarachter allemaal gebeurt”, zegt hij. “Filosoof Michiel Korthals noemt dat voedselvervreemding.”

Walstra zegt dat veel kinderen in de stad niet weten waar eieren vandaan komen, of dat melk van een geit komt. “Door dit soort initiatieven word je opengesteld aan kennis”, vertelt hij. “Daarmee wordt een zaadje geplant dat alleen maar groter wordt, want als je kennis hebt opgedaan vergeet je die niet meer. De groep mensen die zich bewust zijn van waar hun eten vandaan komt kan dus alleen maar groter worden, en dat zie ik wel echt als iets goeds.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Wat is de CO2-voetafdruk van voedsel, oftewel de footprint van food? Dat gaat de stichting FOODprint zelfstandig meten en berekenen. Want er kan veel verbeteren aan de manier waarop dat nu gebeurt, zegt initiatiefnemer Rob van Leeuwen, van Hof Catering in Den Haag.

Kees Vermeer

Rob van Leeuwen met zijn dochter Julia
Rob van Leeuwen met zijn dochter Julia

Het bedrijf Van Leeuwen heeft onder andere ministeries in zijn klantenbestand en moet daarom ieder kwartaal de duurzaamheid bewijzen aan de hand van bepaalde criteria. Maar Van Leeuwen was het niet helemaal eens met die criteria. “We moesten in geld aantonen dat we voor meer dan vijftig procent duurzaam inkopen. Het inkopen van veel biologisch rundvlees is dan strikt genomen duurzaam, maar feitelijk is dat niet zo. Daarom heb ik uitstoot van CO2 gekozen als criterium voor duurzaamheid. Ook dat is discutabel, want je mist daarmee het circulaire aspect. Maar het lijkt ons voor nu de beste manier. Met de stichting willen we duurzaamheid beter aantoonbaar maken en kennis delen met klanten en collega’s.”

Meten is lastig
Van Leeuwen wil meetbare cijfers om duurzaamheid en CO2-uitstoot te kunnen vergelijken, te veranderen en te verbeteren. Alleen valt ook dat meten nog niet mee. De rekensom is in theorie de CO2-waarde van de gebruikte producten plus de energie die nodig is bij het bereiden van het eten. Daarover zijn op internet vele tabellen te vinden. “Maar ook de ‘levenscyclus’-waarde van een producten moet meetellen”, vindt Van Leeuwen. “Want het maakt verschil of een tomaat uit een plaatselijke kas komt of uit Spanje. Maar er is nog geen duidelijkheid over die waardes. Dat maakt het lastig om eenduidige en betrouwbare cijfers te bepalen voor producten. Voor onszelf hebben we al wel een goede werkmethode. Enkele aanbieders van producten doen berekeningen op basis van zelf gekozen waardes. Als we die consequent gebruiken, kunnen we uitkomsten regelmatig vergelijken. Maar een onderlinge vergelijking van onze duurzaamheid met andere cateraars is nog niet mogelijk.”

Kennis delen
Met de stichting FOODprint wil Van Leeuwen, samen met enkele voorlopers uit de hele keten, op zoek naar een goede duurzaamheidmeting van de voedselconsumptie. Vier groepen studenten doen daar voor de stichting onderzoek naar. Bovendien is er samenwerking met de Provincie Zuid Holland en VNO/NCW om met eventuele subsidie de ideeën breed en professioneel uit te werken.

De stichting wil vertegenwoordigers vanuit de hele keten betrekken, van producent tot afnemer. “Er zijn al veel initiatieven op het gebied van duurzaamheid”, aldus Van Leeuwen. “De initiatiefnemers hebben belang bij het aantoonbaar maken van hun resultaten. Met de stichting willen we initiatieven bij elkaar brengen. Als cateraar staan wij ook open voor lokale partijen. Zij kunnen ons benaderen voor samenwerking. Wij zijn als cateraar een interessante partij voor bijvoorbeeld boeren die duurzame producten aan de man willen brengen.”

