De Kortste Weg

De Dutch Food Week ziet er door corona anders uit dan normaal. De planning veranderde zelfs vorige week nog, door de aangescherpte coronamaatregelen. Daardoor zal er van 10 tot 17 oktober toch geen Rotterdamse markt zijn met kraampjes van de deelnemers. En de door het hele land verspreide activiteiten die doorgaan, vinden in aangepaste vorm plaats. 

Sammy Shawky

“We gaan heel veel activiteiten virtueel doen”, vertelt Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer. Zo wordt de week afgetrapt via een livestream en zullen er op de website filmpjes met interviews en demonstraties te zien zijn. Ondanks het schrappen van de grote markt, is er volgens de organisatie ook nog genoeg offline te beleven. Zo is er een kleine markt in De Bil en kun je bramen plukken in Drenthe of ‘loeren bij de boeren’ in Hedel. 

Voedsel weer waarderen
Het programma ziet er niet alleen door corona anders uit, ook de nieuwe voorzitter heeft een aantal wijzigingen doorgevoerd. Duijzer wil zich met de week meer gaan richten op de landbouw en de voedingssector in Nederland en op Nederlandse consumenten. “We willen mensen lekkere producten uit eigen land laten proeven, zodat ze zien dat eten gezond en gezellig kan zijn”, zegt hij. 

We willen mensen lekkere producten uit eigen land laten proeven”

Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer

“Vers voedsel is belangrijk, daar willen we mensen weer bewuster van maken.” Consumenten zijn dat volgens Duijzer tegenwoordig een beetje kwijtgeraakt, en betalen daardoor ook geen goede prijs voor voedsel. “Wij geven maar zo’n 10 procent van ons inkomen uit aan eten, terwijl dat in sommige landen wel 50 procent is. We moeten ons voedsel dus weer leren waarderen.” 

Voorzitter Dirk Duijzer

800 kilometer
Als het aan Duijzer ligt gaan we meer lokaal eten. “Hoe dichterbij je een product koopt, hoe betrouwbaarder het is en hoe beter je de duurzaamheid kunt waarborgen”, zegt hij. Daarom voert hij achter de schermen gesprekken met allerlei partijen, ook vanuit zijn rol als directeur van de topsector Agri&Food. “Soms zijn die gesprekken best spannend, want het raakt bedrijven echt. Maar het besef dat een kringloop belangrijk is neemt wel toe.” 

Duijzer erkent dat een korte kringloop niet voor alle producten is weggelegd. “Sommige producten verschepen we heel ver omdat ze hoogwaardig zijn, zoals babypoeder of zaaigoed.” Maar de meeste producten zou hij het liefst niet verder dan 800 kilometer verschepen. “Dat is de afstand die een vrachtwagen op een dag kan rijden.” Volgens hem zijn al veel boeren bezig met het maken van kortere kringlopen. “Iedereen die nadenkt over dat soort stapjes juich ik toe.” 

“Hoe dichterbij je een product koopt, hoe betrouwbaarder het is en hoe beter je de duurzaamheid kunt waarborgen”

Dutch Food Week-voorzitter Dirk Duijzer

Boerenprotesten
Kortere kringlopen kunnen volgens Duijzer niet alleen bijdragen aan meer duurzaamheid, ze zouden ook kunnen zorgen voor betere marges voor boeren. “Bij de boerenacties gaat het vaak over de marges in de keten, dat staat nu echt hoger op de agenda”, zegt Duijzer. “Als boeren bij hun productie ketens ertussenuit halen, dan kunnen er ook kosten tussenuit en stijgen de marges.” En daarbij hoeft niet gekozen te worden tussen kosten of duurzaamheid, want dat kan volgens de voorzitter hand in hand gaan. 

Foto Jeroen van der Wielen

“Ik hoop dat deze week bijdraagt aan het besef dat voedsel belangrijk is, en dat het iets kost”, zegt Duijzer. “In Nederland is er dichtbij veel goed eten te vinden en ik zou het leuk vinden als mensen en kinderen zich dat meer beseffen.” 

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het nieuwe mestbeleid dat minister Schouten dinsdag presenteerde, krijgt bij boerenorganisaties de handen niet bepaald op elkaar. Ze verwachten dat het onhaalbaar is en te duur. Volgens boer Jan Duijndam kan het wel degelijk anders, hij doet met zijn Hoeve Biesland in Delfgauw al twee decennia mee aan het landelijke project Boeren voor Natuur. “Mijn mest brengt geld op,” zegt hij.

Kees Vermeer

Landbouw en natuur staan niet los van elkaar, maar zijn met elkaar verweven. Dat is het uitgangspunt van Duijndam. “Een gezond bedrijfssysteem leidt van nature tot meer weidevogels, meer biodiversiteit, kringlooplandbouw en korte ketens.”

Boeren voor Natuur startte aan het begin van deze eeuw, op initiatief van Alterra, het kennisinstituut van Wageningen Universiteit, dat zich bezighoudt met zaken als natuur, milieu, bodem, biodiversiteit en duurzaam ruimtegebruik. Behalve Hoeve Biesland doen er drie bedrijven in Overijssel aan mee. Toen Alterra praktijkbedrijven zocht voor het project, was Duijndam al volop bezig met de integratie van landbouw en natuur.

Jan Duijndam

“De trend was destijds: we moeten steeds groter en steeds efficiënter worden. Maar dat wilde ik niet, en op deze plek kan dat helemaal niet. Landbouwminister Gerrit Braks zei al in 1983 dat er te veel mest was in Nederland. Dat was tien jaar voordat dit bedrijf is gebouwd. Ik wil geen mestprobleem hebben. Want dat belemmert altijd je bedrijfsvoering. Daarom vond ik dat het anders moest. Nu brengt mijn mest geld op, want ik verkoop het aan particulieren en ook aan de glastuinbouw. Die profiteert zo van mijn bedrijfssysteem en doet mee aan de biologische kringloop.”

Inmiddels werkt Duijndam samen met partijen als Provincie Zuid-Holland, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de Weidevogelvereniging, de Vogelbescherming en Waterschap Delfland. Hoeve Biesland is tevens een erkende zorgboerderij met dagbesteding, stageplaatsen en vrijwilligerswerk voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, psychische problemen, en voor nieuwkomers in Nederland.

Holistische landbouw
Landschapsbeheer is een belangrijk element in het werk van Duijndam. Op de website staat te lezen: ‘We bieden mens, dier en natuur de mogelijkheid om zich te ontwikkelen door rust en ruimte te creëren en zijn hierin afhankelijk van de natuur. Telkens zoeken we naar innovatieve manieren om het produceren van voedsel en het houden van vee zo duurzaam en sociaal verantwoord mogelijk te maken.’ Duijndam noemt dit multifunctionele landbouw, of ook wel holistische landbouw. “Er wordt nu teveel gedacht in hokjes. Ik hoor bijvoorbeeld veel over kringlooplandbouw. Dat is in mijn ogen niet dé oplossing, maar een schakel in de keten. Hetzelfde geldt voor biodiversiteit. Dat moet geen doel op zich zijn. Biodiversiteit ontstaat niet door meer inzaaien van zaden en kruiden, maar is een natuurlijk gevolg van goed bezig zijn met bodem, planten, dieren, mineralen, CO2, enzovoort.”

