Hoe korter de weg die ons voedsel aflegt, hoe beter voor mens en milieu. Dat is het idee achter de campagne De Kortste Weg, die zaterdag van start gaat in Zuid-Holland. Logisch, zou je zeggen, maar de boodschap is dieper. Niet alleen moet het voedsel letterlijk zo weinig mogelijk kilometers maken, maar ook gezonder eten op tafel krijgen, de boeren aan een beter inkomen helpen en de natuur verbeteren.
De initiatiefnemer van de campagne, de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland heeft daarmee een pittige klus, in vier delen. Het letterlijke deel ligt het meest voor de hand: hoe dichterbij, hoe minder kilometers. En dus: hoe minder brandstof, hoe beter voor het milieu. Om een sperzieboontje uit Marokko op je bord te krijgen, is er nou eenmaal meer uitstoot van schadelijke gassen nodig dan een boontje uit de Hoeksche Waard.
“Het aantal kilometers is belangrijk, maar er is meer,” zegt Alex Ouwehand, directeur van de federatie, “Met de huidige landbouw worden akkers en weiden stil. Letterlijk. Het aantal vogels neemt af. Insecten sterven uit. En daarbij willen we de consument weer de keuze geven. Nu heb je die eigenlijk niet. We willen dat de consument weer kan kiezen voor lokaal voedsel.”
Voedsel uit deze zogenaamde ‘korte keten’, komt met maximaal één tussenschakel van het land land van de boer naar je bord. Door een kilo aardappels op die manier te kopen, blijft er minder geld aan de strijkstok van supermarkten, vervoerders en distributeurs hangen. Daarmee blijft er meer geld over voor de boer, en kan de boer beter zorg dragen voor de natuur.
“Zolang de supermarkten alles kunnen beslissen in onze voedselketen, gaat er niet veel veranderen. Die macht zullen ze niet zo snel loslaten. Maar als consumenten het willen, volgen die supers uiteindelijk wel. Het is de vraag wie de eerste supermarkt wordt die de beweging maakt.”
De campagne is voor de Natuur- en Milieufederatie een onderdeel van de ‘voedseltransitie’. Van een voedselketen waar alle macht bij supermarkten en hun distributeurs ligt, naar een keten die meer in evenwicht is. Meer macht en geld voor boeren dus.
Maar voor dat geld kan de boer theoretisch ook een nieuwe auto kopen. ,,Daar ben ik niet bang voor. Als zo’n boer de stap zet naar meer biologisch en natuurvriendelijk boeren, en de kortste weg, dan heeft hij al afscheid genomen van zo’n grote auto en zit hij op een heel ander spoor. Nu krijgen ze subsidie voor natuurbeheer. Maar die subsidies veroorzaken een heel raar mechanisme. Veel boeren hebben zoiets van ‘Hier krijg ik het geld voor, meer doe ik niet.’ Dat zit in de kortste weg anders.”
Bijkomend voordeel van de viertrapsraket, is dat verse groenten gezonder zijn dan minder verse. Groenten van dichtbij zijn natuurlijk per definitie verser dan die van ver weg. Daar komt bij dat de Nederlandse normen voor onkruidbestrijding steviger zijn dan in bijvoorbeeld Marokko, Turkije of Argentinië. Waardoor je dus ook minder gif op je appel vindt. Ouwehand: ,,Dat geldt niet voor alle groenten overigens, hier worden ze soms ook platgespoten. Maar als je als boer die stap hebt gezet, ga je op zoek naar alternatieven. De korte keten levert per definitie lekkerder en gezonder voedsel. Lekkerder trouwens ook in psychologische zin. Het is gewetensvoller.”
Voor het zover is, heeft De Kortste Weg nog een lange weg te gaan, erkent Ouwehand ook: “Het is flink afkicken. Alles begint met kleine stapjes. Die worden uiteindelijk bij elkaar een grote stap. Dit is ook zo’n stapje. Op Youtube staat zo’n filmpje van een dansende man. Eerst wordt hij voor gek verklaard, maar binnen zes minuten staat het hele veld te dansen. Zo is het ook met dit project. Er zijn een aantal mensen al tien, twintig jaar bezig. Dat was het begin. Die werden voor zot verklaard. Nu zijn we verder. Wij doen er weer een schepje bovenop en uiteindelijk dansen heel veel mensen. Een ballade voor heel Nederland.”
