“Wat een raar jaar, hè!”, is wellicht de meest gevleugelde uitspraak van 2020. Een jaar zoals we nog nooit bewust hebben meegemaakt, als we jonger zijn dan, zeg, tachtig jaar. Opvallend genoeg is het woord ‘raar’ natuurlijk op zowel negatieve als positieve manier in te vullen. Voor de meeste bedrijven in de korte keten is 2020 vooral positief geweest.
Marja van der Ende
Dat werd begin deze maand bekrachtigd in het artikel op NU.nl, getiteld: ‘Boer, kweker en teler verkopen twee keer zo veel als voor de crisis’. Het aantal huishoudens dat rechtstreeks bij de producenten boodschappen heeft gedaan, blijkt te zijn verdubbeld. Van tien naar twintig procent! Bijna driekwart van deze consumenten zijn ouderen, maar ook de jongeren zijn met een opmars bezig. Dit zag ik onlangs met eigen ogen nog, toen ik richting de aardbeienautomaat een groepje fietsende tieners voor me had. Met hun contactloze pinpassen trokken ze doosjes verse aardbeien uit de automaat en aten deze gezellig buiten aan de picknicktafel op. Dat geeft deze burger moed!
Daar kwam meer goed nieuws bij. Half december publiceerde Sandra van Kampen vanuit de Transitiecoalitie Voedsel het rapport van haar onderzoek naar lokale voedselgemeenschappen in Nederland. Wat blijkt? Er zijn meer dan 480 initiatieven, variërend van platforms voor overdracht van kennis en kunde tot zelfoogsttuinen, van voedselbossen tot samengestelde boxen met streekproducten. Hieronder bevinden zich veel burgerinitiatieven die van onderaf worden opgezet.
Als ondernemend initiatiefnemer is mij de afgelopen jaren het volgende wel duidelijk geworden: wil je veranderingen in de maatschappij zien, dan is zelf in beweging komen de sleutel! Dit jaar zag ik ook dat je met heel weinig financiële middelen een groot bereik kunt realiseren. De grootste inzet is energie en tijd. Een lockdown van zeven weken in het voorjaar en nu een tweede lockdown, waarin mij weer vijf weken ‘gegeven’ worden omdat ik mijn praktijk moet sluiten, helpen om de olievlek nog verder te verspreiden.
In het rapport van Sandra staan ook passages uit een interview met Coriza Hoogendonk, een van de meest actieve voedselproducenten binnen Fietsen voor m’n eten. Ze schetste in een eerdere De Kortste Weg-column van mij, van vóór de coronacrisis, een vervijfvoudiging van haar klantenbestand. Nu heeft ze het al over twintig (!) keer meer klanten. En dat grotendeels door de Fietsen voor m’n eten – Westland Facebookgroep. Ook hiervoor was de inzet van Coriza energie en tijd om leuke transparante verhalen over het leven op de boerderij te schrijven. En de lege schappen in de supermarkten waardoor meer mensen op jacht gingen naar voedsel buiten en via ons platform hun boerderij ontdekten.
Voor Fietsen voor m’n eten is het ook een heel raar jaar geweest. Een jaar waarin we nog meer profijt kregen van de informatie die we sinds augustus 2017 hebben opgebouwd. In de eerste weken in maart vertoonde zich dat in excessen: hijgende hamsteraars en rovende eksters die de onbemande stalletjes en/of zelfs geldkistjes leeg haalden. Het leidde tot het beperken van de informatiestroom, door de Facebookgroep van Westland op besloten te zetten. Achteraf een zet waar ik spijt van heb, want we kunnen nu niet meer terug naar een openbare groep. Daardoor kunnen we informatie niet meer van binnen naar buiten delen, om nog meer mensen in beweging te brengen naar de voedselproducenten.
Het leidde ook tot een aardig hoge rekening van Google, omdat wij betalen voor het gebruik van de navigatielinkjes naar Google maps op een mobiele telefoon. In mijn beste Engels heb ik ze overtuigd dat we een zogenoemde ‘crisis responder’ zijn en mensen helpen aan belangrijke informatie. Tot april 2021 (of zolang corona invloed heeft) mogen we nu gelukkig genieten van een hogere limiet.
Toch, inmiddels de 12.000 ledenstreep overgefietst, kan ik meer dan enthousiast zijn over de groei en activiteit in de Westlandse groep. De tips die gedeeld worden, passen bij onze richtlijnen en er is nog zelden negativiteit in de berichten of reacties daarop te vinden. Fietsen naar de boer, kweker en kleine streekwinkel blijft toch vooral een positieve sfeer behouden. En dat is terug te zien in de groei die ons consumentenplatform heeft gemaakt richting landelijke dekking, van vier naar vijftien actieve fietsbare regio’s sinds maart. Nog iets meer dan honderd te gaan en we hebben heel Nederland veroverd met onze visie: ‘Fiets en ontdek je dagelijkse eten langs de weg’.
Aan deze kant van de lijn zit dus een blij ei. Over al deze ontwikkelingen overheerst blijdschap. Toch is er ook voorzichtigheid in mijn enthousiasme. De groei van klanten in de korte keten kan een tegenwerking opwekken onder grote supermarktketens en de voedingsindustrie. Machten waarvan de invloeden voor ons als consument haast onzichtbaar zijn. Invloeden die wel pijnlijk voelbaar zijn voor voedselproducenten, in regelgeving en in de prijsstelling van hun producten. Lobbypraktijken zoals die in de gemeente Vijfheerenlanden helaas met resultaat plaatsvinden, zie mijn vorige column daarover.
Toen ik in de vooraankondiging van de nieuwe coronamaatregelen las dat alleen de supermarkten open mochten blijven, kreeg ik even het schrikbeeld in mijn hoofd dat ik na ruim drie jaar weer bij die ‘meest on-inspirerende omgeving waar je eten kunt kopen’ naar binnen moest. Gelukkig liep dat met een sisser af en blijven alle kleine levensmiddelenwinkels, boerderijen en kwekerijen open voor verkoop. Met inachtneming van de coronamaatregelen kan daardoor het Kerstdinerfietsen ook doorgaan. Zo fietsen hopelijk nog meer mensen voor hun kerstdiner naar de kleine winkeliers en voedselproducenten om hen te steunen en zo de lokale economie verder te versterken. Ik spreek de wens uit voor komend jaar dat die trend zich blijft voortzetten voor ieder ontbijt, lunch, diner en tussendoortje…
Een paar weken geleden was ik uitgenodigd door het Gebiedsplatform Alblasserwaard/Vijfheerenlanden om mee te werken aan een documentaire over lokaal voedsel. Bij een bezoek aan een van de boerderijwinkels kwam me een schokkende kwestie ter ore: Vijfheerenlanden zint op strengere regels voor boerderijwinkels vanwege ‘concurrentie’. De gemeente wil de boerenwinkels aan banden leggen, ‘omdat zij concurrentie opleveren voor kaasboeren, bakkerijen en andere verswinkels’. Wat?!
Marja van der Ende
Opvallend dat ze supermarkten daarbij niet noemen, terwijl die ook concurreren, maar dat is lang niet alles. Tijdens mijn bezoek als toerist op missie ontdekte ik dat er daar, en in het naastgelegen Alblasserwaard, veel verschillende boerderijwinkels zijn die een breder assortiment hebben dan hun eigen teelt. Dus naast de lokale producten ook andere mooie producten van Nederlandse bodem.
Is dat erg? Nee! Als fietsende bewuste consument werd ik daar juist helemaal blij van. Het is een weergave van de historie en charme van het gebied, tussen de wateren van de Lek en de Merwede. Een heerlijk gebied om te fietsen, en een grote diversiteit aan lokaal eten verdween in mijn fietstassen en in mijn caravan op het bord en in de mond.