Draagvlak
Een andere belangrijke schakel in de keten, zeker in deze tijd, is maatschappelijk draagvlak. Burgers laten immers duidelijk horen wat ze van iets vinden. “Ze kijken over je schouder mee”, aldus Duijndam. “Maar dat kan helemaal geen kwaad. Want dat kan een goede PR-machine zijn voor je bedrijf. Burgers zijn ook een klankbordgroep voor waar je mee bezig bent. Als mensen tevreden zijn en dat doorvertellen, is het gevolg dat meer mensen naar je toe komen om hier hun producten te kopen. Dat is de formule van de korte keten. Het is dus belangrijk om met alle schakels tegelijk bezig te zijn. Boeren voor Natuur is een totaalconcept. Maar er zijn nog niet veel partijen die het hele palet overzien. Mijn ervaring is dat de meeste beleidsmensen vooral kijken naar hun eigen vakgebied.”

“Kringlooplandbouw is niet dé oplossing, maar een schakel in de keten”

Jan Duijndam

Veranderingen hebben tijd nodig. Duijndam is nu een kwart eeuw bezig ‘en ik ben er nog lang niet’. Alleen worden subsidies voor slechts enkele jaren uitgegeven en beleidsmakers willen vaak binnen enkele jaren resultaat. “Maar zo werkt het niet. Grote veranderingen moet je minimaal een generatie de tijd geven. Iedere tien jaar moet je evalueren hoe het gaat en of je processen moet bijsturen. Daar moet je zéker ook burgers bij betrekken. Je moet doorgaan en de mogelijkheden blijven zien. En als bedrijf in the picture blijven voor de mensen.”

Dat laatste lukt Duijndam zeker: Hoeve Biesland maakt een levendige indruk. Ondanks de vrij afgelegen ligging weten mensen de boerderij te vinden om groenten, fruit, zuivel, vlees en streekproducten te kopen. 

Waterstof
Duijndam blijft zijn bedrijf ontwikkelen. Hij denkt al een tijdje na over een waterstofcentrale, waarbij hij waterstof maakt met energie die hij zelf opwekt met zonne- en windenergie. “Ik wil de kringlopen van voedsel en energie sluiten. Bijvoorbeeld met zonnepanelen, waarvoor op een boerderij genoeg ruimte is. Waterstof is nu nog niet efficiënt, maar ik denk dat dat zal verbeteren. Dan kan waterstof een concurrerende energiebron worden. Maar ook dit moet geen doel op zich worden. Een boer is in eerste instantie bezig om binnen een gesloten kringloop zijn bedrijf te laten draaien en zo veel mogelijk voedsel te produceren. Hij is niet primair bezig met stikstofuitstoot, of minder maaien, of weidevogels. Niet de boer, maar het bedrijfssysteem zorgt voor biodiversiteit, minder uitstoot en een gezonde bodem. De boer houdt zich bezig met waarvoor hij is opgeleid. Al het andere is uitvloeisel van een goed bedrijfssysteem. Dat is precies waar we naar toe moeten. Dat is Boeren voor Natuur.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Na wekenlang dicht te zijn geweest, opende zaterdag de regiomarkt Rotterdamse Oogst voorzichtig de deuren voor bezoekers die 1,5 meter afstand kunnen houden. Antropoloog Vincent Walstra deed het afgelopen jaar voor de Universiteit Leiden onderzoek naar de bezoekers. Waarom is de markt zo populair?

Sammy Shawky

“Er staan eigenlijk twee dingen centraal”, vertelt Walstra. “De ene is de sfeer die de markt heeft. Het is een leuke plek om naartoe te gaan. Het andere is meer wat de markt doet, de functie die het heeft in de voedselvoorziening.” Op de regiomarkt, waar je lokaal geproduceerd voedsel kunt kopen, is volgens Walstra de sfeer essentieel. Zelfs, zoals nu, zonder terras. “Het sociale aspect is heel belangrijk, er is veel contact tussen marktverkoper en bezoeker.”

Relatie tussen marktverkoper en klant
Door dat contact komen mensen meer te weten over wat ze eten en waar dat vandaan komt. “De relaties die ontstaan tussen marktverkoper en klant zijn heel waardevol”, zegt Walstra. “De klant leert dat voedsel niet zomaar in de schappen groeit, maar dat er een hele wereld achter zit. En je kunt vragen stellen, zoals waarom de kool deze week zo klein is of waarom er in de winter geen paprika’s zijn.” Dat lukt je in de supermarkt niet.

Antropoloog Vincent Walstra maakt foto’s van de etenswaren voor zijn onderzoek

En niet alleen voor de klant is dat contact volgens hem belangrijk. “De boeren die er hun producten verkopen komen door de markt ook in de stad en zien waar de producten heengaan.” Ook krijgt de marktverkoper zo meer feedback over wat lekker is en wat niet. Ook nemen sommige verkopers zelfs speciale producten mee voor hun klanten.

Een terugkerend thema in het onderzoek van Walstra is het belang van emotie voor de smaak van je eten. “Verschillende boeren beweren dat als je weet waar bijvoorbeeld de geiten en kippen staan die jouw kaas en eieren maken, je een emotionele band met het eten creëert”, vertelt Walstra. “Daardoor zou het ook lekkerder gaan smaken. En in die theorie kan ik me wel vinden.”

Wantrouwen tegen supermarkt
Een andere reden waarom mensen naar de Rotterdamse Oogst gaan is volgens Walstra omdat ze weinig vertrouwen hebben in de producten uit de supermarkt. “Veel mensen wantrouwen de voedselindustrie”, vertelt Walstra. “Het beste middel tegen wantrouwen is transparantie en er is niks transparanter dan je eten kopen direct bij de boer.”

Hij vertelt dat de markt eigenlijk een soort eigen kwaliteitslabel is geworden, al zorgt dat ook soms voor verwarring. “De markt claimt niet dat alle producten biologisch zijn, maar soms denken mensen dat wel. Ze hangen aan ‘lokaal’ dan ook meteen labels als ‘bio’ en ‘fair’”, zegt Walstra. En dat kan volgens hem soms wel lastig zijn.

De markt, anders dan de supermarkt, staat voor veel mensen voor betrouwbaar voedsel. “Maar als ik vraag waarom dat zo is, dan hebben mensen daar niet altijd meteen een antwoord op.”

Antropoloog Vincent Walstra

De enige eis voor producten op de markt is dat ze lokaal zijn, dus geproduceerd binnen een straal van vijftig kilometer van Rotterdam. Walstra zegt dat de markt, anders dan de supermarkt, voor veel mensen staat voor betrouwbaar voedsel. “Maar als ik vraag waarom dat zo is, dan hebben mensen daar niet altijd meteen een antwoord op. Wel noemen ze vaak het directe contact met de boeren.”

