“Heb je je weleens echt verdiept in de regelgeving, duurzaamheid, milieubelasting, energievoorziening en veiligheid van Nederlandse en buitenlandse tomaten? In het stuk te lezen, niet……”
Marja van der Ende
Na het delen van mijn column ‘Bananen en mango’s bij de lokale boer. Huh?’ ontving ik bovenstaande reactie. Met een verwijzing om toch echt even met Miranda van den Ende te gaan praten over deze onderwerpen. Miranda is directeur van Tomatoworld, de belevingswereld waar je de waarde van de Nederlandse glastuinbouw met eigen zintuigen kunt ervaren. Dat werd dus een fietsritje naar Honselersdijk en een inspirerend gesprek, waarin Miranda uiteenzette hoe het volgens de gangbare landbouwers zit met duurzaamheid, biologische teelt versus gangbare teelt en … wervelend water.
Van zaadje naar kas
Miranda is ervan overtuigd dat niet-biologische tomaten toch erg duurzaam kunnen zijn. En soms zelfs milieuvriendelijker. Zelf vind ik het altijd interessant om eens uit mijn eigen ‘bubbel’ te komen en ik neem jullie daarin graag mee. Zowel als consument als in mijn vak als orthomoleculair voedingsadviseur word ik nogal eens heen en weer geslingerd in de vergaarbak aan beschikbare informatie. De visies op die informatie verschillen dan ook vaak en het is lastig om volledig geïnformeerd te zijn voordat je bewust keuzes kunt maken.
Volgens Van den Ende (voor de goede orde: we zijn geen familie, zie ook de verschillende spelling in onze naam), is de Nederlandse glastuinbouw efficiënt en duurzaam. Dit betekent dat er slechts weinig grondstoffen nodig zijn, er een maximaal hergebruik van stoffen is en dat er een hoge opbrengst is per vierkante meter. Bij biologische teelt is de opbrengst lager en het verbruik van grondstoffen zoals water, minder efficiënt. Biologisch is dus niet per definitie duurzaam en duurzaam geteeld is niet hetzelfde als biologisch.
Bestrijdingsmiddelen
Bij glastuinbouw hebben veel consumenten nog de indruk dat er onbeperkt chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Toen ik in 2017 startte met fietsen voor mijn eten, had ik dit beeld ook nog, zelfs terwijl ik middenin dit tuinbouwgebied woon en leef. Door regelgeving vanuit de overheid, door het gebruik van hommels voor de bestuiving en door bewustwording bij de teler is dit echter al lang niet meer zo, stelt Van den Ende. De tomaat uit de gangbare teelt mag niet biologisch genoemd worden, omdat er niet in de volle grond wordt geteeld maar gebruik wordt gemaakt van substraat (steenwol) of kokosmatten en omdat er kunstmest wordt gebruikt. De bestrijding van plagen is wel maximaal biologisch, met gebruikmaking van natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen. Zo wordt voor de bestrijding van luizen bijvoorbeeld gebruik gemaakt van lieveheersbeestjes.
“Ga er maar vanuit dat de tuinders echt geen chemie wìllen inzetten”, benadrukt Miranda. Alleen de middelen die door de CTGB (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) zijn toegelaten, worden ingezet. Hierbij kun je denken aan bestrijding van plagen die niet door het biologische evenwicht dat in de kas heerst, verholpen kunnen worden. Er wordt over het algemeen pleksgewijs ingegrepen, op die plekken in de kas waar de plaag zich afspeelt.
Water
Ook het verbruik van water en voedingsstoffen is beter te sturen bij gangbare teelt, zegt ze. Gemiddeld wordt in de Nederlandse kassen acht liter water per kilo tomaten gebruikt, terwijl dit bij een teelt in de grond zonder hergebruik circa 22 liter per kilo tomaten is. In de grond komt het water niet allemaal bij de wortels terecht en is er dus sneller sprake van overmatig waterverbruik. Bij gebruik van een substraat kan overtollig water worden hergebruikt en daardoor is het waterverbruik daar efficiënter.