We vinden het inmiddels de normaalste zaak van de wereld: appels komen uit Argentinië, de sperziebonen uit Marokko en kersen uit Turkije. Maar is dat wel zo normaal, als je bedenkt dat die groenten ook om de hoek gekweekt worden? Nee, vindt Drees Peter van den Bosch, voorzitter van de Taskforce Korte Ketens en onlangs benoemd tot nieuwe manager van voedselinnovatienetwerk Foodsquad.
,,Het huidige voedselsysteem is heel rigide. Duizenden boeren kunnen niet voor- en niet achteruit. Ze worden gedicteerd door anderen in die keten.” Van den Bosch doelt op de machtige supermarkten en tussenhandelaren. Om dat te doorbreken richtte hij tien jaar geleden Willem & Drees op, een bedrijf dat in Zuid Holland maaltijdboxen verkoopt met biologische waren van lokale boeren. Een voorbeeld van hoe het ook kan. ,,Belangrijkste element in een korte voedselketen is dat de spelers dichtbij elkaar staan en gelijkwaardig zijn. Zo kun je problemen samen oplossen en dingen aanpassen in die keten. Op die manier kun je een nieuw voedselsysteem het beste vormgeven.”
Via Foodsquad wil hij de manier waarop wij voedsel produceren en kopen veranderen, op grotere schaal. En dat is hard nodig, want het huidige systeem is niet meer beheersbaar en de nadelen voor de natuur zijn te groot geworden, vindt hij. Daar zijn steeds meer mensen het over eens. ,,Dat zie je bijvoorbeeld in de melkveehouderij. Tien jaar geleden zagen wij de negatieve kanten eigenlijk niet en werd deze sector als gezond en relatief duurzaam gezien.” Dat de melkproductie gepaard gaat met fosfaat, mest, uitstoot van methaan en andere schadelijke gassen, werd eigenlijk genegeerd. ,,Na de schaalvergroting van de afgelopen 10 jaar zitten boeren nu nog meer vast in het systeem terwijl de druk vanuit de maatschappij de komende jaren zal toenemen om in te krimpen of aan te passen,” denkt Van den Bosch..
,,Als al die melkveehouders in een korte keten hadden gezeten, was hun weerbaarheid groter geweest. Dan kun je relatief snel oplossingen verzinnen als je veestapel verkleinen, groenten gaan telen, een gemengd bedrijfsmodel bedenken. Nu zit iedereen in die keten vast in een systeem met financiers en een grote coöperatie. We moeten de komende jaren heel veel veranderingen in ons voedselsysteem doorvoeren, inspelen op de markt, niet rigide vastzitten in een systeem waar je niet uitkomt. Boeren moeten sneller kunnen innoveren en de maatschappij moet ze daarbij ondersteunen.”
Om dat laatste voor elkaar te krijgen, moet het systeem anders: ,,Als jij nu 250 koeien hebt, levert aan FrieslandCampina en 31 cent voor je liter melk krijgt, zit je dus vast in een systeem. Je moet heel veel produceren om een goed inkomen te hebben. Dan is het heel lastig om dingen aan te passen op je bedrijf. Kleine stapjes voorwaarts leveren jou dan helemaal geen geld op. En ze kosten je productiviteit.”
De oplossing? De boer moet weer, meer aan het roer komen te staan van zijn eigen afzet. In een zogenaamde korte keten. ,,Als jij als boer in zo rechtstreeks aan consumenten levert, dan is innovatie veel makkelijker. Je kunt zelf je prijs bepalen. Je maakt bijvoorbeeld een ander soort kaas. De toegevoegde waarde voor het landschap, of de smaak, of het dierenwelzijn kun jij zelf doorvertalen in de prijs. Je moet er natuurlijk wel een goed verhaal bij hebben.”
Dat kan uiteraard niet van de een op de andere dag: ,,Het is veel meer een denkwijze dan een kant- en klare oplossing. De korte keten is niet altijd duurzamer, altijd beter voor de natuur. Soms wel, maar het is vooral een manier om het anders en in de toekomst beter te kunnen doen. Je kunt ook in de korte keten een megastal bouwen en het vlees zelf aan consumenten verkopen. Maar we willen een transitie naar een nieuw voedselsysteem bewerkstelligen. Als jij meer weidevogels wilt, dan is dat in de korte keten veel sneller gerealiseerd,” zegt Van den Bosch.