Cursussen voor koks
Omdat een cateraar producten levert aan klanten, is het wel belangrijk om die klanten mee te krijgen in de ideeën. Volgens Van Leeuwen is dat geen probleem: “Vrijwel iedereen staat achter duurzaamheid en is zelfs bereid om daarvoor extra kosten te maken. We hebben bijvoorbeeld gekozen voor bepaalde merken vlees en gebruiken alleen Nederlandse producten van de koude grond. Daarmee zijn we nu de menu’s aan het veranderen. Voor koks is dat soms lastig omdat zij anders moeten gaan werken en bijvoorbeeld vegetarische menu’s bedenken. Maar er zijn veel cursussen en opleidingen voor koks op het gebied van duurzaamheid. Voor klanten is de omschakeling minder lastig. Er is steeds meer vraag naar vegetarisch eten, vooral bij jongeren.”

Veel vooruitgang geboekt
Van Leeuwen heeft met zijn bedrijf al veel vooruitgang geboekt wat betreft duurzaamheid. Vorig jaar is een nulmeting gedaan en recent is een tweede meting uitgevoerd. Opvallende bevinding: duurzaam en gezond eten kost niet meer geld. “De duurste component is ons voedsel zijn de dierlijke eiwitten”, legt Van Leeuwen uit. “Dus als je die mindert, ben je goedkoper uit. Dat lijkt me een positieve boodschap en een stimulans voor bijvoorbeeld bedrijfsrestaurants. Bij verduurzaming hoeft geld geen belemmering te zijn.”

Meer thuiszitten heeft ook voordelen: je hebt nu meer koffiedik, waarmee je prima oesterzwammen kunt kweken. Onder de hashtag #nederlandkweektthuis lanceerde het kweekbedrijf Rotterzwam een ‘voorjaarspakket voor de thuiswerkert’ waarmee je precies dat kunt doen. Het is een creatieve manier om de horeca-omzet die het bedrijf normaal gesproken op de been houdt, een klein beetje te compenseren.

Sammy Shawky

“Je hebt nu drie keer meer koffie thuis en dus veel meer koffiedik”, vertelt Siemen Cox, oprichter van Rotterzwam. “Doordat veel mensen nu thuiswerken zetten ze niet alleen ’s avonds koffie, maar ook ‘s ochtends en na de lunch.”

En dat proces van koffiezetten is volgens Siemen eigenlijk heel inefficiënt. “Maar 0,2 procent van de koffie die we zetten komt in het kopje terecht, de rest is afval.” De berg koffiedik die overblijft van ons dagelijkse bakkie pleur komt vaak terecht bij het restafval en wordt dan verbrand. “Zonde”, vindt Siemen. “Op koffiedik kan je prima oesterzwammen kweken, en zo maak je maximaal gebruik van grondstoffen.”

Dichte deuren
De zwammen kweken ze in speciale containers in Rotterdam en die worden normaal verkocht aan restaurants. “Dat is zo’n 80 procent van onze productie, dus dit is echt een flinke klap”, zegt Siemen. “De zwammen verkopen we nu via Rechtstreex of Supportyourlocals, en de afhaal bij restaurants komt gelukkig langzaamaan op gang.” Ze hebben nog wel een vriezer vol met oesterzwambitterballen waarvoor nog naar een oplossing wordt gezocht. “Misschien openen we wel een drive through, zodat mensen ze kunnen afhalen.”

Pakket Giraf

Yoghurtemmer of melkpak
Het thuiskweken is overigens niet zo moeilijk als het klinkt, zegt Siemen. “Maar je moet je wel even verdiepen in de instructies.” Doe-het-zelvers kweken hun zwammen in een yoghurtemmer of een melkpak, maar je kunt ook een kant en klare ‘growkit’ bestellen. Met een zakje broed erbij ben je dan klaar om te beginnen. Met de growkit van Rotterzwam kweek je in ongeveer een maand volgens Siemen tussen de 500 en 750 gram oesterzwammen.