Maar volgens het bestuur en de gemeenteraad van Vijfheerenlanden is dat allemaal heel vreselijk. Deze winkels zouden te veel invloed hebben op de leegstand in de centra. Daarom wordt een voorstel om de oppervlakte van de boerderijwinkels te beperken, besproken. Ook mogen op de boerderijen alleen lokale producten worden verkocht. Hebben de politici misschien gedacht dat internetaankopen en de grote supermarkten die winkels veel en veel meer wegconcurreren dan die paar boerderijwinkels? Vast niet.
Verspilling op verspilling
Het wordt je als boer zo heel lastig gemaakt om voedselverspilling tegen te gaan, je producten af te zetten en je onderneming te verbreden. En zou het ook kunnen dat de leegstand in de centra veroorzaakt wordt door een toenemende behoefte bij de consument om te weten waar het eten vandaan komt?
Zouden de winkels in de centra nu ontdekken dat hun marketingaanpak nu minder goed werkt dan voorheen, gewoon omdat interesses en behoeften van de consument veranderen? Ouderwets wordt weer nieuwerwets en dat is voor de korte keten een goede zaak. Mijns inziens zou een gemeente dit alleen maar moeten stimuleren. Zeker een gemeente als Vijfheerenlanden, met veel boeren en fruittelers.
Gezond ondernemerschap
Als je het als winkelier in een centrum moeilijk hebt, dan is een gang naar de gemeenteraad om regels voor je concurrenten in te stellen, een zwaktebod. De juiste stap is om te onderzoeken wat je klanten wèl willen en daarop in te spelen. Maak van die ‘concurrenten’ je vrienden, ga samenwerken! Er zijn genoeg voorbeelden van de slager of poelier die de zuivel van de zuivelboerderij verkoopt en diezelfde zuivelboerderij die het vlees of gevogelte van die slager in de vitrine van de boerderijwinkel buiten het centrum heeft liggen. Zo vul je elkaar aan en hoef je niet aan een gemeenteraadslid te vragen om de regeltjes aan te passen.
Dat ik mijn hart in deze column hierover lucht, is natuurlijk puur eigenbelang (en dat van velen met mij). Als fietsende consument die al ruim drie jaar niet meer in een supermarkt is geweest, heb ik variatie nodig. De ene keer wil ik in die boerderijwinkel vier dorpen verder shoppen, de andere keer wil ik naar de groenteboer in mijn eigen centrum kunnen, als ik wat minder tijd heb om te fietsen. Ik wil ze allemaal steunen en ik begrijp die broodnijd die er in nagenoeg elk gebied dat ik bezocht heb, totaal niet.
Collega’s, verenigt u!
In mijn dagelijkse werk is er ook ruimte voor iedere andere ‘concurrerende’ massagetherapeut, leefstijladviseur en stresscoach. Ik leef en werk vanuit een non-concurrentieprincipe. Als collega-ondernemer schaam ik mij diep voor het gedrag van deze winkeleigenaren die lobbyen bij gemeenten puur voor eigen gewin, zonder naar de wens van de klant te kijken. De emotie zit wat dat betreft diep bij mij, want ook hier in het Westland zijn voorbeelden van broodnijd te noemen en ik voel me er als klant altijd ongemakkelijk bij als ik een dergelijk verhaal hoor.
Een gemeenteraad zou zich beter kunnen inzetten om voedselverspilling tegen te gaan, dan de winkeloppervlakte van goedbedoelende kleine zelfstandigen die inspelen op de ontwikkelingen in de korte keten, te beperken….
Daarom een oproep aan die winkeliers die in de centra ervaren dat ze minder klanten hebben: ga met je klanten in gesprek en luister naar hun behoeften. Bundel de krachten; winkeliers, telers, boeren, klanten blij. En de gemeenteraad een onderwerp minder op de agenda… iedereen blij! Dan is het einde van de kortste weg niet nabij, maar juist een nieuw begin.
Het lokale voedsel in Nederland begint steeds meer zichtbaar te worden door allerlei initiatieven, zoals De Kortste Weg en Fietsen voor m’n eten. En door de vele boerderijkaarten, die in het begin van de coronatijd als champignons uit de grond zijn gestampt. Maar hoe werkt dat in het buitenland? Hoe maken ze daar de zuivel en het vlees bekend van de koeien die met van die grote bellen om door de bergweides lopen? De suikermaïs die daar vol op de akkers groeit? De courgettes, bloemkool, wortelen, aardappelen en noem maar op?
Marja van der Ende
Mijn vorige column over interregionaal koken lijkt een eeuwigheid geleden geschreven. Een volgende kampeertrip diende zich onlangs alweer aan. Dit keer zochten mijn partner en ik samen de wijde wereld van onze Europese buurlanden op. Natuurlijk ging mijn antenne om lokaal voedsel te speuren, direct aan. En de uitdaging om dit buiten de supermarkt te kopen, werd weer geprikkeld.
Lokaal eten op het menu
Stalletjes langs de weg heb ik niet echt kunnen ontdekken in Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Luxemburg, de landen waar we één of meer nachten neerstreken met de caravan. Wel hebben we gefietst naar de mooiste ‘Schlossen’ en ‘Chateaux’, over valsplatte fietspaden door wouden en dalen en, uiteraard zonder ondersteuning, bergje op voor de overwinning op mezelf. En daar hebben we vooral de plaatselijke horeca gesteund, zodat ik toch aan de inmiddels onsterfelijke uitdaging voldeed om zoveel mogelijk lokaal eten tot me te nemen. Want wat mij het meeste opviel in deze landen, was dat er op iedere menukaart op de eerste pagina een overzicht te vinden was van de lokale voedselproducenten die de ingrediënten van de heerlijkste gerechten leverden. Dat doen ze daar toch een stukje beter dan hier. Uitzonderingen daargelaten natuurlijk…
Waarom lukt dat hier in Nederland meestal niet? Waarom werkt niet ieder restaurant met lokaal voedsel? Naar ik heb begrepen zijn de grote uitdagingen hier: de logistiek, de beschikbaarheid van de producten in relatie tot de gerechten op de kaart en de (eerlijke) prijs. Het schijnt hier ontzettend moeilijk te zijn om elke voedselproducent een rondje langs restaurants te laten rijden en elke locatie van een voorraad te voorzien. Dan maar liever bestellen bij de groothandel, waar je de herkomst van de producten in twijfel kunt trekken, net als bij de supermarkt.
Wat de beschikbaarheid van de producten betreft, snap ik die chef-koks best wel. Je stelt een menukaart voor een aantal weken of maanden vooruit samen en hoe vervelend is het dan als je een gast moet vertellen dat het gerecht dat deze het liefst had willen eten, niet gemaakt kan worden? Natuurlijk is dit heel makkelijk op te lossen, door naast de kaart nog een extra seizoensmenu met lokale producten te serveren. Maar wie ben ik om met dat idee te komen…
Dan de prijs. Ik was een tijdje geleden in een lunchroom en bestelde een verse muntthee met honing. Er werd mij een supermarkt-knijpfles honing, die vrijwel zeker extra gesuikerd was, geserveerd. Meteen vroeg ik aan de eigenaresse van de lunchroom waarom zij geen honing uit de streek erbij gaf. “Te duur”, was het antwoord. Maar hoe duur is het eigenlijk, als ze daardoor gasten verliest die liever kiezen voor een leuk tentje waar wel oog voor het streekproduct is?
Ik schrijf dit met een cynische toon, want zo kijk ik ernaar. Elke uitdaging is op te lossen. Kijk maar naar Hoeve Biesland die hun producten aan de horeca in de omgeving leveren, en naar Farm I See die levert aan de Hanos. Waarom lukt het hen wel en waarom lukt het blijkbaar in de ons omringende landen ook?