,,Veel mensen denken bij een korte keten vaak aan het vervoer, aan minder kilometers. Of aan maar één tussenschakel tussen boer en bord. Feitelijk zijn groenten en fruit uit Nederland die in de supermarkt verkocht worden, ook uit de korte keten omdat er maar één schakel tussen zit. Het grote verschil daar is: er is één overheersende partij die alles bepaalt. We moeten toe naar een goede verdeling van de verantwoordelijkheid, van de macht. Die is er nu niet in de supermarkt. Die kan bepalen dat een boer morgen een heel ander product moet leveren tegen een heel andere prijs omdat hij er anders uit ligt.”
Praktisch gezien hoeft er helemaal niet zo veel te veranderen. ,,Wij hebben altijd gezegd, je moet in de korte keten aansluiten op de logistiek van de supermarkt. In hun distributiecentra komt alles samen. Maar het is heel centraal ingericht, niet op de korte keten.”
,,Ze hebben bijvoorbeeld één code voor een trostomaat die in negenhonderd winkels tegelijk wordt gebruikt. Dat is niet geschikt om verschillende boeren aan verschillende supermarkten te laten leveren. Met de technologie van vandaag is het niet moeilijk om lokale boeren toegang te geven tot een stuk of vijftig winkels in hun regio. Willem & Drees deed al iets vergelijkbaars. Supermarkten kunnen dat natuurlijk ook, waarbij het niet eens duurder wordt. De minister zou dit in kunnen brengen in haar gesprekken met de supermarkten.”
De vraag is wel of consumenten in het woud van mogelijkheden nog wel iets te kiezen hebben. Fair Trade? Vegetarisch of zelfs veganistisch? Een biologisch ei, scharrel of vrije uitloop? Of juist regionaal? Van den Bosch: ,,Biologisch is echt prima, maar niet het enige evangelie dat leidt naar de hemel. Er zijn binnen de gangbare landbouw ook hele goede producenten die zorg dragen voor de natuur, op een goede manier produceren. De grote uitdagingen waar we nu voor staan zijn klimaatverandering, biodiversiteit en bodemgesteldheid. Dan is plantaardig eten en minder vlees een grote omslag die we moeten maken. Die transitie gaat niet komen van alleen biologisch. Op productniveau is het prima, maar de directe verbinding tussen consument en producent is het allerbelangrijkst in de transitie, die moet echt gelijkwaardiger!”
Boodschappen doen is an sich al een aardige puzzel, en als je rekening wilt houden met een betere wereld al helemaal. In de supermarkt ligt een biologische appel uit Zuid-Amerika naast een paar niet-biologische uit Frankrijk en Nederland. Wat is beter voor het milieu? Voor mij? Betaalbaar? Wat helpt tegen de klimaatopwarming? De onbespoten Argentijnse, maar met het bijbehorende deeltje stookolie om het de oceaan over te krijgen, of de niet-bio? Of toch die van de boer om de hoek?
Wouter van Wijk
Maar is een paprika uit een Nederlandse kas beter of slechter voor het milieu dan eentje die in Frankrijk zonder kas groeit? En waarom zit een paprika met milieukeur eigenlijk in een plastic hoesje? Had ik niet een keer gelezen dat paprika’s nauwelijks meer bespoten worden dan biologische? Bomen en bos. Het beste is natuurlijk om het direct bij de boer zelf te kopen, het idee waar De Kortste Weg om draait.
Al voordat De Kortste Weg werd gelanceerd koos ik onbewust vaak voor lokale producten. Mooi voor de Nederlandse boer. Dacht ik. Maar helaas, ook dat ligt ingewikkeld. Een Nederlandse paprika kopen, helpt de Nederlandse boer nauwelijks. De macht van supermarkten en hun distributeurs is zo groot dat ze boeren tegen elkaar uit kunnen spelen om de aller-allerlaagste prijs te krijgen. Ze spelen zelfs Nederlandse boeren uit tegen Franse, Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse. Zo gaat dat in de markteconomie, zou je zeggen. Maar deze markt is helemaal niet eerlijk. Europese boeren kunnen alleen met flinke subsidies uit de EU overleven. Hoezo markteconomie?