Bij biologische teelt wordt wel meer gebruik gemaakt van wervelend water, dat meer zuurstofrijk is . Maar ook daarvoor is in de gangbare tuinbouw een scala aan oplossingen te vinden, waarbij het zuurstofgehalte van het water wordt gestimuleerd en zo de groei van de plant en vruchten wordt bevorderd.
Een van de gedachten waar ik sinds de studie over voedingsstoffen die ik volgde in 2008, al mee rondloop, is: “Is biologische teelt dan niet beter omdat de plant uitgedaagd wordt zich te weren tegen invloeden vanuit de grond en omgeving en hierdoor afweerstoffen aanmaakt? Die wij vervolgens weer binnen krijgen via de vruchten?” Volgens Miranda wordt ook de plant in de kas ‘gepest’ door plagen en is de omgeving en bodem ook natuurlijk. Steenwol wordt uit basalt (een gesteente uit de Duitse Eiffel) gemaakt en kokosmatten worden van de schil van kokosnoten gemaakt, beide zeer vruchtbare bodemsoorten.
De biologische tomaat uit Spanje
Nog een vraag die ik mezelf regelmatig stelde, en die de aanleiding is waarom ik (sinds 2017) kies voor de kortste weg, was: “Waarom koop ik in de supermarkt een biologische tomaat uit Spanje, terwijl ik midden in de grootste groentetuin van de wereld woon?”
Wil je volgens Miranda buitenlandse producten echt vergelijken met hier lokaal geteelde producten en bevestiging vinden op de vraag of lokaal geteeld echt beter is dan uit het buitenland geïmporteerd, dan komen vele verschillende factoren om de hoek kijken. Niet alleen transport en de CO2 belasting daarvan, maar ook waterverbruik, toepassing van kunstmest, andere regelgeving in het buitenland en afvalverwerking. De totale weg van ruw materiaal tot transport, van arbeid tot water en bodem zal geanalyseerd moeten worden om hier een duidelijk antwoord op te geven. Dit wordt de Levens Cyclus Analyse genoemd en hiermee wordt de totale milieubelasting bepaald.
Volgens Miranda komt de Nederlandse tomaat hier beter uit dan de Spaanse, alleen al vanwege het waterverbruik (30 liter per kilo in Spanje tegenover 8 liter hier). Een tomaat die op het open veld wordt geteeld, gaat het in extreme gevallen wel om 60 liter per kilo. Ook bij de overgebleven voedingswaarde van het product als het na een lange reis in Nederland aankomt en nog gedistribueerd moet worden, kunnen vraagtekens gesteld worden.
Wat kies jij?
Vóór de coronacrisis is onderzocht welk percentage van het totale aantal consumenten eigenlijk bezig is met verduurzaming en dus keuzes maakt om producten te kopen die duurzaam geteeld zijn. Dit was slechts 4% van het totale aantal. Miranda verwacht dat door de ontwikkelingen van de afgelopen tijd dit percentage verdubbeld is, maar hoeveel blijft daar nog van over als we overgaan naar (het nieuwe) normaal? Als er minder tijd is om boodschappen te doen en het gemak van de gang naar de supermarkt weer lonkt, waar de keuzes door de supermarktmanager gestuurd door lage inkoopprijzen en cosmetische regels worden gemaakt?
Ik blijf kiezen voor lokaal. Niet altijd biologisch, wel zoveel mogelijk duurzaam geteeld. De informatie die Miranda mij gaf, heeft meer bevestiging gegeven. Ik ben trots bij die 4% te horen en dankbaar dat ik mijn totale boodschappenlijstje bij elkaar kan fietsen bij lokale telers en kleine ondernemers, die wel bewust kiezen hoe ze telen en wat ze verkopen. Wat kies jij?