Het bedrijf ziet duidelijk dat Nederlanders nu meer thuiszitten en op zoek gaan naar nieuwe bezigheden. Zo is de omzet van de webshop afgelopen maand meer dan verdubbeld, vertelt Siemen. Maar de coronamaatregelen hebben ook nadelen. Het bedrijf haalt normaal koffiedik op bij kantoren om hun eigen oesterzwammen op te kweken. “Maar veel kantoren zijn nu dicht, dus moesten we overstappen op stro. Minder hergebruik, maar de oesterzwammen groeien zo ook goed.”

Rest de vraag: wat je dan moet doen met al die oesterzwammen? “Keuze genoeg”, zegt Siemen. “Je kunt er een omelet mee maken, dat noem ik dan een ‘zwammelet’. Of gebruik ze in een lekkere risotto, roerbak ze of maak er een stevige soep van. Oesterzwammen zijn eigenlijk net zo veelzijdig als ui!”

Opeens -zo lijkt het- hebben allerlei producten in de supermarkt, een blauw keurmerk op de verpakking. ‘PlanetProof’ staat er op potten met groenten en op zuivelproducten die eigenlijk niet anders lijken dan eerst. Wat is dat nieuwe ‘On the way to…’ PlanetProof-keurmerk en hoe duurzaam is het eigenlijk?

Sammy Shawky

Sinds begin 2019 vervangt het ‘On the way to…’ PlanetProof-keurmerk, of kortweg PlanetProof, voor bijna alle voedselproducten het Milieukeur keurmerk. Dat werd in 1992 opgericht door de overheid om consumenten duidelijk te maken welke producten duurzamer waren dan andere, soortgelijke producten. Het keurmerk is inmiddels onafhankelijk en volgens de website bewijst PlanetProof ‘dat je een product koopt dat duurzamer is geproduceerd en daardoor beter is voor natuur, milieu, klimaat en dier’.

PlanerProof logo

Topkeurmerk
“Het is een van onze topkeurmerken”, vertelt woordvoerder Kirsten Palland van Milieu Centraal. “Een topkeurmerk stelt hoge eisen stelt aan het milieu, dierenwelzijn en eerlijke handel. En die eisen worden goed gecontroleerd, door een onafhankelijke partij.” Om de twee jaar brengt Milieu Centraal een lijst uit met ‘topkeurmerken’, dat waren er tien in 2019. De organisatie beoordeelt daarvoor zo’n 95 voedsellogo’s in verschillende productgroepen, zoals koffie of zuivel.

Milieu Centraal kijkt wel naar de eisen die de keurmerken stellen, maar niet de naleving daarvan. “Wij zijn geen waakhond”, zegt Palland. “Wij controleren niet of keurmerken hun eisen ook waarmaken, dat doet de partij die de controles uitvoert. Maar door ze regelmatig te beoordelen houden we de keurmerken wel scherp. Als ze ineens lager scoren op een bepaald aspect dagen we ze daarmee uit om de lat hoger te leggen.”

Plus Melk

Kritiek
Maar er is niet alleen lof voor de werkwijze van PlanetProof. Het keurmerk certificeert naast groenten, fruit en eieren sinds kort ook zuivel. En Greenpeace vindt dat PlanetProof in die laatste categorie de focus moet verleggen. “Ze richten zich daar nu op verduurzaming. Dat is goed, maar uiteindelijk is het belangrijkste dat we gewoon minder zuivel gaan produceren”, vindt campagneleider Herman van Bekkem. Ook zegt hij dat PlanetProof voor zuivel “minder ambitieus is qua doelstelling dan zuivelproducten van biologische productie”. Van Bekkem: “PlanetProof neemt nu te kleine stappen voor een heel urgent probleem.”   

Greenpeace heeft niet alleen kritiek op het keurmerk, de organisatie werkt er zelf ook aan mee. “Wij vinden het zeker op het gebied van aardappelen, groenten en fruit een goede eerste stap. Je kunt niet zomaar de hele landbouw biologisch maken, maar dit keurmerk is wel een goede manier om de verduurzaming in de landbouw op gang te krijgen. Bij PlanetProof wordt er de helft minder gespoten en ook minder gebruik gemaakt van gevaarlijke middelen, dus dat zet zeker zoden aan de dijk”, zegt van Bekkem.