Dagelijkse boodschappen
Naast het sociale contact en het wantrouwen in de supermarkt gaan mensen volgens Walstra ook naar de markt voor de kwaliteit van de producten. En daar hoeft geen hoge prijs aan te zitten. “Deze markt wordt snel gezien als iets elitairs”, vertelt hij. “Maar dit is zeker geen markt waar je alleen maar luxeproducten kunt kopen.” De markt verkoopt juist veel dagelijkse producten, maar heeft ook gespecialiseerde producten zoals kramen met wild, allerlei verschillende paddenstoelen. Er is zelfs lokaal geproduceerde sambal.

Ondanks dat de markt volgens Walstra niet elitair is, ziet hij in de klanten ook geen afspiegeling van de Rotterdamse stadsbevolking. “Het is echt een selecte groep mensen die zich hier vooral mee bezighoudt. Vaak komen ze uit de duurzaamheidshoek en zijn ze welvarender dan de gemiddelde Nederlander.” Hij denkt dat dat te maken heeft met de middelen die mensen hebben, niet alleen geld maar ook tijd.

“Het is zeker niet zo dat alles op de markt duurder is, sommige dingen zijn juist goedkoper. Maar je moet wel de tijd hebben om naar de markt toe te gaan en je erin te verdiepen”, zegt Walstra. “Op deze markt zie je de werkelijke prijs, want het eten in de supermarkt is te goedkoop.” Je kunt je volgens hem beter afvragen waarom de prijs voor eten daar zo laag is, dan waarom niet iedereen het eten op de markt kan betalen.

Voedselvervreemding
Walstra, die naast de Rotterdamse markt ook andere initiatieven op het gebied van duurzame voeding onderzoekt, denkt dat duurzaamheid een steeds groter thema zal worden. “Veel mensen zijn gewend aan de schappen van de supermarkt maar weten niet wat daarachter allemaal gebeurt”, zegt hij. “Filosoof Michiel Korthals noemt dat voedselvervreemding.”

Walstra zegt dat veel kinderen in de stad niet weten waar eieren vandaan komen, of dat melk van een geit komt. “Door dit soort initiatieven word je opengesteld aan kennis”, vertelt hij. “Daarmee wordt een zaadje geplant dat alleen maar groter wordt, want als je kennis hebt opgedaan vergeet je die niet meer. De groep mensen die zich bewust zijn van waar hun eten vandaan komt kan dus alleen maar groter worden, en dat zie ik wel echt als iets goeds.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Wat is de CO2-voetafdruk van voedsel, oftewel de footprint van food? Dat gaat de stichting FOODprint zelfstandig meten en berekenen. Want er kan veel verbeteren aan de manier waarop dat nu gebeurt, zegt initiatiefnemer Rob van Leeuwen, van Hof Catering in Den Haag.

Kees Vermeer

Rob van Leeuwen met zijn dochter Julia
Rob van Leeuwen met zijn dochter Julia

Het bedrijf Van Leeuwen heeft onder andere ministeries in zijn klantenbestand en moet daarom ieder kwartaal de duurzaamheid bewijzen aan de hand van bepaalde criteria. Maar Van Leeuwen was het niet helemaal eens met die criteria. “We moesten in geld aantonen dat we voor meer dan vijftig procent duurzaam inkopen. Het inkopen van veel biologisch rundvlees is dan strikt genomen duurzaam, maar feitelijk is dat niet zo. Daarom heb ik uitstoot van CO2 gekozen als criterium voor duurzaamheid. Ook dat is discutabel, want je mist daarmee het circulaire aspect. Maar het lijkt ons voor nu de beste manier. Met de stichting willen we duurzaamheid beter aantoonbaar maken en kennis delen met klanten en collega’s.”

Meten is lastig
Van Leeuwen wil meetbare cijfers om duurzaamheid en CO2-uitstoot te kunnen vergelijken, te veranderen en te verbeteren. Alleen valt ook dat meten nog niet mee. De rekensom is in theorie de CO2-waarde van de gebruikte producten plus de energie die nodig is bij het bereiden van het eten. Daarover zijn op internet vele tabellen te vinden. “Maar ook de ‘levenscyclus’-waarde van een producten moet meetellen”, vindt Van Leeuwen. “Want het maakt verschil of een tomaat uit een plaatselijke kas komt of uit Spanje. Maar er is nog geen duidelijkheid over die waardes. Dat maakt het lastig om eenduidige en betrouwbare cijfers te bepalen voor producten. Voor onszelf hebben we al wel een goede werkmethode. Enkele aanbieders van producten doen berekeningen op basis van zelf gekozen waardes. Als we die consequent gebruiken, kunnen we uitkomsten regelmatig vergelijken. Maar een onderlinge vergelijking van onze duurzaamheid met andere cateraars is nog niet mogelijk.”

Kennis delen
Met de stichting FOODprint wil Van Leeuwen, samen met enkele voorlopers uit de hele keten, op zoek naar een goede duurzaamheidmeting van de voedselconsumptie. Vier groepen studenten doen daar voor de stichting onderzoek naar. Bovendien is er samenwerking met de Provincie Zuid Holland en VNO/NCW om met eventuele subsidie de ideeën breed en professioneel uit te werken.

De stichting wil vertegenwoordigers vanuit de hele keten betrekken, van producent tot afnemer. “Er zijn al veel initiatieven op het gebied van duurzaamheid”, aldus Van Leeuwen. “De initiatiefnemers hebben belang bij het aantoonbaar maken van hun resultaten. Met de stichting willen we initiatieven bij elkaar brengen. Als cateraar staan wij ook open voor lokale partijen. Zij kunnen ons benaderen voor samenwerking. Wij zijn als cateraar een interessante partij voor bijvoorbeeld boeren die duurzame producten aan de man willen brengen.”

Cursussen voor koks
Omdat een cateraar producten levert aan klanten, is het wel belangrijk om die klanten mee te krijgen in de ideeën. Volgens Van Leeuwen is dat geen probleem: “Vrijwel iedereen staat achter duurzaamheid en is zelfs bereid om daarvoor extra kosten te maken. We hebben bijvoorbeeld gekozen voor bepaalde merken vlees en gebruiken alleen Nederlandse producten van de koude grond. Daarmee zijn we nu de menu’s aan het veranderen. Voor koks is dat soms lastig omdat zij anders moeten gaan werken en bijvoorbeeld vegetarische menu’s bedenken. Maar er zijn veel cursussen en opleidingen voor koks op het gebied van duurzaamheid. Voor klanten is de omschakeling minder lastig. Er is steeds meer vraag naar vegetarisch eten, vooral bij jongeren.”

Veel vooruitgang geboekt
Van Leeuwen heeft met zijn bedrijf al veel vooruitgang geboekt wat betreft duurzaamheid. Vorig jaar is een nulmeting gedaan en recent is een tweede meting uitgevoerd. Opvallende bevinding: duurzaam en gezond eten kost niet meer geld. “De duurste component is ons voedsel zijn de dierlijke eiwitten”, legt Van Leeuwen uit. “Dus als je die mindert, ben je goedkoper uit. Dat lijkt me een positieve boodschap en een stimulans voor bijvoorbeeld bedrijfsrestaurants. Bij verduurzaming hoeft geld geen belemmering te zijn.”

