In 2019 was ik aanwezig bij de afstudeerrede van dr. Patrick Huntjens bij Hogeschool InHolland in Rotterdam. Eén onderwerp in zijn rede is me het meest bijgebleven: de voedseltransitie op basis van het Lancet dieet. Wanneer in Zuid-Holland dit eetpatroon wordt geïntroduceerd, kan tachtig procent van het eten en drinken van de inwoners in 2050 op eigen bodem geproduceerd kan worden. Dat is nog eens een mooi voornemen! Maar waarom zouden we wachten tot 2050?
Marja van der Ende
Het Lancet-dieet is een door wetenschappers uitgebalanceerd eetpatroon, waarbij niet alleen rekening gehouden is met het eten van voldoende voedingsstoffen, maar ook gekeken is naar de effecten van de voedselproductie op onze aardbol. Zo wordt bijvoorbeeld een kleinere hoeveelheid dierlijk voedsel geadviseerd dan in de huidige Schijf van Vijf, maar voldoende om aan de aanbevolen benodigde vitamines en mineralen te komen. Het doel is om dit gezonde en duurzame menu voor het jaar 2050 in te voeren en in de aanloopperiode de daarvoor benodigde verschuivingen in gang te zetten. Een positieve ontwikkeling lijkt mij als korte keten en ‘geen pillen maar paprika’ liefhebber.
Vanwege de oorlog in Oekraïne zou het echter zomaar kunnen dat dit in een stroomversnelling komt. Zo las ik op 8 maart in dit artikel in RTL Nieuws dat boeren in Nederland meer graan zaaien, omdat de wereldhandelsprijs met vijftig procent is gestegen.
Nu is de prijs van graan de motivator om ineens weer dat gewas te produceren. Maar wat als het straks noodgedwongen moet? Omdat de structuur van ons import-exportbeleid als een kaartenhuis ineen stort door opgelegde sancties? Deze sancties hebben natuurlijk niet alleen invloed op Rusland, ook onze economie heeft eronder te lijden door de vele bedrijven die naar Rusland exporteren.
‘Eigen voedsel eerst’
De coronacrisis en oorlogssituatie dichtbij huis maken ons meer en meer bewust van het feit dat we teveel afhankelijk zijn van de import van producten die ook hier prima geproduceerd kunnen worden. En dat we teveel afhankelijk zijn van de export van onze (kwalitatief beste) producten. Zodra buitenlandse handel om welke reden dan ook stopt, redden producenten en handelaren het financieel niet meer.
Het gevolg is dat de mens voedselstress krijgt. Het leeg hamsteren van de supermarkten tijdens de eerste corona-lockdown is een goed voorbeeld van die vorm van stress. Als hamsters die hun wangetjes vullen met noten en zaden om de winter door te komen, gooiden we de winkelkarretjes vol met … toiletpapier en bewerkte zooi in blikken en potten.
Die voedselstress kan voorkomen worden, wanneer we zien hoeveel voedsel er in onze spreekwoordelijke achtertuin geproduceerd wordt en nog meer en anders geproduceerd kan worden. De ideeën zijn er en worden al meer en meer tot uitvoering gebracht: stadstuinderijen, natuurinclusieve landbouw, kringlooplandbouw, korte ketenverkoop.
Terug naar vroeger
Hoewel het sterk gegroeide aantal inwoners in ons land vraagt om een grotere productie op minder grond, kunnen we toch grotendeels terug gaan naar hoe het ooit was. Diversiteit in strokenteelt, wilde bloemen ertussen voor de bijen en insecten, biologische gewasbescherming, misschien zelfs een huisvarken op de tuin of boerderij die de schillen opeet en voor het scharrelvlees zorgt. Zoals mijn opa vroeger had. Kleinere hoeveelheden eten, zoals er vroeger ook minder beschikbaar was. Terug naar seizoensproducten door de natuur het werk te laten doen. Daar besparen we ook nog een hoop energiekosten mee.
Als bewuste consument en initiatiefnemer van Fietsen voor m’n eten heb ik de afgelopen jaren veel informatie opgevangen van mensen die er meer verstand van hebben, over hoe zij vinden dat de voedseltransitie eruit moet zien. De publicatie van dr. Patrick Huntjens, die hij voor zijn lectorale rede samenstelde, is daarbij een waardevol naslagwerk.
Tijdens een reis naar Bali in 2018 zag ik daarbij ook hoe overheidsbeleid alle verschil maakt. Een toeristisch gids die ons rondleidde over diverse Balinese organische kwekerijen vertelde ons dat slechts minimaal voedsel uit het buitenland wordt geïmporteerd. Er wordt wel geëxporteerd, maar pas nadat de eigen bevolking eerst voldoende voedsel van de beste kwaliteit heeft kunnen genieten. Eigen voedsel eerst dus.
Beperken van afhankelijkheden
Om als maatschappij te kunnen blijven voortbestaan, kan ik mijn favoriete advies geven: beperk je afhankelijkheden. Sta zoveel mogelijk op eigen benen, of in het geval van voedselproductie, eigen bodem. En aangezien het even duurt voordat de natuur ons de vruchten van de zaden geeft, kunnen we daar het beste nu al mee beginnen zoals de boeren die nu graan zaaien.
Ik hoop daarom dat ook tot overheden doordringt, dat het nu al anders kan. Voordat het anders móet en we te laat zijn. Zou de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen, waarbij in veel gemeenten de lokale partijen gewonnen hebben, een signaal zijn dat de inwoners ander beleid willen?
Ik voorzie een toekomst zonder voedselstress, waarbij er voldoende van eigen bodem komt en via de kortste weg op ons bord terecht komt. Kijk je ook mee vooruit en zet je nu de stappen voor een versnelde voedseltransitie? Waarom wachten tot 2050?