De milieuorganisatie steunt dus de eisen van PlanetProof op het gebied van groenten en fruit, maar zegt het wel belangrijk te vinden dat de ambities hoog blijven. Want de eisen voor PlanetProof worden elk jaar herzien, waarbij alle schakels in de keten meepraten. “Je kunt je voorstellen dat LTO en de handelaren, en al helemaal de gifindustrie zelf, niet zitten te wachten op strengere regels. En hoewel zij niet in de begeleidingscommissies zitten zorgen ze er wel voor dat hun stem gehoord wordt”, vertelt Van Bekkem. Greenpeace zegt dat hun steun daarom afhankelijk is van de eisen die het keurmerk stelt. “Bij het keurmerk voor biologisch voedsel weet je waar je aan toe bent, daar zijn de eisen al jaren hetzelfde. PlanetProof is minder rechtlijnig, dus we moeten er scherp op zijn dat de eisen niet verslappen”.

Hollands poldermodel
Volgens Wim Uljee, woordvoerder van PlanetProof, is dat juist de kracht van het keurmerk. “Wij zijn een breed gedragen keurmerk waarbij mensen uit de hele keten betrokken zijn”, zegt Uljee. “Je kunt PlanetProof een Hollands polderkeurmerk noemen.” Daarbij erkent Uljee wel de zorgen van Greenpeace over het risico van minder strenge eisen: “Doordat iedereen een stem heeft liggen er gevaren op de loer, maar het is aan ons om die te bewaken. Wij gaan niet akkoord met eisen die niet ambitieus zijn, dan zouden we ons eigen keurmerk om zeep helpen.” 

Op de vraag waarom het keurmerk ‘On the way to…’ PlanetProof heet, en niet PlanetProof, antwoordt Uljee kordaat: “Omdat het nooit PlanetProof zal worden. Het is een stip op de horizon, maar daar zijn we nog niet. Ons doel is om de productie in balans te brengen met wat de planeet aankan, maar dat kunnen we nu nog niet waarmaken.” Net als Greenpeace omschrijft Uljee het keurmerk als ‘een stap in de goede richting’.

Ons doel is om de productie in balans te brengen met wat de planeet aankan, maar dat kunnen we nu nog niet waarmaken

Wim Uljee, woordvoerder van PlanetProof

Toch zou Uljee PlanetProof niet willen omschrijven als ‘light’, een tussenkeurmerk. “Nee, dat geeft te weinig erkenning aan de inspanningen die telers en andere keurmerkhouders ervoor moeten doen. Het is echt niet appeltje eitje, want er moet veel gebeuren”, vertelt Uljee. “Het is een hele beweging, waarbij we met z’n allen bezig zijn om de landbouw stap voor stap te verduurzamen.” Uljee zegt dat het de ambitie is om het niveau jaarlijks te verhogen en de eisen steeds strenger te maken.

Hoewel PlanetProof minder strenge eisen lijkt te hebben dan het Eko-keurmerk voor biologische producten, klopt dat volgens Uljee niet. “Het is een heel andere benadering. PlanetProof zet bijvoorbeeld juist heel breed in en kijkt ook naar waterverbruik, verpakkingsmateriaal en dat de boer groene stroom gebruikt.” Hij zegt dat de twee keurmerken geen concurrenten zijn, maar elkaar juist aanvullen. “Voor biologisch is een vrij beperkte markt, dat werkt nog niet voor massaproductie. En met PlanetProof kunnen we nu al grote volumes verduurzamen.”