Meer thuiszitten heeft ook voordelen: je hebt nu meer koffiedik, waarmee je prima oesterzwammen kunt kweken. Onder de hashtag #nederlandkweektthuis lanceerde het kweekbedrijf Rotterzwam een ‘voorjaarspakket voor de thuiswerkert’ waarmee je precies dat kunt doen. Het is een creatieve manier om de horeca-omzet die het bedrijf normaal gesproken op de been houdt, een klein beetje te compenseren.

Sammy Shawky

“Je hebt nu drie keer meer koffie thuis en dus veel meer koffiedik”, vertelt Siemen Cox, oprichter van Rotterzwam. “Doordat veel mensen nu thuiswerken zetten ze niet alleen ’s avonds koffie, maar ook ‘s ochtends en na de lunch.”

En dat proces van koffiezetten is volgens Siemen eigenlijk heel inefficiënt. “Maar 0,2 procent van de koffie die we zetten komt in het kopje terecht, de rest is afval.” De berg koffiedik die overblijft van ons dagelijkse bakkie pleur komt vaak terecht bij het restafval en wordt dan verbrand. “Zonde”, vindt Siemen. “Op koffiedik kan je prima oesterzwammen kweken, en zo maak je maximaal gebruik van grondstoffen.”

Dichte deuren
De zwammen kweken ze in speciale containers in Rotterdam en die worden normaal verkocht aan restaurants. “Dat is zo’n 80 procent van onze productie, dus dit is echt een flinke klap”, zegt Siemen. “De zwammen verkopen we nu via Rechtstreex of Supportyourlocals, en de afhaal bij restaurants komt gelukkig langzaamaan op gang.” Ze hebben nog wel een vriezer vol met oesterzwambitterballen waarvoor nog naar een oplossing wordt gezocht. “Misschien openen we wel een drive through, zodat mensen ze kunnen afhalen.”

Pakket Giraf

Yoghurtemmer of melkpak
Het thuiskweken is overigens niet zo moeilijk als het klinkt, zegt Siemen. “Maar je moet je wel even verdiepen in de instructies.” Doe-het-zelvers kweken hun zwammen in een yoghurtemmer of een melkpak, maar je kunt ook een kant en klare ‘growkit’ bestellen. Met een zakje broed erbij ben je dan klaar om te beginnen. Met de growkit van Rotterzwam kweek je in ongeveer een maand volgens Siemen tussen de 500 en 750 gram oesterzwammen.

Het bedrijf ziet duidelijk dat Nederlanders nu meer thuiszitten en op zoek gaan naar nieuwe bezigheden. Zo is de omzet van de webshop afgelopen maand meer dan verdubbeld, vertelt Siemen. Maar de coronamaatregelen hebben ook nadelen. Het bedrijf haalt normaal koffiedik op bij kantoren om hun eigen oesterzwammen op te kweken. “Maar veel kantoren zijn nu dicht, dus moesten we overstappen op stro. Minder hergebruik, maar de oesterzwammen groeien zo ook goed.”

Rest de vraag: wat je dan moet doen met al die oesterzwammen? “Keuze genoeg”, zegt Siemen. “Je kunt er een omelet mee maken, dat noem ik dan een ‘zwammelet’. Of gebruik ze in een lekkere risotto, roerbak ze of maak er een stevige soep van. Oesterzwammen zijn eigenlijk net zo veelzijdig als ui!”

Dat een ananas niet in Nederland groeit, kunnen de meeste mensen wel bedenken. Maar dat veel van de ‘gewonere’ producten die wij eten, zoals sommige kweekvis en knoflook, duizenden kilometers afleggen voordat ze in de schappen van de supermarkt belanden, dat beseft niet iedereen.

Tosca de Jong

Culinair journalist Laura de Grave (32) kon haar ogen niet geloven toen zij voor haar boek Nederland Kookboek op een elektrische motor door heel Nederland reed om research te doen. ,,Ik zag hoeveel mooie en lekkere producten we in Nederland hebben. Producten waarvan we niet eens het bestaan weten.’’

Cover Laura's kookboek

Laura bezocht alle provincies en ging langs bij boeren en lokale ondernemers om te zien wat zij in huis hebben. Van Goudse boerenkazen tot worstenbroodjes in Noord-Brabant. De schrijfster raakt niet uitgepraat over haar ontdekkingstocht, simpelweg omdat er zoveel voorbeelden te noemen zijn van dat grote Nederlandse aanbod. Het is voor haar dan ook een raadsel waarom producten van kilometers ver moeten komen.

,,Maar ook andersom. Meer dan tachtig procent van onze visvangst uit de Noordzee gaat naar het buitenland. Dat is gigantisch veel en totaal niet duurzaam. En wij importeren weer kweekvis uit Azië. Dit is heel krom. En het is zo zonde dat we dit doen.’’ Ook noemt zij onze verse knoflook. Dat gaat bijna allemaal naar het buitenland. ,,En wij eten knoflook uit China.’’ Het valt voor haar niet te rijmen dat een bord eten misschien wel 30.000 kilometer heeft afgelegd. ,,Ik ben daar heel erg van geschrokken.’’

‘Je weet niet wat je proeft’
Tijdens haar tocht vielen een aantal mooie producten haar op. Ook uit Zuid-Holland. ,,Een van mijn lievelingsproducten is de Boeren Leidse kaas ‘met sleutels’, gemaakt van afgeroomde melk en komijn.’’ Laura vertelt dat deze kaas in de Gouden Eeuw ontstond als bijproduct van boter. ,,Destijds waren er honderden kaasmakers die deze kaas maakten, tegenwoordig zijn er nog maar tien, onder wie Theo Warmerdam van De Sophiahoeve in Warmond.

Leidsche Kaas

Ook de boerenroomboter en de échte karnemelk die gemaakt worden tijdens het proces van het kaasmaken van de Boeren Leidse kaas, behoren tot mijn lievelingsproducten uit Zuid-Holland. De boter vergelijk ik wel met een grote goudklomp en de karnemelk smaakt zó vol en romig, je weet niet wat je proeft.’’

Volgens Laura is het helemaal niet (zo) moeilijk om lokaler te kopen. De reden waarom we dit niet doen heeft alles met onwetendheid te maken. ,,Vraag maar eens aan iemand wat er zoal in de Noordzee zwemt, dat weet niemand!’’

Supermarkt
Ook tijdens het boodschappen doen in de supermarkt sta je er niet altijd bij stil waar een product eigenlijk vandaan komt. ,,Maar, als je dichterbij je eten staat en dit wél weet, dan zul je ook meer lokaler gaat kopen. Ik vraag me soms af of we alles maar moeten hebben, er is zoveel keus.’’

Gelukkig is er ook goed nieuws. Er zijn namelijk veel manieren om wél lokaal te kopen. Ook als je in een stad woont of een drukke baan hebt. ,,Je ziet steeds meer initiatieven op gang komen waarbij boeren gelinkt worden aan nieuwe klanten. ,,Vooral sinds de discussie rondom de boerenprotesten is het een hot-topic. Zeker jonge mensen kijken naar andere mogelijkheden en worden creatiever. Dus ja, ik heb wel hoop voor de toekomst!’’