Internationaal lokaal koken
Natuurlijk gingen we tijdens onze kampeertrip niet elke dag uit eten. We hebben ook internationaal lokaal gekookt. Voor vlees zochten we in Duitsland en Oostenrijk de ‘metzgerei’ en in Frankrijk de ‘boucherie/traiteur’ op. De broodjes en croissantjes voor het ontbijt werden door de plaatselijke bakker aan de camping geleverd of kochten we bij de ‘bäckerei’ of ‘boulangerie’ in het dichtstbijzijnde dorpje. Groenten en fruit haalden we in Oostenrijk bij de ‘ländemarkt’, waar duidelijk vooral producten uit het land zelf te vinden waren. En die heerlijke Franse kazen waren te vinden bij de ‘crèmerie’ op het pleintje waar de kleine winkeliers nog hoogtij vieren, omdat er gelukkig in de verste verte geen grote supermarktketen te vinden is.
Ik houd ervan om zo te eten en leven en hoop dat de trend om de kortste weg te kiezen, zich blijft doorzetten! Zodat er ook voor de horeca geen ontkomen meer aan is om met lokale producten te werken. Gewoon omdat de gast, die eigenlijk de macht in handen heeft, erom vraagt…
Bloemkool ‘Van Roalter Grond’ uit Salland, ‘van alles wat’-jam uit Groningen, witlof uit West-Friesland en via champignons uit Brabant weer terug naar de echte Westlandse druiven. Dit is een kleine greep uit de lokale producten die ik de afgelopen maand heb gegeten.
Marja van der Ende
Ik maakte een rondreis door Nederland voor Fietsen voor m’n eten. Ons platform groeit snel naar landelijke dekking met regionale kracht, met lokale voorfietsers in elke streek. En omdat de coronamaatregelen er in de eerste maanden voor zorgden dat ik de nieuwe voorfietsers die actief waren geworden alleen online kon ontmoeten, was het nu tijd om hen en hun regio’s te bezoeken en deze eigen-aardige streken te ontdekken. Mijn simpele kookkunsten onderweg met de pure lokale producten heb ik interregionaal koken gedoopt.
Iedere regio heeft inderdaad zo zijn eigen aard. Producten waar ze om bekend staan en alledaagse groenten en fruit die er ook gewoon geteeld worden. Ik heb er natuurlijk van genoten, van de volle smaken en verrassende vormen en kleuren. Zo had ik in Groningen een siamese courgette meegenomen in een stalletje, waarschijnlijk bedoeld als twee, maar vergroeid tot één. Hij deed het goed in de courgettesoep die ik bijna twee weken later in West-Brabant maakte. En ik genoot thuis in mijn eigenste Westland nog twee keer na van de paarse sperzieboontjes die ik in Noordoost-Brabant van een grote tafel langs de weg plukte, uiteraard netjes na betaling in het geldkistje. Ze waren ruim anderhalve week later nog vers. En ze kleurden gewoon groen toen ik ze kocht, wat er ook op een briefje bij vermeld stond.
Opgefleurde automaten
Naast de volle smaken en verse producten, viel me nog iets op. De creativiteit van de verschillende aanbieders is ontzettend inspirerend. Koele automaten in mooi opgefleurde huisjes, een rustpunt met picknickbank om het huisgemaakte boerenijsje te verorberen, een tafeltje met geblokt kleed, aardappelrecepten op de muur gekrijt, dat megagrote ei langs de weg, de oude tractor op een paal of in het gras (compleet met twee tenten van onderbroeken aan de waslijn). Alles wordt uit de kast getrokken om de aandacht te trekken van de potentiële klant. Bij mij prikkelt dat mijn snuffel- en koopzenuw. Nu bij al die andere klanten nog die de supermarkten meer en meer zat worden en ook gaan kiezen voor de kortste weg…. Ik kan het je van harte aanbevelen!
De regionale voorfietsers van de Fietsen voor m’n eten-groepen in de regio’s die ik heb bezocht, hebben hun uiterste best gedaan om mij te vermaken met het fietsen naar de lekkerste lokale teelt. En dat is gelukt, ze hebben me overtuigd van het mooie van hun streek! Iedere voorfietser heeft zo zijn of haar eigen reden om een groep in hun regio te starten. Stacy van Westfriesland is voorfietser als hobby voor zichzelf en omdat ze de lokale ondernemers wil steunen. Sytse van Noordoost-Groningen omdat hij bij een welzijnsorganisatie werkt als maatschappelijk aanjager, die mensen letterlijk en figuurlijk in beweging wil brengen naar gezonder eten.
Team Noaberhaptrap
Petra van West-Brabant omdat ze kinderen en hun ouders wil leren waar ons eten vandaan komt en mooie fietsroutes uitgestippeld heeft samen met de VVV Moerdijk en ZLTO Moerdijk. Miranda van Noordoost-Brabant heeft net als ik een gezondheidspraktijk van waaruit ze leefstijlprogramma’s ontwikkelt en aanbiedt. En Salland heeft sinds een paar weken een heus Team Noaberhaptrap (de Sallandse benaming voor het fietsen van boer naar buur voor je eten) met Ria, Martijn, Katja en Fanny, mensen met verschillende beweegredenen in dezelfde lijn als de anderen. Al deze aspecten (en meer) krijgen regionaal invulling in hun eigen vorm, door de fietswielen in beweging te brengen en de online informatiestroom op gang te brengen.
Zo’n werkvakantie als deze ga ik mijzelf elk jaar gunnen. En met het aantal nieuwe regio’s dat sinds een week ook alweer actief is geworden voor ons consumentenplatform, wordt dat misschien wel twee keer per jaar een paar weken de caravan van plek naar plek verplaatsen en al fietsend op ontdekkingsreis door de streek. Bovenal wordt dat weer genieten van de interregionale gerechten die ik mezelf dan voorschotel. Ook zonder voorfietser die mij aan mijn handje op anderhalve meter afstand meeneemt door de streek, gaat dit lukken. Want zij vullen de regiokaarten met informatie, zodat ook jij het interregionale koken kunt ontdekken. Zodat ook jij die verscholen stalletjes langs de weg en kleine boerderijwinkeltjes kunt ontdekken. Zodat ook jij tijdens je vakantie kunt kiezen voor de kortste weg: rechtstreeks bij de voedselproducent.
Onlangs bezocht ik de evaluatiebijeenkomst van De Proefschuur, waarover Kees Vermeer het artikel ‘De Proefschuur sluit na twee jaar de deuren’ schreef. Tijdens een kampeertrip en fietstochtje op Voorne-Putten in 2018 leerde ik de mensen achter De Proefschuur kennen, toen zij toevallig bij Vers van Voorne een overleg hadden en ik daar mijn lokale eten bij elkaar sprokkelde.
Marja van den Ende
Door de gedrevenheid die ik toen in hen herkende, voelt het extra zuur dat de energie die in het initiatief gestoken is om lokale producten bij de supermarkt te leveren niet de gewenste resultaten heeft. De redenen zijn overduidelijk: het supermarktbeleid past niet bij de behoeften die de lokale telers en boeren hebben. Een oneerlijke prijsstelling, jaarrond kunnen leveren en onderdeel worden van een geautomatiseerd systeem van algoritmes vanuit hoofdkantoren, dat lukt niet bij deze prachtige streek- en seizoensproducten van kwaliteit.