Rode kool PlanetProof
En die grote productie zien we bijvoorbeeld terug bij Hak, Nederlands bekendste producent van groentenconserven. Het bedrijf zegt al lange tijd bezig te zijn met duurzaamheid en daar met PlanetProof een volgende stap in te zetten. Adri den Dekker, directeur landbouwinkoop en duurzaamheid, omschrijft PlanetProof wél als een tussenkeurmerk. “Het zit eigenlijk tussen biologisch en gangbaar in”, zegt Den Dekker. “Maar de biologische teelt biedt nu onvoldoende grondstof voor een grootverbruiker als Hak. Daar zijn we nog niet aan toe.”

Volgens Den Dekker past PlanetProof nu het best bij HAK, omdat het keurmerk op een brede manier kijkt naar duurzame landbouw. “En het verscherpt elk jaar de eisen, dus we zetten ons streven naar duurzaamheid door. Dat zien we als verplichting als A-merk.”

Potje Hak Rode Kool

De rode kool van het bedrijf is sinds eind vorig jaar ‘On the way to…’ gecertificeerd. Dit jaar volgen o.a. de rode bieten, de zuurkool en de spruiten. In 2021 moeten dan ook de zomergroenten en de Nederlandse peulvruchten PlanetProof zijn. Maar dat gaat niet zomaar, het was volgens Den Dekker wel een uitdaging om te voldoen aan alle eisen van het keurmerk: “Niet alleen de teler moet gecertificeerd zijn, maar ook Hak als verwerker.” Zo moest er een milieucoördinator worden aangesteld, een controle op het gebruik van reinigingsmiddelen bekeken en werden alle heftrucks voorzien van een elektromotor.

Kosten
En wie dat allemaal betaalt? “Wij vergoeden nu de extra kosten die een boer moet maken om aan het keurmerk te voldoen”, vertelt Den Dekker. “Bij de rode kool gaat dat nu om zo’n tien procent van de prijs.” Maar niet alle producenten doen dit, vertelt Wim Uljee van PlanetProof. “In de vergoedingen spelen wij als keurmerk geen rol. Sommige partijen vergoeden de telers, sommige supermarkten bieden een afneemgarantie en soms draagt de boer de kosten helemaal zelf.”

Hoeveel de consument hiervan uiteindelijk gaat merken in de portemonnee is nog onduidelijk. Hak is daarover nog in gesprek met de supermarkten, maar de conservengigant heeft wel vertrouwen in de consument. “Wij denken dat onze klanten wel bereid zijn een paar cent extra te betalen voor een duurzaam geteeld product.”

Of dat ook zo is moet nog blijken, maar voor PlanetProof is niet de consument de drijvende kracht achter de verduurzaming, dat zijn de supermarkten. Uljee: “De supermarkten hebben nu de verantwoordelijkheid genomen om leveranciers te laten verduurzamen. Het idee is dat PlanetProof op den duur de gangbare producten gaat vervangen, waardoor de consument alleen nog hoeft te kiezen tussen PlanetProof of biologisch.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Afgelopen week plaatste ik een poll in de Facebookgroep ‘Fietsen voor m’n eten – Westland’ om te onderzoeken waarom de leden van deze groep zo graag lokaal hun eten kopen. In deze en volgende columns verblijd ik je met de top 3 van de uitkomst van dit onderzoek.

Wat zijn de voordelen voor de consument, als je je eten lokaal koopt?

Op nummer 3: Er wordt minder plastic verbruikt

De (sociale) media staan er vol van: berichten over de plastic soep die onze natuur bedreigt. Plastic is natuurlijk een heel makkelijk product om eten en drinken in te vervoeren en langer te bewaren, maar we zijn er nogal in doorgeschoten. Dat wil zeggen: de gemakzucht van de consument en de verpakkingsindustrie die daarop inspeelt.

Uit de poll blijkt dat de consumenten die, net als ik meer zijn gaan fietsen voor hun lokale eten, dit onder andere doen omdat ze hiermee een bijdrage leveren aan de afname van onnodig plasticverbruik.

Wanneer boeren en telers rechtstreeks hun geproduceerde eten verkopen, worden één of meer schakels in de keten overgeslagen. De producten hoeven niet verpakt te worden om in de volgende schakels opnieuw (en opnieuw) in andere, bij het verkooppunt passende, verpakkingen gestopt te worden. Dat scheelt een hele berg verpakkingsmaterialen, meestal plastic.

