“Wat een raar jaar, hè!”, is wellicht de meest gevleugelde uitspraak van 2020. Een jaar zoals we nog nooit bewust hebben meegemaakt, als we jonger zijn dan, zeg, tachtig jaar. Opvallend genoeg is het woord ‘raar’ natuurlijk op zowel negatieve als positieve manier in te vullen. Voor de meeste bedrijven in de korte keten is 2020 vooral positief geweest.
Marja van der Ende
Dat werd begin deze maand bekrachtigd in het artikel op NU.nl, getiteld: ‘Boer, kweker en teler verkopen twee keer zo veel als voor de crisis’. Het aantal huishoudens dat rechtstreeks bij de producenten boodschappen heeft gedaan, blijkt te zijn verdubbeld. Van tien naar twintig procent! Bijna driekwart van deze consumenten zijn ouderen, maar ook de jongeren zijn met een opmars bezig. Dit zag ik onlangs met eigen ogen nog, toen ik richting de aardbeienautomaat een groepje fietsende tieners voor me had. Met hun contactloze pinpassen trokken ze doosjes verse aardbeien uit de automaat en aten deze gezellig buiten aan de picknicktafel op. Dat geeft deze burger moed!
Daar kwam meer goed nieuws bij. Half december publiceerde Sandra van Kampen vanuit de Transitiecoalitie Voedsel het rapport van haar onderzoek naar lokale voedselgemeenschappen in Nederland. Wat blijkt? Er zijn meer dan 480 initiatieven, variërend van platforms voor overdracht van kennis en kunde tot zelfoogsttuinen, van voedselbossen tot samengestelde boxen met streekproducten. Hieronder bevinden zich veel burgerinitiatieven die van onderaf worden opgezet.
Als ondernemend initiatiefnemer is mij de afgelopen jaren het volgende wel duidelijk geworden: wil je veranderingen in de maatschappij zien, dan is zelf in beweging komen de sleutel! Dit jaar zag ik ook dat je met heel weinig financiële middelen een groot bereik kunt realiseren. De grootste inzet is energie en tijd. Een lockdown van zeven weken in het voorjaar en nu een tweede lockdown, waarin mij weer vijf weken ‘gegeven’ worden omdat ik mijn praktijk moet sluiten, helpen om de olievlek nog verder te verspreiden.
In het rapport van Sandra staan ook passages uit een interview met Coriza Hoogendonk, een van de meest actieve voedselproducenten binnen Fietsen voor m’n eten. Ze schetste in een eerdere De Kortste Weg-column van mij, van vóór de coronacrisis, een vervijfvoudiging van haar klantenbestand. Nu heeft ze het al over twintig (!) keer meer klanten. En dat grotendeels door de Fietsen voor m’n eten – Westland Facebookgroep. Ook hiervoor was de inzet van Coriza energie en tijd om leuke transparante verhalen over het leven op de boerderij te schrijven. En de lege schappen in de supermarkten waardoor meer mensen op jacht gingen naar voedsel buiten en via ons platform hun boerderij ontdekten.
Voor Fietsen voor m’n eten is het ook een heel raar jaar geweest. Een jaar waarin we nog meer profijt kregen van de informatie die we sinds augustus 2017 hebben opgebouwd. In de eerste weken in maart vertoonde zich dat in excessen: hijgende hamsteraars en rovende eksters die de onbemande stalletjes en/of zelfs geldkistjes leeg haalden. Het leidde tot het beperken van de informatiestroom, door de Facebookgroep van Westland op besloten te zetten. Achteraf een zet waar ik spijt van heb, want we kunnen nu niet meer terug naar een openbare groep. Daardoor kunnen we informatie niet meer van binnen naar buiten delen, om nog meer mensen in beweging te brengen naar de voedselproducenten.
Het leidde ook tot een aardig hoge rekening van Google, omdat wij betalen voor het gebruik van de navigatielinkjes naar Google maps op een mobiele telefoon. In mijn beste Engels heb ik ze overtuigd dat we een zogenoemde ‘crisis responder’ zijn en mensen helpen aan belangrijke informatie. Tot april 2021 (of zolang corona invloed heeft) mogen we nu gelukkig genieten van een hogere limiet.
Toch, inmiddels de 12.000 ledenstreep overgefietst, kan ik meer dan enthousiast zijn over de groei en activiteit in de Westlandse groep. De tips die gedeeld worden, passen bij onze richtlijnen en er is nog zelden negativiteit in de berichten of reacties daarop te vinden. Fietsen naar de boer, kweker en kleine streekwinkel blijft toch vooral een positieve sfeer behouden. En dat is terug te zien in de groei die ons consumentenplatform heeft gemaakt richting landelijke dekking, van vier naar vijftien actieve fietsbare regio’s sinds maart. Nog iets meer dan honderd te gaan en we hebben heel Nederland veroverd met onze visie: ‘Fiets en ontdek je dagelijkse eten langs de weg’.
Aan deze kant van de lijn zit dus een blij ei. Over al deze ontwikkelingen overheerst blijdschap. Toch is er ook voorzichtigheid in mijn enthousiasme. De groei van klanten in de korte keten kan een tegenwerking opwekken onder grote supermarktketens en de voedingsindustrie. Machten waarvan de invloeden voor ons als consument haast onzichtbaar zijn. Invloeden die wel pijnlijk voelbaar zijn voor voedselproducenten, in regelgeving en in de prijsstelling van hun producten. Lobbypraktijken zoals die in de gemeente Vijfheerenlanden helaas met resultaat plaatsvinden, zie mijn vorige column daarover.
Toen ik in de vooraankondiging van de nieuwe coronamaatregelen las dat alleen de supermarkten open mochten blijven, kreeg ik even het schrikbeeld in mijn hoofd dat ik na ruim drie jaar weer bij die ‘meest on-inspirerende omgeving waar je eten kunt kopen’ naar binnen moest. Gelukkig liep dat met een sisser af en blijven alle kleine levensmiddelenwinkels, boerderijen en kwekerijen open voor verkoop. Met inachtneming van de coronamaatregelen kan daardoor het Kerstdinerfietsen ook doorgaan. Zo fietsen hopelijk nog meer mensen voor hun kerstdiner naar de kleine winkeliers en voedselproducenten om hen te steunen en zo de lokale economie verder te versterken. Ik spreek de wens uit voor komend jaar dat die trend zich blijft voortzetten voor ieder ontbijt, lunch, diner en tussendoortje…