Trots
Een van de vragen die Proefschuur-voorzitter Arnout den Ouden zichzelf in het artikel stelt, is de hamvraag waar mijn column nu over gaat: “In supermarkten zie ik vaak producten waar ik niet trots op zou zijn. Ik vraag me ook af of consumenten dit zo willen…”
Daar ben ik het hartgrondig mee eens. Als consument zeg ik: “Dit wil ik niet!” Inmiddels zeg ik dit al bijna drie jaar, sinds de start van Fietsen voor m’n eten – Westland. Ik ben daarom dus al drie jaar niet meer in een supermarkt geweest. Ik kies bewust voor ongemak, door wat meer moeite te doen om mijn boodschappenlijstje bij elkaar te fietsen. Ik kies ook bewust voor een betere kwaliteit, want het is alleen díe kwaliteit die ik in mijn mond wil stoppen. Omdat mijn lijf en gezondheid dat verdient. En opvallend genoeg is mijn boodschappenbudget hetzelfde, slechts anders besteed. Minder vlees, maar vlees van kwaliteit. Meer groenten met een eerlijke prijs voor de voedselproducent. Nagenoeg geen bewerkte producten meer, maar zelf soepen en sauzen maken van verse producten uit de buurt. Is nog veel lekkerder ook.
Terug naar De Proefschuur. Ik heb me sinds de ontmoeting in 2018 steeds (en tijdens de bijeenkomst openlijk) afgevraagd of het verschil had gemaakt als er een ‘Fietsen voor m’n eten – Voorne-Putten’ was geweest, waarin vanuit consumentenoogpunt de brug werd geslagen tussen de lokale consument en de locaties waar de producten van De Proefschuur te koop waren. Supermarkt of elders maakt in deze niet veel uit voor de fietsende bewuste consument, mits duidelijk is dat de voedselproducent eerlijk betaald wordt. Want als er voldoende vraag naar lokale en juist seizoensproducten (alleen in het seizoen waarin het groeit) is vanuit de consument, zou theoretisch gezien de supermarkt deze vraag moeten volgen. Dit betekent dat de consument een keuze én de macht heeft en erom moet durven vragen. Blijkt het nu een illusie om te verwachten dat het zo werkt? Zijn wij door de doorgeslagen efficiëntie in de supermarkt buitenspel gezet, zowel consument als producent?
De toekomst van lokaal
Ligt de toekomst van de verkoop van lokale producten aan lokale consumenten dan toch meer in het aantrekken van consumenten naar de boer en teler zelf met eigen stalletjes, automaten en kleine winkeltjes bij de kwekerij of boerderij? En voor de consument die kiest voor gemak: de bezorg- en afhaaldiensten van boxen vol lekkernijen uit de streek? Natuurlijk vraagt dat ook om een grondige voorbereiding en organisatie. Die grote hoeveelheid uren die De Proefschuur in onderzoek, opstarten en uitvoeren van de weg naar de supermarkt heeft gestoken, zal wellicht dan wederom in de richting van de rechtstreekse weg gestoken moeten worden. En met inachtneming van de ontwikkelingen van de afname van het aantal bestellingen van boxen sinds de coronamaatregelen zijn versoepeld, zal een grote groep consumenten gewoon die producten van inferieure kwaliteit uit het buitenland vanuit gemak in de supermarkt kopen. Omdat ze onwetend zijn dat het inferieure producten zijn, of omdat het ze niet kan schelen wat ze in hun mond stoppen. Of is het simpelweg geld?
De weg van bewustwording van de consument is een lange weg. Een fietspad met steile dijken en diepe afritten, waar je voldoende versnellingen of een grote accu in je e-bike voor nodig hebt, om maar even metaforisch te spreken. Maar als je eenmaal geraakt bent door het boerderijwinkeltjesvirus, wil je niet meer terug. Daar steek ik mijn vrije uren in om dat aan anderen te laten zien. Zodat ze het zelf gaan beleven. En meer en meer mensen willen het zelf beleven en voor anderen het fietsende voorbeeld zijn. De afgelopen maanden heeft de groei in aantal actieve regio’s in Nederland voor Fietsen voor m’n eten dit wel laten zien: sinds maart van vier naar negen. En er staan er nog zeker twee klaar om geactiveerd te worden als de voorfietsers daarvoor binnenkort in de startblokken gaan staan. Daarover meer in mijn volgende column, waarin ik de ervaringen uit mijn roadtrip door Nederland zal beschrijven.
Krijgt De Proefschuur een vervolg?
Volgens Den Ouden zit een doorstart er momenteel niet in, hoewel hij wel denkt dat het concept levensvatbaar is. Ik hoop dat die doorstart er komt. Het doel ‘de supermarkt’ wordt dan vervangen door ‘de kleine winkelier’ (bij de teler zelf of via andere zelfstandige winkeliers) en daar is een heel ander soort ondernemer met ander beleid en daarachter een ander soort consumentengroep te vinden, die beiden wel passen bij de behoeften van de lokale boeren en telers. Ik denk vanuit mijn veelzijdige achtergrond en praktijkervaring graag mee over het aanleggen van die (fiets)brug tussen consument en aanbieder. Mail me maar op info@fietsenvoormijneten.nl
“Heb je je weleens echt verdiept in de regelgeving, duurzaamheid, milieubelasting, energievoorziening en veiligheid van Nederlandse en buitenlandse tomaten? In het stuk te lezen, niet……”
Marja van der Ende
Na het delen van mijn column ‘Bananen en mango’s bij de lokale boer. Huh?’ ontving ik bovenstaande reactie. Met een verwijzing om toch echt even met Miranda van den Ende te gaan praten over deze onderwerpen. Miranda is directeur van Tomatoworld, de belevingswereld waar je de waarde van de Nederlandse glastuinbouw met eigen zintuigen kunt ervaren. Dat werd dus een fietsritje naar Honselersdijk en een inspirerend gesprek, waarin Miranda uiteenzette hoe het volgens de gangbare landbouwers zit met duurzaamheid, biologische teelt versus gangbare teelt en … wervelend water.
Van zaadje naar kas
Miranda is ervan overtuigd dat niet-biologische tomaten toch erg duurzaam kunnen zijn. En soms zelfs milieuvriendelijker. Zelf vind ik het altijd interessant om eens uit mijn eigen ‘bubbel’ te komen en ik neem jullie daarin graag mee. Zowel als consument als in mijn vak als orthomoleculair voedingsadviseur word ik nogal eens heen en weer geslingerd in de vergaarbak aan beschikbare informatie. De visies op die informatie verschillen dan ook vaak en het is lastig om volledig geïnformeerd te zijn voordat je bewust keuzes kunt maken.
Volgens Van den Ende (voor de goede orde: we zijn geen familie, zie ook de verschillende spelling in onze naam), is de Nederlandse glastuinbouw efficiënt en duurzaam. Dit betekent dat er slechts weinig grondstoffen nodig zijn, er een maximaal hergebruik van stoffen is en dat er een hoge opbrengst is per vierkante meter. Bij biologische teelt is de opbrengst lager en het verbruik van grondstoffen zoals water, minder efficiënt. Biologisch is dus niet per definitie duurzaam en duurzaam geteeld is niet hetzelfde als biologisch.
Bestrijdingsmiddelen
Bij glastuinbouw hebben veel consumenten nog de indruk dat er onbeperkt chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Toen ik in 2017 startte met fietsen voor mijn eten, had ik dit beeld ook nog, zelfs terwijl ik middenin dit tuinbouwgebied woon en leef. Door regelgeving vanuit de overheid, door het gebruik van hommels voor de bestuiving en door bewustwording bij de teler is dit echter al lang niet meer zo, stelt Van den Ende. De tomaat uit de gangbare teelt mag niet biologisch genoemd worden, omdat er niet in de volle grond wordt geteeld maar gebruik wordt gemaakt van substraat (steenwol) of kokosmatten en omdat er kunstmest wordt gebruikt. De bestrijding van plagen is wel maximaal biologisch, met gebruikmaking van natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen. Zo wordt voor de bestrijding van luizen bijvoorbeeld gebruik gemaakt van lieveheersbeestjes.