Is papier en glas een goed alternatief?
Uit onderzoek blijkt dat ook papier en glas milieubelastende verpakkingsmaterialen zijn. Om papieren zakjes te maken, moeten tenslotte bomen gekapt worden. Om glas te maken, moet zand, soda en kalk samengesmolten worden en dit kost veel energie. In dit geval zijn statiegeldflessen van glas het minst milieubelastend. Ook wat papier en karton betreft, zijn we al ‘goed’ bezig omdat in Nederland 90% van de gebruikte verpakkingen uit gerecycled papier vandaan komt en de nieuwe houtvezels steeds vaker uit goed beheerde bossen. (Bron: Milieucentraal.nl)

Plastic blijft natuurlijk handig en hygiënisch materiaal, vooral bij vochtige en bederfelijke producten als vlees en gefermenteerde groenten, zoals zuurkool. De inzameling van plastic om deze te recyclen, is al een stap in de goede richting. Hoewel ook daarbij veel van de kwaliteit verloren gaat, door vreemde stoffen tussen het verzamelde plastic. De recycling van plastic is daarmee nog zeer arbeidsintensief en duur.

Nog minder plastic verbruiken
De meest voor de hand liggende oplossing is dus: hergebruik van nog bruikbare materialen. Door eigen zakjes en (bewaar)bakjes mee te nemen naar een verkooplocatie, kun je nog meer verbruik van plastic besparen. Zo kun je bijvoorbeeld wasbare en herbruikbare netjes kopen, meestal van gerecycled materiaal, waar je groenten en fruit in kunt vervoeren. Schone plastic en papieren zakjes, bakjes, eierdozen en glazen potjes en flesjes die meerdere malen te gebruiken zijn, kunnen bij de boerenwinkeltjes en tuindersschuren meestal weer ingeleverd worden, zodat ze opnieuw ingezet kunnen worden.

Milieuplein Marja
Het milieuplein van Huize Marja

Zelf heb ik een fietstas vol linnen reclametasjes bij me, die ik in het verleden her en der uitgedeeld heb gekregen. Hier kunnen prima mijn appels en bietjes, bloemkool, bospeen en andere heerlijke verse groenten en fruit in vervoerd worden.

Inmiddels heb ik een heus milieuplein in mijn schuur gemaakt, waar ik de nog bruikbare verpakkingsmaterialen verzamel, om ze bij de volgende fietstocht mee te nemen en in te leveren. Wat echt niet meer bruikbaar is, gaat naar de Plastic Hero-container en in de papierbak of glasbak.

Driedubbel trots
Laatst was ik bij een van de boerenschuren waar ik vaak verse groenten haal en toen zei de boerin trots: “Wij krijgen nu zoveel herbruikbare zakjes, dat we geen nieuwe zakken meer hoeven te gebruiken!”. Zij trots op zichzelf, ik trots op mijn eigen bijdrage. En trots op de leden van de Facebookgroep die daar aan meewerken.

Herbruikbare zakjes in de boerenschuur

Help je ook mee de afvalberg te verminderen door lokaal je eten te kopen en zakjes en bakjes opnieuw te gebruiken?

Verrassend
De andere voordelen waarom de leden in de Facebookgroep hun eten bij lokale boeren en tuinders kopen, die onder andere in de poll genoemd werden, waren te verwachten: eerlijke prijsstelling, (zelfs) goedkoper uit, meer beleving bij het eten en minder verspilling.

De voordelen die op nummer 2 en 1 zijn beland, komen aan bod in de volgende columns. Verrassend zijn ze, vooral de nummer 1. Maakt dit je nieuwsgierig genoeg om de voordelen in de tussentijd zelf te gaan ontdekken? Bezoek dan eens de aanbieders die zich bij De Kortste Weg hebben aangesloten en ontdek het zelf!

Blijf ook op de hoogte via de Kortste Weg Facebook groep of check Instagram of Twitter

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!