Daar had ik het van de week over met Martin de Ruiter, boer in de Hoeksche Waard. Hij stelt dat die subsidies uiteindelijk vooral ten goede komen aan multinationals en grootwinkelbedrijven. Daar heeft hij een punt. Door de subsidies is de prijs van groenten kunstmatig laag. Waar vooral supermarkten van profiteren. Die betalen geregeld maar tien cent voor een kilo aardappelen die voor een euro in de winkel ligt. Met vijf cent verpakkingskosten en nog wat voor het vervoer eraf houd je per kilo een flinke marge over als supermarkt. Terwijl de boer het meeste werk doet en risico loopt. De boeren kunnen alleen voor zo’n lage prijs leveren door die subsidies.
Daar komt volgens de Ruiter nog iets bij: zodra je voor tarwe een normale prijs zou krijgen als boer, gaan boeren die bieten telen ook weer tarwe neerzetten. Met als gevolg dat de prijs van bieten ook omhoog gaat. Waar de aandeelhouders van Coca Cola, grootverbruiker van suikerbieten weer niet blij van worden. Er valt vast wat op af te nuanceren, maar er zit wat in die redenatie.
Dus heb ik een heel goed voornemen deze herfst: minder puzzelen in de super en vaker naar de boer en de streekmarkt. Laat maar komen die verandering!
Boeren en natuurbeheerder gelden vaak als tegenpolen. Dat het ook anders kan bewijst het Zuid-Hollands Landschap, dat in de Krimpenerwaard intensief samenwerkt met agrariërs. Boswachter Ninouk Vermeer is in de Krimpenerwaard en Vijfheerenlanden verantwoordelijk voor het beheer, de inrichting en ruiling van grond. Dit met als doel koeien, weidevogels en insecten de ruimte te geven. “Willen we de wereld kunnen blijven voeden dan moet je ook zorg dragen voor wat er van nature al is.”
De Krimpenerwaard is een oudhollands Veenlandschap, middenin het Groene Hart. Stroken weiland en slootjes wisselen elkaar af. In de verte een kerktoren. Koeien, schapen en watervogels maken het plaatje compleet. Vanuit de beheerboerderij Schaapjeszijde in Polder de Nesse zorgt het Zuid-Hollands Landschap voor de natuurgebieden in de buurt. Geroutineerd stapt Vermeer over een hekje. “Kijk, hier zie je een van de zeldzame percelen blauwgrasland. Vroeger hadden we daar zo’n 60 hectare van in de Krimpenerwaard. Nu is daar door de intensivering van de landbouw helaas nog maar twee hectare van over.”
Vermeer is namens het Zuid-Hollands Landschap verantwoordelijk voor de aanleg van het Natuur Netwerk Nederland in de Krimpenerwaard, waarin zij samenwerkt met boeren, het waterschap, de provincie en gemeente. Die hebben afgesproken dat er in dit gebied 2.250 hectare land moet zijn waar de natuur echt voorop staat. Heel belangrijk, vindt Vermeer. “In Nederland hebben we bijna geen robuuste, uitgestrekte natuurgebieden meer”, zegt ze. “Maar onze delta-natuur in de kustregio’s is uniek in Europa, met veel moerasvogels en weidevogels. Voor de weidevogel- en moerasvogelpopulatie is Zuid-Holland belangrijk. En dus willen we de stukjes natuur die we hebben, optimaal inrichten en beheren.”
Het is een oud verhaal en tegelijkertijd bij weinigen bekend. Door de intensivering van de landbouw sinds de tweede wereldoorlog, is er een enorme efficiency-slag gemaakt. De agrarische sector produceert steeds meer eten, tegen steeds lagere kosten. Dat betekende dat bijvoorbeeld melkveehouders met dezelfde grond een hogere productie realiseren. Goed voor de landbouw en de supermarkten, slecht voor de natuur. Natuurgebieden en kruidenrijke ‘schrale’ en natte graslanden waar insecten en weidevogels wel bij varen, maakten plaats voor monotoon grasland met een hoog eiwitgehalte, waardoor koeien steeds meer melk produceren.