“Ga er maar vanuit dat de tuinders echt geen chemie wìllen inzetten”, benadrukt Miranda. Alleen de middelen die door de CTGB (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) zijn toegelaten, worden ingezet. Hierbij kun je denken aan bestrijding van plagen die niet door het biologische evenwicht dat in de kas heerst, verholpen kunnen worden. Er wordt over het algemeen pleksgewijs ingegrepen, op die plekken in de kas waar de plaag zich afspeelt.
Water
Ook het verbruik van water en voedingsstoffen is beter te sturen bij gangbare teelt, zegt ze. Gemiddeld wordt in de Nederlandse kassen acht liter water per kilo tomaten gebruikt, terwijl dit bij een teelt in de grond zonder hergebruik circa 22 liter per kilo tomaten is. In de grond komt het water niet allemaal bij de wortels terecht en is er dus sneller sprake van overmatig waterverbruik. Bij gebruik van een substraat kan overtollig water worden hergebruikt en daardoor is het waterverbruik daar efficiënter.
Bij biologische teelt wordt wel meer gebruik gemaakt van wervelend water, dat meer zuurstofrijk is . Maar ook daarvoor is in de gangbare tuinbouw een scala aan oplossingen te vinden, waarbij het zuurstofgehalte van het water wordt gestimuleerd en zo de groei van de plant en vruchten wordt bevorderd.
Een van de gedachten waar ik sinds de studie over voedingsstoffen die ik volgde in 2008, al mee rondloop, is: “Is biologische teelt dan niet beter omdat de plant uitgedaagd wordt zich te weren tegen invloeden vanuit de grond en omgeving en hierdoor afweerstoffen aanmaakt? Die wij vervolgens weer binnen krijgen via de vruchten?” Volgens Miranda wordt ook de plant in de kas ‘gepest’ door plagen en is de omgeving en bodem ook natuurlijk. Steenwol wordt uit basalt (een gesteente uit de Duitse Eiffel) gemaakt en kokosmatten worden van de schil van kokosnoten gemaakt, beide zeer vruchtbare bodemsoorten.
De biologische tomaat uit Spanje
Nog een vraag die ik mezelf regelmatig stelde, en die de aanleiding is waarom ik (sinds 2017) kies voor de kortste weg, was: “Waarom koop ik in de supermarkt een biologische tomaat uit Spanje, terwijl ik midden in de grootste groentetuin van de wereld woon?”
Wil je volgens Miranda buitenlandse producten echt vergelijken met hier lokaal geteelde producten en bevestiging vinden op de vraag of lokaal geteeld echt beter is dan uit het buitenland geïmporteerd, dan komen vele verschillende factoren om de hoek kijken. Niet alleen transport en de CO2 belasting daarvan, maar ook waterverbruik, toepassing van kunstmest, andere regelgeving in het buitenland en afvalverwerking. De totale weg van ruw materiaal tot transport, van arbeid tot water en bodem zal geanalyseerd moeten worden om hier een duidelijk antwoord op te geven. Dit wordt de Levens Cyclus Analyse genoemd en hiermee wordt de totale milieubelasting bepaald.
Volgens Miranda komt de Nederlandse tomaat hier beter uit dan de Spaanse, alleen al vanwege het waterverbruik (30 liter per kilo in Spanje tegenover 8 liter hier). Een tomaat die op het open veld wordt geteeld, gaat het in extreme gevallen wel om 60 liter per kilo. Ook bij de overgebleven voedingswaarde van het product als het na een lange reis in Nederland aankomt en nog gedistribueerd moet worden, kunnen vraagtekens gesteld worden.
Wat kies jij?
Vóór de coronacrisis is onderzocht welk percentage van het totale aantal consumenten eigenlijk bezig is met verduurzaming en dus keuzes maakt om producten te kopen die duurzaam geteeld zijn. Dit was slechts 4% van het totale aantal. Miranda verwacht dat door de ontwikkelingen van de afgelopen tijd dit percentage verdubbeld is, maar hoeveel blijft daar nog van over als we overgaan naar (het nieuwe) normaal? Als er minder tijd is om boodschappen te doen en het gemak van de gang naar de supermarkt weer lonkt, waar de keuzes door de supermarktmanager gestuurd door lage inkoopprijzen en cosmetische regels worden gemaakt?
Ik blijf kiezen voor lokaal. Niet altijd biologisch, wel zoveel mogelijk duurzaam geteeld. De informatie die Miranda mij gaf, heeft meer bevestiging gegeven. Ik ben trots bij die 4% te horen en dankbaar dat ik mijn totale boodschappenlijstje bij elkaar kan fietsen bij lokale telers en kleine ondernemers, die wel bewust kiezen hoe ze telen en wat ze verkopen. Wat kies jij?
Bloemkool, broccoli, witlof, zuurkool, boerenkool, peentjes, kroten, rode kool, sla, komkommer, tomaat, paprika, radijs… allemaal groenten waarmee ik ben opgegroeid. Die ik gewend ben te eten en waarvan mijn moeder me met de paplepel ingegoten heeft hoe ik ze kan bereiden. Voor ‘vergeten groenten’ als pastinaak, schorseneren, palmkool, postelein, meiknollen en aardpeer is het aandachtsgebied in mijn brein niet van thuis uit ontwikkeld. Laatst vroeg ik me af waarom vergeten groenten toch zo vergeten worden en of kiezen voor de kortste weg kan bijdragen aan meer variatie in ons dagelijkse eten.
Marja van der Ende
Vraag en aanbod
Wij mensen zijn gewoontedieren. Als we van huis uit iets niet gewoon zijn te doen, zullen we het in ons volwassen leven ook niet zo gauw uitproberen. Komen twee mensen samen in een nieuw huishouden, dan zal de keuken zich verrijken door de mix van achtergronden. Of verarmen wanneer een groente niet bevalt bij een van beiden. De groenten die dan op het boodschappenlijstje terecht komen, zijn in de huidige tijd van gemak meestal gericht op ‘snel kunnen bereiden’ en dus ook op ‘al weten hoe te bereiden’. Dus blijven we in oude patronen vervallen.
In de periode voordat ik het fietsen voor mijn eten bij boer en teler ontdekte, leefde ik ook op die gemak-stand. Toch zat me dat langer geleden al enige tijd dwars. In de supermarkt waar ik mijn dagelijkse boodschappen haalde, was weinig variatie te vinden wat betreft de soorten groenten. Hoewel? Eerlijk gezegd: misschien lagen die vergeten groenten er wel, maar precies in mijn blinde hoek. Het lastige is dat een supermarkt inkoopt en tentoonstelt op basis van populariteit. Dus als die vergeten groenten niet door de consument gekocht worden, zullen ze minder ingekocht worden en meer en meer uit het zicht verdwijnen.
Ommekeer?
Door buiten de supermarkt te gaan shoppen, ben ik andere schappen met andere inhoud tegen gekomen, dan ik gewend was. Nog steeds de voor mij bekende groenten, maar ook heel veel andere soorten die vóór die tijd nog niet in mijn boodschappenkarretje belandden. Pompoen, courgette, aubergine, raapstelen, Romanesco kool, ramanas, asperges… omdat het bij de telers en boerderijwinkels zelf meer onder de aandacht wordt gebracht, komt het bij mij vanzelf op mijn bord te liggen. Toch zijn dit nog niet de echte vergeten groenten. En hoewel ook deze bij de bezochte locaties worden aangeboden, ik vergeet ze in mijn winkelmandje te doen.
Wat is dat toch met mij? Wat zorgt ervoor dat ik de vergeten groenten ook vergeet? Ik kan zo wel een aantal redenen opnoemen: ik heb nooit geleerd hoe ik het moet bereiden, ik weet niet waar ik het kan kopen, er is in de buurt geen of weinig aanbod.