Boer Theo met zijn Leidsche Kaas


Tips van Laura om toch lokaal te kopen

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Hoewel de banken het niet zien zitten en andere boeren sceptisch zijn, gooit boer Cornelis Mosselman op Goeree-Overflakkee zijn hele bedrijf om. Hij stapt af van de traditionele akkerbouw om zich volledig op de vernieuwende ‘strokenteelt’ te richten. Zijn droom is om vooral te leveren aan lokale consumenten en bedrijven, de korte keten. Maar hij heeft een probleem: zijn bedrijf is te groot voor de korte keten, maar te klein om aan supermarkten te leveren.

Wouter van Wijk

Strokenteelt? Wat is dat precies?

“In plaats van een groot veld met één gewas, verbouwen wij acht gewasgroepen op een stuk land. In smalle stroken van drie meter breed. Dat heeft een hoop voordelen. Zo creëren we een stabieler systeem. Door de biodiversiteit maken ziekten en plagen minder kans. Bijvoorbeeld de aardappelziekte, Phytophtora, breidt zich steeds verder uit. Ook tripsen, onweersbeestjes worden een steeds groter probleem.”

Cornelis Mosselman

Hoe helpt strokenteelt daartegen?

“De aardappelziekte wordt steeds agressiever. Als je maar één gewas teelt, breidt die zich door de monocultuur veel sneller uit. Als je de gewassen afwisselt in stroken, kan de schimmel zich veel minder snel verspreiden. Hetzelfde geldt voor de onweersbeestjes. Omdat je gewassen door elkaar heen teelt, zitten er veel meer andere soorten insecten op je land. Met ook natuurlijke vijanden van die onweersbeestjes.”

Zijn er meer voordelen?

“Zeker! Heel veel. Je put het land bijvoorbeeld niet uit, door de afwisseling van gewassen. Ik verwacht bijvoorbeeld dat ganzenoverlast ook afneemt. De gans wil namelijk van zich af kijken. Op een veld met alleen laag gewas kan dat. Met afwisselende gewassen kunnen die beesten niet zo ver kijken. Ik weet het niet zeker, maar ik kan me voorstellen dat ze liever niet op een land met strokenteelt zitten. Zo is er een heel rijtje potentiële voordelen te bedenken. Dat wordt een interessante ontdekkingstocht.”

Wat is er mis met de traditionele akkerbouw?

“Dat heb ik de afgelopen dertien jaar gedaan. Met alle nadelen van dien voor de natuur en voor jezelf. Ik zag mijn bodem hard achteruit gaan en dacht: dit is niet vol te houden. De volgende generatie moet ook nog op dit land kunnen telen. Mijn vader van eenentachtig zag dat ook. Hij zag de bodem en de schaalvergroting en zei: ‘op deze manier is het niet leuk meer’. Je ziet nu dat mensen wel kleine stapjes maken, maar daar geloof ik niet zo in. In de kern gaat het niet goed. Wat we aan de ene kant goed doen, wordt aan de andere kant weer teniet gedaan door bijvoorbeeld steeds grotere machines waarmee de bodem wordt vernield. ‘Achteruitboeren’ noem ik dat. Bedrijven worden in rap tempo groter, boeren hebben zo 300 tot 400 hectare land. Dan zie je bijvoorbeeld polders vol akkermelkdistels staan. Vroeger trok de boer die er soms zelf met de hand uit. Maar met 400 hectare lukt je dat natuurlijk niet. Wij gaan Vooruitboeren!”

Vooruitboeren, achteruitboeren? Leg dat eens verder uit?

“Als je in het systeem zit, zie je ook niet zo goed dat het anders kan. De banken, de overheid en de toeleveranciers sturen veelal aan op schaalvergroting. Banken willen dat je investeert in machines. Maar machines moeten helemaal niet leidend zijn voor een natuurlijk systeem! Dat noem ik Achteruitboeren. Hier op Flakkee krijg je soms het gevoel dat je niet meer meedoet als je geen drie-asser hebt. Zo’n wagen met zes wielen. Als je maar veel land hebt en mooi spul, mooie machines, dan heb je aanzien. Maar ondertussen hangt je nek vol met schulden en krijgt de natuurlijke werking van de bodem steeds minder ruimte. Daar ben ik wars van. Dat wil ik ook niet aan mijn kinderen doorgeven. Het kan op lange termijn ook niet uit. De winst gaat naar banken en multinationals. Die constante roep om schaalvergroting is de oorzaak. Dat moet anders. We hebben meer boeren nodig, niet minder!”

We hebben meer boeren nodig, niet minder!

Cornelis Mosselman

Met minder land per boer bedoelt u?

Cornelis Mosselman

“Ja. Milieuvriendelijk en met veel diversere akkers. Strokenteelt is dan een goede oplossing. maar dat is het beste te combineren met biologische telen, en dat vraagt een forse omschakeling. Omdat dit een zoektocht is met een open eind, lijkt het voor de banken te onzeker. Je past niet in hun model. Ik heb niets tegen mijn relatie beheerder bij de bank, maar ben wel negatief over het bankwezen als geheel. Vroeger liep de directeur van de plaatselijke Rabobank met mijn vader het kavelpad uit om te kijken hoe de gewassen er bij stonden. Nu wordt er voor mijn gevoel aan de hand van kille cijfers ergens ver weg op een kantoor over je beslist.”

Hebben de banken het gedaan dan?

“Nee, het is het hele systeem. Boeren zijn ook niet onschuldig. We zijn met z’n allen een beetje schuldig. Eigenlijk is er sinds de plannen van Mansholt, om de voedselvoorziening na de oorlog op gang te brengen, niets veranderd. Schaalgrootte lijkt alles. Dat is zo ontzettend doorgeslagen. Mansholt keerde zich er zelf uiteindelijk ook tegen. Hij wist dat het op termijn niet goed zou gaan wanneer zijn beleid te ver zou doorvoeren.”

Uiteindelijk heb ik een flink stuk land verkocht, zodat ik het echt kon gaan doen zoals ik het diep in mijn hart wilde

Cornelis Mosselman

Hoe werkt zo’n omschakeling?

“Uiteraard speelde de gedachte dat het radicaal anders moest al lange tijd in mijn gedachten. Op een gegeven moment besloot ik dat de tijd rijp was om te handelen. Uiteindelijk heb ik een flink stuk land verkocht, zodat ik het echt kon gaan doen zoals ik het diep in mijn hart wilde. De spuitmachine weggedaan, de grote kiepwagens weg. In zo’n wagen gaat bijna 20.000 kilo aardappelen. Door met zo’n gewicht over je land te rijden, vermoord je als het ware het bodemleven. Ik heb ook mijn suikerbietrechten verkocht. Omdat ik de bietenteelt, met veel kilo’s tegen lage prijzen, als grootste bodemverdichter zag, was ook het verkopen van mijn leveringsrechten één van mijn eerste stappen. Prompt werden die daarna veel minder waard, dat was mazzel.”

En wat werkte minder goed, waar loop je tegenaan?