“Fastfood voor de koeien” noemt Vermeer dit. De ‘rijke’ grond is zwaar bemest vanwege de koeien die er lopen en de stalmest die wordt uitgereden. Daarnaast wordt kunstmest gebruikt om de grasproductie zo hoog mogelijk te houden. Het saaie Engelse raaigras overheerst inmiddels de aanblik van Zuid-Holland. “Zeker, het is groen”, zegt Vermeer. “Maar daar is ook alles mee gezegd”. Deze ‘groene biljartlakens’ zoals ze door natuurliefhebbers badinerend worden genoemd, hebben langzaam maar zeker de natuur verdrongen ten gunste van de melkproductie.
Pragmatisch
Je kunt er langdurig filosofische discussies over voeren, maar Vermeer bekijkt het pragmatisch. “We zijn het erover eens dat we moeten eten. Dus er moet landbouwgrond zijn. Maar er moet ook ruimte zijn voor natuur. De natuur levert ons diensten. Een mooi voorbeeld is de bij die er als bestuiver voor zorgt dat bomen en planten bevrucht worden. En dus bijdraagt aan onze voedselproductie. Als de insectenstand inzakt en uiteindelijk verdwijnt hebben we wereldwijd een heel groot probleem.”
De natuur levert volgens Vermeer ook direct diensten aan de mens zelf, geeft ons mogelijkheden om te ontspannen, de stad uit te gaan. Veel onderzoeken laten zien dat dat een positief effect heeft op onze gezondheid. Duinen leveren drinkwater. Daarnaast kan veengrond, waar in de Krimpenerwaard veel van is, broeikasgassen in de bodem opslaan. Maar dat betekent een hogere waterstand – melkveehouders willen die juist laag houden – en geen bemesting. Vermeer: “Als je besluit de weidevogel te beschermen, dan bescherm je gelijk alle lagen in de natuur die samenhangen met die weidevogel. Dus de insecten, want weidevogels eten die. De vegetatie, die nectar levert om die insectenstand op peil te houden. Het is een bouwwerk dat met elkaar samenhangt.”
Van twee kanten
Vermeer zou graag zien dat we teruggaan naar de inrichting van het Veenweidegebied zoals die een eeuw geleden was. De terugkeer van ‘schraal’ grasland heeft daarbij prioriteit, samen met zogenaamde ‘vernatting’ (een hogere waterstand dan boeren doorgaans willen). Soms kan dat simpelweg door het huidige grasland af te graven, waarna de zaden die nog in de bodem zitten weer kunnen opkomen. Geholpen door het uitrijden van maaisel van de nog bestaande schrale graslanden.
“Dat betekent niet dat we hier straks alleen maar blauwgrasland hebben, helemaal niet. Op blauwgrasland kun je geen boerenbedrijf voeren. Dat is puur natuur. Maar daarnaast hebben we ook stukken grasland die wat rijker zijn en ook goed zijn voor de weidevogels”, legt Vermeer uit. “In de polder krijg je dan een mozaïek van verschillende typen grasland waar weidevogels en insecten zich in thuis voelen. Als je het in zo’n mozaïekvorm doet, hoeft er geen tegenstelling te zijn tussen de natuur en het boerenbedrijf, het kan dan prima naast elkaar plaatsvinden.”
Gemakkelijk gaat dat niet. Natuurbeheerders willen het liefst die schralere natuurgronden steeds wat uitbreiden en de agrariërs willen de rijke graslanden uitbreiden. “Daar schuurt het”, geeft ze toe. “Maar daar kun je elkaar ook op vinden. Je kunt bijvoorbeeld jongvee laten grazen op gronden waar ook natuurbeheer gepleegd wordt. Gras uit de natuurgebieden kan gebruikt worden in een potstal of je mengt het met ander gras tot hooi. Soms kunnen boeren met andere koeienrassen werken die weer beter op de natuurgronden passen.”
Ze is dus heel positief over de toekomst: “Er zijn genoeg tussenvormen te vinden, waarin een agrarisch bedrijf een bijdrage levert aan de natuur, en andersom. Bij het houden van vleeskoeien bijvoorbeeld, waarbij het vlees door de boer verkocht wordt als natuurvlees. Wij zitten in de Krimpenerwaard midden in een transitieproces. Het is van twee kanten elkaar vinden.”