Maar wat mij echt tegenhoudt: ik weet niet of ik het lust. Ik was vroeger al een ontzettende zeur met bepaalde groenten als spruitjes, boerenkool en prei en paprika in de spaghetti. Grote bonje aan de eettafel als ik mijn ongenoegen in de vorm van “ik lust dat niet” uitte. Nu eet ik bijna alles wat mijn moeder ons toen voorschotelde, hoewel prei nog steeds heel veel weerstand geeft. Vanuit mijn vak als therapeut voor onder andere mensen met gedragsproblemen weet ik dat emotionele of traumatische ervaringen rond bepaalde voedingsmiddelen zelfs tot allergieën kan leiden. En aan die prei zit zo’n emotionele gebeurtenis vast, dus prei is niks voor mij.
Om de blamage op mijn eigen bord te voorkomen, zet ik de stap dus niet om iets onbekends zomaar te bereiden, tenzij ik aan mijn handje meegenomen word en het eens bij een ander eet of in een restaurant als verrassend lekkere bijlage. Om dan vervolgens nog naar huis te gaan met het idee dat alleen een chef-kok dit zo lekker kan bereiden. Alle kookboeken in mijn kast ten spijt, ik blijf terugvallen in mijn oude patronen.
Waarom vergeten anderen vergeten groenten?
Om te ontdekken of ik de enige rare snuiter ben rondom dit onderwerp, heb ik in mijn Facebookgroep Fietsen voor m’n eten – Westland een poll geplaatst. De vraag was: ‘Waarom worden vergeten groenten door jou vergeten?’. En daar werd gretig op gereageerd. De nummer 1 met maar liefst 65% van de stemmers bevestigde mijn eigen vermoeden: ‘ik heb nooit geleerd hoe ik het moet bereiden’.
Zo’n 25% van de stemmers weet niet waar de vergeten groenten te koop zijn en 18% geeft aan dat er in de buurt geen tot weinig aanbod is. Dat is natuurlijk een onderzoekje waard, dat mij zeker gaat motiveren. Waar kan ik in mijn omgeving vergeten groenten kopen en is het inderdaad zo dat er weinig aanbod is?
Aan de poll konden ook antwoorden toegevoegd worden. Zo benoemde een van de stemmers dat er te weinig reclame gemaakt wordt om de vergeten groentesoorten onder de aandacht te brengen. Daarentegen gaf slechts 4% van de stemmers aan nog nooit van de genoemde soorten gehoord te hebben. 6% gaf aan wel sommige soorten te kennen, maar nog nooit gegeten te hebben. En slechts 6% van de mensen die de bereiding wel geleerd hebben, gaf aan dat het bereiden te lang duurde of te ingewikkeld was. Dus op het gebied van bekendheid met het product en de bereiding, zien we lage aantallen. Nu is onze groep niet echt representatief voor de hele bevolking, maar het zegt wel wat.
En dan mijn eigen grootste weerstand: mijn angst dat ik het niet lust. Hoeveel anderen lusten deze groenten niet? Van alle stemmers die de groenten wel kennen of gegeten hebben, gaf slechts 5% aan de groenten niet te lusten. Nog een puntje van motivatie voor mij om dit zelf te gaan ontdekken, hoewel over smaak natuurlijk niet te twisten valt, laat staan in cijfers van enige betekenis is uit te drukken.
Populariteit
Ook gaf iemand in de poll aan ‘dat het niet voor niks is dat deze groenten vergeten worden’. Toen ik verder vroeg naar de redenen, kreeg ik als antwoord: “Omdat er betere alternatieven zijn. Beter van smaak, beter te bereiden, makkelijker te kweken, enz enz.”. Misschien is dat wel het duidelijkste antwoord op de titelvraag boven deze column. Want zoals eerder aangegeven: hoe meer wij ervan smullen, hoe groter de vraag en het aanbod.
En ook: hoe meer redenen om het niet te eten, hoe meer de vergeten groenten in de vergetelheid zullen verdwijnen. De meeste stemmers in de poll gaven slechts 1 reden op, maar sommige mensen hadden wel 4 of 5 redenen. Net als ik eigenlijk.
Toch wil ik het nog niet zomaar opgeven met die vergeten groenten en vooral met mijn gedrag rondom deze producten. Ik heb al drie motivatiepuntjes gevonden om op onderzoek uit te gaan: aanbod onderzoeken, mezelf uitdagen in de bereiding en smaak ontdekken. Zal het voldoende zijn om mij de komende tijd op de fiets te krijgen naar de locaties waar ze wel te krijgen zijn?
Het leuke van een poll in een Facebookgroep is dat mensen zich geroepen voelen om tips te delen. Ik heb dus al een paar leuke producenten en kleine winkels in mijn eerstvolgende fietsroute staan. Wordt vervolgd… en hopelijk verdwijnen die groenten dan van het vergeten groentelijstje en komen ze in de volle glorie te staan, die ze hoogstwaarschijnlijk verdienen.
Als je als consument vaker kiest voor de kortste weg, is de kans groot dat je ook echt lokaal eten koopt. Toch glippen er nogal eens producten tussendoor die helemaal niet lokaal geteeld zijn. Hoe komen bananen, mango’s en kiwi’s in de schappen van de boerenwinkel terecht?
Marja van der Ende
In de supermarkt is het soms al vaag wat er op een bordje bij groente of fruit staat. Bij bewerkt voedsel wordt de herkomst nooit vermeld en soms staan Frankrijk of Spanje op één bordje geschreven. Vreemd. Maar daarmee heb je meteen wel een extra reden om meer bij lokale kleine boerderijwinkels of stalletjes langs de weg bij kwekerijen te gaan kopen. Gek genoeg schort het er daar ook nogal eens aan het vermelden van de herkomst, of komt niet alles van de lokale teler of van de verkopende ondernemer zelf. Het blijft een kwestie van actief vragen stellen.
Exotisch fruit
Het gebeurt regelmatig dat producten in stalletjes langs de weg worden aangeboden, waarvan je kunt zeggen: groeit dat in Nederland? Tot irritatie van veel consumenten die juist producten van eigen bodem willen eten. Zo bleek ook uit een ingezonden brief in AD Westland, gepubliceerd op woensdag 13 mei 2020, met de titel “Mango’s vers van het land? Klant wordt rad voor ogen gedraaid”. De briefschrijver haakt in op het bericht dat de gemeente Westland stopt met het gedogen van stalletjes met bloemen en planten die door particulieren worden neergezet. De oproep in de brief was om ook de groente- en fruitstalletjes eens te gaan controleren.
Maar dan is diepgaand onderzoek wel noodzakelijk. Neem nou kiwi’s bijvoorbeeld. Tot ik de Maasdijkse kiwi ontdekte, die werd verkocht door een zorgkwekerij in het genoemde dorp, dacht ik nog dat dit niet lokaal geteeld werd. Het kan dus toch ook met exotisch fruit. Een tijdje geleden hoorde ik dat er ook proeven met bananenteelt in kassen gedaan worden, dus het lokale assortiment is zich ook aan het uitbreiden, blijkbaar.
Maar de meeste fruitsoorten als sinaasappels, bananen, kiwi’s, mango’s en mandarijnen komen toch echt uit het buitenland. Wil je dan ‘goed’ bezig zijn, dan kun je nog kijken naar logo’s als Fair Trade of biologische teelt. Ervan uitgaande dat de lokale boer of tuinder in het land van herkomst dan goed betaald wordt voor zijn producten.
Nederlandse producten
Ook bij groente en fruit dat wel in Nederland geteeld wordt, is het goed om alert te blijven op de herkomst en op de manier van bewaren. Want appels vallen niet het hele jaar door uit de boom, dus waar komen ze in de winter dan vandaan? Een aantal jaren geleden zag ik een uitzending van het TV-programma De Keuringsdienst van Waarde over het bewaren van appels in zuurstofvrije cabines (reductie van zuurstof tot 1%).
De vraag is of deze appels nog wel de vitamines bevatten die ze in verse toestand zouden hebben. Want net als bij mensen kan er bij appels oxidatieve stress optreden als na onthouding de zuurstof weer wordt toegevoegd. Vanuit mijn achtergrond als orthomoleculair voedingsadviseur weet ik dat de antioxidant vitamine C dan onttrokken wordt. Even een vakkundig zijspoortje, maar wel een belangrijke aanleiding om als consument andere keuzes te maken, op het moment dat ‘lokaal’ je primaire voorkeur heeft.
Omdat we het hele jaar door alles wat we willen eten in de supermarkt kunnen kopen, weten we eigenlijk niet meer zo goed wat seizoensproducten zijn. Dus wil je echt lokaal eten kopen, dan kun je je daar eerst goed in verdiepen voordat je op de fiets stapt. En dan varieert het seizoen ook nog op basis van de weersomstandigheden. De kasbonen, -asperges en -aardbeien waren erg vroeg dit jaar door de zachte winter en vele zonuren.
Maar let op: ook de seizoenen die normaal gesproken golden, verschuiven. Tomaten bijvoorbeeld kunnen tegenwoordig het hele jaar door geleverd worden door de verwarmde kassen. De vraag is nog wel hoe duurzaam deze tomaten zijn als er zoveel energie voor verstookt moet worden. Soms is uit het buitenland halen dan nog beter voor het milieu.
Wat is lokaal?
Wat is nou eigenlijk precies lokaal? In eerste instantie zijn dat voor mij producten geteeld in de regio Westland / Delfland. Lukt het niet om een product uit eigen regio te verkrijgen, dan toch minimaal uit Zuid-Holland. Lukt dat ook niet, dan valt Nederland ook nog wel onder de definitie van lokaal. Steeds als ik ergens met vakantie ben en ga fietsen langs de stalletjes en boerderijwinkels van die streek, pas ik deze drie lagen ook toe.
De redenen om voor lokaal eten te kiezen, zijn voor mij heel duidelijk. Er heeft minder transport plaats gevonden, er is scherpere regelgeving op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, er is meer aandacht voor duurzaamheid en de producent krijgt er hoogstwaarschijnlijk een betere prijs voor waardoor hij zijn medewerkers ook goed kan behandelen en belonen.
Aan het product zelf is dit natuurlijk niet altijd te zien en daardoor ook niet te garanderen. Dus of het echt de kansen vergroot op een kleinere ecologische voetafdruk en maatschappelijk verantwoord ondernemen, is nog de vraag. Het voelt in elk geval beter om met die kleine extra inspanning die ik als consument verricht door te fietsen voor mijn lokale eten, mee te werken aan betere omstandigheden voor mens en milieu.
De afgelopen weken sinds het begin van de coronacrisis werden via de Facebookgroep Fietsen voor m’n eten – Westland ook veel fruitpakketten aangeboden, die bestemd waren voor de horeca, scholen en bedrijfskantines. Wel lokale ondernemers die we wilden steunen, maar geen lokaal geteelde producten. Welke keuze maak je dan als consument: lokaal ondernemerschap of toch alleen lokale producten? Als je anti-verspillingshart ook meebeslist, zou je het wellicht toch kopen.
Hoe haal je 100%?
Zouden we eigenlijk volledig lokaal kùnnen eten? Het antwoord is: op dit moment niet, als we bepaalde producten willen blijven eten, die niet (meer) in Nederland worden geproduceerd. Denk dan aan peulvruchten, zuidvruchten en de bovengenoemde exotische fruitsoorten. Waarbij peulvruchten wellicht nog wel terug zouden keren, als boeren zouden durven om dit tijdrovende karwei aan te gaan. De andere vruchten groeien hier niet vanwege het klimaat.
Los van het feit dat 100% lokaal nu niet mogelijk is, zouden we wel kunnen beslissen dat we producten die wel in Nederland geproduceerd worden, ook echt uit Nederland vandaan kopen. Als consument heb je die macht. Het lijkt soms dat de supermarktmanager bepaalt wat je in je mond stopt, maar onthoud dan dat je zelf beslist waar je koopt. En als je dan in de boerderijwinkel, het stalletje langs de weg en de kleine zelfstandige bakker of slager kritisch blijft, zal 80% lokaal en seizoensproducten zeker haalbaar zijn.
De vraag is nog of het om milieuredenen daadwerkelijk zo is, dat lokaal geproduceerd eten beter is. Ik verwijs je daarvoor graag naar een artikel op Nederland Voedselland: “Zijn meer voedselkilometers altijd slechter voor het klimaat?”.
Als gewezen perfectionist zeg ik: helemaal 100% perfect wordt het nooit, maar een stap in de juiste richting is het wel. Als je kiest voor de kortste weg…
Ook voor Fietsen voor m’n eten is er een vóór en na corona. Toen de impact van het virus een beetje duidelijk begon te worden, vroeg ik me af hoe dat zou zijn voor ons, de Facebook-groep en de korte keten. Maar hoe heftig het uiteindelijk werd, kon ik niet bedenken!
Marja van der Ende
Het advies om thuis te zitten werd voor mij een grote ontdekkingsreis in de krochten van sociale media. Om te ontdekken wat de kracht van een consumentenplatform als Fietsen voor m’n eten – Westland is en te onderzoeken welke effecten de maatregelen van de overheid op de aanbieders in de korte keten hebben. We zitten er nog middenin, maar ik deel graag al welke toffe en minder toffe dingen ik als consument en als initiatiefnemer en voorfietser heb meegemaakt. Het mes snijdt aan twee kanten.
Hijgende hamsteraars en rovende eksters
Lokaal eten kopen is de manier gebleken om de ‘hijgende hamsteraars’ in je nek te vermijden. Als je dan ook nog op de fiets naar die meer afgelegen locaties gaat, ben je gezond bezig. Uit onderzoeken die momenteel in verschillende artikelen op internet gedeeld worden, is gebleken dat fietsen je immuunsysteem versterkt.
Maar…
Dan moeten we het niet met z’n allen tegelijk gaan doen. Want dan zijn de kleine boerderijwinkels en automaten bij kwekerijen weer minder veilig. Opeens spelen nu andere zaken een belangrijke rol: handen wassen, afstand houden, contactloos betalen en snel weer terug naar huis. Aan de kleine winkelier een grote verantwoordelijkheid om de klantenstroom te reguleren volgens de richtlijnen van het RIVM en te zorgen voor desinfectiematerialen. Dat wordt hier in de regio door hen gemiddeld beter opgepakt dan door de supermarkten, zo blijkt uit de vele verhalen over winkels zonder goed deurbeleid.
Die hamsteraars, die vind je vooral in de omgevingen waar de schappen leeg zijn en de karretjes vol met toiletpapier en pakjes houdbare pudding geladen worden. Minder bij de stalletjes langs de weg, kwekerijen en boerderijen.
Zo dacht ik…
Tot vorige week! De rijen met 1,5 meter afstand buiten de boerenschuren en automaten bij tuinders zijn schrikbarend toegenomen. En niet alleen omdat er nu die 1,5 meter tussen zit. Wat een drommen mensen kwamen er op de stalletjes en winkeltjes buiten af! Zelfs zoveel dat controle op de richtlijnen, maar ook op de eerlijke verkoop van de producten lastiger werd. Er kwamen regelmatig meldingen binnen van rovende eksters, oftewel mensen die hun tassen volladen zonder netjes te betalen. Schappen in de supermarkt leeg en de rooftocht buiten was begonnen. Op een bepaald moment heb ik met veel pijn in mijn hart zelfs de Facebookgroep gesloten voor nieuwe leden. Door de informatiestroom te beperken, hoop ik nu ook de toestroom naar de stalletjes en het risico op verspreiding van het coronavirus te beperken.