“We zijn zo gewend om te denken dat alles ontzettend maakbaar is. Maar het is gewoon de natuur. Ik geloof niet zo in al die technische oplossingen. We moeten de natuur weer de ruimte geven. Mensen hebben veel begrip daarvoor, maar grootwinkelbedrijven willen vooral leverzekerheid en uniformiteit. Als jij niet levert volgens de door hen gestelde, soms onbegrijpelijke normen, dan iemand anders wel. Verder valt het wel mee. Ik had verwacht grote hobbels tegen te komen. Maar dat valt mee. Het grootste probleem is eigenlijk de afzet. Afzetten in de korte keten spreekt mij het meest aan, dat is geweldig! Maar tot mijn verrassing zijn mijn volumes eigenlijk te groot. Als ik straks in 2022 zeven hectare kool verbouw, dan komt dat op 500.000 kilo. In de korte keten denken ze in termen van 10.000 kilo. En dan heb ik nog maar vijftig hectare. Er zijn veel grotere boeren natuurlijk.”

Strokenteelt

Maar die telen niet biologisch

“Oh, die zijn er wel hoor. Dan telen ze biologisch, maar met enorme schaalgrootte. Het is hun goed recht, ze volgen het keurmerk. Maar ze hebben wel last van die monocultuur. De bodem verdraagt dat simpelweg niet.”

Zou een keurmerk voor strokenteelt uitkomst bieden?

“Dat lijkt me lastig. Hoe ga je dat definiëren? Hoe breed moet een strook zijn? Wat verbouw je? Ik hoop juist dat verschillende gebieden in Nederland allemaal hun eigen variant van strokenteelt krijgen. Dat zou Nederland weer een stuk mooier maken. Ik denk dat je, als je toch al naar biologisch omschakelt, het net zo goed een klein beetje anders kunt doen. Met stroken. Je hebt die banen toch al door je land lopen. Waarom zou je dan niet op ieder baantje een apart gewas verbouwen? Ze komen vanuit de universiteit in Wageningen hier ook kijken. Ze noemen het de donkergroenste vorm van akkerbouw, haha!”

Heeft u tips voor andere boeren?

“Ik denk dat veel boeren wel anders willen, maar niet weten hoe. Probeer buiten de gebaande paden te denken. En kijk vooral naar wat bij jou als ondernemer én bij jouw bedrijf past. Denk ook verder dan de bank. Ik ben ver in gesprekken met een investeerder. Daar ben ik blij mee. Een bank wil op korte termijn een rendement. Een investeerder is meestal ook ondernemer en denkt in langere termijnen. En verder wil ik vooral oproepen om niet in het negatieve te blijven hangen. Dat eerste protest, prima. Maar als de wereld om je heen in rap tempo verandert kun je heel hard ‘boe’ roepen óf je probeert juist op die verandering. Veel boeren zitten zo in het negatieve, terwijl er veel potentie is om je bedrijf mooier te maken. Let op mijn woorden: over tien jaar heeft iedereen serieus over strokenteelt nagedacht, of past het al toe.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Een vernieuwend product in de markt zetten is al een hele opgave, maar het is nog een stuk lastiger als je dat doet terwijl je ook nog grip wilt hebben op elke stap van de keten. Alleen al vanwege de totaal uiteenlopende kennis die er bij elke stap komt kijken. Dat het toch kan, bewijzen bedrijven als BoerBakkerBert met hun eigen gebrouwen sojasaus Tomasu en Willem&Drees met hun biologische maaltijdenboxen. Het blijkt veel voordelen te hebben.

Bo Steehouwer

“Ik heb onderschat wat ervoor nodig is voordat je echt een product helemaal in eigen beheer kunt ontwikkelen”, vertelt Bert Mulder. “De anderen wat er nodig is om een goed verhaal op papier te zetten.” Bert is één van de vier oprichters van het Hoeksche Waardse collectief BoerBakkerBert en daarmee van het merk Tomasu Soy Sauce. “We hebben allemaal een andere achtergrond. Je leert elkaars vak begrijpen en krijgt meer begrip wat ervoor en na jou allemaal gebeurt in het proces. Zo wordt je ook beter in je eigen vak.”

Zelf houdt hij zich vooral bezig met het merk en de marketing. Thomas Uljee – voormalig bakker, bedenker en initiatiefnemer – en Piet van Westen zijn veel te vinden in hun brouwerij. Jeroen Klompe is de boer van dienst. Zonder hem geen sojabonen en tarwe voor de enige in Europese sojasaus gebrouwen in whiskyvaten.

De vier begonnen ruim zes jaar geleden al met de eerste ideeën en voorbereidingen. Ze hebben zich laten inspireren door wijnhuizen. Daar staat alles in het teken van smaak: van de bodem, gewassen en teeltmethodes. Dat was voor hen een van de randvoorwaarden. “Doordat wij de hele keten onder controle hebben, hebben we ook controle over elke knop waar je aan kan draaien voor de smaak. Zoals het type bodem en de temperatuur in de ruimte waar de vaten staan”, aldus Mulder.

Soepel

Vorig jaar april was dan eindelijk de lancering. Een echte ‘Rotterdamse’ sojasaus, van kop tot staart. “Het is echt te gek!”, zegt Mulder. “Je bent anders met je vak bezig. De boer kan praten met degene die met zijn producten aan de slag gaat. En de brouwer spreekt degene die zich bemoeit met hoe de fles eruit moet zien. Achteraf klinkt dat hartstikke logisch, maar dat het zo leuk zou zijn hadden we van tevoren niet bedacht.”

Thomas, Piet en Bert waren al met z’n drieën toen ze op zoek gingen naar een boer. Die zoektocht verliep niet helemaal soepel. “We wilden een boer die teelde op basis van kwaliteit en niet op basis van kwantiteit en opbrengst. Die logica ging er niet. Zelfs niet toen wij omzetgaranties aanboden. Ons principe was: hoeveel heb je nodig om het beste te doen voor je bodem? Je bent onderdeel van ons. Dus verdelen we eerlijk over de keten. Die flexibiliteit hebben we onszelf gegeven, omdat we een keten zijn.”

Uiteindelijk was daar Jeroen. Net als Piet is hij van mening: het niet te groot maken, gewoon doen en proberen. “En dat kan, omdat we met z’n vieren zijn”, vervolgt Mulder zijn verhaal. “Als de boer iets bedenkt, kan de brouwer daar wat mee en kan ik er wat mee.” Binnen een half uur waren de handen geschud.

Eten van een gezonde keten

Ook Willem&Drees zag een paar jaar geleden het licht. De coöperatie van boeren en burgers heeft een online winkel waar biologische maaltijdboxen worden verkocht en aan huis bezorgd. De drie kernpunten: biologisch, de kortste route pakken en de kracht van samen kiezen. “Eten van een gezonde keten”, aldus Willem&Drees. De producten worden voor een eerlijke prijs rechtstreeks bij de boeren ingekocht. En de coöperatie stemt de maaltijden af op het aanbod van de boeren per seizoen. Het bedrijf wil op deze manier niet alleen het verhaal van afkomst van de producten beter aan de consument laten zien, maar ook dat van hun boeren.

