Het eerste wat Huibert de Leede deed als kersverse programmamanager van Taskforce Korte Keten, was simpel: een rondgang maken langs ondernemers die actief zijn binnen de korte keten. “Ik vroeg me af wat de rol van de taskforce kan zijn, waar ondernemers hulp bij kunnen gebruiken. Daar kwam een vrij duidelijk antwoord op. Twee eigenlijk: ze kunnen veel hulp gebruiken bij marketing. Dus de bewustwording van de consument. Het idee van lokaal geproduceerd voedsel zit nog niet genoeg bij consumenten tussen de oren. Daarnaast hebben ze veel behoefte aan een goede lobby richting de overheid. Ze lopen tegen belemmerende wetgeving aan.”
Wouter van Wijk
Daarmee had De Leede gelijk ook zijn taakomschrijving te pakken. Want het was de laatste tijd een beetje stil rond de Taskforce Korte Keten. Dit terwijl het doel van de stichting nog steeds ontzettend actueel is: een regionaal, lokaal voedselsysteem bouwen door samenwerking tussen boeren en burgers.
De Leede: “De korte keten is voor een groot aantal boeren nu al relevant. Vijftien procent van de reguliere boeren en vijfentwintig procent van de biologische boeren halen een significant deel van hun inkomen uit de korte keten. In totaal zit het marktaandeel van de korte keten rond de drie procent. Dat is niet niks, maar het moet omhoog. We hebben als stip op de horizon dat vijfentwintig procent van al ons eten uit de korte keten zou moeten komen.”
Die vijfentwintig procent komt niet zomaar ergens vandaan: “Het is gebaseerd op wat er regionaal echt kán. Tegelijk moet het ook. Momenteel is eten uit de korte keten duurder, omdat het veel kleinschaliger is. Je hebt schaalgrootte nodig om te concurreren op prijs. Dat gaat niet met drie procent, maar wel met vijfentwintig.”
Dat is een vervijfvoudiging. Is dat wel realistisch? “Het moet kunnen. Daar is wel één ding voor nodig: dat de overheid er echt achter gaat staan. We willen rond 2035 de overheid om hebben.” De reden is simpel, zegt hij: “Het is een enorm grote afnemer. Je hebt de overheid zelf, maar ook semi-overheid, universiteiten, scholen, gerechtsgebouwen, enzovoort.” De Leede verwacht dat de keten dan al zo is gegroeid, dat het systeem zelf verder kan groeien.
Of de politiek ervoor open staat, is nog wel de vraag, ziet hij. Het verschilt ook per provincie, gemeente, ministerie. “We konden in ieder geval al aanschuiven bij de gesprekken over het landbouwakkoord. Daar hebben we gevraagd om die vijfentwintig procent erin te zetten. Het belang hiervan werd onderstreept. Wel moet gekeken worden hoe dit georganiseerd kan worden binnen de huidige Europese wetgeving.”
Over de gevolgen van de politieke aardverschuiving met de opkomst van de BBB heeft De Leede nog niet een goed beeld. “Het kan zowel een kans als een beperking zijn. De BBB geeft aan dat ze verkoop in eigen regio belangrijk vinden. Ik wil daar graag over met ze in gesprek. De focus van BBB is gericht op het verdienmodel van boeren, dat hoeft elkaar niet te bijten. De korte keten moet een boer ook meer opleveren dan wanneer ze het aan FrieslandCampina leveren. Als ik zelf bij de boer een liter melk tap, brengt dat een euro op voor de boer. Bij FrieslandCampina is dat zesenvijftig cent. Niet eens heel slecht, maar een euro is meer. Boeren in de korte keten draaien soms minder omzet, maar houden onder de streep meer over.”
Momenteel gaat de discussie natuurlijk over stikstof en klimaatproblemen. Maar juist daarin ziet De Leede ook een kans: “De korte keten is een deel van de oplossing. Er spelen drie issues. De verwijdering tussen boer en burger. Het verdienmodel van de boer en het verduurzamen van de boerderij. Bij alle drie kan de korte keten een deel van de oplossing zijn.” Alleen moet er wel iets met de voedselprijzen gebeuren: “Zolang de kosten van CO2-uitstoot en andere vervuiling niet meegenomen worden in de prijs, zal het lastig concurreren zijn. True Pricing is daarom heel belangrijk. Zonder komen we ook een heel eind naar die vijfentwintig procent, maar het zou wel enorm helpen.”