Maatschappelijke waarde
Nu weer terug naar een vrolijkere bijwerking. Dat het consumentenplatform ook inzetbaar is geworden in allerlei maatschappelijke acties rondom corona, bewijst het feit dat ontzettend veel mensen gehoor gaven aan de oproep om de cressentuinder te helpen, die niet meer kon leveren aan de horeca en zijn cressen (kiemplantjes) anders moest dumpen in de prullenbak. Ook de oproep om de sierteeltsector te ondersteunen, die momenteel hard in het hart geraakt wordt door geblokkeerde verkoop, leidde tot een verviervoudiging van het aantal leden in de Facebookgroep Fietsen voor m’n bloemen – Westland. Hoewel ook deze groep op besloten gezet moest worden vanwege voornoemde perikelen, zijn veel siertelers ons ontzettend dankbaar dat zij hun bloemen en planten konden verkopen aan de consument, waar dat naar de veiling toe niet meer kon.
En als laatste ontwikkeling hebben zich vele leden uit deze Facebookgroepen weer aangemeld voor Coronahulp Westland om ouderen en kwetsbare mensen te ondersteunen bij kleine klusjes als boodschappen doen, de hond uitlaten en een bloemetje bezorgen in het verzorgingstehuis. Resultaten waar ik als initiatiefnemer en netwerker natuurlijk ontzettend trots op ben. En zelfs ik kon gebruik maken van die boodschappenhulp uit mijn netwerk, toen ik deze week verkouden thuis zat en ik een paar doosjes verse aardbeien en een bloemetje erbij voor mijn voordeur aantrof. Geweldig!
De kracht van een consumentenplatform
De afgelopen 2,5 jaar heb ik niet alleen geleerd alles buiten de supermarkt te kopen, ik en wij als groep vrijwilligers hebben ook gebouwd aan een stevig waardevol netwerk van consumenten en lokale aanbieders. Sociaal kapitaal wordt dat in ondernemersland genoemd.
Dat dit sociale kapitaal ook goud waard bleek, is ons de afgelopen weken zeer goed duidelijk geworden. Vlak vóór ingang van de eerste maatregelen die de overheid instelde, had ik veel media-aandacht gehad vanwege mijn benoeming tot de eerste Westlandse Fietsburgemeester van de Fietsersbond Westland. Het aantal leden in de Facebookgroep was hierdoor al met 500 gestegen naar een kleine 6.000. Maar vanaf het moment dat er chaos in de wereld kwam, steeg dat aantal in rap tempo naar nu 9.000. Het bezoekersaantal aan de regiokaart op de website in de maand maart steeg zelfs met 18,5 maal ten opzichte van februari!
Dan kom ik graag nog even terug op mijn vorige column van slechts een paar weken geleden. Waarom kopen de mensen in mijn Facebookgroep bij de lokale teler en boer? Op nummer één: ‘Je steunt er de ondernemer mee!’. Het is meer dan waarheid geworden…
Ieder mens lijkt gebouwd te zijn op het helpen van de ander. Zodra we zien dat anderen worstelen, onderzoeken we wat we kunnen doen om de worsteling een beetje minder te maken en doen we dat. Zo ging de macht van de supermarkt, met onder andere oneerlijke prijsstelling richting voedselproducenten, mij tegen staan. Dat, en mijn wens om meer fysiek in beweging te komen en gezonder te eten, resulteerde in het initiatief Fietsen voor m’n eten – Westland.
Toen ik in december in de Facebookgroep een poll hield om te achterhalen waarom anderen hun eten het liefste lokaal halen, had ik echter niet verwacht dat het steunen van de lokale ondernemer dik op nummer 1 zou komen te staan. Wel 87% van de 179 stemmers vond dat belangrijk. Maar diep van binnen snap ik het natuurlijk heel goed. Naast die andere redenen in de top 3, verser eten (78%, meerdere antwoorden waren mogelijk) en minder plastic verbruik (46%), worden we gewoon helemaal blij van een ander helpen.
Shop lokaal
Regelmatig komt er op sociale media zo’n plaatje voorbij met een tekst in de trant van: als je een lokale ondernemer steunt, help je de directeur van de multinational niet aan zijn derde vakantiehuis. Je helpt dat kleine meisje aan danslessen, het jongetje aan zijn voetbalshirt (of andersom) en vaders en moeders aan eten op tafel. Koop lokaal!
Ook al lokken het gemak en de sterke neuromarketing-trucs van de supermarkt ons nog (mij uitgezonderd) naar binnen, steeds meer mensen beginnen te voelen dat het niet meer oké is. Dat de meeste voeding die we vinden in de supermarkt, eigenlijk geen voeding meer is omdat het zo sterk bewerkt is in een fabriek, dat ons lichaam het niet goed kan verwerken. Dat de schappen waarin zich voedsel van om de hoek bevindt, op één hand te tellen zijn, zo niet compleet afwezig.
Dus wie steun je liever? De directeur van een groot bedrijf in de voedingsindustrie? Of een lokale winkelier die ’s morgens vroeg zijn producten uit de buurt haalt of van dichtbij laat bezorgen, om vervolgens trots tentoon te spreiden wat van eigen bodem, van onze buurmannen en buurvrouwen, vandaan komt?
Vertrouwen
Je kunt ze zelfs persoonlijk tegen komen, die helden van het eten op jouw bord. Op verjaardagen en gewoon in het wild. De boerin die de melk even daarvoor heeft gemolken, die vervolgens rauw en onbewerkt getapt kan worden. De man achter de eierhandel met die kar langs dat tuinderslaantje, waarbij de kippen even daarvoor dat eitje vers gelegd hebben. De bakker die de ingrediënten van zijn brood zorgvuldig selecteert, om het brood zonder gebruikmaking van broodverbetermiddelen in zijn winkel zelf te verkopen. De winkelier van de streekwinkel waar je alleen producten uit de buurt vindt, met aandacht en zorg geteeld en geselecteerd. Dat geeft een gezonde dosis meer vertrouwen dan wanneer je niet precies weet wat er in je eten zit.
En er is nog meer aan de hand. Door deze producenten en winkeliers te steunen, houd je het boerenlandschap om je heen in stand. Een van de schrikbeelden die ik heb, is dat de boeren en tuinders om mij heen het niet redden. Niet op kunnen tegen de macht van de industrie, groothandel én supermarkt, die hun tomaten liever uit het buitenland halen, omdat de arbeidskosten daar zo laag zijn. En die deze producten zelfs inclusief vervoerskosten van daar naar hier, nog goedkoper kunnen inkopen, dan bij die lokale voedselproducent.
Maar wat halen we binnen en stoppen we dan in onze mond, als de regelgeving op bijvoorbeeld het gebruik van pesticiden in het buitenland heel anders is? Wat is het effect van massaproductie op ons lichaam, op onze omgeving, op onze natuur en ons milieu? Worden die toch al beperkt aanwezige weilanden dan opgeslokt door de stad en volgebouwd? De glazen kassen van het Westland vervangen door beton?
Shop dus lokaal
De boodschap moge duidelijk zijn: koop lokaal eten om te voorkomen dat dat schrikbeeld werkelijkheid wordt. En denk je nu dat je niet alles wat je wilt eten, lokaal kunt kopen? Dan kun je nog eens aangenaam verrast worden, als je goed om je heen gaat kijken. Zo verrast als ik was toen ik ging fietsen voor mijn lokale eten, dat gevoel gun ik ieder mens! Dus uiteindelijk shop je lokaal dus ook helemaal voor jezelf… en je helpt er ondertussen gewoon de lokale ondernemer mee.