Door de hele keten in eigen hand te nemen, zetten BoerBakkerBert en Willem&Drees hun producten in de markt. Ze werken nauw samen met een boer. Stad en platteland komen zo dichter bij elkaar. Iemand uit de stad weet meestal niet goed wat er precies in de agrarische sector speelt en andersom. Voor een boer kan het daarom best lastig zijn om zelfstandig hun product aan de man te brengen. Hetzelfde geldt voor iemand met een goed idee, maar zonder enige agrarische kennis. De handen ineenslaan kan daar een oplossing voor zijn. Wie weet wat voor moois daaruit voortkomt.

Verrassing

Bij BoerBakkerBert weten ze dat ze het ook anders, misschien wel effectiever, aan hadden kunnen pakken. Desondanks zijn ze blij dat ze dat niet hebben gedaan. “We hadden de voedingsstoffen in kunnen kopen”, zegt Mulder. “Dan waren we sneller geweest en hadden we nu al meer verdiend. Maar nu hebben we een goede basis van een paar. Tomasu is ons eerste merk. We hopen dat er nog veel andere merken onder komen.” Begin volgend jaar komt hun volgende product waarschijnlijk op de markt. Wat dat precies is, houden ze liever een verrassing.

Op de vraag of ze één van de schakels op zouden geven, is er dan ook een duidelijk antwoord. “Geen denken aan. Het is ons DNA. Daar komt zoveel kracht uit. Die heeft te maken met verstand van zaken. Doordat we bijvoorbeeld weten wat er in de bodem speelt en welke gewassen we gebruiken, bouw je kennis op over je product. Zo kan je transparantie geven, experimenteren, door ontwikkelen en over een paar jaar patronen herkennen. Dat zorgt voor diepgang in je vak. Daar halen we de meeste lol uit en het onderscheidt ons van de rest.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Steeds meer producenten van voedingsmiddelen onderzoeken de mogelijkheid hun producten rechtstreeks aan de consument verkopen. Dat bleek uit onderzoek van ABN Amro, deze zomer. Producenten zoeken naar mogelijkheden om winkels en distributeurs te omzeilen en de consument direct (digitaal) te bereiken. Maar vindt de consument dat wel een goed idee? Waarom willen producenten dat eigenlijk? En wat komt daar allemaal bij kijken?

Bo Steehouwer

“Wat we zien, is dat veel bedrijven in de sector het contact hebben verloren met hun klanten. De retailers hebben een directe relatie met de consument, maar er sijpelt weinig informatie door naar de producent. Het is voor hen dan ook moeilijk om contact op te bouwen met klanten”, aldus specialist van de food sector bij ABN Amro, Rob Morren. Voor veel grote fabrikanten gaat het volgens hem niet zozeer om omzet, maar om hun klanten beter te leren kennen. Zo kunnen ze onder meer hun assortiment op aanpassen en nieuwe producten testen.

Uit het onderzoek bleek verder dat drie op de tien consumenten hun boodschappen rechtstreeks bij de producent zou willen kopen als die extra’s biedt. “Maar liefst de helft van de consumenten overweegt dit te doen als deze voedingsmiddelen goedkoper zijn of als het speciale producten betreft, die niet in de supermarkt te koop zijn”, aldus het onderzoek.

Hoewel zijn onderzoek vooral over grotere producenten gaat, geldt een deel van de uitkomsten ook voor individuele boeren, zegt Morren: “In de agrarische sector is het soms noodzaak om rechtstreeks te leveren aan de consument. Het is namelijk heel moeilijk om jouw boodschap, waarde en onderscheidend vermogen via een supermarkt te communiceren. Via directe levering kan je veel beter je verhaal vertellen. Daar zijn consumenten vaak van gecharmeerd. De meeste mensen vinden het fijn om te weten waar hun eten vandaan komt, wie ‘hun’ boer is en om dat te steunen.”

Goed verhaal
Tot nu toe klinkt deze ontwikkeling redelijk rooskleurig, maar er hangt een flink prijskaartje aan rechtstreeks leveren aan de consument. “Het betekent dat je veel functies zelf moet vervullen: logistiek, klachtenafhandeling, data analyseren, enzovoort. En daar zitten kosten aan vast. Bij de supermarkt halen klanten het product zelf uit de schappen en nemen het mee naar huis. Als je het gaat bezorgen, dan moet je dat als producent allemaal zelf regelen”, aldus Morren.

Wat dat betreft zijn supermarkten nog een stuk efficiënter, stelt Morren. “En laten we eerlijk zijn, het schap in Nederlandse supermarkt ziet er hartstikke goed en vers uit. Daar moet je als producent tegenop boksen. Dan moet je een heel goed verhaal hebben.”

Bloemkool
Producten met een ‘hoge toegevoegde waarde’ zijn volgens ABN Amro de meest geschikte kandidaten. Of zoals Morren het uitlegt: “Producten waar de consument echt bereid is om meer voor te betalen en waar een hogere marge aan zit”. Die producten verkoopt de supermarkt dan niet en moeten onder andere een uitzonderlijke smaak of kwaliteit hebben. Zo noemt het onderzoek exclusieve koffiecups, zelf samengestelde muesli of proteïne drankjes. Ook een bekende afkomst is één van de redenen. Dat maakt dat de producten ‘dicht bij de boer staan’.

Een andere mogelijkheid is om de consument om een vergoeding vragen voor die extra kosten, want boodschappen bezorgen is lastig kostendekkend te krijgen. Morren: “Als jij een lokale slager hebt met lekker en duurzaam vlees en je bent bereid om meer te betalen als die het thuis bezorgd. Dan kan het. Maar het hangt er allemaal vanaf: wat is de toegevoegde waarde voor de consument? En is die bereid om ervoor te betalen?”

Vooral in de agrarische sector is samenwerking erg belangrijk. Individuele boeren kunnen volgens Morren bijvoorbeeld niet zo’n rechtstreekse levering opzetten, maar samen is weer een ander verhaal. “De consument zit niet te wachten alleen een bloemkool, die wil gewoon een hele versbox hebben. Dus je zal echt moeten samenwerken zoiets succesvol te kunnen doen. Willem & Drees is daar een goed voorbeeld van. Dat is een coöperatie waar boeren eigenaar van zijn. En ze leveren direct aan hun klanten.”

Van meer naar beter
Maar er zijn meer schakels in de agrarische sector die nauwe proberen samen te werken. En dat zorgt voor meer zekerheid voor zowel de producent, als de afnemer. “Bijvoorbeeld door langdurige contracten aan te gaan. Zo zijn verwerkers van groente, fruit, vlees of andere producten zekerder van het juiste product op de juiste tijd. En met goede kwaliteit. Maar zorgt er ook voor dat producenten hun investeringen in duurzaamheid, kwaliteit en smaak ook te gelde maken.”

Morren stelt dat we in Nederland ‘van meer naar beter’ moeten. “Niet meer gaan produceren, maar juist betere producten waar een betere prijs tegenover staat. Dan maak je je ook minder afhankelijk van de prijsontwikkelingen van sommige agrarische producten op de wereldmarkt.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.