Zo romantisch als het boerenleven in Boer zoekt Vrouw ook lijkt, zo hard kan het soms in het echt zijn. De zoektocht naar de liefde is voor veel boeren niet het grootste probleem, het juk van de markt wel. Veel boeren voelen zich uitgeknepen door machtige supermarkten en tussenhandelaren.
Wouter van Wijk
Zo krijgt een boer voor een kilo sperziebonen die voor twee euro in de winkel ligt, in een slecht jaar tien cent of zelfs minder. En als een Nederlandse boer daar niet akkoord mee gaat, dan een boer in Marokko of Egypte wel. Er is dus meer dan genoeg aanbod. Dat geeft een hoop problemen. Dit drukt de prijzen naar beneden. Er is te weinig geld voor de boer zelf, voor een diervriendelijk bedrijf en een gezonde natuur. Een nieuw platform, De Kortste Weg wil daar verandering in brengen.
,,In theorie is wereldhandel prachtig, want wij krijgen lekkere port uit Portugal en de Ijslanders krijgen onze lekkere tomaten. Maar die wereldmarkt kent ook veel verliezers.” zegt Jan-Willem van der Schans, specialist voedselketens aan de universiteit van Wageningen, ,,Het gaat alleen nog maar om de prijs.”
Martin de Ruiter, boer in de Hoeksche Waard kan daarover meepraten. ,,Sperziebonen teel ik al vier jaar niet meer,” zegt hij. ,,Het levert niks op. Supermarkten kiezen liever voor Marokkaanse boontjes.”
Het is een duidelijk voorbeeld van de overvloed van voedsel die er soms is en de macht van de supermarkten, die individuele aanbieders tegen elkaar uit kunnen spelen. Het enige dat lijkt te tellen is de winst. Hoewel de boer het leeuwendeel van het werk verzet om een pak melk, een pak meel of een kilo sperziebonen in de winkel te krijgen, komt het grootste deel van de opbrengst terecht bij de supermarkt en distributeurs. De Ruiter: ,,In 2017 hadden we een heel goede aardappeloogst. Als boer ben je daar ontzettend trots op. Een grote aardappel, waar ze mooie lange friet van kunnen snijden, dat is prachtig.” Minder fraai is de gekke consequentie van die goede oogst: een slechte oogst levert meer op. ,,Omdat de markt overvol was, kreeg ik drie cent per kilo. Drie cent! En dan zie je ze bij Albert Heijn liggen voor een euro. Dat terwijl die bedrijven geen enkel risico lopen. Wij kampen met droogte of juist wateroverlast. Zij gaan naar een ander als jij problemen hebt.”
Van der Schans denkt dat het anders kan. En moet: ,,We leggen ons te snel neer bij de zogenaamd harde wetten van de markt, de wereldeconomie. In mijn optiek is economie een sociale wetenschap. Wij hebben die internationale economische wetten zelf gemaakt. Het is niet de zwaartekracht!”
Een actie van De Ruiter kreeg in 2014 landelijke bekendheid. Hij gaf 60.000 kilo sperziebonen weg via een bericht op Facebook. ,,Je mag het gratis komen halen, zonde om het onder te ploegen,” schreef hij. Waarom deed hij dat? ,,Omdat het op de markt toch niets opbracht.” Voordat hij er erg in had was zijn bericht op Facebook 2300 keer gedeeld en parkeerden honderden mensen hun auto op de dijk in Strijen om zelf groente te komen plukken.
Gratis sperziebonen was leuk natuurlijk een leuk cadeautje voor de zelfplukkers. Maar er was meer. Ze gaven nog iets essentieels aan: ze vonden het fijn dat ze op deze manier meewerkten aan het voorkomen van verspilling. Tientallen ouders brachten hun kroost mee en bedankten De Ruiter voor het feit dat ze aan hun kinderen konden laten zien hoe het eten groeit. Het zette hem aan het denken. ,,We worden als sector in de media vaak naar neergezet. We spuiten maar raak. We hangen aan de subsidiekraan, dat soort dingen. Er is gelukkig een andere kant, dat wil ik uitleggen aan de burger.” Hij startte het jaarlijks terugkerende evenement ‘Eet het en beleef het’, waar mensen langs kunnen komen om zelf te rooien. ,,Het is fantastisch om te zien hoe ze kijken als ze voor het eerst een aardappel uit de grond trekken. Fantastisch. En kinderen zijn de consumenten van morgen, dus je leidt ze ook nog een beetje op.” Het valt gaat goed. ,,Vorig jaar hadden we tegen de 10.000 bezoekers. Op de actie in 2015 kwamen er zo’n 1.500 af.”
Dat van die subsidie klopt overigens wel, geeft De Ruiter toe, hij ontvangt ieder jaar een flinke premie uit Brussel. Maar hij heeft het liever niet. ,,Met de huidige voedselprijzen, kan geen boer op zichzelf overleven. De graanprijs wordt kunstmatig laag gehouden. Vroeger kreeg je 54 cent, in guldens, voor een kilo graan. Nu nog maar 13 eurocent. Door de subsidies kan dat. Ik wil liever een kostendekkende prijs, zonder subsidie. Maar daar zijn multinationals tegen. Als graan duurder wordt, stappen boeren daar op over, en worden bieten ook duurder. Dat vindt Coca Cola niet leuk, vanwege de suiker.”
Omdat hij wat voor die subsidie wilde terugdoen, investeerde hij in bloemrijke akkerranden en zag hoe de kikkers en salamanders terugkwamen op zijn land en de sloten weer vol met leven zaten. Later liet hij bijenkasten plaatsen in zijn akkerranden en maakt hij honing van de vele bloemsoorten. Sinds de komst van al die bloemen hoeft hij niet meer te spuiten tegen luis.
Een mooi resultaat, maar tamelijk inefficiënt dat het via Brussel moet lopen. ,,De manier waarop het landschapsonderhoud nu geregeld is via Brussel maakt het nodeloos ingewikkeld. Het landschap is iets wat ons allemaal aangaat,” zegt onderzoeker Van der Schans. Daarom is lokale productie ook belangrijk voor hem: ,,Het boeit me als Rotterdammer veel minder hoe het landschap in Toscane eruit ziet, maar wél welk uitzicht ik heb als ik met de trein naar mijn werk in Den Haag rijd. Als ik net een dure biefstuk bij een boer in Midden Delfland heb gekocht en ik zie dat hij niet goed met zijn koeien omgaat, dan krijgt hij dat van mij te horen. Daar voel ik me bij betrokken. Of ik zeg tegen die boer: ‘ik wil best jouw kaas eten, maar wees jij dan goed voor de weidevogels. Dat is de deal.”
Van der Schans weet uit ervaring dat de praktijk en theorie soms wat uit elkaar lopen: ,,De supermarkt is super efficiënt, het is heerlijk om met een karretje door de gangen te lopen met een boodschappenlijstje. In mijn gezin is het best wel ingewikkeld om een online bestelling te doen bij een rechtstreekse leverancier. We moeten dan vandaag bedenken met hoeveel mensen we volgende week dinsdag aan tafel zitten. Dat krijg ik niet voor elkaar. Maar het zijn juist mijn kinderen voor wie het gemak van online aankopen vanzelfsprekend is, en zij hebben als echte millennials op een of andere manier geleerd op een respectabele manier met boeren om te gaan.”
Korte ketens hebben nog een extra voordeel: er komt ruimte voor creativiteit, denkt Van der Schans: ,,Grote spelers als FrieslandCampina en Unilever zetten een laboratorium neer in Wageningen en gaan innoveren. Maar boeren die direct aan consumenten leveren, bedenken bijvoorbeeld dat je kaasfondue kunt gaan maken van de reststukken kaas die de consument niet meer wil hebben. Je krijgt in korte ketens een ander type innovatie. Daarnaast vind ik dat we de negatieve aspecten van globalisering onvoldoende hebben doordacht, hoe dat neerslaat bij gewone mensen. Bij volledige globalisering hebben mensen geen binding meer met hun regio, dit voelt unheimisch. Dat heeft veel effect. De korte keten heeft daar een oplossing voor. Het gaat over lokale economie, ook over solidariteit.”