Om de stikstofcrisis op te lossen, moeten boeren over op duurzame, lokale kringlooplandbouw, vindt Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber. Die verandering ligt wat haar betreft niet alleen op het bordje van de boer, maar ook op dat van supermarkten, consumenten en de overheid.

Sammy Shawky

Een groot deel van de oplossing voor dit moeilijke vraagstuk, ligt volgens Dik- Faber in de zogenaamde ‘korte keten’: het idee dat er zo min mogelijk schakels zitten tussen boer en consument, waarbij die ook meer contact hebben dan nu. “Er zitten nu zo’n zes tot zeven schakels tussen de boer en de consument. Daardoor weten mensen niet meer goed waar hun eten vandaan komt”, zegt Dik-Faber (ChristenUnie). Zeker ook voor de boer zijn al die tussenstappen nadelig. Ze kosten geld en voegen lang niet allemaal waarde toe. Dat drukt flink op de prijs die de boer ontvangt voor zijn producten.

“Bij kringlooplandbouw denk je na over waar producten vandaan komen. Waarom zou je veevoer halen uit Latijns-Amerika als je het ook in Nederland kunt kopen?” Dat is nog duurzamer ook, want producten hoeven dan niet de halve wereld over te reizen. Dik-Faber zegt dat er voor de omslag naar kringlooplandbouw meer waardering voor boeren en hun werk nodig is. “Maar dat is lastig, omdat je het niet bij wet kunt vastleggen. Je kunt niet zeggen: Gij zult nu waardering hebben voor de boer.”

“Waarom zou je veevoer halen uit Latijns-Amerika als je het ook in Nederland kunt kopen?”

Carla Dik-Faber, Tweede Kamerlid

Daar ziet ze ook een verband tussen de stikstofcrisis en niet-duurzame landbouw: “Er wordt nu heel veel kunstmest gebruikt in Nederland. Daarmee voeg je stikstof toe aan de kringloop op het boerenbedrijf. Aan de andere kant heeft Nederland heel veel varkensstallen en die hebben te maken met mest. Die wordt geëxporteerd. We voegen dus stikstof toe via de kunstmest en de stikstof van de varkensmest gebruiken we niet, maar exporteren we weer.’’ Dat kan anders, ziet ze: “ Ik ben eens bij een varkenshouder geweest die een installatie had naast zijn bedrijf waar mineralenconcentraat uit de mest gefilterd werd. Zo kon hij natuurlijke kunstmest van de varkensmest maken. Zijn buurman strooit nu de kunstmestvervanger van de varkenshouder op zijn land.’’

De invloed van de supermarkt
De boer staat wat Dik-Faber betreft niet alleen voor die grote verandering. Er ligt een belangrijke rol voor de supermarkten. Die kunnen bijvoorbeeld het werk van de boer meer onder de aandacht brengen en hun producten promoten. “Grote supermarkten verschuilen zich nu nog te vaak achter wat de consument volgens hen wel of niet wil. Maar ik geloof daar niet zo in.” Ze ziet wel dat de prijs voor consumenten nu nog vaak doorslaggevend is bij het maken van een keuze in de supermarkt.

Maar producten uit de regio hoeven helemaal niet duurder te zijn, zegt ze. “Ik sprak laatst een supermarkteigenaar die naast het reguliere vlees ook vlees uit de regio aanbood. Op de verpakking stond informatie over de boer en het product en het had een concurrerende prijs.” Doordat de supermarkt het vlees direct inkocht bij de boer kreeg ook hij een eerlijke prijs voor zijn product, iets wat Dik-Faber graag vaker wil zien. “Supermarkten zijn een hele belangrijke schakel tussen boer en consument. Zij bepalen wat er in het schap ligt en welke producten ze aanprijzen in hun tijdschriften. Er is voor hen een grote rol weggelegd in het onder de aandacht brengen van lokale producten bij consumenten.”

Bewustere consumenten en boze boeren
Plannen zijn er genoeg maar zitten boeren en burgers daar wel op te wachten? Dik-Faber denkt van wel. “Voedsel wordt alsmaar belangrijker en mensen maken steeds bewustere keuzes. Ze vragen waar hun eten vandaan komt en willen weten hoe het geproduceerd is. Ook plaatsen ze vraagtekens bij tomaten die geïmporteerd worden uit Zuid-Europa, terwijl we het Westland genoeg tomaten verbouwen.” En lokaal eten hoeft volgens haar niet duur te zijn. “Als je lokale producten koopt uit het seizoen en zelf kookt, ben je zelfs goedkoper uit. Volgens het Voedingscentrum kan dat je zo vijftig cent per maaltijd schelen.”

“Als je lokale producten koopt uit het seizoen en zelf kookt, ben je zelfs goedkoper uit.”

Carla Dik-Faber, Tweede Kamerlid

Ook aan de kant van de boeren is de laatste tijd duidelijk geworden dat zij de huidige situatie zat zijn. “Tijdens de protesten van de afgelopen weken zeiden de boeren dat ze hard werken voor het voedsel, maar dat ze de waardering missen. In het huidige systeem staan ze enorm onder druk. Ze moeten steeds harder werken, voor minder geld. Dat moeten we omdraaien”, zegt Dik-Faber. “Er zijn genoeg boeren die de stap willen zetten richting kringlooplandbouw. Maar dat kan je niet alleen bij de boeren neerleggen, de overheid moet daar ook actief aan bijdragen.”

Naast koeien ook tenten
Boeren kunnen hun steentje bijdragen door in te zetten op multifunctionele landbouw. Dat is landbouw waarbij een boer niet alleen groenten verbouwt of koeien houdt maar bijvoorbeeld ook een camping runt of een winkel heeft. “Dat had vroeger het imago van een hobby, iets voor mensen die niet konden leven van de opbrengsten van het boerenbedrijf. Maar die tijd ligt echt achter ons”, zegt Dik-Faber. “De bedrijfstak is veel professioneler geworden. Multifunctionele landbouw is een mooie manier voor burgers om kennis te maken met het boerenbedrijf.”

Het is daarnaast voor boeren ook een manier om extra inkomsten te genereren. Ongeveer een kwart van de boeren doet dit al en hun aantal neemt toe. Volgens onderzoek van Wageningen Economic Research was in 2018 de omzet van de multifunctionele landbouw 887 miljoen.

Boeren niet alleen
Het gebrek aan draagkracht en vertrouwen bij de boeren ziet Dik-Faber als grootste obstakel op weg naar een nieuwe vorm van landbouw in Nederland. “Twee weken geleden had ik misschien gezegd dat een eerlijk inkomen voor de boer het belangrijkste is. En dat is nog steeds belangrijk. Maar het belangrijkste is nu dat boeren het gevoel hebben er alleen voor te staan”, vertelt ze. “Ze worden overstelpt met regels en vinden dat alles op hun bordje terechtkomt.” Dik-Faber zegt dat het belangrijk is om het vertrouwen van de boeren terug te winnen. “De overgang naar een duurzame en lokale landbouw is iets van ons allemaal. Supermarkten, consumenten en overheid moeten stappen gaan maken, samen met de boeren.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren.